ID / ID ( de (v) | znw | ID's )
1アイデンティティー; 個人の身分 [identiteit]
2身分証明書; アイ・ディー・カード; IDカード [ID-kaart]
Zie ook: identiteit
Zie ook: ID-kaart
Kruisverwijzing
ID
| lemma | meaning |
|---|---|
| aberēji-アベレージ | gemiddelde |
| aberēji-アベレージ | (honkbal) slaggemiddelde |
| abiriti-アビリティ | bekwaamheid; vermogen |
| abuhachitorazu-虻蜂取らず | tussen de wal en het schip vallen [geraken]; noch het een nog het ander (twee dingen tegelijkertijd proberen te doen, maar in geen van beide slagen) |
| aburake-脂気 | vettigheid; olieachtigheid |
| aburashō-脂性 | (van huid) vettigheid; vettig zijn |
| achidōjisu-アチドージス | acidose (te hoge zuurgraad van het bloed) |
| achidōshisu-アシドーシス | acidose (te hoge zuurgraad van het bloed) |
| ada-仇 | wrok; wrevel; rancune; haat; boosaardigheid |
| ada-徒 | vruchteloosheid; ijdelheid; nutteloosheid |
| adagoto-徒言 | onwaarheid; leugen |
| adanami-徒波 | (het geluid van) onstuimige golven |
| adaorosoka-徒疎か | verwaarlozing; nalatigheid |
| adappoi-婀娜っぽい | verleidelijk; sexy |
| adashi-徒し | wispelturigheid; grilligheid |
| adenoido-アデノイド | (medisch) adenoïde (vegetatie) |
| adohokurashī-アドホクラシー | adhocratie (bestuursvorm); ad hoc beleid |
| aeka-あえか | (poëtische term) teerheid; zachtheid; vluchtigheid |
| aenka-亜鉛華 | zinkoxide; zinkwit |
| afureko-アフレコ | het indubben (van geluid bij film) |
| afutanūn-アフタヌーン | (na)middag |
| afutānūn・shō-アフターヌーン・ショー | middagvoorstelling; tv programma |
| afutā・rekōdingu-アフター・レコーディング | indubben (van geluid bij film) |
| agaki-足掻き | het ondeugend en luidruchtig zijn (van een kind) |
| agameru-崇める | hoogachten; bewonderen; verafgoden; aanbidden |
| agehachō-揚羽蝶 | page (een algemene term voor vlinders van de Papilionidae-familie) |
| agemaki-揚巻 | ouderwetse traditionele haarstijl van jongens (met een scheiding in het midden) |
| ahaha-あはは | haha (geluid van vrolijk gelach) |
| ahō-阿呆 | dwaasheid; een dwaas; een idioot; een zot; een gek |
| ahō-阿呆 | (als scheldwoord) idioot; gek |
| ahodara-阿呆陀羅 | idioot; leeghoofd; sul; oen |
| ahokusai-阿呆臭い | belachelijk; lachwekkend; dwaas; idioot; gek |
| ahotare-阿呆たれ | een dwaas; een idioot |
| ai-埃 | eenheid van lengte (ångström) |
| ai-愛 | liefde; verliefdheid; passie; hartstocht |
| ai-愛 | liefde; genegenheid; affectie |
| ai-愛 | vriendelijkheid; hoffelijkheid; liefdadigheid; onbaatzuchtigheid |
| ai-愛 | barmhartigheid; erbarmen |
| ai-愛 | (boeddh.) begeerte; lust; gehechtheid aan wereldse dingen |
| aibetsuriku-愛別離苦 | de kwelling [pijn] bij het afscheid van een dierbaar familielid |
| aibo-愛慕 | liefde; genegenheid; verbondenheid |
| aichi-愛知 | Aichi is de naam van een prefectuur in de regio Chūbu (midden Japan) |
| aichō-愛寵 | liefde; genegenheid; (speciale) voorkeur; gunst |
| aida-間 | tussenruimte; middelste |
| aidea-アイデア | idee; denkbeeld; begrip |
| aidearizumu-アイデアリズム | idealisme |
| aidentitī-アイデンティティー | identiteit |
| aidentitī・kādo-アイデンティティー・カード | identiteitskaart; legitimatiebewijs |
| aidia-アイディア | idee; denkbeeld; begrip |
| aidiarizumu-アイディアリズム | idealisme |
| aidīkādo-アイ・ディー・カード | identiteitskaart; legitimatiebewijs |
| aidoka-アイドカ | AIDCA (een marketingmodel met acroniem: attention (aandacht), interest (belangstelling), desire (verlangen), conviction (overtuiging), action (actie)) |
| aidoma-アイドマ | AIDMA (een marketingmodel met acroniem: attention (aandacht), interest (belangstelling), desire (verlangen), memory (geheugen), action (actie)) |
| aidoru-アイドル | een idool; een jonge popster [tv ster] |
| aidoru・shisutemu-アイドル・システム | idle system (computer term) |
| aigo-愛語 | (boeddh.) vriendelijke woorden (één van de 4 methoden die bodhisattvas gebruiken om levende wezens te leiden naar de Weg van de Boeddha) |
| aijaku-愛惜 | gehechtheid; het gehecht zijn aan |
| aijaku-愛着 | gehechtheid; het gehecht zijn aan |
| aijirushi-合印 | merkteken; identificatieteken |
| aijirushi-合印 | (kleermakerij) markering op stof om aan te geven waar de delen aan elkaar worden genaaid |
| aijō-愛情 | liefde; genegenheid; affectie; tederheid |
| aikan-哀感 | pathos; droefheid |
| aikata-合方 | muzikale begeleiding (Japanse traditionele muziek, zoals bij Kabuki en No theater) |
| aikidō-合気道 | aikido (oosterse vechtsport) |
| aikidō-合気道 | aikido (Japanse geweldloze zelfverdedigingsvorm, vechtsport zonder competitie of extreme geweldpleging) |
| aikyō-愛敬 | aantrekkelijkheid; charme |
| aikyō-愛敬 | sympathie; medeleven; affectie; vriendelijkheid |
| aikyōbokuro-愛敬黒子 | schoonheidsvlekje [tache de beauté] |
| aikyōgen-間狂言 | deel van een no-toneelstuk waarin de kyogen-acteur de leidende rol heeft |
| aikyōshōbai-愛敬商売 | beroepsmatige vriendelijkheid (b.v. in restaurant of winkel, e.d.) |
| aimai-曖昧 | vaagheid; dubbelzinnigheid |
| aimaimoko-曖昧模糊 | obscuur [vaag; onduidelijk; onbestemd; wazig; dubbelzinnig] zijn |
| ainen-愛念 | sterke liefde [genegenheid] |
| ainoko-合いの子 | kruising; mengsel; hybride |
| ainu-アイヌ | Ainu (autochtone bevolking van Hokkaido en de Koerillen) |
| airaku-哀楽 | verdriet [droefheid] en plezier |
| airen-愛憐 | liefde; affectie; genegenheid; tederheid; mededogen; medelijden |
| airensuru-愛憐する | liefde [tederheid; medelijden] hebben [voelen] |
| airo-文色 | onderscheid; patroon |
| aisatsu-挨拶 | begroeting; introductie; welkoms- [afscheids-] groet |
| aisatsu-挨拶 | relatie [band] (tussen 2 mensen bemiddelen; bemiddeling; interventie; bemiddelaar |
| aisatsunin-挨拶人 | bemiddelaar |
| aisatsusuru-挨拶する | iem. (be)groeten; zichzelf introduceren; feliciteren; een toespraak houden; aankondigen; bekendmaken; antwoord geven [sturen]; wraak nemen; bemiddelen |
| aiseki-哀惜 | verdriet; droefheid; treurnis; leed |
| aiseki-愛惜 | tegenzin; afkerigheid |
| aiseki-愛惜 | het missen (van iemand); triestheid |
| aishō-哀傷 | bedroefdheid; smart (vooral na het overlijden van iemand) |
| aishū-哀愁 | droefheid; verdriet; smart; leed |
| aisō-愛想 | vriendelijkheid; hoffelijkheid; voorkomendheid; gastvrijheid; hulpvaardigheid |
| aisō-愛想 | vriendelijkheid; hoffelijkheid; voorkomendheid |
| aisō-愛想 | gastvrijheid; warme ontvangst |
| aisō-愛想 | gunst; welwillendheid; hulpvaardigheid |
| aisowarai-愛想笑い | een beleefde glimlach; een vriendelijke glimlach uit beleefdheid |
| aita-愛他 | altruïsme; onbaatzuchtigheid |
| aitashugi-愛他主義 | altruïsme; onbaatzuchtigheid |
| aite-相手 | partner; metgezel; begeleider |
| aitemu-アイテム | noodzakelijk iets; benodigdheid; vereiste |
| aitemu-アイテム | een virtueel voorwerp, wapen of betaalmiddel dat men nodig heeft om een niveau verder te komen in een |
| aiyotsu-相四つ | (sumo) gevecht tussen twee worstelaars die beiden dezelfde hand bij voorkeur gebruiken (dus beiden rechtsaf beiden links) |
| aizen-愛染 | (boeddh.) gehechtheid |
| aizen-愛染 | (de afkorting van aizenmyōō) Boeddhistische godheid: Koning van de Liefde, zo genoemd vanwege zijn liefde voor Boeddha; godheid van de textiel |
| aizenmyōō-愛染明王 | Boeddhistische godheid: Koning van de Liefde, zo genoemd vanwege zijn liefde voor Boeddha; godheid van de textielververs |
| aizuchi-相槌 | instemmende geluiden [gebaren]; tussenwerpsels (om te laten merken dat je luistert en om het gesprek op gang te houden) |
| ai・dī・kādo-アイ・ディー・カード | identiteitsbewijs; legitimatiebewijs |
| ai・eru・ō-アイ・エル・オー | internationale arbeidsorganisatie van de VN (International Labour Organization) |
| ajari-阿闍梨 | een monnik die een opleiding heeft voltooid in het esoterisch boeddhisme |
| ajikanatoriumu-アジ化ナトリウム | Natriumazide (NaN3) |
| ajitsuke-味付け | gekruid; met toevoeging van smaakmakers |
| ajiwai-味わい | charme; aantrekkelijkheid |
| aka-垢 | vuil; viezigheid |
| aka-赤 | totaal; volledig; duidelijk |
| akachōchin-赤提灯 | goedkope eet- en drinkgelegenheid (vaak herkenbaar aan een rode lantaarn als uithangbord) |
| akagaeru-赤蛙 | bruine kikker (Ranidae) |
| akagire-皹 | kloofje (in de huid); barst; scheur |
| akahada-赤肌 | geschaafde (rode) huid |
| akahada-赤肌 | lege (onbegroeide) plekken in het landschap; kale berghelling |
| akajizaisei-赤字財政 | overbesteding door de overheid; financieringstekort; negatieve balans; in de rode cijfers staan |
| akami-赤み | een rode [roodachtige] tint; lichte roodheid; een zweem rood |
| akamuke-赤剥け | geschaafde, rode huid |
| akanbē-あかんべえ | gezichtsuitdrukking waarbij men het onderste ooglid met een vinger naar beneden drukt en het rode gedeelte zichtbaar maakt (minachtend of afkeurend) |
| akasu-証す | verduidelijken; verhelderen |
| akatonbo-赤蜻蛉 | rode heidelibel (Sympetrum) |
| akauntabiritī-アカウンタビリティー | aansprakelijkheid; verantwoordelijkheid |
| akeban-明け番 | de tweede helft van een nachtdienst; de werktijd vanaf het midden van een nachtdienst tot de ochtend |
| akeppiroge-開けっ広げ | oprechtheid; openhartigheid |
| akinoōgi-秋の扇 | herfstwaaier, metafoor voor een vrouw die de genegenheid of interesse van een man heeft verloren (uit een oud Chinees verhaal) |
| akiraka-明らか | duidelijk; helder; onbetwistbaar; onomstotelijk |
| akkanjō-悪感情 | negatieve gevoelens t.o.v. iem.; wrok; bitterheid; vete |
| akke-呆気 | in staat van verbazing [verbijstering]; met stomheid geslagen zijn |
| akkerakanto-あっけらかんと | afwezig; wezenloos; verstrooid |
| akki-悪気 | boze geest; kwaadaardigheid; boosaardigheid; kwaadwillendheid |
| akki-悪鬼 | een kwade geest [godheid] die de mensen op het slechte pad brengt; de god van de onderwereld |
| akogi-阿漕 | hebzucht; wreedheid |
| akōsutikku・saundo-アコースティック・サウンド | akoestisch geluid |
| aku-悪 | het kwaad [de slechtheid] (van natuur, zoals ziekte, natuurrampen, etc.); ondeugd |
| akubun-悪文 | een slechte (schrijf)stijl (dit woord wordt vaak gebruikt als uiting van bescheidenheid over een eigen brief, e.d.) |
| akubyō-悪病 | een besmettelijke ziekte; een epidemie; een kwaadaardige ziekte |
| akubyōdō-悪平等 | gelijke behandeling van mensen ongeacht hun kwaliteiten; op valse [verkeerde] gronden gebaseerde gelijkheid |
| akueki-悪疫 | epidemie; plaag; pest |
| akugi-悪戯 | kattenkwaad; ondeugendheid; schelmenstreken |
| akugyaku-悪逆 | wreedheid; gewelddadigheid |
| akugyaku-悪逆 | ondeugendheid; kattenkwaad; schelmenstreek |
| akui-悪意 | kwaadaardigheid (t.o.v. iem.); slechte bedoelingen |
| akui-悪意 | kwaaddenkendheid; wantrouwen |
| akukanjō-悪感情 | negatieve gevoelens t.o.v. iem.; wrok; bitterheid; vete |
| akuma-悪魔 | (boeddh.) een kwade godheid |
| akunen-悪念 | slechte dingen van plan zijn; kwade opzet [gedachten; motieven; bedoelingen]; kwaadwillendheid |
| akuninshōkisetsu-悪人正機説 | juist slechte mensen ontvangen de gunsten van Amida Boeddha (een theorie van Shinran (1173-1262), de stichter van de boeddhistische Jōdoshin school) |
| akurinōru-アクリノール | acrinol (ethacridinelactaat, een bacteriedodend ontsmettingsmiddel) |
| akusei-悪性 | (med.) maligniteit; kwaadaardigheid (van een ziekte) |
| akusei-悪政 | slechte politiek [slecht bestuur]; wanbeleid |
| akusesu-アクセス | toegang; toelating; bereikbaarheid |
| akushidento-アクシデント | onregelmatigheid; storing (van apparatuur) |
| akushōgurui-悪性狂い | verslaafd zijn aan [zich overgeven aan] frequent bordeelbezoek [losbandigheid] |
| akushogurui-悪所狂い | verslaafd zijn aan [zich overgeven aan] frequent bordeelbezoek [losbandigheid] |
| akushon・direkutā-アクション・ディレクター | Action Director (voor video bewerking) |
| akushumi-悪趣味 | plat(vloers)heid; alledaagsheid; vulgariteit; vulgair gedrag |
| akutoku-悪徳 | een oneerlijke [onrechtvaardige] daad; corruptie; verdorvenheid; onzedelijkheid |
| akuzairyō-悪材料 | een ongunstige omstandigheid [voorwaarde] die de beurs negatief beïnvloedt; een negatieve factor |
| ama-尼 | (hatelijke aanduiding voor vrouw) wijf; mens; trut |
| amaashi-雨脚 | overdrijvende regen(bui); de snelheid van een passerende regenbui |
| amacha-甘茶 | een Japanse kruidenthee gemaakt van gefermenteerde bladeren van Hydrangea macrophylla |
| amae-甘え | gebrek aan zelfredzaamheid; (emotionele) afhankelijkheid van anderen |
| amagoi-雨乞い | ceremonie om te bidden [dansen] voor regen |
| amakawa-甘皮 | opperhuid; epidermis |
| amakudari-天下り | vanuit een (hoge) overheidspositie overgaan naar een goedbetaalde functie in semi-overheidsorganisatie of private organisatie |
| amami-甘み | zoetheid; zoete smaak |
| amanatsu-甘夏 | amanatsu (citrusvrucht, Citrus natsudaidai) |
| amaneku-普く | over het algemeen; overal; van heinde en verre; uitgebreid; wijdverbreid |
| amenbo-水黽 | de schaatsenrijder, een insect (fam. Gerridae) |
| ameyu-飴湯 | zoete moutstroop gekookt met kaneel en andere kruiden tot een drank (medicijn of zomerdrankje) |
| ami-醤蝦 | aasgarnalen (Mysidacea) |
| amida-阿弥陀 | (boeddh.) Amida; Amitabha |
| amigasa-編み笠 | gebreide hoed [muts] |
| amimono-編み物 | breiwerk; gebreide stof; gebreid kledingstuk |
| amimoto-網元 | aanvoerder [leider] van (een vereniging van) vissers; eigenaar van visnetten en vissersboten |
| an-暗 | onwetendheid; achterlijkheid; zwakzinnigheid; domheid |
| an-暗 | geheimzinnigheid; verborgenheid; stiekem zijn |
| an-暗 | triestheid; melancholie |
| an-案 | een gedachte; idee; een plan; een vooruitzicht; verwachting |
| an-案 | bezorgdheid |
| anago-穴子 | zeepaling; kongeraal (familie Congridae) |
| anauma-穴馬 | een outsider; onverwachte kandidaat [kanshebber] |
| anbaransu-アンバランス | onevenwichtigheid; onbalans |
| anbibarensu-アンビバレンス | ambivalentie; tegenstrijdigheid |
| anchinokkuzai-アンチノック剤 | antiklopmiddel (middel dat het kloppen van explosiemotoren tegengaat) |
| anchinomī-アンチノミー | antinomie; tegenstrijdigheid; tegenspraak |
| anchitēze-アンチテーゼ | antithese; tegenstelling; tegenstrijdigheid |
| andoroido-アンドロイド | een androïde (robot in sciencefiction) |
| anego-姉御 | oudere zus (beleefdheids vorm) |
| angai-案外 | brutaliteit; onbeleefdheid; lompheid |
| angājuman-アンガージュマン | engagement (politieke en maatschappelijke betrokkenheid) |
| angu-暗愚 | het redeloos zijn; achterlijkheid; zwakzinnigheid; imbeciliteit |
| anguro・sakuson-アングロ・サクソン | (lid van een volk) Angelsakser |
| anji-暗示 | een suggestieve [hypnotische] overbrenging van gedachten [ideeën] |
| anji-案じ | zorgen; bezorgdheid; angst |
| anji-案じ | gedachten; idee; plan |
| anka-安価 | oppervlakkigheid; lichtvaardigheid |
| anka-案下 | een toevoeging aan de adressering op een brief bij wijze van beleefdheid [respect] |
| anki-安危 | een zaak van veiligheid (of gevaar) |
| anki-暗鬼 | angst uit onzekerheid [twijfel; illusie] |
| ankyo-暗渠 | drainering; bedekte [gesloten] (water)leiding |
| ankyohaisui-暗渠排水 | drainering; bedekte [gesloten] (water)leiding |
| anmai-暗昧 | vaag [onduidelijk] zijn |
| anna-安和 | kalmte en vrede; de naam van een keizerlijk tijdperk in het midden van de Heian-periode, 10e eeuw) |
| annai-案内 | iem. de weg wijzen [wegwijs maken]; iem. rondleiden; rondleiding |
| annai-案内 | een gids (boek); een toelichting |
| annaiki-案内記 | een reisgids; reisboek |
| annainin-案内人 | gids |
| annaisha-案内者 | gids; degene die voorgaat [leidt; de weg wijst]; iem. die goed geïnformeerd is |
| annaisho-案内書 | een handleiding; handboek; een (reis)gids; reisboek |
| annaisuru-案内する | (iem.) de weg wijzen; rondleiden; uitnodigen; te zien vragen (voor iem. anders); bemiddelen voor een ontmoeting; mededelen; laten weten |
| annei-安寧 | openbare vrede [veiligheid] |
| annonzoku-アンノン族 | een term die rond 1970-1980 werd gebruikt voor jonge vrouwen die alleen of in kleine groepen reisden (met modetijdschriften en reisgidsen in de hand) |
| annyui-アンニュイ | verveling; sleur; lusteloosheid |
| anomī-アノミー | wetteloosheid; wetsloochening; anomie |
| anpaia-アンパイア | (sport) scheidsrechter |
| anpea-アンペア | ampère (eenheid van elektrische stroomsterkte) |
| anpi-安否 | veiligheid; welzijn |
| anpo-安保 | (nationale) veiligheid |
| anpojōyaku-安保条約 | nationaal veiligheidsverdrag |
| anpontan-安本丹 | een dwaas; idoot; gek |
| ansanburu-アンサンブル | eenheid; harmonie |
| anshin-安心 | kalmte; gemoedsrust; vredigheid |
| anshinkan-安心感 | gemoedsrust; veilig gevoel; gevoel van veiligheid |
| anshō-暗証 | een geheime letter- [cijfer] combinatie voor toegang tot bepaalde gegevens, of voor identificatie van een persoon |
| anshū-暗愁 | zwaarmoedigheid; triestheid |
| anshutsu-案出 | een vinding; uitvinding; vindingrijkheid |
| antai-安泰 | vrede; veiligheid |
| anteihaitō-安定配当 | stabiel dividend |
| anteisei-安定性 | stabiliteit; evenwichtigheid |
| antō-暗闘 | een geheime vete; verborgen [bedekte] vijandigheid |
| anwa-安和 | kalmte en vrede; de naam van een keizerlijk tijdperk in het midden van de Heian-periode, 10e eeuw) |
| anza-安座 | kleermakerszit; met gekruide benen [de benen over elkaar] zitten |
| anzen-安全 | veiligheid |
| anzen-暗然 | donker; onduidelijk; vaag |
| anzenben-安全弁 | veiligheidsklep; uitlaatklep |
| anzenberuto-安全ベルト | veiligheidsgordel; veiligheidsriem |
| anzenchitai-安全地帯 | veiligheidszone |
| anzenhoshō-安全保障 | nationale veiligheid |
| anzenhoshōjōyaku-安全保障条約 | (Japans-Amerikaans) Veiligheidsverdrag |
| anzenkamisori-安全剃刀 | veiligheidsscheermes |
| anzenkanri-安全管理 | veiligheidsbestuur; veiligheidscontrole |
| anzenken-安全圏 | veiligheidszone; buffer zone; veilig gebied |
| anzenki-安全器 | veiligheidsapparaat |
| anzenpin-安全ピン | veiligheidsspeld |
| anzensōchi-安全装置 | veiligheidsapparaat; veiligheidssysteem; veiligheidsgrendel |
| anzentō-安全灯 | veiligheidslamp |
| anzenzaiko-安全在庫 | veiligheidsvoorraad (genoeg voorraad om wisselingen in vraag en aanbod aan te kunnen) |
| an'an-暗暗 | geheim; verborgen; vaag; onduidelijk |
| an'i-安意 | onbezorgdheid |
| an'i-安易 | luchthartigheid; gemakkelijk in de omgang zijn |
| an'i-安易 | onverschilligheid; oppervlakkigheid |
| an'itsu-安逸 | het nietsdoen; het luieren; luiheid; gemakzuchtigheid |
| an'on-安穏 | vredigheid; rust; kalmte |
| an'utsu-暗鬱 | somberheid; zwaarmoedigheid; melancholie |
| aobukure-青膨れ | een blauwe (opgezwollen) plek (op de huid) |
| aoi-葵 | (plant) malve; kaasjeskruid; stokroos |
| aomi-青み | blauwheid; groenheid |
| aoshio-青潮 | blauw getij (waarbij de zwavel in zeewater colloïdaal wordt en het zeewater troebel wordt) |
| aoyagisō-青柳草 | wilgkruid |
| aparutoheito-アパルトヘイト | (Zuid-Afrikaans) apartheid; segregatie; rassenscheiding |
| apashī-アパシー | apathie; lusteloosheid |
| apatchi-アパッチ | Apache (lid van indiaanse volksstam) |
| aporia-アポリア | aporie; besluiteloosheid; radeloosheid; onoplosbaar probleem |
| aragonashi-粗ごなし | grof malen; grove voorbereidingen |
| araihari-洗い張り | een kimono eerst uit elkaar halen en dan de delen apart wassen en uitgespreid [uitgerekt] laten drogen |
| arakawa-粗皮 | (ongelooide) dierenhuid; pels |
| araragi-蘭 | Japanese taxus (Taxus cuspidata) |
| are-彼 | (een woord dat een persoon of ding aanduidt dat ver verwijderd is) die; dat; daar; toen |
| are-荒れ | huidkloven |
| arehada-荒れ肌 | ruwe huid |
| areshiki-あれしき | onbeduidend; onbelangrijk |
| areshō-荒れ性 | (van huid) droogheid; droog zijn |
| ariarito-ありありと | duidelijk; helder; levendig |
| aridaka-有り高 | huidige hoeveelheid (voorraad) |
| arigatai-有り難い | fijn [prettig] zijn (lett. tot dankbaarheid stemmend zijn) |
| arigatameiwaku-有り難迷惑 | een ongewenste gunst; misplaatste vriendelijkheid |
| arigatanamida-有り難涙 | tranen van dankbaarheid |
| arijigoku-蟻地獄 | mierenleeuwen (insecten: Myrmeleontidae) |
| arinashi-有り無し | wel of niet; ja of nee; aanwezigheid of afwezigheid |
| arinomama-ありの儘 | werkelijkheid; zoals het (werkelijk) is; duidelijk; rechtlijnig |
| ariyō-有り様 | waarheid; ideale situatie; hoe het zou moeten zijn |
| arubatorosu-アルバトロス | albatros (golfterm: dat men 3 slagen minder nodig heeft op een hole dan gemiddeld; ook wel double eagle genoemd) |
| arugamama-有るが儘 | werkelijkheid; zoals het (werkelijk) is; duidelijk; rechtlijnig |
| arukadia-アルカディア | Arcadia; Arcadië (landschap op de Peloponnesus, Griekenland; in de literatuur voorgesteld als ideaal) |
| arukaroido-アルカロイド | alkaloïde (chemie) |
| arukotonaikoto-有る事無い事 | feit en fictie; halve waarheid |
| arunashi-有る無し | aanwezigheid of afwezigheid; iets dat bestaat en iets dat niet bestaat; wanneer iets gebeurt of niet; hoe dan ook |
| aruto・haideruberuku-アルト・ハイデルベルク | Oud-Heidelberg (Duits romantisch toneelstuk door Wilhelm Meyer-Förster) |
| aryūsangasu-亜硫酸ガス | zwavelzuurgas; zwaveldioxidegas |
| asaguroi-浅黒い | donker(gekleurd); donkere huidkleur; gebruind (door de zon) |
| asahaka-浅はか | kortzichtigheid; oppervlakkigheid; lichtzinnigheid; ondoordachtheid |
| asai-浅い | oppervlakkig; onbeduidend |
| asajie-浅知恵 | oppervlakkige kennis; onnadenkendheid |
| asankachisso-亜酸化窒素 | distikstofmonoxide; lachgas |
| asean-アセアン | Associatie van landen in Zuidoost Azië (Association of Southeast Asian Nations) |
| asetori-汗取り | zweet-absorberende stof (op de huid gedragen, b.v. als ondergoed) |
| ashibaya-足早 | loopsnelheid |
| ashigatame-足固め | grondwerk; voorbereidingswerk; fundering |
| ashioto-足音 | het geluid van voetstappen |
| asobigokoro-遊び心 | een speelse stemming [geest]; speelsheid |
| asōgi-阿僧祇 | een eenheid van getal, 10 tot de macht 51 (in India) of 56 (in China) |
| assen-斡旋 | (arbeids)bemiddeling; interventie |
| assensuru-斡旋する | zich voor iem. inspannen [inzetten]; bemiddelen; aanbevelen |
| asshukuritsu-圧縮率 | compressibiliteit; samendrukbaarheid |
| asutorinzento-アストリンゼント | astringent (huidlotion) |
| atamadashi-頭出し | het startpunt bepalen voor het afspelen van audio-, film- of video-opnamen |
| atamadekkachi-頭でっかち | boekenwijsheid; boekengeleerde; intellectueel; theoreticus |
| atamakabu-頭株 | leider; baas; hoofd |
| atataka-暖か | warmte; mildheid [zachtheid] (van klimaat); warme temperatuur |
| atataka-暖か | warmte (fig., gevoel, etc.); hartelijkheid; vriendelijkheid |
| atatakami-温かみ | warmte; vriendelijkheid; medeleven |
| ate-当て | hoop; kans; mogelijkheid; gissing; veronderstelling; verwachting; vooruitzicht |
| ategaibuchi-宛行扶持 | de afgepaste hoeveelheid rijst die een baas betaalde als loon aan zijn knechten (Edo periode) |
| ateumakōho-当て馬候補 | een proef [test] kandidaat |
| atorakushon-アトラクション | attractie; bezienswaardigheid |
| atsuatsu-熱熱 | hartstochtelijke liefde [verliefdheid] |
| atsude-厚手 | dikte; dichtheid; consistentie |
| atsukau-扱う | bemiddelen |
| atsuraemuki-誂え向き | ideaal [heel geschikt] zijn (voor) |
| atsureki-軋轢 | conflict; strijd; botsing; onenigheid |
| autosaidā-アウトサイダー | outsider; buitenstaander |
| awabi-鮑 | zeeoor; abalone; zeeslak van de familie Haliotidae |
| aware-哀れ | droefheid; melancholie; verdriet; (onvervuld) verlangen |
| aware-哀れ | (arch.) schoonheid; elegantie; pracht |
| ayamaritsutaeru-誤り伝える | iets verdraaien (b.v. de werkelijkheid); een verkeerde voorstelling [indruk] geven (van iets) |
| ayamaru-誤る | (iem.) misleiden |
| ayamatta-誤った | fout; verkeerd; vals; misleidend |
| ayame-文目 | onderscheid; patroon |
| azamuku-欺く | bedriegen; misleiden |
| azayaka-鮮やか | helderheid; levendigheid; pracht |
| azerubaijan-アゼルバイジャン | Azerbeidzjan |
| a・kapera-ア・カペラ | a capella (zingen zonder instrumentale begeleiding) |
| ba-ば | (geeft de aanleiding van wat volgt, nl. een veronderstelling, betoog of beschouwing, etc. van iem.) gezien... |
| baa-ばあ | (onomatopee) troostend geluid (voor een kind) |
| baai-場合 | gelegenheid; zaak; (voor) het geval (dat); ingeval; als; indien |
| bācharu・riaritī-バーチャル・リアリティー | virtuele werkelijkheid [realiteit] |
| bādī-バーディー | birdie (golfterm, 1 slag minder nodig voor een hole dan gemiddeld) |
| bai-媒 | (in kanji combinaties) bemiddelen |
| bai-陪 | (in kanji combinaties) samenkomen; bijwonen; aanwezigheid |
| baihin-陪賓 | gasten begeleider; begeleider van de eregast |
| baijū-陪従 | aanwezigheid; bijwoning; present zijn |
| baikai-媒介 | bemiddeling; interventie; fungeren als tussenpersoon |
| baikan-陪観 | het bekijken [bijwonen] van iets met een meerdere [een superieur]; aanwezigheid (bij een keizerlijk bloemenfeest) |
| baipasudōro-バイパス道路 | omleidingsweg |
| bairyō-倍量 | dubbele hoeveelheid |
| baisen-媒染 | het beitsen van stoffen [weefsels] (met een bijtmiddel behandelen voordat ze worden geverfd) |
| baishaku-媒酌 | (aanstaande huwelijks-) bemiddeling; het koppelen; tot stand brengen van een huwelijk |
| baishōsekininhoken-賠償責任保険 | aansprakelijkheidsverzekering |
| baisupurejidento-バイスプレジデント | vicepresident |
| baisūsei-倍数性 | polyploïdie (in erfelijkheidsleer) |
| baitai-媒体 | medium; media; communicatiemiddelen |
| baito-バイト | byte (eenheid van informatie bestaande uit 8 bits) |
| baizai-媒材 | oplosmiddel (verf) |
| bajitōfū-馬耳東風 | onverschilligheid; het niet willen luisteren |
| baka-馬鹿 | een dwaas; idioot; gek |
| baka-馬鹿 | dwaasheid; gekheid |
| bakari-ばかり | (in de uitdrukking: ww.-vorm -ta+bakari geeft het aan een handeling die net is voltooid) pas; net (klaar) |
| bakasu-化かす | betoveren; beheksen; misleiden; bedriegen |
| bakateinei-馬鹿丁寧 | overdreven [belachelijke] beleefdheid |
| bakayarō-馬鹿野郎 | een dwaas; idioot; simpele ziel; halvegare |
| bakku・sukurīn-バック・スクリーン | een donker scherm achter het middenveld in een honkbalstadion (zodat de slagman duidelijker het veld kan overzien) |
| baku-漠 | vaag [wazig; onduidelijk; ondefinieerbaar] zijn |
| bakuon-爆音 | zoemend [brullend] geluid; motorgeluid |
| bakuon-爆音 | geluid van een explosie |
| bakuryō-幕僚 | staf; stafofficier (in het hoofdkwartier van de legerleiding) |
| bakuryūshu-麦粒腫 | gerstekorrel; strontje in het ooglid (hordeolum) |
| bakusai-博才 | vaardigheid met gokken |
| bakushō-爆笑 | schaterlach; lachsalvo; luidruchtig gelach |
| bakusuru-縛する | beperken; aan banden leggen; (vrijheid) inperken; in toom houden |
| bakuzen-漠然 | vaag [onduidelijk; ongedefinieerd] zijn |
| bakyūmu-バキューム | vacuüm; leegte; luchtledigheid |
| banchō-番長 | jeugdbendeleider; leider van schoolgaande jonge delinquenten |
| bandai-万代 | 10.000 jaren; altijd; eeuwigheid |
| bandomasutā-バンドマスター | bandleider; orkestleider; dirigent |
| bangaku-晩学 | studie laat in je leven; studie [opleiding] (beginnen) op oudere [hoge] leeftijd |
| bango-蛮語 | streektaal van Hokkaidō |
| banishingu・kurīmu-バニシング・クリーム | cosmetische crème (met een laag vetgehalte, die goed in de huid intrekt) |
| banjirō-蕃石榴 | guave (vrucht en boom; Psidium guajava) |
| bankonsakusetsu-盤根錯節 | verstrengelde [gedraaide; ingewikkelde] wortels [knopen] |
| banpaia-バンパイア | verleidelijke vrouw; vamp |
| banpu-バンプ | verleidelijke vrouw; vamp |
| banrei-万霊 | veelheid [myriade] aan zielen [geesten] |
| bansha-万謝 | heel erg dankbaar zijn; diepe dankbaarheid |
| bansō-伴奏 | muziek begeleiding; accompagnement |
| banzen-万全 | grondigheid; volledigheid; volmaaktheid; perfectie |
| ban'ya-番屋 | vissershut (Hokkaido) |
| ban'yū-蛮勇 | roekeloosheid; onverschrokkenheid; overmoed |
| barabara-ばらばら | (onomatopee) verspreid; uit elkaar; los; in stukken |
| baraetī-バラエティー | verscheidenheid; variëteit; afwisseling |
| baramaku-散蒔く | verspreiden; rondstrooien; onbezonnen [roekeloos] geld uitgeven |
| barazushi-ばらずし | kom sushirijst met verschillende ingrediënten erover gestrooid |
| bareru-バレル | vat (eenheid voor vloeistof, zoals olie) |
| bāreru-バーレル | vat (eenheid voor vloeistof, zoals olie) |
| baria・furī-バリア・フリー | toegankelijkheid (voor ouderen en mensen met een beperking) |
| bāru-バール | bar (drukeenheid) |
| bashauma-馬車馬 | (fig.) oogkleppen op hebben; iets onverstoorbaar doen zonder afgeleid te worden door bijzaken |
| bashin-婆心 | sterke [overdreven] bezorgdheid; grote aandacht voor iemands welzijn] |
| bashogara-場所柄 | situatie [omstandigheid, kwaliteit] van een plaats [locatie] |
| basopuresshin-バソプレッシン | vasopressine; antidiuretisch hormoon (ADH) |
| basugaido-バスガイド | gids in een toeristenbus [touringcar] |
| baton-バトン | (fig.) stokje; leiding |
| batsuichi-バツイチ | Iemand die 1 keer gescheiden is |
| batten-罰点 | een x-symbool (dat een fout of onmogelijkheid aangeeft) |
| battōtai-抜刀隊 | een speciale (met Japanse zwaarden bewapende) politie-eenheid (Meiji-periode) |
| bēguru-ベーグル | bagel (rond broodje met een gat in het midden) |
| bekutoru-ベクトル | vector (grootheid in wiskunde) |
| benchā-ベンチャー | lid van orde van juristen |
| bengara-ベンガラ | rood ijzeroxide |
| bengo-弁護 | verdediging; pleidooi |
| benigara-紅殻 | rood ijzeroxide |
| benjiru-弁じる | onderscheiden |
| benran-便覧 | handleiding; gids; vademecum; compendium |
| benri-便利 | gemak; handigheid; geschiktheid |
| bensai-弁才 | welsprekendheid; welbespraaktheid; eloquentie |
| benso-弁疏 | verweer; pleidooi; verdediging |
| benten-弁天 | Benten (= Benzaiten), godin van muziek, welsprekendheid en kunst (meestal afgebeeld met een luit; 1 van de 7 geluksgoden uit de Japanse mythologie) |
| benzaiten-弁財天 | Benzaiten, godin van muziek, welsprekendheid en kunst (meestal afgebeeld met een luit), 1 van de 7 geluksgoden uit de Japanse mythologie |
| benzetsu-弁舌 | welsprekendheid; welbespraaktheid |
| beppin-別嬪 | schoonheid; knappe vrouw; mooi meisje |
| besshi-別紙 | bijlage; bijgevoegd [begeleidend; ingesloten] document [blad] |
| betaichimen-べた一面 | overal; (verspreid) over het hele oppervlak |
| betsu-別 | verschil; onderscheid |
| betsudōtai-別働隊 | afzonderlijke [aparte] legereenheid (los van de hoofdmacht opererend) |
| betsugi-別儀 | een andere zaak [aangelegenheid] |
| betsugo-別後 | de periode [gebeurtenissen] na een afscheid [scheiding; uit elkaar gaan] |
| betsuji-別辞 | afscheidsrede; afscheidstoespraak |
| betsujō-別状 | buitengewone [uitzonderlijke] toestand [situatie; omstandigheid] |
| betsuri-別離 | scheiding; afscheid |
| bibi-微微 | klein [onbeduidend; onbelangrijk; onbetekenend] zijn |
| bibiru-びびる | bang [angstig; nerveus; geïntimideerd] zijn |
| bibō-美貌 | knap uiterlijk; schoonheid; bekoorlijkheid; charme |
| biburiomania-ビブリオマニア | bibliomanie (verzotheid op boeken) |
| bide-ビデ | bidet (klein zitbadje) |
| bideo-ビデオ | video |
| bideoburogu-ビデオブログ | vlog; videolog |
| bideogēmu-ビデオゲーム | videospel |
| bideorogu-ビデオログ | vlog; videolog |
| bifizusukin-ビフィズス菌 | Bifidobacterium bifidum (bacteriesoort) |
| bigaku-美学 | esthetica; esthetiek; schoonheidsleer |
| bigināzu・rakku-ビギナーズ・ラック | meer geluk dan wijsheid |
| bihada-美肌 | mooie huid |
| biin-びいん | kletterend geluid; tjink; ploink |
| biishiki-美意識 | gevoel voor schoonheid; esthetisch gevoel |
| bijin-美人 | schoonheid; knappe vrouw |
| bijo-美女 | mooie [knappe] vrouw; schoonheid |
| bijuaru・komyunikēshon-ビジュアル・コミュニケーション | visuele communicatie (het gebruik van visuele elementen om ideeën en informatie over te brengen) |
| bijutsukōgei-美術工芸 | kunstnijverheid |
| bijutsushin-美術心 | kunstzinnigheid; gevoel voor kunst |
| bikan-美感 | een gevoel voor schoonheid |
| biki-美姫 | een schoonheid; mooie vrouw |
| bikko-跛 | mankheid; kreupelheid |
| bimyō-微妙 | subtiliteit; delicaatheid |
| bīnasu-ビーナス | Venus (godin van de schoonheid) |
| binkan-敏感 | (over)gevoeligheid; lichtgeraaktheid; prikkelbaarheid |
| binran-便覧 | handboek; gids; vademecum; compendium |
| bion-鼻音 | nasaal geluid; nasale klank; een nasaal |
| biribiri-びりびり | geluid van scheurend papier |
| biryoku-微力 | geringe kracht; beperkte bekwaamheid [vaardigheden]; weinig invloed; lage sociale status |
| biryoku-微力 | (een bescheiden term voor) de eigen [mijn] bekwaamheden [kracht] |
| bisai-微細 | kleinigheid; futiliteit; nietigheid |
| bishibishi-びしびし | (onomatopee) het geluid van klappen [slaan; snuiven] |
| bishin-美神 | Venus; godin van de schoonheid |
| bishō-微小 | kleinigheid; nietigheid |
| bishō-微少 | oneindig kleine afmeting [hoeveelheid] |
| bishū-美醜 | schoonheid en lelijkheid; mooie en lelijke dingen |
| bitoku-美徳 | deugd; deugdzaamheid; nobel karakter |
| biyō-美容 | schoonheid; schoonheidsbehandeling |
| biyōin -美容院 | schoonheidssalon; schoonheidsinstituut |
| biyōshi-美容師 | kapper; schoonheidsspecialist (zonder scheervergunning) |
| biyōshitsu-美容室 | schoonheidssalon |
| bō-暴 | (bruut) geweld; wreedheid |
| bōajin-ボーア人 | Boer (Ned. immigrant in Zuid-Africa) |
| bōaku-暴悪 | geweld; gewelddadigheid; wreedheid |
| bōbaku-茫漠 | uitgestrekt [onbegrensd; oneindig wijds; grenzeloos; vaag; onduidelijk] zijn |
| bōbō-茫茫 | weids; uitgestrekt; grenzeloos |
| bōbō-茫茫 | vaag; onduidelijk |
| bōchōseisaku-防諜政策 | contraspionage beleid [politiek] |
| bōdai-膨大 | uitbreiding; vergroting; groei; uitzetting; opzwelling |
| bōgen-妄言 | leugen; onwaarheid |
| bōhon-坊本 | beperkte uitgave van een boek, op basis van lokale verspreiding; boek uitgegeven door een particuliere boekhandel |
| bōhyō-妄評 | (bescheiden woord voor de eigen kritiek op anderen) mijn kritiek |
| bōjakubujin-傍若無人 | arrogantie; onbeschoftheid; brutaliteit; schaamteloosheid |
| bojō-慕情 | het verlangen [de liefde; genegenheid] |
| bokusha-牧者 | (Christendom) herder (leider van de gelovigen) |
| bokushu-墨守 | aanhankelijkheid; het zich vastklampen [hechten] (aan een gewoonte, traditie, e.d.) |
| bokusōchi-牧草地 | weide; grasland; weiland |
| bōkyō-防共 | verdediging tegen (verspreiding van) het communisme |
| bōman-暴慢 | arrogantie; brutaliteit; ongemanierdheid; schaamteloosheid |
| bōnasu-ボーナス | extradividend |
| bonge-凡下 | gewoonheid, alledaagsheid; middelmatigheid |
| bonge-凡下 | een gewoon [alledaags; middelmatig] persoon |
| bonjin-凡人 | eenvoudige burgers; het gewone volk; een middelmatige persoon |
| bonnō-煩悩 | (boeddh.) wereldse verleidingen [verlangens; lusten] |
| bonryo-凡慮 | de gewone mens; middelmatige persoon |
| bonsai-凡才 | middelmatigheid; matige vaardigheid [bekwaamheid] |
| bonsai-凡才 | een persoon met matige vaardigheid [bekwaamheid] |
| bonyarishita-ぼんやりした | afwezig; verstrooid |
| bonzoku-凡俗 | gewoon [alledaags; middelmatig] zijn |
| bonzoku-凡俗 | gewone mensen; een middelmatige persoon |
| bon'yō-凡庸 | middelmatigheid |
| bōon-忘恩 | ondankbaarheid |
| bōon-防音 | geluidsisolatie |
| bōongarasu-防音ガラス | geluidswerend [geluiddicht] glas |
| bōongōzō-防音構造 | geluiddichte [geluidswerende] constructie |
| bōonheki-防音壁 | geluidswal |
| bōonsei-防音性 | geluiddichtheid |
| bōonsetsubi-防音設備 | geluidsisolatie |
| bōonshitsu-防音室 | geluiddichte kamer |
| bōonsōchi-防音装置 | geluid isolerend [geluiddichtend] apparaat |
| bōontairu-防音タイル | akoestische [geluidswerende] tegel |
| boranchi-ボランチ | defensieve middenvelder (voetbal) |
| bōrei-暴戻 | tirannie; wreedheid |
| boroboro-ぼろぼろ | in stukjes; een voor een; verspreid; de een na de ander |
| borudōeki-ボルドー液 | Bordeauxse pap (fungicide ter bestrijding van parasitaire ziekten) |
| bōryokukōi-暴力行為 | gewelddaad; gewelddadigheid; gewelddadig gedrag |
| boryūmu-ボリューム | volume (geluidssterkte) |
| bosanoba-ボサノバ | bossanova (Zuid-Amerikaanse muziek en dans) |
| bosatto-ぼさっと | (onomatopee) afwezig; verstrooid; nietsdoend; nutteloos |
| bōsei-暴政 | tirannie; despotisme; onderdrukking door de overheid |
| bōshoku-暴食 | vraatzucht; gulzigheid; onmatigheid bij het eten |
| bōshoku-望蜀 | onbevredigbaarheid; onverzadigbaarheid |
| bōsō-妄想 | fantasie; verbeelding; waanvoorstelling; waanidee |
| bōsōzoku-暴走族 | (lid van) een motorbende |
| bosu-ボス | baas; leider; hoofd; chef |
| bōsuisei-防水性 | waterbestendigheid |
| botsurinusukin-ボツリヌス菌 | Clostridium botulinum (bacterie die botulisme veroorzaakt) |
| botsushumi-没趣味 | smakeloosheid; gebrek aan smaak [manieren]; vulgair [alledaags] zijn |
| boyaboya-ぼやぼや | (onomatopee) afwezig; verstrooid; nietsdoend; nutteloos |
| boyakeru-ぼやける | vaag [wazig; onduidelijk] worden; vervagen |
| bōyō-茫洋 | uitgestrektheid; grenzeloosheid; eindeloosheid |
| būajin-ブーア人 | Boer (Ned. immigrant in Zuid-Africa) |
| bubunkyokuhitsu-舞文曲筆 | vrije schrijfstijl waarbij de de feiten worden verdraaid voor een literair effect |
| buchōhō-不調法 | achteloosheid; onhandigheid; ontoereikendheid; gebrek aan manieren [kennis] |
| buenryo-無遠慮 | lompheid; brutaliteit; schaamteloosheid; directheid |
| bufūryū-無風流 | onbevalligheid; gebrek aan elegantie [verfijning] |
| buhen-武辺 | krijgshaftigheid; (militaire) moed; dappere strijder |
| buin-部員 | staflid; clublid |
| buirogu-ブイログ | (afk. voor) vlog; videolog |
| bui・etchi・esu-ブイ・エッチ・エス | VHS (video systeem) |
| bui・tī・āru-ブイ・ティー・アール | VTR (video tape recorder) |
| buji-無事 | veiligheid; zekerheid; rust |
| bukakkō-不格好 | vormloosheid; onhandigheid; onbeholpenheid |
| bukimi-不気味 | vreemdheid; griezeligheid; geheimzinnigheid; spookachtigheid |
| bukiryō-不器量 | lelijkheid; onaantrekkelijkheid |
| bukiryō-不器量 | onbekwaamheid; incompetentie |
| bukitcho-不器用 | onhandigheid; onbekwaamheid; stunteligheid; tactloosheid |
| bukiyō-不器用 | onbekwaamheid; onhandigheid |
| bun-分 | mate; omstandigheid |
| bunan-無難 | veiligheid; beveiliging |
| bunan-無難 | onberispelijkheid; foutloos [zonder gebreken] zijn |
| bunbufuki-文武不岐 | literaire en militaire kunsten [de pen en het zwaard] volgen hetzelfde pad [zijn geen gescheiden paden] |
| bunkachō-文化庁 | Bureau [Overheidsdienst] voor Cultuur |
| bunkajin-文化人 | een hoogopgeleid [cultureel onderlegd] persoon |
| bunkakunshō-文化勲章 | Japanse Orde van Culturele Verdienste (onderscheiding voor mensen die een bijdrage hebben geleverd aan behoud en ontwikkeling van de cultuur) |
| bunkan-文官 | ambtenarij; ambtenarenapparaat; overheidsdienst |
| bunkatsu-分割 | verdeling; splitsing; afscheiding |
| bunkatsusuru-分割する | verdelen; splitsen; scheiden |
| bunmei-文名 | literaire faam [beroemdheid] |
| bunpitsu-分泌 | uitscheiding; afscheiding |
| bunpitsusuru-分泌する | afscheiden; uitscheiden |
| bunpu-分布 | verspreiding; distributie; verdeling; verstrekking |
| bunpuzu-分布図 | verspreidingskaart; verspreidingsdiagram |
| bunpu'iki-分布域 | verspreidingsgebied |
| bunri-分離 | scheiding; afscheiding; verbreking; ontkoppeling |
| bunsansuru-分散する | verspreiden; verdelen; decentraliseren; verstrooien |
| bunsōō-分相応 | overeenkomstig [in verhouding met] iemand's status [positie; middelen] |
| buntai-分隊 | (mil.) brigade; divisie; eenheid |
| burabura-ぶらぶら | (geluid van) heen- en-weer slingeren; bungelen; slenteren |
| buraia-ブライア | boomheide (Erica arborea) |
| buraiā-ブライアー | boomheide (Erica arborea) |
| buraidaru-ブライダル | bruiloft; huwelijksplechtigheid; trouwerij |
| buraidaru-ブライダル | bruids-; huwelijks- |
| buraidaru・bēru-ブライダル・ベール | bruidssluier |
| buraidaru・bēru-ブライダル・ベール | bruidssluier (klimplant) |
| burakku・afurika-ブラック・アフリカ | Zwart-Afrika; Donker Afrika (ten zuiden van de Sahara) |
| burakumin-部落民 | (lett. de mensen van het dorp) van oudsher een autochtone minderheid in Japan |
| buranketto-ブランケット | deken; plaid |
| bure-ぶれ | kleine (vaak onbedoelde) beweging met de camera, waardoor een bewogen [onscherpe] foto [opname; video] wordt gemaakt |
| burei-無礼 | onbeleefdheid; ongemanierdheid; onbeschaafdheid |
| burīchi-ブリーチ | bleekmiddel; bleken |
| buromaido-ブロマイド | bromide |
| burujoa-ブルジョア | burger; iemand uit de middenklasse |
| burupen-ブルペン | stierenweide; stierenbox |
| burū・karā-ブルー・カラー | arbeider; iemand die in een fabriek of werkplaats werkt |
| busahō-無作法 | onbeleefdheid; slechte manieren; inbreuk op de etiquette |
| busaiku-不細工 | onhandigheid; stunteligheid |
| busaiku-不細工 | alledaagsheid; eenvoudigheid; onaantrekkelijkheid |
| bushō-武将 | militair leider; generaal; (opperste) krijgsheer; opperbevelhebber |
| busshuman-ブッシュマン | Bosjesman (lid van een dwergstam in Afrika) |
| busui-無粋 | onbeschaaftheid; tactloosheid; slechte smaak |
| butai-部隊 | (leger)eenheid; brigade |
| butoku-武徳 | rechtschapenheid [ethiek] in budo-kunsten en vechtsporten |
| butsuyoku-物欲 | materialisme; hebzucht; hebberigheid |
| buyaku-夫役 | corvee; dwangarbeid; slavenarbeid |
| buyūden-武勇伝 | levensverhaal van een held; ridderverhaal; (ironisch) heldenepos van kroegloper |
| buzama-無様 | lelijkheid; misvormdheid; onbeholpenheid; lompheid |
| buzei-無勢 | een klein aantal; numerieke minderheid |
| byōbō-渺茫 | uitgestrektheid; grenzeloosheid; weidsheid |
| byōbyō-渺渺 | uitgestrektheid; grenzeloosheid; weidsheid |
| byōdō-平等 | gelijkheid |
| byōketsu-病欠 | ziekteverzuim; afwezigheid wegens ziekte |
| byōshin-病身 | een slechte [zwakke; kwetsbare] gezondheid; ziekelijke [zwakke] constitutie |
| byōteki-病的 | pathologisch; ziekelijk; morbide; ongezond |
| byūbyū-びゅうびゅう | (geluid van) loeiende wind, e.d. |
| byūtī-ビューティー | schoonheid |
| byūtī・supotto-ビューティー・スポット | schoonheidsvlekje |
| chagashi-茶菓子 | Japanse zoetigheid [cake; lekkernij] bij de thee |
| chakui-着意 | bedachtzaamheid; begrip; zorg; aandacht; overweging |
| chakujitsu-着実 | geleidelijkheid; standvastigheid; betrouwbaarheid; zorgvuldigheid |
| chakushō-着床 | innesteling; nedatie; innidatie (van eicellen) |
| chakushokuryō-着色料 | kleurstof; kleurmiddel |
| chakushokuzai-着色剤 | kleurstof; kleurmiddel |
| chakusō-着想 | idee; concept |
| chame-茶目 | ondeugendheid; speelsheid |
| chāmu-チャーム | charme; bekoring; aantrekkelijkheid |
| chan-ちゃん | klankverandering van het achtervoegsel -san, gebruikt voor meer vertrouwelijkheid of voor kinderen |
| chancharaokashii-ちゃんちゃら可笑しい | belachelijk; absurd; ridicuul |
| chanoko-茶の子 | offergave tijdens een boeddhistische plechtigheid [dienst] |
| chansu-チャンス | kans; gelegenheid |
| chanto-ちゃんと | stabiel; solide |
| charitī-チャリティー | liefdadigheid; liefdadige instelling |
| charitī・bazā-チャリティー・バザー | liefdadigheidsmarkt; liefdadigheidsbazaar |
| charitī・konsāto-チャリティー・コンサート | liefdadigheidsconcert |
| charitī・ōkushon-チャリティー・オークション | liefdadigheidsveiling |
| charitī・shō-チャリティー・ショー | benefietconcert; liefdadigheidsvoorstelling |
| chashaku-茶杓 | een bamboe schep die wordt gebruikt bij de bereiding van groene poederthee |
| cherimoya-チェリモヤ | cherimoya (Zuid-Amerikaanse vrucht en boom, Annona cherimola) |
| chi-智 | wijsheid; intellect; intelligentie; kennis |
| chi-癡 | (boeddh.) (één van de drie giftigheden in de menselijke ziel) stompzinnigheid; onwetendheid |
| chian-治安 | openbare orde; openbare veiligheid |
| chibō-知謀 | vindingrijkheid; inventiviteit; vernuft |
| chibu-恥部 | schande; (bron van) verlegenheid; schaamte |
| chichūkai-地中海 | Middellandse Zee |
| chidome-血止め | stypticum; bloedstelpend middel |
| chie-知恵 | wijsheid; inzicht |
| chiekiken-地役権 | erfdienstbaarheid |
| chiekiryō-血液量 | bloedvolume; hoeveelheid bloed |
| chien-地縁 | lokale verbondenheid [verwantschap]; onderlinge relatie gebaseerd op dezelfde woonomgeving |
| chienetsu-知恵熱 | (lett. wijsheidskoorts) plotseling opkomende (en kortdurende) koorts bij baby's (vaak geassocieerd met het tandjes krijgen) |
| chīfu-チーフ | chef; baas; aanvoerder; leider |
| chīfu・eguzekutibu-チーフ・エグゼクティブ | hoofddirecteur; algemeen directeur; president |
| chigai-違い | verschil; onderscheid |
| chihōjichi-地方自治 | lokale overheid; lokaal gezag |
| chihōjichitai-地方自治体 | lokale authoriteit; lokale overheid; gemeente |
| chihōkōmuin-地方公務員 | functionaris [ambtenaar] van een lokale overheid |
| chihōsai-地方債 | obligatie(s) uitgegeven door een lokale overheid (provincie; gemeente) |
| chiisai-小さい | klein; jong; gering; onbeduidend |
| chiisai-小さい | laag (stem, geluid, etc.) |
| chiisana-小さな | klein; jong; gering; onbeduidend |
| chiisana-小さな | laag (stem, geluid, etc.) |
| chiji-千千 | velen; duizenden; verscheidenen |
| chijin-痴人 | domkop; ezel; uilskuiken; sukkel; idioot; halvegare; dwaas |
| chijō-痴情 | blinde hartstocht; waanzinnige [dwaze] verliefdheid |
| chikama-近間 | in de buurt; niet ver weg; in de nabijheid |
| chikame-近目 | bijziendheid; myopie |
| chikaradameshi-力試し | test van fysieke kracht [vaardigheden]; proeve van bekwaamheid |
| chikarashiba-力芝 | lampenpoetsersgras (Pennisetum alopecuroides) |
| chikku-チック | pommade; haarplakmiddel |
| chimei-知名 | bekendheid |
| chimeido-知名度 | (naams)bekendheid; reputatie |
| chin-朕 | (gebruikt als keizerlijke zelfaanduiding) ik (of pluralis majestatis) wij |
| chinchō-珍重 | gunstige gelegenheid; vreugdevolle gebeurtenis; iets veelbelovends |
| chinchō-珍重 | (zen-boeddhisme) afscheidswoord gebruikt door monniken, zoals: tot ziens, welterusten, blijf gezond en wel, e.d |
| chingaizai-鎮咳剤 | hoestdrank; antitussivum; hoeststillend middel |
| chinjō-陳情 | petitie; verzoekschrift (m.n. bij een overheidsinstantie) |
| chinpira-ちんぴら | (jong) bendelid; gangster; crimineel; yakuza (van lage rang) |
| chinrin-沈淪 | het diep zinken; in de vergetelheid geraken; ondergang; teloorgang; vernietiging |
| chinseizai-鎮静剤 | kalmeringsmiddel; sedatief |
| chintsū-沈痛 | droefheid; somberheid |
| chin'utsu-沈鬱 | somberheid; zwaarmoedigheid; depressie; melancholie |
| chippoke-ちっぽけ | zeer klein; onbeduidend; nietig |
| chīpu・gabamento-チープ・ガバメント | goedkope overheid |
| chirakaru-散らかる | verspreid [overhoop] liggen; in wanorde verkeren |
| chirashizushi-散らし寿司 | een kom sushirijst met verschillende soorten ingrediënten erover gestrooid |
| chirichiri-ちりちり | brandend gevoel (op de huid); gerimpeld |
| chisetsu-稚拙 | ongekunsteldheid; naïviteit; kinderachtigheid |
| chishio-血潮 | warmbloedigheid; hartstochtelijkheid |
| chishiryō-致死量 | een fatale [dodelijke] dosis [hoeveelheid] |
| chisō-馳走 | gastvrijheid; hartelijkheid; gulheid |
| chitekishōgai-知的障害 | zwakbegaafdheid; geestelijk gebrek |
| chitose-千歳 | een millennium; duizend jaar; een eeuwigheid |
| chōai-寵愛 | gunst; steun; sympathie; genegenheid; liefde |
| chōaisuru-寵愛する | sympathie [genegenheid] hebben; liefhebben; beschermen; (iem.) protegeren |
| chobo-点 | muziekbegeleiding [recital] van Gidayū (Kabuki theater) |
| chōei-澄瑩 | (volmaakt) helder en duidelijk |
| chōeki-懲役 | gevangenisstraf [gevangenschap] (met dwangarbeid) |
| chōekikei-懲役刑 | gevangenisstraf (met dwangarbeid) |
| chōetsu-超越 | superioriteit; uitmuntendheid |
| chogen-緒言 | voorwoord; inleiding |
| chōhō-調法 | waardevolle [kostbare] schat; kostbaarheid |
| chōhō-調法 | bruikbaarheid; handig te gebruiken |
| chōhō-重宝 | waardevolle [kostbare] schat; kostbaarheid |
| chōja-長者 | leider; meerdere; superieur |
| chōji-丁子 | kruidnagel |
| chōjiyu-丁子油 | kruidnagelolie |
| chōkeikotsu-蝶形骨 | wiggenbeen (os sphenoidale) |
| chōketsu-長欠 | (afk. voor) langdurige afwezigheid (van school, werk, e.d.) |
| chōkikekkin-長期欠勤 | langdurige afwezigheid (van school, werk, e.d.) |
| chōkikesseki-長期欠席 | langdurige afwezigheid (van school, werk, e.d.) |
| chokozai-猪口才 | onbeschaamdheid; brutaliteit; schaamteloosheid |
| chokugo-直後 | onmiddellijk [direct] na iets |
| chokuhitsu-直筆 | de zaken beschrijven zoals die feitelijk zijn (zonder uitweidingen) |
| chokusai-直裁 | een direct [onmiddellijk; regelrecht] besluit [oordeel] |
| chokusetsu-直接 | directheid |
| chokutō-直答 | direct [onmiddellijk] antwoord |
| chokutōsuru-直答する | direct [onmiddellijk; rechtstreeks] antwoorden |
| chōme-丁目 | straatblok of woonwijk (aanduiding op Japanse adressen) |
| chomei-著名 | faam; bekendheid; beroemdheid |
| chōmiryō-調味料 | smaakstof; kruiderij; condiment |
| chōnōryoku-超能力 | paragnosie; paranormale begaafdheid; buitenzintuiglijke waarneming |
| chōonsoku-超音速 | supersonische snelheid |
| chōreibokai-朝令暮改 | inconsequent [inconsistent; onsamenhangend; veranderlijk] gedrag [beleid]; onlogische maatregelen |
| chōri-調理 | het koken [bereiden] van eten |
| chōsei-調製 | het vervaardigen op bestelling; het bereiden op recept (medicijnen; voedsel) |
| chōsha-庁舎 | overheidsgebouw |
| chōshizen-超自然 | occultisme; transcendentie; bovennatuurlijkheid; paranormaliteit |
| chōshuritsu-聴取率 | cijfer dat de luisterdichtheid van, en waardering voor radioprogramma's aangeeft |
| chōtei-調停 | mediation; bemiddeling; arbitrage |
| chōtokkyū-超特急 | hoge snelheidstrein; superexpress trein |
| chototsu-猪突 | roekeloosheid; overmoedigheid; onbezonnenheid; onbesuisdheid |
| chōzoku-超俗 | wereldvreemdheid; afstandelijkheid; afzijdigheid |
| chū-仲 | bemiddeling; bemiddelaar; tussenpersoon |
| chū-仲 | het midden van een seizoen |
| chūbi-中火 | gematigde hitte; middelmatige vuur |
| chūbu-中部 | het middengedeelte; middelste gedeelte |
| chūbu-中部 | (afk. voor) Chūbu regio (midden Japan) |
| chūbuchihō-中部地方 | Chūbu regio (midden Japan) |
| chūcho-躊躇 | aarzeling; besluiteloosheid |
| chūchōkikashidashi-中長期貸出 | lening voor middellange tot lange termijn |
| chūchōkikin'yū-中長期金融 | financiering voor middellange en lange termijn |
| chūdan-中段 | het midden [de middelste trede; de overloop] van een trap; het midden van een helling |
| chūdan-中段 | middenpositie (kendō) |
| chūdō-中道 | (gulden) middenweg; halfweg; halverwege; gematigdheid |
| chūei-中衛 | (sport) middenspeler; middenvelder; halfback; halfspeler |
| chūgakkō-中学校 | middenschool; lager middelbaar onderwijs (in Nederland groep 7 en 8 van de basisschool + brugklas middelbare school) |
| chūgaku-中学 | middenschool; lager middelbaar onderwijs |
| chūgakusei-中学生 | leerling op middenschool (van hoogste klassen basisschool t/m brugklassen van middelbare school) |
| chūgata-中形 | middelgrote maat; medium; middelgroot; middenklasse |
| chūgen-中間 | midden; halverwege; middelste positie; centrum |
| chūha-中波 | middengolf; middenfrequentie |
| chūhen-中編 | middelste deel; tweede deel (van een boek in drie delen) |
| chūi-中位 | gemiddelde; midden; middelste rang [positie] |
| chūi-注意 | voorzichtigheid; behoedzaamheid |
| chūji-中耳 | middenoor |
| chūjien-中耳炎 | middenoorontsteking (otitis media) |
| chūjiten-中辞典 | middelgroot woordenboek |
| chūkai-仲介 | bemiddeling; tussenkomst |
| chūkaku-中核 | kern; hart; middelpunt |
| chūkanhaitō-中間配当 | interim [tussentijds] dividend |
| chūkansō-中間層 | de middenklasse |
| chūken-中堅 | (fig.) kern; ruggengraat; steunpilaar; het middenkader |
| chūken-中堅 | deel van leger onder directe leiding van de opperbevelhebber |
| chūken-中堅 | (honkbal) middenvelder(s) |
| chūkenkabu-中堅株 | middelgrote aandelen; aandelen van middelgrote bedrijven |
| chūkenkigyō-中堅企業 | middelgrote onderneming [firma] |
| chūkenshotokusō-中堅所得層 | (mensen met) middenklasse inkomens |
| chūki-中期 | middellange termijn; middelste periode |
| chūkintō-中近東 | het Midden- en Nabije Oosten |
| chūko-中古 | de (hist.) de Middeleeuwen (Heian periode in Japan) |
| chūkon-中根 | (boeddh.) iemand met een middelmatig spiritueel talent [vermogen] om het Boeddhisme optimaal te kunnen bestuderen [volgen] |
| chūkyori-中距離 | middellange afstand (wedstrijden) |
| chūmitsu-稠密 | dichtheid; opeenhoping |
| chūmon-中門 | centrale [middelste] poort [ingang] |
| chūnen-中年 | middelbare leeftijd |
| chūniku-中肉 | een middelgroot [middelmatig] postuur |
| chūniku-中肉 | vlees van middelmatige kwaliteit |
| chūnikuchūzei-中肉中背 | een middelgroot [middelmatig] postuur |
| chūō-中央 | centrum; kern; hart; midden |
| chūō-中欧 | Centraal-Europa; Midden-Europa |
| chūōbunritai-中央分離帯 | middenberm (op hoofdwegen en snelwegen) |
| chūōkairei-中央海嶺 | midoceanische rug |
| chūon-中音 | (muziek) mediant (derde trap van de toonladder); middenregister |
| chūōsen-中央線 | middenlijn (op een sportveld, wegdek e.d.) |
| chūrō-中老 | middelbare leeftijd |
| chūryaku-中略 | inkorting van een citaat in het midden; een uitdrukking in een brief, om aan te geven dat er zinnen in het middengedeelte weggelaten worden |
| chūryūkaikyū-中流階級 | de middenklasse |
| chūsai-仲裁 | arbitrage; bemiddeling |
| chūsainin-仲裁人 | bemiddelaar; tussenpersoon |
| chūsei-中世 | middeleeuwen |
| chūsei-中性 | onzijdigheid (grammatica) |
| chūsei-中性 | geslachtsloosheid; androgynie |
| chūsei-忠誠 | loyaliteit; trouw; oprechtheid; eerlijkheid |
| chūseisenzai-中性洗剤 | synthetisch wasmiddel; neutraal reinigingsmiddel |
| chūsenkyoku-中選挙区 | een middelgroot [meervoudig] kiesdistrict (met twee of meer zetels) in Japan |
| chūshin-中心 | middelpunt; centrum; kern |
| chūshin-中震 | middelzware aardbeving; aardbeving van gemiddelde intensiteit |
| chūshin-忠信 | trouw; loyaliteit; getrouwheid; betrouwbaarheid |
| chūshinbu-中心部 | middelpunt; hart; centrale deel; centrum |
| chūshōkigyō-中小企業 | middelgrote en kleine ondernemingen; midden -en kleinbedrijf (MKB) |
| chūshoku-昼食 | lunch; middagmaal |
| chūshū-中秋 | middenin [in het midden van] de herfst (de 15de dag van de 8ste maand van de maankalender) |
| chūtā-チューター | studiebegeleider; privéleraar; docent |
| chūtai-中退 | voortijdig de school verlaten; de schoolopleiding niet afmaken |
| chūtō-中東 | het Midden-Oosten |
| chūtohanpa-中途半端 | onvolledigheid; incompleet [halfbakken] zijn |
| chūtōkyōikugakkō-中等教育学校 | zesjarige middelbare school |
| chūtoshi-中都市 | middelgrote stad |
| chūzuri-宙吊り | het (midden) in de lucht hangen [bungelen] |
| dabingu-ダビング | het indubben [bijmixen] van geluid in een film; nasynchronisatie |
| dabun-駄文 | (een term die ook wordt gebruikt als bescheiden aanduiding voor) mijn (eigen) schrijfwerk |
| daburyū・daburyū・daburyū-ダブリュー・ダブリュー・ダブリュー | www (Internet: world wide web) |
| daburyū・eichi・ō-ダブリュー・エイチ・オー | Wereldgezondheidsorganisatie |
| daentai-楕円体 | ellipsoïde |
| dafu-懦夫 | een lafaard; een timide [bange] man |
| daibubun-大部分 | meerderheid; meer dan de helft; het grootste deel |
| daichi-大知 | grote wijsheid; Boeddha's wijsheid |
| daidōshōi-大同小異 | vrijwel hetzelfde; bijna identiek |
| daigakkō-大学校 | hogere onderwijsinstelling opgericht in samenwerking met een overheidsinstantie |
| daigakuin-大学院 | postgraduate opleiding (na behalen van de master graad) |
| daigan-代願 | voorbede; voorspraak; als tussenpersoon fungeren; bidden tot god {Boeddha] namens een ander |
| daigen-代言 | een pleidooi [het pleiten] namens een ander (advocatuur) |
| daigen-題言 | inleidende woorden in een boek of tijdschrift |
| daihi-大悲 | grote barmhartigheid [compassie} van Boeddha's en Bodhisattva's |
| daihōin-大法院 | hooggerechtshof; Hoge Raad (in Zuid-Korea) |
| daiichininsha-第一人者 | de hoogstgeplaatste [meest gezaghebbende] persoon; degene met de hoogste rang; de leidende [invloedrijkste] persoon (op een bepaald gebied) |
| daiittō-第一党 | de leidende [belangrijkste; grootste] partij |
| daijidaihi-大慈大悲 | (boeddh.) groot mededogen en grote genade; grote compassie en barmhartigheid |
| daikan-代官 | magistraat; (plaatsvervangend) overheidspersoon [ambtenaar] |
| daikan-大寒 | het midden van de winter; de koudste periode van de winter |
| daikanminkoku-大韓民国 | de Republiek Korea (Zuid-Korea) |
| daikinmaebaraikādo-代金前払いカード | prepaidkaart |
| daikyō-大凶 | misdaad; wreedheid; schurk |
| dain-ダイン | dyne (eenheid van kracht) |
| dainagon-大納言 | raadslid van de hoogste rang aan het keizerlijk hof van Japan (7e-19e eeuw) |
| dainamizumu-ダイナミズム | dynamiek; gedrevenheid |
| dainoji-大の字 | (de vorm van het kanji 大) met armen en benen gespreid |
| daisankaikyū-第三階級 | de lagere klasse; arbeidersklasse |
| daisensei-大先生 | humoristische aanduiding of beschrijving van iemand |
| daitanfuteki-大胆不敵 | zonder vrees zijn; onverschrokkenheid |
| daitansa-大胆さ | stoutmoedigheid; dapperheid; moed; vermetelheid |
| daitōryō-大統領 | president |
| daitōryōdaikō-大統領代行 | waarnemend president |
| daitōryōfujin-大統領夫人 | presidentsvrouw; first lady |
| daitōryōfujin-大統領夫人 | vrouw van een president |
| daitōryōfukoku-大統領布告 | presidentieel decreet |
| daitōryōkeigotai-大統領警護隊 | geheime dienst (secret service) ter bewaking van de president |
| daitōryōkōho-大統領候補 | presidentskandidaat |
| daitōryōrei-大統領令 | presidentieel decreet |
| daitōryōsenkyo-大統領選挙 | presidentsverkiezingen |
| daitōryōshūninenzetsu-大統領就任演説 | presidentiële inauguratierede |
| dakui-諾意 | instemmingsbereidheid; intentie tot goedkeuring |
| dakusuru-諾する | toestemmen; zich bereid verklaren; instemmen met; akkoord gaan; voldoen aan; inwilligen (verzoek) |
| dakuto-ダクト | buis; pijpleiding |
| dāku・ēji-ダーク・エージ | de donkere [duistere] middeleeuwen |
| dāku・hōsu-ダーク・ホース | (in een race) outsider; onverwachte winnaar |
| dāku・hōsu-ダーク・ホース | onbekende mededinger [kandidaat] |
| damakurakasu-騙くらかす | bedriegen; misleiden |
| damashiai-騙し合い | wederzijdse misleiding [bedriegerij] |
| damashiau-騙し合う | elkaar misleiden [bedriegen; voor de gek houden] |
| damashiuchi-騙し討ち | een verrassingsaanval; iemand met een list afleiden en dan aanvallen; vals spel |
| damasu-騙す | bedriegen; oplichten; vals spelen; misleiden |
| dame-駄目 | Bij het spel go een steen [veld] dat voor geen van beide spelers telt |
| dameoshi-駄目押し | voor de zekerheid; voor alle zekerheid |
| dameoshi-駄目押し | (in sport) nog een extra punt scoren (voor de zekerheid) in al gewonnen positie |
| damin-惰眠 | luiheid; ledigheid; inactiviteit; inertie; sluimering |
| dan-団 | groep; korps; eenheid; vereniging; organisatie |
| danchō-団長 | groepsleider; hoofd van een delegatie |
| dandan-団団 | een grote hoeveelheid (vocht; dauw) |
| dandan-段段 | geleidelijk; beetje bij beetje |
| dandara-段だら | oneffenheid |
| dandori-段取り | planning; voorbereiding; regeling |
| dandorisuru-段取りする | plannen; voorbereiden; regelen |
| danjo-男女 | man en vrouw; mannen en vrouwen; jongens en meisjes; beide geslachten |
| dankaiteki-段階的 | stapsgewijs; stap voor stap; geleidelijk |
| danketsu-団結 | eenheid; eendracht; solidariteit; verbondenheid |
| danketsuken-団結権 | het recht van arbeiders om zich te verenigen [zich aan te sluiten bij een vakbond] |
| danketsuyoku-団結力 | solidariteit; eenheid; eendracht |
| danmari-黙り | stilte; stilzwijgen; zwijgzaamheid |
| danpingu-ダンピング | het dumpen [goedkoop verkopen] van een grote hoeveelheid goederen ( m.n. op de buitenlandse markt) |
| danryoku-弾力 | veerkracht; buigzaamheid |
| danryokusei-弾力性 | veerkracht; buigzaamheid; soepelheid |
| dantei-断定 | duidelijke beoordeling [bevestiging; verklaring; conclusie] |
| dan'in-団員 | groepslid; lid van een organisatie |
| dappi-脱皮 | ecdysis; vervelling; de huid afwerpen (zoals bij slangen e.d.) |
| darā-ダラー | dollar (munteenheid) |
| darake-だらけ | (achtervoegsel) vol [bedekt; bezaaid] met |
| daraku-堕落 | corruptie; verdorvenheid |
| daritsu-打率 | (honkbal) slagpercentage; slaggemiddelde |
| daru-だる | moe zijn; vermoeid [uitgeput] zijn [worden; raken] |
| daruma-達磨 | Daruma, de boeddhistische monnik Bodhidharma (Zen boeddhisme) |
| darusa-だるさ | lusteloosheid; lethargie |
| dasu-出す | maken (van geluid, vuur) |
| date-伊達 | gekunsteldheid; gemaaktheid; uiterlijk vertoon |
| dātī・furōto-ダーティー・フロート | een systeem waarbij beleidsautoriteiten ingrijpen wanneer er ongewenste fluctuaties optreden op de wisselkoersen |
| dāto-ダート | vuil; viezigheid (Eng. dirt) |
| datō-妥当 | juistheid; geschiktheid; toepasselijkheid; relevantie |
| dattai-脱退 | terugtrekking; terugtreding; afscheiding |
| de-出 | aanwezigheid; dienst; aan het werk |
| deban-出番 | dienst; werktijd; arbeidsduur |
| deddo・bōru-デッド・ボール | (honkbal) een dode bal (het stilleggen van de wedstrijd door de scheidsrechter (b.v. als de slagman wordt geraakt door de worp van de pitcher) |
| deha-出端 | uitweg; kans [gelegenheid] om te vertrekken [eruit te komen] |
| deha-出端 | (muzikale begeleiding bij) de opkomst van een acteur op het podium (theater) |
| deki-出来 | vakmanschap; bekwaamheid; goede uitvoering [afwerking] |
| dekiagaru-出来上がる | klaar zijn; beëindigd [voltooid] zijn |
| dekiai-溺愛 | adoratie; verliefdheid; dweperij; dol zijn op |
| dekiaisuru-溺愛する | iemand adoreren [verafgoden; aanbidden]; dol (verliefd) zijn op |
| dekiru-出来る | tot stand komen; gedaan [voltooid] worden; gereed komen |
| dekoboko-凸凹 | oneffenheid; ongelijkmatigheid; ruwheid |
| dema-デマ | demagogie; volksmisleiding; opzettelijk verspreiden van valse informatie |
| demachi-出待ち | het wachten van fans bij de uitgang (tot een beroemdheid naar buiten komt) |
| demae-出前 | bezorging aan huis van maaltijden bereid door restaurants, cateraars, e.d. |
| demagogī-デマゴギー | demagogie; volksmisleiding; opzettelijk verspreiden van valse informatie |
| demodori-出戻り | gescheiden vrouw (die weer bij haar ouders woont) |
| demotēpu-デモテープ | demobandje (geluids- of videoband voor reclame- en marketingdoeleinden) |
| dendenmushi-でんでん虫 | slak (den is afgeleid van denai (出ない, komt niet naar buiten) |
| dendō-伝導 | geleiding; transmissie; overdracht |
| denkidendōtai-電気伝導体 | elektrische geleider |
| denkiunagi-電気鰻 | sidderaal (Electrophorus electricus) |
| dennetsuki-電熱器 | elektrothermisch apparaat [toestel]; elektrische kachel; straalkachel; elektrische verwarmingseenheid |
| denpa-伝播 | verbreiding; verspreiding |
| densenbyō-伝染病 | besmettelijke [overdraagbare] ziekte; epidemie |
| dentōkōgei-伝統工芸 | traditionele ambachten [kunstnijverheid] |
| deokishiribokakusan-デオキシリボ核酸 | DNA (deoxyribonucleic acid) |
| derikashī-デリカシー | verfijning; subtiliteit; fijngevoeligheid |
| deruta-デルタ | (wiskunde) variabele grootheid |
| deshabaru-出しゃばる | binnendringen; zich bemoeien (met); interrumperen; tussen beiden komen |
| deshiberu-デシベル | decibel (eenheid van geluidsintensiteit) |
| detēru-デテール | detail; bijzonderheid |
| dibaidā-ディバイダー | verdeler; scheidingswand |
| dibōsu-ディボース | echtscheiding |
| dīenuēkantei-ディーエヌエー鑑定 | DNA-identificatie; genetische vingerafdruk |
| difarenshiēshon-ディファレンシエーション | onderscheid; identificatie |
| diguriokurashī-ディグリオクラシー | academische meritocratie, een samenleving waarin het opleidingsniveau een van de belangrijkste criteria is voor het bepalen van de sociale status |
| diminuendo-ディミヌエンド | (muziekterm) diminuendo (eleidelijk afnemend in toonsterkte) |
| dinkusu-ディンクス | (double income, no kids) tweeverdieners zonder kinderen |
| dīpu・sausu-ディープ・サウス | het diepe Zuiden (de meest zuidelijke staten van Amerika: Georgia, Alabama, Louisiana en Mississippi) |
| ditēru-ディテール | detail; bijzonderheid |
| dō-働 | (in kanji combinaties) werken; arbeid |
| dochaku-土着 | inheemsheid; autochtoniteit |
| dōdan-同断 | hetzelfde als voorheen [eerder]; dito; idem |
| dōdōmeguri-堂堂巡り | al biddend rond een tempel lopen |
| dōga-動画 | animatie(film); video |
| dogaishi-度外視 | veronachtzaming; onverschilligheid; het negeren |
| dōgaku-同学 | dezelfde opleiding [school; studie]; hetzelfde vakgebied |
| doggutagu-ドッグタグ | (Eng.: dog tag) metalen identiteitsplaatje (van militairen) |
| doggu・iyā-ドッグ・イヤー | (Eng.: dog's year) een levensjaar van een hond (ca. gelijk aan 7 mensjaren), geeft aan de snelheid van veranderingen in de informatiemaatschappij |
| dogimagisuru-どぎまぎする | opgewonden raken; boos zijn; nerveus worden; de tegenwoordigheid van geest verliezen |
| dōitsu-同一 | identiek; (één en) dezelfde |
| dōitsusei-同一性 | identiteit |
| dōitsushi-同一視 | identificatie; de identiteit vaststellen; als hetzelfde beschouwen |
| dōitsushisuru-同一視する | identificeren; als hetzelfde [gelijk] beschouwen |
| dōjaku-瞠若 | (opperste) verbazing; verbijstering; als met stomheid geslagen |
| doji-どじ | blunder; flater; misser; domheid |
| dojji・rain-ドッジ・ライン | Dodge Line, een financieel-economisch beleid opgesteld door Joseph Dodge (1890-1964) voor Japan na de Tweede Wereldoorlog |
| dōjōhyō-同情票 | sympathiestem; solidariteitsstem |
| dōkan-動感 | levendigheid; beweeglijkheid |
| dōkei-同型 | isomorfisme; isomorfie; gelijkvormigheid |
| dōkei-同形 | gelijkvormigheid; isomorfie; isomorfisme |
| dokkai-読解 | begrijpend lezen; leesvaardigheid |
| dokkaika-読解力 | goede leesvaardigheid hebben; goed begrijpend kunnen lezen; |
| dokkaikatesuto-読解力テスト | leesvaardigheidstest; toets begrijpend lezen |
| dokke-毒気 | giftigheid; toxiciteit; virulentie |
| dokke-毒気 | kwaadaardigheid; wrok |
| dokki-毒気 | giftigheid; toxiciteit; virulentie |
| dokki-毒気 | kwaadaardigheid; wrok |
| dokkō-独行 | onafhankelijkheid; zelfredzaamheid |
| dokkyo-独居 | een leven in afzondering [eenzaamheid] |
| dōkō-同工 | dezelfde vakmanschap [bekwaamheid] |
| doku-毒 | kwaadaardigheid; boosheid; wrok |
| dokufu-毒婦 | femme fatale; vamp; verleidster |
| dokugakusha-独学者 | autodidact |
| dokuji-独自 | het uniek [eigen; individueel; onafhankelijk; origineel] zijn |
| dokujiryoku-読字力 | leesvaardigheid |
| dokuke-毒気 | giftigheid; toxiciteit; virulentie |
| dokuke-毒気 | kwaadaardigheid; wrok |
| dokuritsu-独立 | onafhankelijkheid |
| dokuritsudoppo-独立独歩 | onafhankelijkheid, zelfredzaamheid |
| dokuritsujison-独立自尊 | onafhankelijkheid en zelfrespect |
| dokuritsusengen-独立宣言 | onafhankelijkheidsverklaring |
| dokusei-毒性 | toxiciteit; giftigheid |
| dokutāierō-ドクターイエロー | een gele onderhoudstrein, die de shinkansen spoorlijnen controleert op gebreken van apparatuur, rails, en bovenleidingen |
| dokutā・kōsu-ドクター・コース | doctoraal programma (PhD-opleiding) |
| dokutoku-独特 | eigenaardigheid; bijzonderheid; uniekheid |
| dokuzen-独善 | zelfingenomenheid; zelfgenoegzaamheid |
| dokyō-度胸 | moed; dapperheid; lef; durf |
| dokyumentēshon-ドキュメンテーション | documentatie; handleiding |
| domannaka-ど真ん中 | precies in het midden |
| dōmin-道民 | bewoner van Hokkaido |
| domo-ども | (achter een zelfst.nw.) geeft aan meervoud of nederigheid |
| donā-ドナー | donor (in fysica: atoom dat een electron afstaat in halfgeleiders) |
| dōnai-道内 | in [binnen] Hokkaido |
| donāmitsudo-ドナー密度 | donordichtheid (fysica) |
| donarigoe-怒鳴り声 | stemverheffing (in boosheid); boze stem |
| donburibachi-丼鉢 | kom (middelgroot, geschikt voor donburi-gerechten) |
| donchansawagi-どんちゃん騒ぎ | wild [luidruchtig; losbandig] vermaak; orgie |
| dondon-どんどん | geroffel; getrommel (geluid) |
| donkan-鈍感 | ongevoeligheid; gevoelloosheid; tactloosheid |
| don'yoku-貪欲 | hebzucht; gierigheid; inhaligheid |
| don・fan-ドン・ファン | donjuan; vrouwenverleider; vrouwenversierder |
| dōon-同音 | hetzelfde geluid; dezelfde klank; homofonie |
| dorai・aisu-ドライ・アイス | (Eng. dry ice) droogijs; koolzuursneeuw (vaste vorm van CO2, koolstofdioxide) |
| dorai・sukin-ドライ・スキン | droge huid |
| dōri-道理 | reden; logica; zin; waarheid; juistheid |
| dorifuto-ドリフト | verschijnsel waarbij deeltjes door een externe kracht in een willekeurige beweging worden gebracht (b.v. elektrische geleiding, warmtegeleiding, etc.) |
| dorufin・kikku-ドルフィン・キック | dolfijntrap (zwembeweging met beide voeten tegelijk in een trappende beweging in het water, bij vlinderslag en rugslag) |
| dorushokku-ドル・ショック | de Nixon Shock (economische maatregelen van President Nixon in 1971, o.a. het eenzijdig opheffen van de omwisseling van goud in Amerikaanse dollars) |
| dōryō-同量 | dezelfde hoeveelheid; gelijkwaardigheid |
| doryō-度量 | grootmoedigheid, ruimhartigheid, tolerantie, generositeit, vrijgevigheid |
| dōsen-導線 | (elektra) een geleider; geleidraad |
| dōshi-導師 | spirituele gids; leraar |
| dōshin-同心 | gelijkgestemdheid; dezelfde geest [mening, gedachte] |
| dōshin-同心 | concentriciteit (hetzelfde middelpunt hebben) |
| dosshiri-どっしり | zwaar; omvangrijk; massief; solide |
| dosudosu-ドスドス | (onomatopee) stampend geluid (b.v. van een heimachine of van de zware voetstappen van een zwaarlijvig persoon of dier) |
| dōsui-導水 | transport van water; het leiden van waterstroming |
| dōsuikan-導水管 | waterleiding; waterpijp |
| dōtai-導体 | (elektrische) geleider |
| dōtei-童貞 | kuisheid (m.n. van mannen); maagdelijkheid; maagd |
| dōtō-同等 | gelijkheid; equivalentie |
| doyadoya-どやどや | geluid van vele voetstappen [van een menigte mensen] (onomatopee) |
| doyasu-どやす | intimideren; (naar iem.) schreeuwen [schoppen; slaan] |
| dōzen-同前 | gelijk aan het voorgaande [bovenstaande]; idem (dito) |
| dyūpu-デュープ | duplicaat; kopie (van foto, film, video, e.d.) |
| dyūpurikēto-デュープリケート | duplicaat; kopie (van foto, film, video, e.d.) |
| echiketto-エチケット | etiquette; omgang- en beleefdheidsvormen |
| edamichi-枝道 | uitweiding; afdwaling |
| edokko-江戸っ子 | (vroeger) iemand die in Edo was geboren en opgegroeid |
| edokko-江戸っ子 | (huidige betekenis) iemand die in Tokio is geboren en opgegroeid |
| edyukēshon-エデュケーション | onderwijs; opleiding |
| ego-エゴ | (in psychoanalyse, de persoonlijkheid) ego |
| egokoro-絵心 | talent voor [bekwaamheid in] schilderen; verstand van [interesse in] schilderkunst [schilderijen] |
| eguzekutibu-エグゼクティブ | leidinggevende persoon; hoofddirecteur; uitvoerende macht |
| eguzekutibu-エグゼクティブ | leidinggevend; uitvoerend; verantwoordelijk |
| eibetsu-永別 | laatste afscheid; het voorgoed [defintief] afscheid nemen |
| eichi-英知 | wijsheid; intelligentie |
| eien-永遠 | eeuwigheid |
| eikyū-永久 | eeuwigheid |
| eimai-英邁 | getalenteerdheid; wijsheid |
| eimei-英明 | intelligentie; wijsheid |
| eiri-鋭利 | scherpte; scherpzinnigheid |
| eiten-栄典 | eer; ereteken; onderscheiding |
| eiyūshugi-英雄主義 | heroïsme; heldendom; heldhaftigheid |
| eizu-エイズ | (acquired immunodeficiency syndrome) aids (immunodeficiëntiesyndroom) |
| eki-疫 | epidemie |
| ekibyō-疫病 | epidemie; pest |
| ekigaku-疫学 | epidemiologie |
| ekimu-役務 | verplichte arbeid; corvee; werk [diensten] verricht voor anderen |
| ekirei-疫癘 | epidemie; pest |
| ekitei-駅逓 | (arch.) het transporteren van bagage van (post)station naar (post)station (zoals op de Tokaido route in de Edo periode) |
| ekkusujendā-Xジェンダー | X-gender (in Japan gebruikte term voor nonbinaire genderidentiteiten) |
| ekohiiki-依怙贔屓 | partijdigheid; het iemand voortrekken; vooroordeel; vooringenomenheid |
| ekoji-依怙地 | koppigheid; eigenwijsheid; eigenzinnigheid |
| ekonomī-エコノミー | zuinigheid; bezuiniging; besparing |
| ekosaido-エコサイド | ecocide (vernietiging van ecosystemen) |
| ekumēne-エクメーネ | oecumene (eenheid van alle christenen) |
| emono-得物 | bijzondere techniek [kundigheid; vaardigheid] |
| en-円 | yen (munteenheid) |
| en-演 | (in kanji combinaties) uitleggen; preken; overtuigen; verklaren; verspreiden; propageren; vertolken; uitvoeren; opvoeren |
| en-縁 | kans; gelegenheid |
| enbi-塩ビ | polyvinylchloride (PVC) |
| enbi-艶美 | weelderige [verleidelijke] schoonheid |
| engan-遠眼 | verziendheid; hypermetropie |
| enkabiniru-塩化ビニル | vinylchloride |
| enkabinīru-塩化ビニール | vinylchloride |
| enkakarushiumu-塩化カルシウム | calciumchloride |
| enkanatoriumu-塩化ナトリウム | natriumchloride; keukenzout |
| enkasuiso-塩化水素 | waterstofchloride |
| enkōkinkō-遠交近攻 | het beleid [de strategie] om vriendschappelijke betrekkingen te onderhouden met verre landen, maar vijandelijke betrekkingen met buurlanden |
| enkyoku-婉曲 | omslachtigheid |
| enman-円満 | harmonie; vreedzaamheid; tevredenheid; zorgeloosheid |
| enrei-艶麗 | grote schoonheid; bekoring |
| enryo-遠慮 | terughoudendheid; reserve; tact; zorgzaamheid |
| enryobukai-遠慮深い | zeer ingetogen [bescheiden; terughoudend] |
| enryonaku-遠慮なく | zonder voorbehoud; zonder terughoudendheid; onbeschroomd; zonder aarzeling |
| enryosuru-遠慮する | terughoudend [bescheiden; tactvol] zijn |
| ensei-延性 | ductiliteit; kneedbaarheid; taaiheid |
| enseki-遠戚 | een ver familielid |
| enshi-遠視 | verziendheid; hypermetropie |
| enshin-遠心 | centrifugaal [middelpuntvliedend] zijn |
| enshinryoku-遠心力 | middelpuntvliedende kracht; centrifugale kracht |
| enshō-延焼 | vuur dat zich verspreidt [om zich heen grijpt] |
| enshō-炎症 | (med.) ontsteking; huidirritatie |
| enshōsuru-延焼する | vlam vatten; het verspreiden [om zich heen grijpen] van vuur |
| enzen-婉然 | elegantie; gratie; sierlijkheid |
| epokē-エポケー | epoche (filosofie, opschorting van oordeel over de werkelijkheid) |
| erika-エリカ | erica; dopheide |
| erizekyū-エリゼ宮 | het Élysée-paleis (de officiële residentie van de Franse president) |
| erokyūshon-エロキューション | spreekkunst; welsprekendheid; voordrachtskunst; redekunst |
| erosu-エロス | Eros (de naam van asteroïde 433) |
| erugu-エルグ | (natuurkunde) een erg (eenheid van arbeid) |
| eshajōri-会者定離 | (boeddh.) alle ontmoetingen eindigen in een afscheid; die elkaar ontmoeten, zijn voorbestemd om weer te scheiden |
| eshaku-会釈 | begrip; meeleven; voorkomendheid |
| esu-エス | (afk. voor south) zuid |
| esu-エス | (aanduiding voor kledingmaat) small |
| esukōto-エスコート | begeleiding; begeleider; escorte |
| esukōto・gaido-エスコート・ガイド | begeleidende gids; rondleider |
| esukūdo-エスクード | escudo (oude munteenheid Portugal) |
| esukurō-エスクロー | borg [zekerheidstelling] in handen van derden (tot de voorwaarde is voldaan) |
| esukyoku-エス極 | de zuidpool (van een staafmagneet) |
| esupuri-エスプリ | verstand; denkvermogen; scherpzinnigheid; spitsvondigheid |
| esutetikku-エステティック | esthetiek; esthetica; schoonheidsleer |
| esutetikku-エステティック | volledige (lichaams)schoonheidsbehandelingen |
| esutetikku・saron-エステティック・サロン | schoonheidssalon; schoonheidskliniek |
| esutetishan-エステティシャン | schoonheidsspecialist(e) voor het hele lichaam |
| esutopperu-エストッペル | estoppel (juridisch principe dat voorkomt dat iemand recht kan doen gelden dat in strijd is met zijn eerdere handelingen of uitspraken) |
| esutopperunogensoku-エストッペルの原則 | estoppel principe (juridisch principe dat voorkomt dat iemand recht kan doen gelden dat in strijd is met zijn eerdere handelingen of uitspraken) |
| ē・buikiki-AV機器 | porno (film; video) |
| ē・emu-エー・エム | (ante meridiem) voor de middag |
| faito-ファイト | vechtlust; strijdvaardigheid |
| fāsuto・redi-ファースト・レディ | presidentsvrouw |
| fēdoauto-フェードアウト | (beeld) het vervagen [uitvloeien]; (geluid) het wegsterven |
| feiru・seifu-フェイル・セイフ | faalveilig (van apparaten, bij falen niet leidend tot een gevaarlijke situatie) |
| femisaido-フェミサイド | femicide; vrouwenmoord |
| fikisachīfu-フィキサチーフ | fixatief; fixeermiddel (tekenen; schilderen) |
| fikusā-フィクサー | bemiddelaar; iemand die (achter de schermen) dingen regelt [voor elkaar krijgt] |
| firamento-フィラメント | filament; gloeidraad |
| firansoropī-フィランソロピー | filantropie; liefdadigheid |
| fīrudo-フィールド | veld; weide; akker |
| fittonesu-フィットネス | goede (lichamelijke) conditie; fitheid |
| forinto-フォリント | forint (Hongaarse munteenheid) |
| forutishimo-フォルティシモ | fortissimo; zeer luid (muziekterm) |
| fossa・maguna-フォッサ・マグナ | slenkvallei, gebied waar een vulkanische gordel doorheen loopt (van noord naar zuid door centraal Honshu) |
| foto-フォト | fot (eenheid van lichtsterkte) |
| fu-膚 | (in kanji combinaties) huid |
| fuan-不安 | onzekerheid; ongerustheid; bezorgdheid; vrees |
| fuannai-不案内 | onwetendheid; onervarenheid; onbekendheid (met) |
| fuantei-不安定 | instabiliteit; onzekerheid |
| fūbagyū-風馬牛 | desinteresse; onverschilligheid |
| fubatsu-不抜 | vastberadenheid; onverzettelijkheid |
| fuben-不便 | ongemak; onhandigheid |
| fubenkyō-不勉強 | het niet genoeg studeren; luiheid; gebrek aan inzet |
| fubi-不備 | tekortkoming; onvolkomenheid; onvolmaaktheid; gebrekkigheid |
| fubin-不憫 | armzaligheid; armoedigheid |
| fubin-不敏 | traagheid; onvermogen; gebrek aan talent [vaardigheid] |
| fubōgarasu-風防ガラス | voorruit (van een vervoermiddel) |
| fubyōdō-不平等 | ongelijkheid |
| fuchi-不治 | ongeneeslijkheid; ongeneeslijk zijn |
| fuchi-不知 | onwetendheid; domheid |
| fuchise-淵瀬 | onbestendigheid |
| fuchō-不調 | (afk. voor) achteloosheid; onhandigheid; ontoereikendheid; gebrek aan manieren [kennis] |
| fuchōwa-不調和 | disharmonie; disbalans; niet bij elkaar passend; onenigheid |
| fuchūi-不注意 | onvoorzichtigheid; onverschilligheid; onoplettendheid |
| fudai-譜代 | genealogie; erfelijkheid |
| fudan-不断 | besluiteloosheid |
| fudegashira-筆頭 | hoofd [leidinggevende] in een organisatie (soms crimineel van aard) |
| fudōi-不同意 | meningsverschil; onenigheid; het oneens zijn; afkeuring |
| fudōmyōō-不動明王 | Fudō [Acala], de vernietiger van waanideeën en de beschermer van het boeddhisme. |
| fudōtai-不導体 | isolator; niet-geleider |
| fuen-不縁 | scheiding |
| fuen-敷衍 | het verduidelijken; uitvoerig bespreken; ergens dieper [uitvoeriger] op ingaan; uitweiden; uiteenzetten |
| fuensuru-敷衍する | verduidelijken; uitvoerig bespreken; ergens dieper [uitvoeriger] op ingaan; uitweiden; uiteenzetten |
| fuete-不得手 | zwak punt; zwakte; onhandigheid |
| fufuku-不服 | ontevredenheid; onenigheid; bezwaar; klacht |
| fūgetsu-風月 | (heldere) maan en (koele) wind [bries]; de schoonheid van de natuur |
| fugi-不義 | onrechtvaardigheid; zedeloosheid; ongepastheid; wangedrag |
| fugiri-不義理 | oneerlijkheid; onrechtvaardigheid; oneer; onrecht; ondankbaarheid |
| fugō-符合 | gelijktijdigheid; overeenstemming |
| fugu-不具 | (lichamelijke) afwijking; handicap; misvorming; mismaaktheid |
| fugusha-不具者 | invalide; gehandicapte (persoon) |
| fūha-風波 | onenigheid; tweedracht; ruzie |
| fuhai-不敗 | onoverwinnelijkheid |
| fuhei-不平 | ontevredenheid; ongenoegen; onvrede |
| fuheibunshi-不平分子 | ontevreden elementen [leden]; dissidenten |
| fuhen-不偏 | onpartijdigheid; onbevooroordeeld zijn |
| fuhen-不変 | onveranderlijkheid; constantheid; permanentie |
| fuhen-普遍 | universaliteit; algemeenheid; alomtegenwoordigheid |
| fuhendatōsei-普遍妥当性 | algemene toepasbaarheid |
| fuhenfutō-不偏不党 | onpartijdigheid; neutraliteit; onafhankelijkheid |
| fuji-不治 | ongeneeslijkheid; ongeneeslijk zijn |
| fujimi-不死身 | onkwetsbaarheid; onsterfelijkheid |
| fujitsu-不実 | onoprechtheid; bedrog; bedriegerij; misleiding |
| fujitsu-不実 | onechtheid; onwaarheid |
| fujō-浮上 | het naar voren komen; zichtbaar [duidelijk] worden |
| fujōri-不条理 | absurditeit; ongerijmdheid; onredelijkheid |
| fujun-不純 | onzuiverheid |
| fujun-不順 | irregulariteit; wisselvalligheid; instabiliteit |
| fuka-浮華 | frivoliteit; oppervlakkigheid; lichtzinnigheid |
| fuka-負荷 | (fig.) last; grote verantwoordelijkheid [plicht] |
| fukabun-不可分 | ondeelbaarheid |
| fukachi-不可知 | ondoorgrondelijkheid; raadselachtigheid; onkenbaar [niet te begrijpen] zijn |
| fukafuka-ふかふか | (onomatopee) zacht; donzig, pluizig; afwezig; verstrooid; achteloos; onnadenkend |
| fukagyakusei-不可逆性 | onomkeerbaarheid |
| fukahi-不可避 | onvermijdelijkheid; niet te vermijden |
| fukaishisū-不快指数 | mate [index] van luchtvochtigheid (in de zomer) |
| fukakai-不可解 | onbegrip; geheimzinnigheid; ondoorgrondelijkheid |
| fukaketsu-不可欠 | onontbeerlijkheid; onmisbaar [essentieel] zijn |
| fukakōryoku-不可抗力 | overmacht; force majeure; onvermijdelijkheid |
| fukaku-不覚 | onvoorzichtigheid; slordigheid; blunder; fiasco; mislukking |
| fukakujitsu-不確実 | onzekerheid; onbetrouwbaarheid |
| fukakujitsu-不覚実 | onzekerheid, onbetrouwbaarheid |
| fukakuteiseigenri-不確定性原理 | onzekerheidsrelatie [onzekerheidsprincipe] van Heisenberg |
| fukanō-不可能 | onmogelijkheid |
| fukanshihei-不換紙幣 | fiatgeld; onwisselbaar [ongedekt] papiergeld; fiduciair geld |
| fukanshō-不感症 | gevoelloosheid; zinloosheid; frigiditeit; (seksuele) ongevoeligheid |
| fukanshōseisaku-不干渉政策 | non-interventiebeleid |
| fukanzen-不完全 | onvolledigheid; onvolmaaktheid |
| fukanzenshūgyō-不完全就業 | onderbezetting; niet voldoende werkgelegenheid |
| fukanzenyūsei-不完全優勢 | incomplete dominantie; semidominantie |
| fukan'yō-不寛容 | intolerantie; onverdraagzaamheid |
| fukashi-不可視 | onzichtbaarheid |
| fukashigi-不可思議 | eenheid van getal, 10 tot de macht 64 (of 80) |
| fukashin-不可侵 | non-agressie; onschendbaarheid |
| fukassei-不活性 | inactiviteit; laksheid; dadeloosheid; inertie |
| fukatoku-不可得 | (boeddh.) onbereikbaarheid; ongrijpbaarheid van de absolute waarheid (vanwege menselijke beperkingen) |
| fukenkō-不健康 | slechte gezondheid |
| fuki-不羈 | vrijheid; onafhankelijkheid |
| fukichirasu-吹き散らす | een gerucht verspreiden; (iets) rondbazuinen |
| fukidemono-吹き出物 | huiduitslag; puistje |
| fukigen-不機嫌 | slecht humeur; ongenoegen; norsheid |
| fukin-付近 | nabijheid; buurt; omgeving |
| fukinkō-不均衡 | disbalans; onevenwichtigheid; wanverhouding; onevenredigheid |
| fukinshin-不謹慎 | indiscretie; onvoorzichtigheid; onbescheidenheid; onbezonnenheid |
| fukiritsu-不規律 | wanorde; gebrek aan discipline; ongedisciplineerdheid |
| fukisoku-不規則 | onregelmatigheid; onstandvastigheid |
| fukō-不幸 | ongeluk; ellende; tegenslag; pech; ongelukkigheid |
| fukōhei-不公平 | partijdigheid |
| fukokoroe-不心得 | indiscretie; wangedrag; roekeloosheid |
| fūkōmeibi-風光明媚 | schilderachtigheid; natuurschoon |
| fuku-副 | begeleidend [secundair; aanvullend; assistent] zijn |
| fukuan-腹案 | idee; plan; voornemen |
| fukudaitōryō-副大統領 | vicepresident (van een land) |
| fukueki-服役 | werkplicht; corveedienst; militaire dienstplicht; gevangenisstraf met dwangarbeid |
| fukuekishu-服役囚 | veroordeelde met dwangarbeid |
| fukuhai-復配 | hervatting van dividendbetalingen |
| fukuiinchō-副委員長 | vicepresident (van een commissie) |
| fukujū-服従 | gehoorzaamheid |
| fukuramu-膨らむ | uitpuilen; uitzetten; (in volume) toenemen; uitbreiden |
| fukushachō-副社長 | vicepresident (van een bedrijf) |
| fukutsu-不屈 | onverzettelijkheid; standvastigheid |
| fukuzatsukei-複雑系 | een complex systeem (d.w.z. dat de eigenschappen van het geheel niet zijn af te leiden uit de eigenschappen van de samenstellende delen afzonderlijk) |
| fukyō-布教 | verspreiding van een religie; missie; zendingswerk |
| fukyōwaon-不協和音 | dissonantie; wanklank; kakofonie; onenigheid |
| fukyū-不朽 | onsterfelijkheid; onvergankelijkheid |
| fukyū-普及 | verspreiding; voortplanting; propagatie |
| fukyūsuru-普及する | verspreiden; zich voortplanten |
| fuma-不磨 | duurzaamheid; onsterfelijkheid |
| fumajime-不真面目 | onstandvastigheid; gebrek aan eerlijkheid [ernst] |
| fuman-不満 | ontevredenheid; onvoldaanheid; ongenoegen |
| fumanzoku-不満足 | ontevredenheid; ongenoegen |
| fumei-不明 | onduidelijkheid; onbegrijpelijkheid; vaagheid; dubbelzinnigheid |
| fumei-不明 | onwetendheid; gebrek aan inzicht |
| fumeiryō-不明瞭 | onduidelijkheid; onbegrijpelijkheid; vaagheid; duisternis |
| fumetsu-不滅 | onsterfelijkheid; onverwoestbaarheid |
| fumimochi-不身持ち | losbandigheid; wangedrag |
| fumin-不眠 | slapeloosheid; slechte nachtrust |
| fuminarasu-踏み鳴らす | stampen (met de voeten); luidruchtig lopen |
| fuminshō-不眠症 | slapeloosheid; insomnie |
| funare-不慣れ | gebrek aan ervaring; onervarenheid |
| funesshin-不熱心 | gebrek aan enthousiasme; onverschilligheid |
| fungiri-踏ん切り | besluit; bepaling; vaststelling; vastbeslotenheid |
| funin-不妊 | onvruchtbaarheid; steriliteit |
| funinjō-不人情 | onvriendelijkheid; gebrek aan medeleven; harteloosheid |
| funman-憤懣 | woede; boosheid; nijd; wrevel; irritatie |
| funō-不能 | onmogelijkheid |
| funpan-噴飯 | belachelijk [absurd; idoot] zijn; het plotseling in lachen uitbarsten [je verslikken door het lachen] |
| funpatsu-奮発 | vrijgevingheid; gulheid; verkwisting; verspilling |
| funtai-粉黛 | een schoonheid; mooie vrouw |
| fuonbunshi-不穏分子 | onruststoker; herrieschopper; opstandeling; dissident |
| fuontō-不穏当 | ongeschiktheid; ongepastheid; misplaatst zijn |
| furachi-不埒 | onwettigheid; onbeschaamdheid; onvergeeflijkheid; brutaliteit; onbeschoftheid |
| furaito・kontorōru-フライト・コントロール | vluchtleiding; luchtverkeersleiding |
| furakkusu-フラックス | flux (smeltmiddel) |
| furan-フラン | franc (oude franse munteenheid) |
| furattā-フラッター | flutter (toonvervorming bij geluidsopname) |
| furei-不例 | lichamelijke ongeschiktheid; ongesteldheid; onpasselijkheid; ziekte |
| furemawaru-触れ回る | (iets met veel ophef) rondbazuinen; (gerucht) verspreiden |
| furigana-振り仮名 | kleine kana lettergrepen (naast kanji geprint om de uitspraak ervan te duiden) |
| furīku-フリーク | (Eng.: freak) iemand die gek is op [enthousiast; geobsedeerd door] iets (b.v. film, computer, snelheid, etc.) |
| furīmēson-フリーメーソン | vrijmetselaar (lid van de vrijmetselarij) |
| furin-不倫 | verdorvenheid; onzedelijkheid; immoraliteit; overspel; een buitenechtelijke affaire |
| furishiku-降り敷く | verspreid liggen [gevallen zijn]; uitgestrooid zijn; bezaaid zijn (met) |
| furiwake-振り分け | scheiding (in het haar) |
| furī・kuraibingu-フリー・クライミング | (Eng. free climbing) vrij klimmen (zonder hulpmiddelen in bergsport) |
| furī・kuraimingu-フリー・クライミング | het vrij klimmen (zonder hulpmiddelen) |
| furōfushi-不老不死 | het eeuwige leven; onsterfelijkheid |
| furokyan-風呂キャン | het niet in bad gaan (vanwege vermoeidheid, tijdgebrek, e.d.) |
| furokyan-風呂キャン | iemand die niet in bad gaat (vanwege vermoeidheid, tijdgebrek, e.d.) |
| furonto・garasu-フロント・ガラス | voorruit (van een vervoermiddel) |
| furue-震え | huivering; siddering; getril; gebibber (van kou of angst) |
| furui-震い | huivering; siddering; getril; gebibber (van kou of angst) |
| furuiotosu-篩い落とす | zeven; filteren; ontdoen (van); afscheiden |
| furu・supīdo-フル・スピード | volle snelheid; volle vaart |
| furyōken-不了見 | indiscretie; onnadenkendheid; misstap |
| fūryokukei-風力計 | windmeter; windsnelheidsmeter |
| fusaginomushi-塞ぎの虫 | een gevoel van melancholie [somberheid]; trieste stemming |
| fusai-不才 | onbekwaamheid; incompetentie; gebrek aan talent |
| fusakui-不作為 | nalatigheid; verzuim; onachtzaamheid |
| fusan-不参 | afwezigheid; absentie; verzuim |
| fusei-不正 | onrechtvaardigheid; onrecht; oneerlijkheid; wangedrag; onregelmatigheid; fraude |
| fuseikaku-不正確 | onnauwkeurigheid; onjuistheid |
| fuseishutsu-不世出 | zeldzaamheid; bijzonderheid |
| fuseji-伏せ字 | een ondersteboven gedraaid karakter |
| fuseki-布石 | voorbereidingen voor de toekomst |
| fusen-不戦 | (vechtsport) niet doorgaan van het gevecht wegens afwezigheid van een deelnemer |
| fusenmei-不鮮明 | onduidelijk; onscherp; vaag |
| fusessei-不摂生 | verwaarlozing van de gezondheid; ongezond leven |
| fushi-不死 | onsterfelijkheid; het eeuwige leven |
| fushiawase-不幸せ | ongeluk; ellende; tegenslag; pech; ongelukkigheid |
| fushimatsu-不始末 | mislukking; fiasco; wanbeheer; onzorgvuldigheid; nalatigheid; wangedrag |
| fushin-不信 | ontrouw; onoprechtheid |
| fushinsetsu-不親切 | onvriendelijkheid; onaardigheid; onbeleefdheid; lompheid |
| fushizen-不自然 | onnatuurlijkheid |
| fushō-不承 | bezwaar; afkeuring; onenigheid; weigering |
| fushōchi-不承知 | bezwaar; afkeuring; onenigheid; weigering |
| fushōji-不祥事 | betreurenswaardig incident; vervelend voorval; schandaal |
| fushōjiki-不正直 | oneerlijkheid; onoprechtheid |
| fushozon-不所存 | ondoordachtheid; tactloosheid; onverstandigheid; onvoorzichtigheid |
| fusoku-不足 | tekort; gebrek; ontoereikendheid |
| fūsoku-風速 | windsnelheid |
| fūsokukei-風速計 | windmeter; windsnelheidsmeter; anemometer |
| fusuburu-燻る | (fig.) smeulen; sluimeren; aanmodderen; een onopvallend [obscuur] leven leiden (zonder doelen te bereiken) |
| futai-付帯 | bijkomstigheid; bijzaak |
| futaiten-不退転 | vastberadenheid; standvastigheid |
| futan-負担 | last; verplichting; verantwoordelijkheid |
| futanari-双成り | tweevormigheid; dimorfisme; hermafroditisme |
| futansuru-負担する | de last [verantwoordelijkheid] dragen |
| futegiwa-不手際 | onhandigheid; geklungel; knoeiwerk; onkunde; wanbeleid |
| futei-不定 | onbepaaldheid; onzekerheid; onbeslistheid |
| futei-不貞 | (huwelijkse) ontrouw; onkuisheid; echtbreuk; overspel |
| futei-不逞 | ongehoorzaamheid; insubordinatie; opstandigheid |
| futeiki-不定期 | onregelmatigheid |
| futeisai-不体裁 | onfatsoenlijke [onappetijtelijke] vertoning; ongepastheid; onbetamelijkheid |
| futeki-不敵 | (buitengewone) moed [dapperheid] |
| futeki-不適 | ongeschiktheid; het ongeschikt zijn |
| futekitō-不適当 | ontoereikendheid; ongeschiktheid |
| futō-不当 | onwettigheid; onrechtmatigheid |
| futōfukutsu-不撓不屈 | eigenzinnigheid; onverzettelijkheid; hardnekkigheid |
| futōgō-不等号 | (wiskunde) ongelijkheidsteken (<, kleiner-dan-teken, of >, groter-dan-teken) |
| futōitsu-不統一 | disharmonie; wanorde; ongeregeldheid; verdeeldheid |
| futokorode-懐手 | ledigheid; het nietsdoen |
| futoku-不徳 | zedeloosheid; verdorvenheid; gebrek aan deugdzaamheid |
| futoku-婦徳 | vrouwelijke deugd [verdienste; deugdzaamheid] |
| futokugi-不徳義 | immoraliteit; oneerlijkheid; onoprechtheid |
| futōmei-不透明 | ondoorzichtigheid; ondoorschijnendheid |
| futtsuri-ふっつり | het (geluid van het) breken van een draad, snaar, etc. |
| fuwa-不和 | onenigheid; verdeeldheid; tweedracht |
| fuyō-不要 | (in) onbruik; niet in zwang; nutteloosheid |
| fuyōi-不用意 | niet [slecht] voorbereid zijn; gebrek aan voorbereiding; onzorgvuldigheid |
| fuyujitaku-冬支度 | voorbereidingen voor de winter |
| fuzai-不在 | afwezigheid; absentie |
| fuzaishatōhyō-不在者投票 | het stemmen bij volmacht; stemmen bij afwezigheid (per post) |
| fuzei-風情 | (in combinatie met een zelfst.naamwoord) in de hoedanigheid van; zoals |
| fuzen-不全 | ontoereikendheid; onvolledigheid; incompleet zijn |
| fuzen-不善 | boosaardigheid; kwaadaardigheid; slechtheid |
| fuzoroi-不揃い | onregelmatigheid; ongelijkheid; oneffenheid |
| fu'itchi-不一致 | onenigheid; verschil; inconsistentie; tegenstrijdigheid |
| ga-我 | (boeddh.) koppigheid; eigenzinnigheid |
| ga-雅 | elegantie; goede smaak; verfijndheid |
| gabugabu-がぶがぶ | (onomatopee) het geluid van slikken; (op)slokkend; snel [veel] drinkend |
| gachi-雅致 | kunstvaardigheid; goede smaak; elegantie; verfijning |
| gaganbo-大蚊 | langpootmug (Tipulidae) |
| gai-垓 | een eenheid van getal, 10 tot de macht 20 |
| gaibufusai-外部負債 | externe aansprakelijkheid |
| gaidansu-ガイダンス | begeleiding |
| gaido-ガイド | gids; leidsman; reisleider; raadgever |
| gaido-ガイド | (reis)gids; handleiding |
| gaidorain-ガイドライン | richtlijn; leidraad; richtsnoer |
| gaidotsukitsuā-ガイド付きツアー | rondleiding |
| gaidowei・shisutemu-ガイドウェイ・システム | geleidingssysteem (autobus) |
| gaido・tsuā-ガイド・ツアー | rondleiding |
| gaien-外延 | uitbreiding; (verdere) duiding |
| gaihanboshi-外反母趾 | hallux valgus (een grote teen die scheefgegroeid is) |
| gaijintōrokushō-外人登録証 | ID-kaart [identiteitsbewijs] voor buitenlanders |
| gainen-概念 | concept; begrip; idee |
| gaiseki-外戚 | familielid van moederszijde [moederskant] |
| gaiyōyaku-外用薬 | geneesmiddel voor uitwendig gebruik |
| gaizen-慨然 | vastbeslotenheid; standvastigheid |
| gaizensei-蓋然性 | waarschijnlijkheid |
| gakidaishō-ガキ大将 | snotaap generaal; kinderbende leider; kind dat de buurt terroriseert |
| gakkōkyōiku-学校教育 | (school)opleiding; scholing |
| gakuchi-学知 | kennis en wijsheid |
| gakuchō-学長 | president [rector magnificus] van een universiteit [Hogeschool] |
| gakuchō-楽長 | kapelmeester; dirigent; bandleider |
| gakuen-学園 | school (vooral een particulier scholen-complex dat zowel lagere- als middelbare school behelst) |
| gakufū-学風 | (van een opleiding) academische sfeer; onderwijstraditie |
| gakugaku-諤諤 | brutaal; luidruchtig |
| gakugeikai-学芸会 | schoolevenement waarbij kinderen van de lagere school en van (de eerste jaren van) de middelbare school hun muziek- en theaterkunsten vertonen |
| gakujutsu-学術 | wetenschap; (wetenschappelijke) kennis; geleerdheid |
| gakumenkingaku-額面金額 | nominaal bedrag; nominale hoeveelheid |
| gakumon-学問 | kennis; geleerdheid |
| gakurekishakai-学歴社会 | academische meritocratie, een samenleving waarin het opleidingsniveau een van de belangrijkste criteria is voor het bepalen van de sociale status |
| gakuryō-学寮 | (Heian periode) verblijfhuis voor ambtenaren in opleiding |
| gakuryoku-学力 | wetenschappelijke bekwaamheid [prestaties]; leervaardigheid |
| gakusai-学才 | studievaardigheid; wetenschappelijk talent |
| gakushi-学資 | schooluitgaven; opleidingsfonds |
| gakushiki-学識 | wetenschappelijke kennis; geleerdheid |
| gamushara-がむしゃら | roekeloosheid; onbezonnenheid |
| gangan-がんがん | dreunend [galmend; bulderend; bonzend] geluid [lawaai] |
| ganjō-頑丈 | krachtig [solide; sterk; stevig] zijn |
| ganko-頑固 | hardnekkigheid; koppigheid; halsstarrigheid; eigenwijsheid |
| ganko-頑固 | hardnekkigheid; langdurigheid |
| ganriki-眼力 | inzicht; kijk; visie; scherpzinnigheid; inschattingsvermogen |
| ganryoku-眼力 | inzicht; kijk; visie; scherpzinnigheid; inschattingsvermogen |
| ganseihirō-眼精疲労 | vermoeidheid van de ogen |
| ganshiki-眼識 | inzicht; scherpzinnigheid; onderscheidingsvermogen |
| ganshoku-顔色 | huidkleur; gelaatskleur; teint |
| ganshū-含羞 | verlegenheid; schroom |
| gappitsu-合筆 | perceel [kavel] consolidatie |
| gappori-がっぽり | een grote hoeveelheid; massa; bundel; pak; stapel |
| garandō-伽藍堂 | hal (in een tempel) gewijd aan de tempelgodheid |
| garyū-我流 | eigen (autodidactische) methode [stijl; manier] |
| gashinshōtan-臥薪嘗胆 | doorzettingsvermogen; vastberadenheid; uiterste pogingen om het doel te bereiken |
| gasshiri-がっしり | stevig [solide; sterk; taai] zijn |
| gasukan-ガス管 | gaspijp; gasleiding |
| gasuru-駕する | (m.b.t. vervoermiddel) instappen; opstijgen; inschepen |
| gatagata-がたがた | ratelend [krakend; rammelend] (geluid) |
| gātākunshō-ガーター勲章 | (Engelse ridderorde) Orde van de Kousenband |
| gausu-ガウス | gauss (eenheid van magnetische fluxdichtheid; genoemd naar Carl Friedrich Gauss) |
| gayagaya-がやがや | (onomatopee) luidruchtig; rumoerig; geroezemoes; geklets; gelach |
| gebon-下品 | gemeenheid; laagheid; vulgariteit |
| gēderunofukanzenseiteiri-ゲーデルの不完全性定理 | onvolledigheidsstellingen van Gödel |
| gego-解悟 | (boeddh.) de opheffing van dwalingen, en de verlichting tot de (universele, ultieme) waarheid |
| gehin-下品 | ruwheid; onbeschaamdheid; platvloersheid |
| gei-芸 | kundigheid; vaardigheid; artistiek talent |
| gejo-下女 | keukenmeid; keukenmeisje; dienstmeid; dienstmeisje |
| gekijin-激甚 | intensiteit; heftigheid; hevigheid |
| gekkō-激昂 | opvliegendheid; razernij; grote opwinding |
| gemainshafuto-ゲマインシャフト | (sociologie) Gemeinschaft (een samenleving met sterke affectieve bindingen en saamhorigheid) |
| gēmu-ゲーム | spel; game (tennis; video; computer) |
| gen-厳 | strengheid; striktheid; precisie; nauwkeurigheid |
| genbakatsudō-現場活動 | politie aanwezigheid en preventieve acties ter plaatse |
| gendai-現代 | vandaag de dag; hedendaags; de huidige tijd |
| gendaka-現高 | het huidige bedrag |
| genjitsu-現実 | realiteit; werkelijkheid |
| genjō-現状 | de huidige situatie [omstandigheden] |
| genjū-厳重 | strengheid; onbuigzaamheid; onverbiddelijkheid |
| genjū-現住 | huidige bewoning |
| genjūmin-原住民 | huidige bewoners; inheemse volken; aboriginals |
| genkai-厳戒 | nauwgezette uitkijk; strikte waakzaamheid |
| genki-元気 | gezondheid; energie; kracht; vitaliteit |
| genkō-現行 | de huidige tijd; hetgeen nu gebeurt |
| genkōhan-現行犯 | (Latijn: flagrante delicto) een duidelijk waarneembare overtreding [misdaad]; een delict dat door de politie wordt waargenomen |
| genkyō-現況 | huidige [bestaande] situatie |
| genmitsu-厳密 | striktheid; nauwkeurigheid; precisie |
| gennin-現任 | huidige functie [ambt] |
| genomu-ゲノム | (biologie) genoom (alle genen van een individu) |
| genryō-減量 | vermindering van een hoeveelheid [een bedrag] |
| gensei-厳正 | precisie; striktheid; strengheid; oprechtheid |
| genshiryokuanzenhoanin-原子力安全保安院 | Agentschap voor Nucleaire en Industriële Veiligheid; NISA (Nuclear and Industrial Safety Agency) |
| genshoku-現職 | huidige functie [werkbetrekking] |
| genshū-現収 | het huidige inkomen (samentrekking van: genzai no shūnyū, 現在の収入) |
| gensoku-減速 | deceleratie; snelheidsvermindering; vaartvermindering; vertraging; afremming |
| gensui-減衰 | (geleidelijke) afname; demping; afzwakking |
| gentai-原隊 | (oorspronkelijke) legereenheid; legeronderdeel waartoe men eerder behoorde |
| gentaku-玄沢 | goedheid van een keizer [heilige]; keizerlijke deugdzaamheid |
| gezai-下剤 | laxeermiddel; laxans; purgeermiddel |
| gi-伎 | vakmanschap; vaardigheid |
| gidayūbushi-義太夫節 | Gidayū (verhalende stijl in Bunraku-theater) |
| gigi-疑義 | twijfel; onzekerheid |
| giin-議員 | parlementslid; raadslid; afgevaardigde |
| giinrippō-議員立法 | wetsvoorstel; door een parlementslid ingediende wet |
| gijidō-議事堂 | overheidsgebouw; congresgebouw |
| gijutsu-技術 | vakmanschap; een kunst; techniek; bekwaamheid; vaardigheid; kundigheid |
| gikei-偽計 | een plan om anderen te misleiden; list |
| giki-義旗 | de vlag [het vaandel] (in de strijd) voor rechtvaardigheid |
| giki-義気 | rechtvaardigheidsgevoel; ridderlijkheid |
| gikō-技巧 | vakmanschap; (technische) vaardigheid [kunde]; techniek |
| giku-疑懼 | bezorgdheid; ongerustheid; vrees |
| gimon-疑問 | twijfel; onzekerheid |
| gimu-義務 | plicht; verplichting; verantwoordelijkheid |
| gingamu-ギンガム | gingang (een in een effen binding geweven middelzware stof; Maleis: genggang) |
| ginkōken-銀行券 | bankbiljet (papiergeld door een centrale bank als betaalmiddel uitgegeven) |
| gion-擬音 | geluidseffect |
| girei-儀礼 | beleefdheid; etiquette |
| giretsu-義烈 | heldhaftigheid; heldenmoed; sterk rechtvaardigheidsgevoel |
| giridate-義理立て | Iets dat men doet uit beleefdheid [plichtsbesef]; plichtpleging; verplichting |
| giryō-技量 | vaardigheid; bekwaamheid; vermogen |
| gisei-擬制 | wettelijke [juridische] fictie (aanname ter wille van een pleidooi) |
| gishiki-儀式 | ceremonie; ritueel; plechtigheid |
| gizen-偽善 | hypocrisie; huichelarij; schijnheiligheid |
| go-御 | erend voorvoegsel, uit beleefdheid toegevoegd aan woorden m.b.t. mensen of waardevolle voorwerpen |
| goba-後場 | de middagsessie van de effectenbeurs (in Japan) |
| gobusata-御無沙汰 | langdurige afwezigheid van communicatie; iemand lange tijd niet bezoeken of schrijven |
| gōchin-轟沈 | het onmiddellijk zinken; naar de bodem gaan (van een schip) |
| gōdō-合同 | combinatie; eenheid; associatie; fusie |
| goeikan-護衛艦 | korvet; escorteschip (licht oorlogsschip ter begeleiding van konvooien) |
| gōfuku-剛腹 | gulheid; grootmoedigheid; vrijgevigheid |
| gōgan-傲岸 | arrogantie; verwaandheid; hoogmoed |
| gogatsubyō-五月病 | voorjaarsmoeheid; depressie in mei (m.n. na een nieuwe baan of opleiding, die in april is gestart) |
| gogatsuningyō-五月人形 | een (samoerai) pop die wordt uitgestald in mei ter gelegenheid van het kinderfestival van jongens |
| gogo-午後 | namiddag (p.m.) |
| gōgō-囂囂 | donderend [rommelend; brullend; gierend] geluid |
| gohei-御幣 | een houten staf versierd met twee zigzagvormige papieren slingers (shide), gebruikt bij Shinto-rituelen |
| gōhō-合法 | wettigheid; legitimiteit; rechtmatigheid; conform de wet |
| gōhō-豪放 | stoutmoedigheid |
| gōin-強引 | opdringerigheid; dwingend gedrag; onderdrukking |
| gōjō-強情 | koppigheid; eigenzinnigheid; onverzettelijkheid |
| gojūsantsugi-五十三次 | de 53 poststations op de oude Tōkaidō (Edo- Kyoto) route (in de Edo periode) |
| gōkakushahappyō-合格者発表 | de bekendmaking van de geslaagde (examen)kandidaten |
| gokakusui-五角錐 | vijfhoekige piramide |
| gokansei-互換性 | uitwisselbaarheid; compatibiliteit (computerterm) |
| gokei-互恵 | wederkerigheid |
| gokigenyō-御機嫌よう | (begroeting bij een ontmoeting of afscheid) hallo; hoe gaat het?; tot ziens; tot kijk; groetjes; succes! |
| goku-極 | eenheid van getal, 10 tot de macht 48 |
| gokudō-極道 | slechtheid; verdorvenheid; zondigheid; kwade levensweg; het slechte pad |
| gokudō-極道 | losbandigheid |
| gokuhin-極貧 | bittere armoede; ontbering(en); behoeftigheid; nooddruft |
| gōkyū-号泣 | luide klaagzang; geweeklaag; gejammer |
| gomakasu-ごまかす | bedriegen; vervalsen; misleiden; oplichten |
| gōmanburei-傲慢無礼 | onbeschaamdheid; hoogmoed; brutaliteit |
| gomashio-胡麻塩 | een smaakmaker uit de Japanse keuken gemaakt van fijngemalen sesamzaad en een kleine hoeveelheid zout |
| gōmatsu-毫末 | hele kleine [geringe] hoeveelheid |
| gonen-御念 | zorg; aandacht; oplettendheid; overweging |
| gōon-号音 | geluidssignaal; geluidssein (via een tempelbel, luidklok, grote trommel, trompet, etc.) |
| gōon-轟音 | brullend [donderend] geluid |
| gōriki-強力 | een berggids [drager} bij bergexpedities |
| gorimuchū-五里霧中 | radeloosheid; verbijsterd [in de war; verdwaald; de kluts kwijt] zijn |
| gorogoro-ごろごろ | (onomatopee) gerommel; gedonder; geluid van iets dat hard naar beneden rolt |
| gōruden・awā-ゴールデン・アワー | primetime (tijd met de grootste luister- of kijkdichtheid van radio of tv) |
| gōruden・taimu-ゴールデン・タイム | (lett. gouden tijd) primetime (zendtijd met de grootste kijk -en luisterdichtheid op tv of radio) |
| gosai-後妻 | (iemands) tweede vrouw (na overlijden of scheiding van zijn eerste vrouw) |
| gōsei-剛性 | (mate van) stijfheid; hardheid; rigiditeit |
| gosekke-五摂家 | de vijf regentenhuizen (voornaamste families van de Fujiwara-clan, vanaf het midden van de Kamakura-periode) |
| gōsha-豪奢 | luxe; pracht; extravagantie; weelderigheid |
| goshinzō-御新造 | (erend woord voor) de vrouw [bruid] van een persoon met een hoge sociale status |
| gosō-護送 | escorte (gewapende begeleiding) |
| goten-御殿 | (erend woord voor) een residentie [herenhuis] van een hooggeplaatst persoon |
| gotsugotsu-ごつごつ | (onomatopee) geluid van hoesten [bonken] |
| goya-後夜 | de laatste uren van de nacht (van middernacht tot 4 uur 's morgens) |
| goyōhajime-御用始め | de hervatting [heropening] van de overheidsdiensten in het nieuwe jaar (meestal op 4 jan.) |
| gōyoku-強欲 | hebzucht; gierigheid |
| goyōosame-御用納め | eindejaarsluiting van de overheidsdiensten (meestal 28 dec.) |
| gōzen-傲然 | arrogantie; verwaandheid |
| gozen-午前 | voormiddag (a.m.) |
| gōzen-轟然 | een daverend [donderend] geluid (zoals van een explosie of een langs denderende truck of trein) |
| gu-具 | gereedschap; werktuig; hulpmiddel; uitrusting |
| gu-具 | middel; methode; maatregel |
| gu-愚 | domheid; dwaasheid |
| guaba-グアバ | guave (vrucht en boom; Psidium guajava) |
| guai-具合 | gezondheid; conditie |
| gubigubi-ぐびぐび | (onomatopee) klokkend geluid; met grote slokken (alcoholische dranken) drinken |
| guchi-愚癡 | (boeddh.) (één van de drie giftigheden in de menselijke ziel) stompzinnigheid; onwetendheid |
| guchoku-愚直 | simpele [ongecompliceerde] eerlijkheid [openhartigheid] |
| gūgoru-グーゴル | googol, een eenheid van getal, 10 tot de macht 100 |
| guhō-弘法 | het verspreiden van de boeddhistische leer |
| gujin-愚人 | dom persoon; dwaas; idioot |
| gūkan-偶感 | een willekeurige gedachte; een vluchtige indruk; toevallig idee |
| gukei-愚兄 | (bescheiden term voor je eigen) oudere broer |
| gūkyo-寓居 | (bescheiden term voor je eigen) woonplaats |
| gumai-愚昧 | dwaasheid; domheid |
| gunbi-軍備 | bewapening; oorlogsvoorbereiding |
| gunkei-群形 | allerlei vormen; veelheid aan vormen |
| guradēshon-グラデーション | geleidelijke overgang [verandering] |
| gurando・suramu-グランド・スラム | grand slam; groot slem (bridge) |
| gurasunosuchi-グラスノスチ | glasnost (Sovjetbeleid van openheid in de jaren tachtig) |
| guren-紅蓮 | de Guren hel, een van de 8 hellen in het Boeddhisme (in deze hel is het zo koud dat je huid felrood wordt) |
| gurenjigoku-紅蓮地獄 | de Guren hel, een van de 8 hellen in het Boeddhisme (in deze hel is het zo koud dat je huid felrood wordt) |
| guretsu-愚劣 | dwaasheid; domheid |
| gurē・karā-グレー・カラー | grijze boorden; arbeiders in technische beroepen |
| gurīn・berē-グリーン・ベレー | commando (soldaat); speciale (militaire) eenheid |
| gusaku-愚作 | (bescheiden term voor) mijn werk |
| gusaku-愚策 | (bescheiden taalgebruik) mijn slechte plan [tactiek] |
| gusetsu-愚説 | belachelijk idee; stomme gedachte; dwaas standpunt |
| gusetsu-愚説 | (naar) mijn bescheiden mening |
| gusha-愚者 | een dwaas [idioot] |
| gusō-愚僧 | (bescheiden woord van een monnik [priester] voor zichzelf) ik |
| gusoku-具足 | volledigheid; compleetheid |
| gūyū-偶有 | toevallige eigenschap; bij toeval een bepaalde eigenschap [vaardigheid] hebben |
| guyū-具有 | voorzien van; voorbereid op; met aanleg voor |
| gūyūsei-偶有性 | toevallige eigenschap; bij toeval een bepaalde eigenschap [vaardigheid] hebben |
| gūzō-偶像 | afgod; afgodsbeeld; idool |
| gyakuen-逆縁 | slechte daad die iemand uiteindelijk tot de Boeddhistische leer leidt |
| gyakuen-逆縁 | een oudere die begrafenisdienst voor een jong familielid leidt |
| gyakutai-虐待 | slechte [wrede] behandeling; mishandeling; wreedheid |
| gyappu-ギャップ | verschil; ongelijkheid; discrepantie |
| gyōkō-行幸 | keizerlijk bezoek; keizerlijke aanwezigheid (bij) |
| gyokujo-玉女 | beeldschone vrouw (poëtische aanduiding voor mooie vrouw) |
| gyokuon-玉音 | een mooi stemgeluid |
| gyōmei-驍名 | een heldhaftige reputatie; beroemd om (zijn/haar) heldenmoed [heldhaftigheid] |
| gyōseishidō-行政指導 | bestuurlijke begeleiding |
| gyōzen-凝然 | onbeweeglijkheid |
| gyūgyū-ぎゅうぎゅう | (onomatopee) krakend [piepend] geluid |
| gyūjiru-牛耳る | controleren, aanvoeren; domineren; de leiding hebben; (fig.) aan het roer staan |
| haba-幅 | bewegingsvrijheid; bereik |
| habahiroi-幅広い | wijd; breed; ruim; uitgebreid |
| habakari-憚り | angst; vrees; aarzeling; terughoudendheid |
| habikoru-蔓延る | overwoekerd [begroeid] raken |
| habikoru-蔓延る | (over)woekeren; zich verspreiden; overheersen |
| habu-ハブ | centrum; middelpunt |
| hābu-ハーブ | kruid; kruiden |
| habu-波布 | habu (een giftige slang, Protobothrops flavoviridis) |
| habucha-波布茶 | sennathee (een soort thee die wordt gebruikt als laxeermiddel, voor ontgiften of gewichtsverlies) |
| hābu・tī-ハーブ・ティー | kruidenthee |
| hachidori-蜂鳥 | kolibrie (vogel, Trochilidae) |
| hachimenreirō-八面玲瓏 | volmaakte [perfecte] harmonie [helderheid; kalmte] |
| hada-肌 | huid |
| hadaare-肌荒れ | droge ruwe [schilferige] huid; geïrriteerde huid; slechte [ongezonde] huid |
| hadairo-肌色 | huid(s)kleur; kleur van de huid |
| hadaka-裸 | naakt; naaktheid |
| hadaki-肌着 | ondergoed (kleding die direct op de huid wordt gedragen) |
| hadasamui-肌寒い | kil (aanvoelend op de huid); koud; huiverig |
| hade-派手 | helderheid; opzichtigheid |
| hadoron- ハドロン | (scheikunde) hadron, een subatomair deeltje dat uit quarks bestaat (de naam is afgeleid van het Griekse hadros, dat sterk betekent) |
| hae-南風 | zuidenwind; zuidelijke wind (met name in west-Japan) |
| hāfubakku-ハーフバック | (voetbal) middenvelder; halfspeler; (American football) aanvallender middenspeler |
| hāfuwē・rain-ハーフウェー・ライン | middenlijn (op sportveld) |
| hahachō-叭々鳥 | kuifmaina (een spreeuwensoort, Acridotheres cristatellus) |
| haibanrōzeki-杯盤狼藉 | het over de tafel verspreid liggen van gebruikt serviesgoed (na een diner of banket) |
| haibun-配分 | distributie; verspreiding; toewijzing |
| haiburiddo-ハイブリッド | hybride; hybridisch |
| haiburiddo・konpyūtā-ハイブリッド・コンピューター | hybride computer (combinatie van analoge en digitale computer) |
| haidoropurēningu-ハイドロプレーニング | aquaplaning; watergladheid |
| haidoropurēningugenshō-ハイドロプレーニング現象 | (het verschijnsel) aquaplaning; watergladheid |
| haifai-ハイファイ | (high fidelity) hifi (geluidsinstallatie) |
| haifuki-灰吹き | een bamboebuis waarin as en sigarettenpeuken gescheiden worden (door blazen) |
| haihan-背反 | tegenstrijdigheid |
| haihan-背反 | weerspannigheid; opstandigheid |
| haihanchiken-廃藩置県 | administratieve hervorming van het Japanse staatsbestuur in 1871 (overgang van feodaal clan-systeem naar prefecturen onder centraal overheidsgezag) |
| haikinshugisha-拝金主義者 | mammonist (iemand die de geldgod Mammon aanbidt, en streeft naar rijkdom) |
| haikyō-背教 | apostasie; afvalligheid van het geloof; geloofsverzaking |
| hairu-入る | lid worden (van); zich aansluiten bij; zich in een bepaalde wereld [kring] begeven |
| hairyo-配慮 | overweging; zorg; aandacht; bezorgdheid; toewijding |
| haisen-廃線 | afschaffing van een communicatiemiddel (b.v. telegrafie) |
| haisetsu-排泄 | uitscheiding |
| haisetsukikan-排泄器官 | uitscheidingsorgaan |
| haishutsu-排出 | ontlading; uitscheiding; emissie; uitstoot |
| haishutsuryō-排出量 | hoeveelheid uitstoot; emissiegehalte |
| haishutsusuru-排出する | uitstoten; afscheiden; ontladen |
| haitō-配当 | dividend; winstuitkering |
| haitoku-背徳 | corruptie; zedeloosheid |
| haitōochi-配当落ち | (notering) ex dividend (zonder bijrekening van de waarde) |
| haitōrimawari-配当利回り | dividendrendement |
| haitōritsu-配当率 | dividendrendement |
| haitōshotoku-配当所得 | dividendinkomsten; dividendopbrengst |
| haitōzei-配当税 | dividendbelasting |
| haiwē・hipunōshisu-ハイウェー・ヒプノーシス | polderblindheid (verminderde opmerkzaamheid in het verkeer veroorzaakt door een afwezigheid van externe prikkels) |
| haizetsu-廃絶 | uitsterving; verdwijning; het in de vergetelheid geraken |
| hai・sukūru-ハイ・スクール | middelbare school |
| hai・supīdo-ハイ・スピード | met hoge snelheid |
| hajirau-恥じらう | verlegen [timide] zijn; blozen |
| hajishirazu-恥知らず | schaamteloosheid; zonder schaamte zijn; geen schaamte kennen |
| hakidasu-吐き出す | spuien (kritiek, etc.); uitstromen; verspreiden; verklappen; onthullen |
| hakike-吐き気 | misselijk(heid) |
| hakkachō-八哥鳥 | kuifmaina (een spreeuwensoort, Acridotheres cristatellus) |
| hakkiri-はっきり | duidelijk; helder; expliciet |
| hakkirishita-はっきりした | duidelijk; helder; uitgesproken |
| hakkirisuru-はっきりする | duidelijk [helder] worden |
| hakkōshokuhin-発酵食品 | gefermenteerde voedingsmiddelen (zoals soja, kaas, e.d.) |
| hakkōsuru-発酵する | fermenteren; gisten; rijpen (ook fig. van gedachtenen of ideeën) |
| hakkyō-発狂 | het verstand verliezen; zinsverbijstering; waanzinnigheid; krankzinnigheid |
| hakō-跛行 | mankheid; het mank lopen; hinken |
| hakuai-博愛 | filantropie; liefdadigheid; broederschap |
| hakuchi-白痴 | idioterie; volstrekte dwaasheid |
| hakumen-白面 | onervarenheid |
| hakuran-博覧 | eruditie; een uitgebreide kennis; belezenheid |
| hakuran-博覧 | iets verspreiden [toegankelijk maken voor een groter publiek] |
| hakuryoku-迫力 | kracht; indrukwekkendheid |
| hakusei-剥製 | taxidermie (het opzetten van dieren) |
| hakuseki-白皙 | witte [blanke] huidskleur [teint] |
| hakushijakkō-薄志弱行 | een zwak karakter; besluiteloosheid; gebrek aan wil [ondernemersgeest] |
| hama-浜 | venerida (tweekleppige schelpensoort) |
| hāmonī-ハーモニー | harmonie; eensgezindheid |
| hamushi-羽虫 | vogelluis (Menoponidae) |
| hamushi-葉虫 | bladhaantje (soort kever, Chrysomelidae) |
| hana-花 | schoonheid |
| hanafukashi-春深し | hartje lente; midden in de lente |
| hanahazukashii-花恥ずかしい | uitzonderlijk mooi (lett. zo mooi dat bloemen erdoor in verlegenheid gebracht worden) |
| hanakaze-鼻風邪 | neusverkoudheid |
| hanami-花実 | naam [reputatie] en [werkelijkheid]; uiterlijk en innerlijk |
| hanami-花見 | (lett. bloemen kijken) Japanse traditie om in de lente gezamenlijk de (voorbijgaande) schoonheid van de kersen- en pruimenbloesems te gaan bewonderen |
| hanamizuki-花水木 | kornoelje (Cornus florida) |
| hanamuko-花婿 | bruidegom |
| hanamushiro-花筵 | (fig.) een bloemenkleed (een laag van op de grond gewaaide bloemblaadjes) |
| hanappashi-鼻っぱし | strijdlustigheid; strijdvaardigheid, competitieve geest; vechtlust |
| hanappashira-鼻っ柱 | strijdlustigheid; strijdvaardigheid, competitieve geest; vechtlust |
| hanarebanare-離れ離れ | apart; gescheiden; uit elkaar; verspreid |
| hanareru-離れる | gescheiden worden [weg zijn] (van) |
| hanatsu-放つ | een licht [glans; geur; geluid] afgeven |
| hanayome-花嫁 | bruid |
| hanayomegoryō-花嫁御寮 | bruid |
| hanayomeishō-花嫁衣装 | bruidsjurk; trouwjurk; bruidsjapon; trouwjapon |
| hanayomekaizoenin-花嫁介添人 | bruidsmeisje |
| hanbetsu-判別 | onderscheiding; het onderscheiden |
| hanburu-ハンブル | bescheiden; nederig; gedwee |
| hanchō-班長 | groepsleider; teamleider |
| handanchūshi-判断中止 | epoche (filosofie, opschorting van oordeel over de werkelijkheid) |
| handikurafuto-ハンディクラフト | handwerk; handvaardigheid; ambacht |
| handobukku-ハンドブック | handleiding; gids |
| handōtai-半導体 | halfgeleider; semiconductor |
| hanekaeri-跳ね返り | onzorgvuldigheid; gedachteloosheid |
| hanikami-はにかみ | verlegenheid |
| haniwa-埴輪 | (oudheid) terracotta beelden (bij grafheuvels, Kofun periode) |
| hankan-反感 | antipathie; afkeer; aversie; vijandigheid |
| hanketsurikon-判決離婚 | echtscheidingsvonnis; echtscheidingsbeschikking |
| hanketsuriyū-判決理由 | motivering van een vonnis; ratio decidendi |
| hankō-反抗 | opstand; weerstand; verzet; insubordinatie; ongehoorzaamheid |
| hankotsu-反骨 | opstandigheid; rebelse houding |
| hanmai-飯米 | (consumptie)rijst; rijst (voor het bereiden van maaltijden) |
| hanmei-判明 | vaststelling; verduidelijking; bekendwording; openbaring; identificatie |
| hanmi-半身 | een helft van een doormidden gesneden vis |
| hanmo-繁茂 | weelderige (planten)groei; woekering (van onkruid) |
| hansenbyō-ハンセン病 | (ziekte van Hansen) lepra; melaatsheid |
| hansetsu-半切 | het in tweeën [doormidden] snijden |
| hansetsu-半切 | stuk papier van halve maat [afmeting] (in de lengte doormidden gesneden) |
| hanshazai-反射材 | reflecterend materiaal [reflecterende producten] (voor verkeersveiligheid) |
| hansū-半数 | haploïd (biologie) |
| hantoki-半時 | (vroeger, in oude eenheid van tijd, een half uur) nu ca. een uur |
| hantōmei-半透明 | doorschijnendheid; semitransperantie |
| hanzen-判然 | duidelijk [helder; evident] zijn |
| han'in'yō-半陰陽 | tweeslachtigheid; hermafroditisme |
| happōbijin-八方美人 | opvallende schoonheid; onberispelijke mooie vrouw |
| happyōkai-発表会 | een school concert [recital]; een gelegenheid waarbij een reeks uitvoeringen of bevindingen openbaar wordt gemaakt |
| haraguai-腹具合 | de conditie [gesteldheid] van de ingewanden |
| haranbanjō-波瀾万丈 | wisselvalligheid; stormachtigheid; met veel ups en downs |
| harasumento-ハラスメント | intimidatie; pesterij |
| hare-晴れ | gala (kostuum); een prachtig uitziende verschijning (bij een formele gelegenheid) |
| harenchi-破廉恥 | schaamteloosheid |
| haresugata-晴れ姿 | het verschijnen tijdens een bijzondere [formele] gelegenheid |
| haretsuon-破裂音 | een harde knal; (geluid van) een explosie |
| hariabako-針箱 | naaldendoos; naaidoos |
| harichōseki-玻璃長石 | sanidien (mineraal) |
| hariharinabe-はりはり鍋 | Japanse stoofschotel met (mizuna) groente en vlees (oorspronkelijk walvisvlees) (harihari is een onomatopee voor het geluid van kauwen) |
| harōwāku-ハローワーク | Hello Work, Japans-Engelse bijnaam van het Japanse Rijksarbeidsbureau |
| haru-張る | uitrekken; (uit)spreiden; uitsteken (arm, etc.) |
| harubādo-ハルバード | hellebaard (middeleeuws wapen) |
| haruichiban-春一番 | de eerste lentestorm; krachtige zuidenwind in het begin van de lente |
| hasei-派生 | derivatie; afgeleide |
| haseigo-派生語 | (taalkunde) derivaat; afgeleid woord |
| haseisuru-派生する | afgeleid zijn (van); afkomstig zijn (van) |
| hashi-橋 | bemiddelaar; tussenpersoon |
| hashigaki-端書き | voorwoord; proloog; inleiding |
| hashitanai-はしたない | onbeleefd; onbescheiden; ongepast; schaamteloos; lomp; onelegant; vulgair |
| hashiwatashi-橋渡し | bemiddeling |
| hashiwatashi-橋渡し | bemiddelaar |
| hasseki-発赤 | het rood worden van de huid; rode huidirritatie |
| hasshin-発疹 | huiduitslag; puistjes; exantheem |
| hassō-発想 | idee; begrip; denkbeeld |
| hassui-撥水 | waterafstotendheid |
| hassuru-ハッスル | bedrijvigheid; drukte |
| hatafuri-旗振り | initiatiefnemer; campagneleider |
| hatafuriyaku-旗振り役 | initiatiefnemer; campagneleider |
| hatagashira-旗頭 | leider; baas; hoofd |
| hatahata-はたはた | (geluid van) geklapper [geflapper] (in de wind) |
| hatake-疥 | (huidziekte) schurft; psoriasis |
| hataraki-働き | werk; arbeid |
| hataraki-働き | loon [inkomen] uit arbeid |
| hatazao-旗竿 | torenkruid; torenmosterd (Arabis glabra) |
| hatchūryō-発注量 | te bestellen hoeveelheid; bestelhoeveelheid |
| hatoninaru-ハトになる | in vrijheid stellen; vrijspreken; ontslaan van rechtsvervolging |
| hatten-発展 | uitbreiding |
| hatten-発展 | de ontwikkeling in de relatie (tussen man en vrouw); een losbandig leven leiden; een actief sex leven hebben |
| hattensei-発展性 | (toekomstige) uitbreidingsmogelijkheid |
| hattensuru-発展する | zich uitbreiden; (zich) ontwikkelen; groeien; vooruitgaan |
| hautsū-ハウツー | hoe te (doen); op welke manier; handleiding |
| hayaben-早弁 | eten voor de eigenlijke lunchtijd (bij scholieren vooral, om een langere middagpauze te hebben) |
| hayashi-囃子 | muzikale begeleiding bij een toneelstuk (zoals Nō en Kabuki) |
| hayatemawashi-早手回し | vroege voorbereiding(en) |
| hayato-隼人 | (hist.) volkstam in Zuid Kyushu (die verzet pleegde tegen de Yamato regering van de keizer) |
| hea・tonikku-ヘア・トニック | haarmiddel; haartonic |
| hebo-へぼ | geklungel, onhandigheid; gepruts; geknoei |
| hedate-隔て | verschil; onderscheid |
| hedateru-隔てる | scheiden; verdelen |
| heddo-ヘッド | hoofd; leidinggevende; leider |
| heibi-兵備 | voorbereiding op een oorlog |
| heibon-平凡 | het gewoon [alledaags; middelmatig] zijn |
| heiki-平気 | nonchalance; onverschilligheid |
| heikin-平均 | het gemiddelde (berekenen) |
| heikinjumyō-平均寿命 | gemiddelde levensduur; levensverwachting |
| heikinsuru-平均する | het gemiddelde berekenen [halen; bereiken] |
| heinen-平年 | gemiddeld [normaal] jaar (wat betreft neerslag, temperatuur, etc.) |
| heishiki-閉式 | beëindiging [afsluiting; afronding] van een ceremonie [plechtigheid] |
| heisoku-閉塞 | maatschappelijke stagnatie, onzekerheid |
| heisui-平水 | gemiddeld waterpeil |
| heitan-平淡 | eenvoud; bescheidenheid; lichtvaardigheid |
| hekutopasukaru-ヘクトパスカル | hectopascal (hPa = 100 pascal, eenheid van luchtdruk) |
| hen-変 | vreemdheid; merkwaardigheid |
| henchō-変調 | afwijking; onregelmatigheid |
| henkō-偏向 | neiging; geneigdheid; inclinatie |
| henkutsu-偏屈 | koppigheid; halsstarrigheid; eigenzinnigheid; onbuigzaamheid; excentriciteit |
| henkyō-偏狭 | bekrompenheid; kleingeestigheid; kortzichtigheid; intolerantie |
| henpa-偏頗 | partijdigheid; discriminatie; vriendjespolitiek |
| henpei-扁平 | gladheid; effenheid; vlak [plat] zijn |
| hensen-変遷 | verandering; overgang; wisselvalligheid; wederwaardigheid; lotswisseling |
| henshū-偏執 | vooringenomenheid; vooroordeel; koppigheid |
| hensoku-変則 | onregelmatigheid; afwijkend [abnormaal; incorrect; onjuist] zijn |
| hen'ai-偏愛 | partijdigheid; vooringenomenheid; begunstiging |
| hen'ondōbutsu-変温動物 | koudbloedigheid; poikilothermie; koudbloedig dier |
| heppoko-へっぽこ | slecht; inferieur (in vaardigheid); nutteloos |
| herikudaru-謙る | bescheiden [nederig] zijn |
| herupesu-ヘルペス | herpes (huidaandoening) |
| herusu-ヘルス | gezondheid |
| herusu・kea-ヘルス・ケア | gezondheidszorg |
| herutsu-ヘルツ | hertz (eenheid voor trillingen per seconde) |
| heso-臍 | kern; middelpunt; belangrijkste punt |
| heta-下手 | onbekwaamheid; onhandigheid; ondeskundigheid |
| heyazumi-部屋住み | (bij gangsters) bendelid dat in de groepsruimte woont en klusjes doet voor de bendeleider |
| hiaringu-ヒアリング | het luisteren; luistervaardigheid |
| hiashi-火脚 | het verspreiden [om zich heen grijpen] van vuur [brand] |
| hibiki-響き | geluid; klank |
| hibiki-響き | resonantie; vibratie; akoestiek; kwaliteit van een geluid |
| hibiku-響く | (van verre) weerklinken; weergalmen; echoën; ver reiken (geluid) |
| hidarikiki-左利き | linkshandigheid |
| hidariuchiwa-左団扇 | welgesteldheid; in goede doen zijn |
| hidenka-妃殿下 | Hare Koninklijke Hoogheid |
| hiebie-冷え冷え | (tussen mensen) kilheid; kilte |
| hieshō-冷え性 | gevoeligheid voor kou; slecht tegen kou kunnen |
| hifu-皮膚 | huid |
| hifubyō-皮膚病 | huidziekte; dermatose |
| hifuen-皮膚炎 | dermatitis; huidontsteking |
| hifugan-皮膚癌 | huidkanker |
| hifukai-皮膚科医 | dermatoloog; huidarts |
| hifushikkan-皮膚疾患 | huidaandoening; huidproblemen |
| higaitodoke-被害届 | aangifte van geleden schade (bij een overheidsinstelling, politie, e.d.) |
| higashidonari-東隣り | aan de oostziide grenzend |
| hige-卑下 | zelfverachting; een lage dunk van jezelf hebben; nederigheid; onderdanigheid |
| hii-非違 | onwettelijkheid; onrechtmatigheid |
| hiiki-贔屓 | partijdigheid |
| hijō-非情 | ongevoeligheid; kilheid; onverschilligheid |
| hijū-比重 | relatieve dichtheid |
| hijura-ヒジュラ | (Arab. hijrah) hidjra (de migratie van de islamitische profeet Mohammed en zijn volgelingen van Mekka naar Medina in 622) |
| hikage-日陰 | onbekendheid; duisterheid; onbegrijpelijkheid |
| hikage-日陰 | onbekendheid; onopvallendheid; duisterheid; onbegrijpelijkheid |
| hikaku-皮革 | leer; dierenhuid |
| hikameikoku-非加盟国 | niet-lid staat [natie; land] van de Verenigde Naties |
| hikanshōshugi-非干渉主義 | non-interventie; non-interventionisme (het uit principe niet tussen beide komen) |
| hiken-丕顕 | uitgebreide verduidelijking |
| hiken-卑倹 | (arch.) spaarzaamheid; natuurlijke eenvoud; soberheid; zuinigheid |
| hikigane-引き金 | (fig.) trigger; oorzaak; aanleiding; aanzet (tot) |
| hikihanasu-引き離す | wegtrekken; uit elkaar halen; scheiden |
| hikiiru-率いる | aanvoeren; de leiding [het commando] hebben over |
| hikinobasu-引き伸ばす | uittrekken; verlengen; uitbreiden |
| hikite-引き手 | leider; leidinggevende; gids; degene die de touwtjes in handen heeft: |
| hikite-引き手 | (afk. voor) een theehuis dat klanten naar prostituees leidde (Edo periode) |
| hikitechaya-引き手茶屋 | een theehuis dat klanten naar prostituees leidde (Edo periode) |
| hikkei-必携 | handboek; handleiding |
| hikō-非行 | misdrijf; misdadigheid; wangedrag |
| hiku-引く | trekken (aan); slepen; leiden (een paard, e.d.) |
| hikyō-卑怯 | lafheid; gemeenheid |
| hima-隙 | kans; gelegenheid |
| himachi-日待ち | (lett.: het wachten op de zon) een bijeenkomst waarbij mensen samen bidden en wachten op de opkomst van de zon (Shinto) |
| himan-肥満 | overgewicht; corpulentie; zwaarlijvigheid |
| himitsu-秘密 | geheimhouding; vertrouwelijkheid |
| himitsushugi-秘密主義 | geheimzinnigheid; geslotenheid |
| hinkaku-品格 | waardigheid; goede smaak; elegantie |
| hinomarubentō-日の丸弁当 | een bentō (lunchbox) met witte rijst en één rode pruim in het midden (zodat het geheel lijkt op de Japanse vlag hinomaru) |
| hinsei-品性 | (menselijk) karakter; aard; inborst; persoonlijkheid |
| hiraishin-避雷針 | bliksemafleider |
| hiratōin-平党員 | gewoon partijlid |
| hiretsu-卑劣 | gemeenheid; laagheid; achterbaksheid |
| hiriki-非力 | machteloosheid; hulpeloosheid |
| hirō-疲労 | vermoeidheid; moeheid |
| hirogaru-広がる | zich (ver)spreiden; wijder [groter; langer] worden |
| hirogeru-広げる | verbreden; vergroten; (uit)spreiden; uitbreiden |
| hiroi-広い | weids, ruim; breed; uitgestrekt |
| hiroizumu-ヒロイズム | heroïsme; heldendom; heldhaftigheid |
| hirou-拾う | oppikken (geluid, etc.); iemand oppikken [ophalen] |
| hiroyaka-広やか | weidsheid; uitgestrektheid |
| hiru-昼 | overdag; (tussen de) middag; lunchtijd |
| hirugohan-昼御飯 | lunch; middageten |
| hirumeshi-昼飯 | lunch; lichte maaltijd rond het middaguur |
| hirune-昼寝 | middagdutje; middagslaapje; siësta |
| hiruseki-昼席 | matinee; middagvoorstelling |
| hiruyasumi-昼休み | lunchpauze; middagpauze; middagrust |
| hiseisantekirōdō-非生産的労働 | niet-productieve arbeid; niet-renderende arbeid |
| hisenkyoken-被選挙権 | gerechtigdheid om verkozen te worden (als volksvertegenwoordiger); verkiesbaarheid |
| hissageru-引っ提げる | leiden (van troepen) |
| hisshi-必死 | wanhoop; wanhopigheid |
| hīsu-ヒース | dopheide; erica |
| hīsu-ヒース | hei; heideveld; onbebouwd stuk land |
| hitahita-ひたひた | (onomatopee) een kabbelend geluid (als van golven) |
| hitan-悲嘆 | verdriet; leed; smart; droefheid |
| hiteiteki-否定的 | negativiteit; tegenstrijdigheid |
| hitode-人手 | arbeider |
| hitodebusoku-人手不足 | tekort aan personeel; tekort aan arbeiders |
| hitogara-人柄 | karakter; aard; persoonlijkheid |
| hitogoe-人声 | (het geluid van) de (menselijke) stem |
| hitokawa-一皮 | een stukje huid [vel] |
| hitomae-人前 | publiek; openbaar; (in) aanwezigheid van (andere) mensen |
| hitomakase-人任せ | het aan anderen overlaten; geen verantwoordelijkheid nemen |
| hitomakasesuru-人任せする | (iets) aan anderen overlaten; geen verantwoordelijkheid nemen |
| hitomishiri-人見知り | verlegenheid; schuw [bang] zijn voor vreemden; eenkennig zijn |
| hitonaka-人中 | openbaarheid |
| hitonami-人並み | gewoon [gemiddeld; normaal] zijn |
| hitonigiri-一握り | een handvol; handjevol; kleine hoeveelheid; klein [gering] aantal |
| hitooji-人怖じ | verlegenheid; schichtigheid (bij vreemden) |
| hitoriaruki-独り歩き | je eigen leven leiden; op eigen benen staan |
| hitoributai-一人舞台 | alleen de leiding [regie] hebben; veruit de beste zijn |
| hitorihitori-一人一人 | elk (persoon); een ieder; een voor een; individueel |
| hitoriyogari-独りよがり | zelfingenomenheid; eigendunk; eigenwijsheid |
| hitoshii-等しい | eender; identiek; gelijk; gelijkwaardig |
| hitozuki-人好き | charme; aantrekkelijkheid |
| hitozure-人擦れ | wereldwijsheid; levenswijsheid; levenservaring |
| hitsui-筆意 | schrijfvaardigheid; schrijfstijl; houding bij het kalligraferen |
| hitsumetsu-必滅 | sterfelijkheid; mortaliteit |
| hittō-筆頭 | hoofd; leidinggevende; aanvoerder |
| hiuo-氷魚 | jonge (nog doorschijnende) onvolgroeide Ayu (visjes) |
| hiwai-卑猥 | onzedelijkheid; obsceniteit |
| hiyakedome -日焼け止め | zonnebrandmiddel |
| hiyaku-秘薬 | geheim geneesmiddel; geneesmiddel waarvan het recept geheim gehouden wordt |
| hiyaku-秘薬 | wondermiddel; wondermedicijn |
| hiyaringu-ヒヤリング | het luisteren; luistervaardigheid |
| hiyatoi-日雇い | dagarbeid; werk per dag; dagloner; dagarbeider |
| hiyō-日傭 | dagarbeid; werk per dag; dagarbeider; dagloner |
| hiyoku-肥沃 | vruchtbaarheid (van grond, aarde) |
| hiyorimi-日和見 | opportunisme; afwachtende houding; besluiteloosheid; de kat uit de boom kijken |
| hiyosu-菲沃斯 | bilzekruid; dolkruid (Hyoscyamus niger) |
| hiyōtori-日傭取り | dagloner; dargarbeider |
| hiyowa-ひ弱 | zwakte; fragiliteit; broosheid |
| hizakari-日盛り | middaguur [12 uur]; midden op de dag; het heetst van de dag |
| hō-奉 | (in combinatie met andere karakters) toewijding; offer; eerbied; gehoorzaamheid |
| hoan-保安 | handhaving van de openbare orde [veiligheid]; ordehandhaving |
| hoanchō-保安庁 | agentschap voor nationale veiligheid |
| hoankensa-保安検査 | veiligheidscontrole |
| hōben-方便 | een handige manier; geschikt middel; hulpmiddel |
| hōbun-法文 | juridische tekst |
| hodō-補導 | begeleiding; supervisie; raadgeving |
| hodohodo-程程 | gematigd [matig; gemiddeld; precies genoeg] zijn |
| hodoyoi-程好い | gematigd; middelmatig |
| hōgakubu-法学部 | Faculteit der Rechtsgeleerdheid |
| hōgin-放吟 | het luid [hardop] zingen [reciteren] |
| hōginsuru-放吟する | luid [hardop] zingen [reciteren] |
| hoikushi-保育士 | kleuterleidster; kleuterjuf |
| hoikushishō-保育士証 | diploma kleuterleidster |
| hōitsu-放逸 | losbandigheid; liederlijkheid; genotzucht |
| hojō-捕縄 | bindtouw om bewegingsvrijheid van verdachten, criminelen, e.d., te beperken tijdens het vervoer van een locatie naar een andere (vgl. een hondenlijn) |
| hōjō-豊穣 | vruchtbaarheid; rijke [overvloedige] oogst [groei] |
| hōjō-豊饒 | vruchtbaarheid; fertiliteit |
| hojokin-補助金 | subsidie |
| hōjū-放縦 | genotzucht; losbandigheid; onmatigheid |
| hōjutsu-方術 | middel; manier; methode; wijze; techniek |
| hōka-法科 | juridische afdeling; opleiding Rechten; juridische opleiding |
| hōkeishujutsu-包茎手術 | operatie van de voorhuid; besnijdenis |
| hoken-保健 | hygiëne; bevordering [behoud] van gezondheid |
| hoken-保健 | gezondheidszorg (als schoolvak) |
| hokenfu-保健婦 | verpleegkundige [verpleegster] (volks)gezondheidszorg |
| hokenjo-保健所 | gezondheidscentrum; consultatiebureau |
| hokenshi-保健士 | verpleegkundige [verpleger] (volks)gezondheidszorg |
| hokenshi-保健師 | verpleegkundige (volks)gezondheidszorg |
| hōkeru-呆ける | verstrooid [afgeleid; in gedachten verzonken] zijn |
| hokidasu-吐き出す | spuien (kritiek, etc.); uitstromen; verspreiden; verklappen; onthullen |
| hōkigusa-箒草 | (plant, Bassia scoparia) studentenkruid; studentenhaver; knuffelplant |
| hokkaidō-北海道 | Hokkaido (noordelijkste hoofdeiland van Japan) |
| hokkyō-法橋 | (in de middeleeuwen) titel gegeven aan kunstenaars |
| hokosaki-矛先 | (fig.) speerpunt (leidend element) |
| hōkōtanchiki-方向探知機 | richtingbepaler; navigatiemiddel; radar |
| hōman-豊満 | weelderigheid; molligheid; wulpsheid |
| hōmatsu-泡沫 | (metafoor voor) iets onbeduidends [iets vluchtigs] |
| hōmingu-ホーミング | geleiding (naar een doel) van moderne wapens (zoals raketten) |
| homo・ekonomikusu-ホモ・エコノミクス | homo economicus (de mens die zich laat leiden door economische en rationele overwegingen) |
| hōmu-法務 | juridische [justitiële] zaken |
| hōmumēdo-ホームメード | eigengemaakt; zelf vervaardig [bereid] |
| hōmurūmu-ホームルーム | schoollokaal waar een groep leerlingen extra begeleiding krijgt van een vaste leraar (vaak voordat de reguliere lessen beginnen) |
| hōmu・suchīru-ホーム・スチール | (honkbal) het stelen van het thuishonk (d.w.z. dat de honkloper begint te rennen naar de thuisplaat al voordat de pitcher heeft gegooid) |
| hon-ホン | foon (eenheid die de luidheid van geluid uitdrukt) |
| hon-本 | dit; deze; dezelfde; huidige |
| honchō-本庁 | hoofdkantoor van de centrale overheid |
| honenashi-骨無し | slapheid; zonder ruggengraat (fig.); een slap iemand; iem. zonder ruggengraat |
| honkadori-本歌取り | het componeren van een Japans gedicht waarin de woorden en ideeën van oude, bekende [beroemde] gedichten worden verwerkt |
| honki-本気 | ernst; ernstigheid; seriositeit |
| honma-本真 | (vooral gebruikt in Kyoto en Kansai) waarheid |
| honmatsu-本末 | oorzaak en gevolg; begin en einde; de middelen en het doel; wortel en tak; hoofd- en bijzaak |
| honmō-本望 | tevredenheid; voldoening |
| honobono-仄仄 | vaagheid; wazigheid |
| honobono-仄仄 | warmte; vriendelijkheid |
| honoka-仄か | vaag; onduidelijk; zwak |
| honpō-本法 | (in juridische teksten een term die wordt gebruikt om naar de wet zelf te verwijzen) deze wet |
| honrai-本来 | in wezen; van nature; in hoofdzaak; in werkelijkheid |
| honshoku-本職 | (v.n.l. in geschriften gebruikt voor de eerste persoon enkelvoud in overheidsfunctie) ik, naam, in de functie van (politiebeambte)... |
| honshoshigosen-本初子午線 | nulmeridiaan (meridiaan van Greenwich) |
| honsō-奔走 | het verlenen van gastvrijheid |
| honsō-本葬 | officiële begrafenis- of crematieplechtigheid |
| hontō-本当 | waarheid; juistheid; oprechtheid; authenticiteit |
| hon'in-本院 | aanduiding voor een voormalige keizer |
| hōratsu-放埒 | losbandigheid |
| horeizai-保冷剤 | koelmiddel; thermische [koude] gel; koud compres (cold pack; coolpack) |
| hōretsu-放列 | batterij (van kanonnen); geschut; in een rij opgestelde artillerie-eenheid |
| horidōru-ホリドール | merknaam van parathion (insecticide) |
| hōritsugaku-法律学 | rechtswetenschap(pen); rechtsgeleerdheid |
| horohoro-ほろほろ | (onomatopee) geleidelijk; druppelsgewijs; zachtvallend; uit elkaar vallend; verspreid; afbrokkelend; gorgelend; sudderend |
| horohorochō-ほろほろ鳥 | helmparelhoen (Numida meleagris) |
| horyū-蒲柳 | zwakke gezondheid; zwak gestel; fragiele constitutie |
| hōsaku-方策 | plan; schema; maatregel; beleid |
| hōshi-奉仕 | dienstverlening; dienstbaarheid |
| hōshi-放恣 | losbandigheid; genotzucht |
| hōshi-芳志 | (uw) vriendelijkheid [vrijgevigheid] |
| hōshin-放心 | verstrooidheid; afgeleid zijn |
| hōshin-方針 | beleid; koers; aanpak |
| hōshin-疱疹 | herpes (huidaandoening) |
| hōshin-芳心 | (uw) goede bedoelingen; vriendelijkheid |
| hoshitsu-保湿 | het hydrateren; bevochtigen; behoud van vochtigheid |
| hoshō-保障 | garantie; zekerheid |
| hōshō-放縦 | genotzucht; losbandigheid; onmatigheid |
| hoshō-補償 | compensatie; schadevergoeding; schadeloosheidstelling |
| hōshō-褒章 | eremedaille; medaille voor verdienstelijkheid |
| hōshō-褒賞 | lof; eer; onderscheiding |
| hōshutsu-放出 | het afstoten; afscheiden; uitstoten; lozen |
| hōshutsusuru-放出する | afstoten; afscheiden; uitstoten; lozen |
| hosomi-細み | een van de fundamentele principes van de shōfū- of Bashō-stijl in de Japanse poëzie, n.l. het streven naar verfijning en oprechtheid |
| hosseki-発赤 | het rood worden van de huid; rode huidirritatie |
| hosshin-発疹 | huiduitslag; puistjes; exantheem |
| hossu-法主 | voorzitter [leider] bij een boeddhistische dienst [ceremonie] |
| hōtaikō-豊太閤 | Taikō Toyotomi (Toyotomi Hideyoshi) |
| hōtan-放胆 | grote moed; stoutmoedigheid; dapperheid; onverschrokkenheid |
| hotei-布袋 | Hotei, god van overvloed en goede gezondheid (afgebeeld met dikke buik en zak op zijn rug), 1 van de 7 geluksgoden uit de Japanse mythologie |
| hōtei-法定 | legaliteit; wettelijkheid |
| hōteisokudo-法定速度 | wettelijk toegestane snelheid |
| hototogisu-杜鵑草 | paddenlelie; armeluisorchidee (Tricyrtis hirta) |
| hottentotto-ホッテントット | Hottentot (lid van een stam in Zuid-Afrika) |
| howaito・hausu-ホワイト・ハウス | het Witte Huis (residentie van de president van Amerika) |
| hoyahoya-ほやほや | (nog dampend) warm eten (dat net is bereid) |
| hōyoku-豊沃 | vruchtbaarheid (van grond, aarde) |
| hōyōryoku-包容力 | tolerantie; ruimdenkendheid |
| hyakudomairi-百度参り | het 100 keer bezoeken van een schrijn of tempel (om te bidden) |
| hyōhakuzai-漂白剤 | bleekmiddel; bleek |
| hyōimoji-表意文字 | ideogram; begripteken |
| hyōji-表示 | indicatie; aanduiding; uitdrukking; manifestatie |
| hyōri-表裏 | voor- en achterkant; beide kanten |
| hyōtan-氷炭 | contradictie; tegenstelling; onverenigbaarheid; strijdigheid |
| hyūmanitī-ヒューマニティー | (Eng.: humanity) mensheid |
| i-以 | (in kanji combinaties) tijds- of plaatsaanduiding; vanaf; sinds; t.o.v.; volgens; vanwege; door middel van |
| i-易 | eenvoud; gemak; moeiteloosheid |
| i-異 | ongewoonheid; vreemdheid; zonderling [afwijkend] zijn |
| i-移 | (arch.) een circulaire (uitwisseling van documenten tussen overheidsinstellingen ten tijde van het Ritsuryō-systeem) |
| iatsukan-威圧感 | bedreigende sfeer; gevoel van intimidatie |
| ibushigin-燻し銀 | geoxideerd zilver |
| ichibai-一倍 | vermenigvuldigen met één; oorspronkelijke bedrag [hoeveelheid] |
| ichibetsu-一別 | scheiding; afscheid |
| ichii-一意 | één idee [gedachte; bedoeling]; dezelfde gedachte; gelijke ideeën |
| ichii-一意 | ijver; toewijding; betrokkenheid |
| ichiitaisui-一衣帯水 | smalle zeestraat [zee-engte] tussen twee landen; (twee landen) gescheiden door een smalle strook water |
| ichimei-一命 | (China) heer; man van beschaving; overheidsdienaar; krijgsman; strijder |
| ichimi-一味 | (Boeddhisme) de eenheid van de veelheid van interpretatieverschillen, die afhankelijk van tijdperk, locatie en individuen ontstaan |
| ichimokuryōzen-一目瞭然 | het duidelijk [voor de hand liggend] zijn |
| ichimonnashi-一文無し | blut; platzak; bankroet; berooid; arm; zonder geld |
| ichimon'oshimi-一文惜しみ | gierigheid; zuinigheid |
| ichinan-一難 | een probleem; moeilijkheid; ramp |
| ichinenhokki-一念発起 | vastberadenheid; oprecht voornemen [plan] |
| ichiritsu-一律 | eenvormigheid; gelijkvormigheid; gelijkheid |
| ichiyō-一様 | eenvormigheid; gelijkheid |
| ichizu-一途 | toewijding; doelbewustheid; vastberadenheid; rechtlijnigheid |
| idai-偉大 | grootsheid; pracht |
| idē-イデー | idee; gedachte; denkbeeld |
| iden-遺伝 | erfelijkheid; (genetische) overerving |
| idengaku-遺伝学 | genetica; erfelijkheidsleer |
| ideorogī-イデオロギー | ideologie |
| ideorōgu-イデオローグ | ideoloog |
| idiomu-イディオム | idioom |
| ido-イド | (in psychoanalyse, het onderbewuste) id; es; het |
| idō-異同 | verschil; onderscheid |
| ienoko-家の子 | (einde van de Heian periode) lid van een clan die een meester-dienaarrelatie had met de feodale heer |
| ifū-威風 | indrukwekkende aanwezigheid; autoriteit [gezag] afdwingende verschijning; waardigheid |
| igen-威厳 | waardigheid; statigheid; aanzien |
| ihai-違背 | ongehoorzaamheid |
| ihichiōru-イヒチオール | ichtyol (of ichthammol of ammoniumbituminosulfonaat, ontstekingremmend middel in zalf) |
| ihō-違法 | onwettigheid; onrechtmatigheid |
| iidakudaku-唯唯諾諾 | bereidwillig; gewillig; instemmend |
| iifurasu-言い触らす | een gerucht verspreiden |
| iikagen-いい加減 | precies goed [passend; geschikt]; zoals het hoort zijn; geschiktheid; de juiste maat [mate] |
| iikagen-いい加減 | willekeur; onverantwoordelijkheid |
| iikagen-いい加減 | onvolledigheid |
| iinasu-言い做す | bemiddelen (tussen); proberen (mensen) te verzoenen |
| iizama-好い様 | (ironisch spraakgebruik) netelige [moeilijke; lastige; beschamende] omstandigheid [situatie] |
| iji-意地 | wilskracht; zelfbewustzijn; koppigheid; halsstarrigheid |
| iji-意地 | eetlust; gulzigheid |
| ijō-委譲 | overdracht (van bevoegdheid, gezag, etc.) |
| ijō-移乗 | het overstappen van een vervoermiddel naar een andere (auto, boot, e.d.) |
| ika-以下 | al degenen onder de leiding van iem.; inclusief; vanaf.. en lager |
| ikaku-威嚇 | (be)dreiging; intimidatie; dreigement; bangmakerij |
| ikakusuru-威嚇する | bedreigen; intimideren; bang maken |
| ikan-移管 | overplaatsing; verplaatsing; overbrenging; overdracht (b.v. van overheidsstukken) |
| ikareru-いかれる | geobsedeerd [geboeid; gefascineerd] worden; helemaal verliefd zijn [worden] |
| iken-遺賢 | een bekwaam persoon die niet door de overheid in dienst wordt genomen (maar in de private sector werkt) |
| ikenkōkan-意見交換 | ideeënuitwisseling; het uitwisselen van meningen |
| ikensei-違憲性 | ongrondwettigheid |
| ikeru-生ける | leven; een leven leiden |
| iki-息 | harmonie; eensgezindheid; eendracht |
| ikichigai-行き違い | onenigheid; verschil van mening |
| ikigire-息切れ | kortademigheid |
| ikiji-意気地 | wilskracht; doortastendheid; vasthoudendheid; zelfrespect |
| ikikaeru-生き返る | weer bijkomen (na bewusteloosheid); weer tot leven komen |
| ikiwakare-生き別れ | levenslang gescheiden zijn |
| ikiwataru-行き渡る | rondgaan; verspreiden; uitdelen |
| ikizumaru-息詰まる | buiten adem [benauwd] zijn; (bijna) niet kunnen ademen (van zenuwachtigheid) |
| ikkini-一気に | direct; onmiddellijk |
| ikkō-一行 | een groep (mensen); gevolg; begeleiders |
| ikkojin-一個人 | burger; individu; privé persoon |
| Ikkoku-一石 | één koku (oude volume eenheid) |
| ikoraizā-イコライザー | (voorversterker voor geluidsweergave) equalizer; toonregelaar |
| ikuji-意気地 | wilskracht; doortastendheid; vasthoudendheid; zelfrespect |
| ikusei-育成 | opvoeding; vorming; opleiding; onderricht; training |
| ikutamōru-イクタモール | ichthammol (of ammoniumbituminosulfonaat of ichthyic, ontstekingremmend middel in zalf) |
| ikyo-依拠 | afhankelijkheid; basis; steun; toeverlaat |
| ikyō-異教 | heidendom; paganisme |
| ikyōto-異教徒 | heiden |
| imafū-今風 | huidige [moderne] stijl [mode; trend] |
| imajibun-今時分 | tegenwoordig; de huidige tijd |
| imogai-芋貝 | kegelslak (Conidae) |
| inan-以南 | ten zuiden [zuidelijk] (van) |
| inari-稲荷 | (afkorting voor) inarizushi, een buideltje van gefrituurde tofuvel gevuld met sushirijst |
| inbi-淫靡 | obsceniteit; wellust; wulpsheid; geilheid |
| indio-インディオ | inheemse volkeren [Indianen] van Centraal en Zuid-Amerika |
| indō-引導 | begeleiding (m.n. in de boeddhistische leer) |
| inferioritī・konpurekkusu-インフェリオリティー・コンプレックス | minderwaardigheidscomplex |
| infīrudo・furai-インフィールド・フライ | (regel bij honkbal) de scheidsrechter kan bepalen dat de slagman uit is, ook al is er geen vangbal |
| ingai-員外 | niet-leden; iemand zonder lidmaatschap |
| ingaritsu-因果律 | de wet [het principe] van oorzaak en gevolg [van causaliteit; oorzakelijkheid] |
| ingenmame-隠元豆 | gewone boon; groene boon; kidneyboon |
| ingin-慇懃 | beleefdheid; hoffelijkheid |
| inginburei-慇懃無礼 | gespeelde [niet gemeende] beleefdheid; verborgen afkeer |
| ingō-因業 | hardvochtigheid; harteloosheid; genadeloosheid; meedogenloosheid |
| inishie-古 | oudheid; oude tijden |
| inkeihōhi-陰茎包皮 | voorhuid (van de penis) |
| inken-陰険 | bedrieglijkheid; sluwheid |
| inken-隠見 | verschijning en verdwijning; zichtbaarheid en onzichtbaarheid [verborgenheid} |
| inki-陰気 | treurigheid; zwaarmoedigheid; melancholie |
| inkyo-隠居 | pensionering; het met pensioen gaan; het leiden van een stil [teruggetrokken] leven |
| inmyunitī-インミュニティー | immuniteit; onschendbaarheid; vrijstelling |
| inobēshon-イノベーション | innovatie; nieuwigheid |
| inochishirazu-命知らず | roekeloosheid; onstuimigheid |
| inoru-祈る | bidden |
| inpon-淫奔 | losbandigheid; ontucht |
| inpotensu-インポテンス | impotentie; machteloosheid; onvermogen |
| inran-淫乱 | losbandigheid; (zinnelijke) onmatigheid |
| insaidā-インサイダー | insider; ingewijde; vertrouweling |
| insaido・sutōrī-インサイド・ストーリー | inside story; persoonlijk verhaal |
| insan-陰惨 | gruwelijkheid; afgrijselijkheid |
| insatsugaido-印刷ガイド | positie guide (drukwerk) |
| intāfea-インターフェア | tussenbeide komen; ingrijpen; interfereren |
| intāhai-インターハイ | sportwedstrijden tussen middelbare scholen |
| intānashonaru・sekyuritī-インターナショナル・セキュリティー | internationale veiligheid |
| intāoperabiritī-インターオペラビリティー | interoperabiliteit (onderlinge uitwisselbaarheid) |
| interu-インテル | interlinie (bij boekdrukkerij, metalen plaatje om regels te scheiden) |
| intō-淫蕩 | losbandigheid; ontucht; onzedelijkheid |
| intoro-イントロ | introductie; inleiding |
| intoro-イントロ | (muziekterm) introductie; intro (een inleidend gedeelte van een muziekstuk) |
| intorodakushon-イントロダクション | introductie; inleiding |
| intorodakushon-イントロダクション | (muziekterm) introductie; intro (een inleidend gedeelte van een muziekstuk) |
| inwai-淫猥 | obsceniteit; onzedelijkheid |
| inyū-移入 | invoering; introductie; import (van goederen, maatregelen, ideeën, etc.) |
| in'itsu-淫逸 | losbandigheid |
| in'utsu-陰鬱 | somberheid; troosteloosheid |
| in・hai-イン・ハイ | afk. voor Inter-high, nationaal atletiektoernooi voor middelbare scholen dat twee keer per jaar wordt gehouden |
| ippo-一歩 | een kleine hoeveelheid; een beetje |
| ipponjōshi-一本調子 | eentonigheid |
| ipponjōshi-一本調子 | langdradigheid; saaiheid |
| ipponjōshi-一本調子 | eenvoud; rechtlijnigheid |
| ippon'yari-一本槍 | (iemands) speciale vaardigheid |
| irebun・nain-イレブン・ナイン | elf-negen, verwijst naar een stof-zuiverheid van 99,999999999% |
| irei-遺例 | voorbeeld [geval] van een nog bestaand voorwerp [overblijfsel] uit de oudheid |
| ireru-入れる | meedoen; deelnemen; lid worden |
| irijiumu-イリジウム | iridium |
| irimachi-入り待ち | het wachten van fans bij de ingang (tot een beroemdheid arriveert en naar binnen gaat) |
| irimidareru-入り乱れる | door elkaar gehaald [gegooid] worden |
| iroiro-色々 | verscheidenheid |
| irojikake-色仕掛け | (vrouwelijke) verleidingskunst |
| irojiro-色白 | met lichtgekleurde huid; blank; blond; bleek |
| iroka-色香 | schoonheid; charme |
| iroke-色気 | sexappeal; seksuele aantrekkelijkheid |
| irokeshi-色消し | kleurloosheid; achromatisme |
| irome-色目 | verleidelijke blik; lonk |
| ironna-色んな | verschillende; allerlei; verscheidene |
| irowake-色分け | kleuronderscheid; kleur-codering |
| isakai-諍い | ruzie; onenigheid; woordenwisseling |
| isei-威勢 | kracht; sterkte; energie; opgewektheid |
| ishiatama-石頭 | eigenwijsheid; koppigheid |
| ishibai-石灰 | ongebluste kalk; calciumoxide; calciumhydroxide |
| ishibōchō-石包丁 | (oudheid) een stenen (oogst) mes |
| ishigami-石神 | een heilige steen [rots] (waarvan men gelooft dat er een godheid in woont)) |
| ishikifumei-意識不明 | bewusteloosheid; coma |
| ishin-威信 | gezag; prestige; aanzien; waardigheid |
| ishitsu-遺失 | verlies; vergetelheid; het verliezen; vergeten; (per ongeluk) achterlaten (b.v. een paraplu in de bioscoop) |
| ishō-意匠 | plan; idee; planning |
| isho-遺書 | afscheidsbericht [afscheidbrief] van een overledene; zelfmoordbrief |
| ishoku-異色 | verschil; onderscheid |
| ishoku-衣食 | levensonderhoud; middelen van bestaan |
| ishu-意趣 | wrok; wrevel; boosaardigheid |
| isokando-イソ感度 | ISO-gevoeligheid (van een camera) |
| ison-依存 | afhankelijkheid |
| isondo-依存度 | mate [graad] van afhankelijkheid [vertrouwen] |
| isoniajido-イソニアジド | isoniazide; isonicotinezuur-hydrazide (INH) |
| issankatanso-一酸化炭素 | koolmonoxide; koolstofmonoxide; kolendamp |
| issei-一斉 | gelijkheid; gelijkwaardigheid |
| issei-一斉 | gelijktijdigheid |
| issen-一線 | een lijn [streep]; scheidslijn; onderscheid |
| isshokenmei-一所懸命 | in de middeleeuwen de plaats die samoerai kregen als thuishaven om te leven en te werken |
| isukumeru-射竦める | de tegenstander intimideren met een woeste [dreigende] blik |
| isūsei-異数性 | aneuploïdie (het hebben van een afwijkend aantal chromosomen) |
| isūtai-異数体 | aneuploïde; heteroploïde (een individu met een abnormaal aantal chromosomen) |
| itai-異体 | ander [niet-identiek] lichaam |
| itami-痛み | (geestelijke) pijn; bezorgdheid; angst; verdriet |
| itan-異端 | ketterij; dwaalleer; heidendom |
| itansha-異端者 | ketter; heiden |
| itaranaiten-至らない点 | zwak punt; tekortkoming; gebrek; onvolmaaktheid (als uitdrukking ook gebruikt bij begroeting of verontschuldiging) |
| itaranuten-至らぬ点 | zwak punt; tekortkoming; gebrek; onvolmaaktheid (als uitdrukking ook gebruikt bij begroeting of verontschuldiging) |
| itatsuki-労 | pijn; last; moeite; bezorgdheid; angst |
| itazuki-労き | pijn; last; moeite; bezorgdheid; angst |
| itazura-悪戯 | kattenkwaad; ondeugendheid; schelmenstreken |
| itazura-悪戯 | tijdverdrijf; pleziertje; amusement; hobby (dit zegt men bescheiden over zijn eigen daden) |
| itodo-いとど | oude naam voor een grottensprinkhaan (Rhaphidophoridae) |
| itoguchi-糸口 | aanwijzing; leidraad; clue |
| itoma-暇 | afscheid; vaarwel |
| itoma-暇 | scheiding |
| itonami-営み | bezigheid; activiteit; werk; zaken |
| itonamu-営む | voorbereidingen treffen voor een evenement [banket, e.d.] |
| itonamu-営む | een (religieuze) ceremonie houden [leiden] |
| itsuwari-偽り | onwaarheid; valsheid; onechtheid; leugen |
| ittetsu-一徹 | koppigheid; weerspannigheid; halsstarrigheid |
| itto-一途 | (één) pad [weg; richting; middel]; de enige weg |
| ittōryōdan-一刀両断 | met één slag (van het zwaard) doormidden snijden |
| iwaburo-岩風呂 | bad in [(temidden) van] rotsen [rotsachtig terrein] |
| iware-謂れ | reden; aanleiding |
| iyagarase-嫌がらせ | het treiteren; kwelling; intimidatie |
| iyaku-医薬 | geneesmiddel; medicijn |
| iyakuhin-医薬品 | geneesmiddel; medicijn; medicament |
| iyāmafu-イヤーマフ | oorbeschermer (geluidisolerend) |
| iyō-異様 | ongewoonheid; eigenaardigheid |
| izon-依存 | afhankelijkheid |
| izonsei-依存性 | afhankelijkheid; afhankelijke aard |
| izumonokami-出雲の神 | godheid van het Izumo heiligdom (wordt gezien als god van het huwelijk) |
| izure-何れ | beide; de een of de ander; geen van beide |
| jaaku-邪悪 | wreedheid; kwaadaardigheid; gemeenheid |
| jabara-蛇腹 | blaasbalg; trekbalg van een accordeon; geplooide balg van een oude camera |
| jabara-蛇腹 | geplooide stof |
| jain-邪淫 | ongeremdheid; wellustigheid; onzedelijkheid |
| jakkan-若干 | een kleine hoeveelheid; een beetje; een weinig; een paar |
| jakki-惹起 | oorzaak; aanleiding; reden |
| jakkisuru-惹起する | aanleiding geven tot; leiden tot; veroorzaken |
| jakuon-弱音 | zacht [zwak] geluid |
| jakyoku-邪曲 | verdorvenheid; gemeenheid; oneerlijkheid |
| jashin-邪神 | een kwade godheid; boze geest; duivel |
| jashū-邪宗 | heidendom |
| jasuto・mīto-ジャスト・ミート | goede timing; (honkbal) de bal precies op goede moment (met het midden van het slaghout) raken |
| jendā・aidentitī-ジェンダー・アイデンティティー | genderidentiteit |
| jibunkatte-自分勝手 | zelfzuchtigheid; egoïsme; egocentrisch zijn |
| jichi-自治 | lokale overheid |
| jichitai-自治体 | gemeente; plaatselijke overheid |
| jichō-自重 | het goed voor zichzelf zorgen; behoedzaamheid; bedachtzaamheid; voorzichtigheid |
| jidai-事大 | onderdanigheid; gehoorzaamheid |
| jidaikōshō-時代考証 | historisch onderzoek (b.v. voor een waarheidsgetrouwe weergave van historische items in films, series, kunst, e.d.); achtergrondonderzoek |
| jidaraku-自堕落 | genotzuchtigheid; aan al zijn verlangens toegevend [verloederd] gedrag |
| jidōjiritsushienshisetsu-児童自立支援施設 | instelling voor jeugdzorg ter ondersteuning van de zelfredzaamheid van kinderen |
| jidōshasongaibaishōsekininhoken-自動車損害賠償責任保険 | wettelijke aansprakelijkheidsverzekering voor voertuigen |
| jidōsokudoihankanshisōchi-自動速度違反監視装置 | snelheidsbewakingsapparatuur; snelheidsradar; radarkanon |
| jifu-自負 | trots; zelfverzekerdheid |
| jigakujishū-自学自習 | zelfstudie; autodidactisch leren |
| jige-地下 | (arch.) lagere overheidsfunctionaris |
| jigen-字源 | het Chinese karakter [de kanji] waar een kana-teken van is afgeleid |
| jigen-時限 | tijdseenheid; tijdsduur (b.v. van een lesuur) |
| jigen-示現 | openbaring; verschijning; manifestatie (van een godheid, Boeddha, e.d.) |
| jigi-時宜 | geschikt moment; juiste [passende] gelegenheid |
| jigitarisu-ジギタリス | vingerhoedskruid |
| jigōkanketsu-次号完結 | wordt voltooid in de volgende uitgave [het volgende nummer] |
| jihatsu-自発 | spontaniteit; vrijwilligheid |
| jihi-慈悲 | mededogen; barmhartigheid; genade |
| jika-磁化 | de hoeveelheid magnetisch moment per volume-eenheid |
| jikasei-自家製 | eigengemaakt; zelf vervaardigd [bereid] zijn |
| jiketsu-自決 | zelfdoding (bij het op zich nemen van verantwoordelijkheid) |
| jiki-時機 | (goede) gelegenheid; kans; goede [geschikte] tijd (om iets te doen) |
| jikini-直に | onmiddellijk; meteen; op zeer korte termijn |
| jikkyō-実教 | (boeddh.) de ware leer die tot verlichting leidt |
| jikkyō-実況 | echte [feitelijke] situatie; omstandigheid |
| jikō-事項 | zaak; aangelegenheid; kwestie; item; categorie |
| jikoku-時刻 | goed tijdstip; gelegenheid; kans |
| jikomanzoku-自己満足 | zelfgenoegzaamheid; eigendunk; zelfbehagen; zelfingenomenheid |
| jikomujun-自己矛盾 | een innerlijke tegenspraak; tegenstrijdigheid |
| jikoshuchō-自己主張 | zelfbewustheid; aanmatiging |
| jiku-軸 | (wiskunde) as; middellijn |
| jikyo-辞去 | het vertrekken; weggaan; afscheid nemen |
| jikyosuru-辞去する | vertrekken; weggaan; afscheid nemen |
| jikyū-自給 | zelfstandigheid; zelfvoorziening |
| jikyūjisoku-自給自足 | zelfvoorzienigheid |
| jiman-自慢 | trots; zelfwaardering; verwaandheid; arrogantie |
| jimei-自明 | vanzelfsprekendheid; duidelijkheid |
| jimi-地味 | eenvoud; soberheid |
| jimichi-地道 | normale loopsnelheid (van een paard e.d.) |
| jimoku-耳目 | aandacht; oplettendheid |
| jimono-地物 | traditioneel zangstuk met shamisen begeleiding |
| jimunajiumu-ジムナジウム | gymnasium (opleiding) |
| jinbun-人文 | mensheid; beschaving; cultuur |
| jinbutsu-人物 | persoon; figuur; individu |
| jinbutsu-人物 | persoonlijkheid; aard; karakter |
| jingasa-陣笠 | een lid van het Huis van Afgevaardigden dat geen speciale (regerings- of partij)post bekleedt |
| jingi-仁義 | naastenliefde en rechtvaardigheid (in confucianisme) |
| jingisukannabe-ジンギスカン鍋 | gietijzeren grillpan voor het bereiden van Genghis Khan-hotpot |
| jinjifusei-人事不省 | bewusteloosheid; onderbewustzijn |
| jinjō-尋常 | gewoon [normaal; alledaags; middelmatig; gemiddeld] zijn |
| jinkaku-人格 | karakter; aard; persoonlijkheid |
| jinkan-人間 | de wereld; de mensheid |
| jinkenhi-人件費 | personeelskosten; arbeidsloon |
| jinkenseisaku-人権政策 | mensenrechtenbeleid |
| jinkōmitsudo-人口密度 | bevolkingsdichtheid |
| jinkōsuikei-人口推計 | een schatting van de bevolkingsdichtheid |
| jinmon-人文 | mensheid; beschaving; cultuur |
| jinmukeiki-神武景気 | Jimmu Boom (periode van economische bloei in het midden van de jaren 1950) |
| jinrin-人倫 | de mensheid |
| jinrui-人類 | menselijk wezen; de mens (Homo sapiens); de mensheid |
| jinshi-人士 | persoon met een hoge status [opleiding]; iemand van goede komaf |
| jinshin-人身 | (iemands) persoonlijkheid |
| jinsoku-迅速 | spoed; promptheid |
| jinzō-人造 | kunstmatigheid |
| jinzōningen-人造人間 | androïde; kunstmatige mens; robot |
| jin'ya-陣屋 | (Edo periode) residentie van de daimyo van een klein domein zonder kasteel |
| jioido-ジオイド | geoïde |
| jipangu-ジパング | Zipangu, de naam waarmee naar Japan wordt verwezen in Marco Polo's Reizen (het Engelse woord Japan is daarvan afgeleid) |
| jippahitokarage-十把一絡げ | zonder onderscheid; ongenuanceerd; lukraak |
| jippi-実費 | werkelijke [huidige] kosten [uitgaven]; onkosten |
| jiridaka-じり高 | geleidelijke stijging (van prijzen, koersen, e.d.) |
| jirijiri-じりじり | beetje bij beetje; stap voor stap; langzaam maar zeker; langzamerhand; geleidelijk |
| jirijiri-じりじり | geknetter; gesis; sissend [knetterend] geluid |
| jiritsu-自律 | autonomie; onafhankelijkheid; zelfbeschikking |
| jiritsu-自立 | zelfstandigheid; onafhankelijkheid; zelfvoorziening |
| jiriyasu-じり安 | geleidelijke daling (van prijzen, koersen, e.d.) |
| jirō-耳漏 | oorsmeer; afscheiding uit het oor |
| jiryokusenkō-磁力選鉱 | magnetische scheiding |
| jisankin-持参金 | bruidsschat |
| jisashukkin-時差出勤 | variabele [flexibele] werktijden [arbeidstijden] |
| jisatsu-自殺 | zelfmoord; suïcide; zelfdoding |
| jiseishokubutsu-自生植物 | inheemse plant (groeiend in eigen verspreidingsgebied) |
| jishinkajō-自信過剰 | overmoedigheid; zelfoverschatting; arrogantie |
| jishinsōjitsu-自信喪失 | minderwaardigheidscomplex |
| jishu-自主 | autonomie; onafhankelijkheid; zelfbeschikking |
| jisoku-時速 | snelheid per uur |
| jisoku-自足 | zelfstandigheid; onafhankelijkheid; op eigen benen kunnen staan; autarkie |
| jissai-実際 | werkelijkheid; realiteit; stand van zaken |
| jisseikatsu-実生活 | realiteit; dagelijkse werkelijkheid; (in) het echte leven |
| jisshō-実性 | (boeddh.) absolute realiteit [werkelijkheid] |
| jisshō-実正 | (vastgesteld) feit; zekerheid; waarheid |
| jisshō-実証 | feitelijk [op feiten gebaseerd] bewijs; solide [door feiten ondersteund; aangetoond] bewijs |
| jisshō-実証 | (in de traditionele Chinese (kruiden)geneeskunde) een constitutie met een fysieke kracht en sterke weerstand tegen ziekte |
| jissō-実相 | de feiten; de werkelijkheid; feitelijke omstandigheden; realiteit |
| jissō-実相 | (boeddh.) de echte werkelijkheid (van alle fysieke verschijnselen) |
| jissōkannyū-実相観入 | (poëzietheorie van Mokichi Saito) de werkelijkheid achter de waarneming [perceptie] beschrijven in tanka |
| jisuru-辞する | vertrekken; weggaan; afscheid nemen |
| jisuru-辞する | (met ontkenning) bereid zijn te doen; (vastberaden) doorgaan; niet opgeven |
| jitan-時短 | werktijdverkorting; arbeidsduurverkorting |
| jitchoku-実直 | eerlijkheid; betrouwbaarheid |
| jitchūhakku-十中八九 | met grote waarschijnlijkheid; negen van de tien keer; in negen van de tien gevallen |
| jiteki-自適 | zorgeloos leven; een rustig leventje leiden |
| jitsugi-実技 | praktische bekwaamheid [vaardigheid] |
| jitsujō-実状 | de feitelijke [actuele] situatie [toestand]; de huidige stand van zaken; de werkelijkheid |
| jitsuroku-実録 | feitelijke [waarheidsgetrouwe] beschrijving |
| jitsurokumono-実録物 | een feitelijk [waarheidsgetrouw] verslag |
| jitsuryoku-実力 | (werkelijke) kracht; vermogen; competentie; talent; vaardigheid |
| jitsuwa-実は | in feite; feitelijk; trouwens; om de waarheid te zeggen |
| jitsuyō-実用 | praktisch gebruik; bruikbaarheid; functionaliteit |
| jitsuzai-実在 | (filosofie) objectieve werkelijkheid |
| jitsuzō-実像 | echte [waarheidsgetrouwe] afbeelding [beeltenis] (van iets of iemand) |
| jiyū-自由 | vrijheid |
| jiyūhōnin-自由放任 | laisser faire (economische beleidsprincipe zonder overheidsinterventie) |
| jiyūhōninshugi-自由放任主義 | het laisser faire principe (ook economische term voor vrijheid van productie en (handels)verkeer zonder overheidsbemoeienis) |
| jiyūsairyōken-自由裁量権 | discretionaire bevoegdheid (naar eigen inzicht) |
| jiyūshisō-自由思想 | vrije gedachten [ideeën] |
| jizai-自在 | persoonlijke vrijheid (om te doen wat je wilt) |
| jizaitobira-自在扉 | draaideur |
| jizen-慈善 | filantropie; liefdadigheid |
| jizoku-持続 | voortzetting; duurzaamheid; voortduring; continuïteit |
| jizokukanōsei-持続可能性 | duurzaamheid |
| jō-定 | waarheid; echtheid; zekerheid |
| jō-定 | zodanigheid; zo is het |
| jō-情 | koppigheid |
| jō-穣 | een eenheid van getal, 10 tot de macht 28 |
| jōai-情愛 | affectie; genegenheid; liefde |
| jōbu-丈夫 | kracht; stevigheid; fitheid; gezondheid |
| jōchi-上知 | grote wijsheid |
| jōdo-浄土 | (boeddh.) het pure [zuivere] land; het boeddhistisch paradijs; Sukhāvatī; het Westelijke paradijs (van Amida Boeddha) |
| jōji-畳字 | kanji-idioom (een uitdrukking met meerdere kanji) |
| jōjin-常人 | een gewone [middelmatige] persoon; iemand met middelmatige talenten of bekwaamheden |
| jōjitsu-情実 | partijdigheid; bevoorrechting; voortrekkerij; vriendjespolitiek |
| jōjō-情状 | situatie; omstandigheid |
| jojoni-徐徐に | stap voor stap; beetje bij beetje; geleidelijk |
| jōju-成就 | verwezenlijking; prestatie; behaald succes; verworvenheid; hetgeen bereikt is |
| jōkan-上官 | leidinggevende; chef |
| jōkenzukenatsuinshōsho-条件付捺印証書 | borg [zekerheidstelling] in handen van derden (tot de voorwaarde is voldaan) |
| jōkigen-上機嫌 | goed humeur; vrolijkheid; opgewektheid |
| jōko-上古 | verre [klassieke] oudheid; ver verleden |
| jokō-女工 | fabrieksarbeidster |
| jōman-冗漫 | breedsprakigheid; omslachtigheid; langdradigheid |
| jōmukai-常務会 | directiecomité (met als taak het uitvoeren van het door de Raad van Bestuur vastgestelde beleid) |
| jōnetsu-情熱 | passie; enthousiasme; bezieling; gedrevenheid |
| jōnō-上納 | het betalen (van geld of goederen) aan de overheid\ |
| jōnōkin-上納金 | monetaire betaling van burgers aan de vorst, overheid, overkoepelende organisaties (soms crimineel), e.d. |
| joron-序論 | introductie; inleiding |
| jorunāta-ジョルナータ | hoeveelheid fresco verf die in 1 dag kan worden opgebracht (van Italiaans: giornata, een dag werk) |
| jōshi-上司 | (directe) baas [chef; leidinggevende] |
| jōshigun-娘子軍 | leger dat geheel bestond uit (of werd geleid door) vrouwen (tijdens de T'ang periode in de Chin. geschiedenis) |
| jōshiki-常識 | (gezond) verstand; slimheid; pienterheid |
| jōshō-常勝 | onoverwinnelijkheid; onverslaanbaar zijn; voortdurende overwinningen |
| joshō-序章 | inleiding; voorwoord; proloog |
| jōshūhan-常習犯 | veelpleger; recidivist; iemand die steeds dezelfde fouten maakt |
| jōshūhan-常習犯 | recidive; herhaling van strafbare feiten; het opnieuw vervallen in dezelfde zonde [fouten] |
| jōshūsei-常習性 | handeling [drang; neiging] uit gewoonte; recidivisme |
| josō-序奏 | (muziekterm) introductie; intro (een inleidend gedeelte van een muziekstuk) |
| josō-除草 | het onkruid wieden |
| josōsuru-除草する | (onkruid) wieden |
| josōzai-除草剤 | onkruidverdelger; herbicide |
| jōsui-上水 | waterleiding; aanvoer van vers [schoon] water |
| jōtai-状態 | staat; conditie; omstandigheid; situatie |
| jōtatsu-上達 | (het doorgeven van de wensen [meningen]) van ondergeschikten naar superieuren (bottom-up beleidsstructuur, met inspraak) |
| jōzu-上手 | bekwaamheid; expertise |
| jū-住 | residentie; verblijf(plaats); woning |
| jū-柔 | zachtheid; breekbaarheid; teerheid |
| jūhan-従犯 | medeplichtigheid; medeplichtige |
| jūhō-重宝 | waardevolle [kostbare] schat; kostbaarheid |
| jūjun-従順 | gehoorzaamheid; volgzaamheid |
| jūkashitsu-重過失 | (jur.) grove nalatigheid |
| jukensha-受験者 | examinandus; examenkandidaat |
| juku-塾 | privéschool; stoomcursus (ter voorbereiding op toelatingsexamen voor middelbare scholen en universiteiten) |
| jukuchi-熟知 | grondige kennis (van); goede bekendheid (met) |
| jukunen-熟年 | middelbare leeftijd |
| jukunenrikon-熟年離婚 | scheiden op latere leeftijd (m.n. na pensionering) |
| jukuren-熟練 | vakkundigheid; bekwaamheid |
| jukusei-塾生 | student aan een privéschool (voor extra onderwijsdoeleinden ter voorbereiding van toelatingsexamens aan middelbare scholen) |
| jukusu-熟す | rijpen (fig.); goed ontwikkeld zijn [worden] (b.v. gedachte, plan, gelegenheid, vaardigheid) |
| jukusuru-熟する | rijpen (fig.); goed ontwikkeld zijn [worden] (b.v. gedachte, plan, gelegenheid, vaardigheid) |
| jukutatsu-熟達 | hoog ontwikkelde vakkundigheid; bekwaamheid |
| jukutō-塾頭 | hoofdonderwijzer [docent; leraar] aan een privéschool (voor extra onderwijsdoeleinden ter voorbereiding van toelatingsexamens aan middelbare scholen) |
| jūmintōhyō-住民投票 | plaatselijk referendum (d.w.z. een politiek referendum onder de inwoners van een lokale overheid) |
| jumokui-樹木医 | boomverzorger (vroeger aanduiding voor boomchirurgie en boomchirurg, heden voor boomkwakzalverij) |
| junbi-準備 | voorbereiding |
| junbisuru-準備する | voorbereiden |
| jundo-純度 | zuiverheid (van een stof); zuiverheidsgraad |
| jungyaku-順逆 | gehoorzaamheid en ongehoorzaamheid; loyaliteit en verraad |
| junkinchisan-準禁治産 | quasi-incompetentie (juridische term) |
| junkyo-準拠 | conformiteit; aanpassing; gelijkvormigheid; overeenstemming; navolging |
| junnō-順応 | aanpassing; conformatie; inschikkelijkheid; acclimatisatie |
| junpō-遵奉 | gehoorzaamheid; inachtneming [naleving] van voorschriften [regels] |
| junryō-順良 | goedaardigheid en deugdzaamheid; eerlijkheid |
| junshin-純真 | zuiverheid; puurheid; reinheid; onschuld |
| junshu-遵守 | naleving; inachtneming; eerbiediging; gehoorzaamheid |
| junsui-純粋 | zuiverheid; puurheid; echtheid |
| jūn・buraido-ジューン・ブライド | juni bruid (vrouw die in de maand juni trouwt of trouwde) |
| jūretsu-縦列 | (mil.) colonne; gelid |
| jūrōdō-重労働 | zware arbeid; zwaar werk |
| jūru-ジュール | joule (J, eenheid van energie) |
| jūryō-十両 | 10-ryo, oude Japanse munteenheid |
| jūryokusenkō-重力選鉱 | zwaartekrachtscheiding (een industriële methode om twee componenten te scheiden) |
| jūsei-獣性 | dierlijkheid; bestialiteit; beestachtigheid |
| jūseki-重責 | zware [grote] verantwoordelijkheid |
| jushōsha-受章者 | ontvanger van een onderscheiding |
| jushōshiki-受賞式 | plechtigheid bij het uitreiken van een prijs; officiële [ceremoniële] prijsuitreiking |
| jūsui-重水 | zwaar water (deuteriumoxide) |
| jūtaku-住宅 | woning; residentie |
| jūtanbakugeki-絨緞爆撃 | tapijtbombardement (waarbij een groot aantal bommen over een heel gebied worden uitgestrooid, in plaats van bepaalde doelen te raken) |
| jūtenseisaku-重点政策 | belangrijkste beleidslijn; voorrangsbeleid |
| jūtenshugi-重点主義 | prioriteitssysteem; beleid [principe] van het zich richten op essentiële zaken |
| jutsu-術 | een kunst; een techniek; operatie; een bekwaamheid; een vaardigheid; een kundigheid |
| jutsu-術 | manier; middel |
| jūyō-重要 | belangrijkheid; belang; essentie |
| jūzoku-従属 | ondergeschiktheid; afhankelijkheid; gehoorzaamheid |
| juzu-数珠 | rozenkrans; Boeddhistisch bidsnoer |
| ka-苛 | geïrriteerd (huid); ontstoken |
| kābaido-カーバイド | calciumcarbide; carbid; karbiet; carbuur |
| kabin-過敏 | (over)gevoeligheid; nervositeit |
| kabun-過分 | ongeschiktheid; onverdiend [niet goed genoeg] zijn |
| kabura-鏑 | (afk. voor) een pijl met een fluitje aan de pijlpunt, dat geluid maakt als de pijl wordt afgeschoten; werd gebruikt door samoerai in het feodale Japan |
| kaburaya-鏑矢 | een pijl waar aan de punt een fluitje is bevestigd (dat geluid maakt als de pijl wordt afgeschoten; werd gebruikt door samoerai in het feodale Japan) |
| kaburo-禿 | kaalheid |
| kabuto-兜 | helm (van een soldaat; krijger; ridder) |
| kachiki-勝ち気 | vastberadenheid |
| kachikosu-勝ち越す | de leiding nemen; overwinning(en) boeken |
| kachōfūgetsu-花鳥風月 | schoonheid in de natuur; de natuurlijke schoonheden in de Japanse esthetiek |
| kādigan-カーディガン | gebreid vest |
| kadō-可動 | beweeglijkheid; beweegbaarheid |
| kaenshiki-火焔式 | aardewerk uit het midden van de Jomon-periode met deze decoratie |
| kaeri-返り | aantekeningen in Chinese klassieke teksten die de omgekeerde leesvolgorde van de Japanse betekenis duiden |
| kaeriten-返り点 | aantekeningen in Chinese klassieke teksten die de omgekeerde leesvolgorde van de Japanse betekenis duiden |
| kaeru-返る | omkeren; omgedraaid worden |
| kafēpaurisuta-カフェーパウリスタ | (Japanse) coffeeshop [koffiebar] die gespecialiseerd is in Braziliaanse koffiesoorten en manieren van bereiden |
| kafu-寡夫 | gescheiden (niet hertrouwde) man |
| kafu-寡婦 | gescheiden (niet hertrouwde) vrouw |
| kāfusukin-カーフスキン | kalfsleer; kalfshuid |
| kagehinata-陰日向 | oneerlijkheid; onoprechtheid; twee kanten hebben |
| kagemusha-影武者 | (hist. bij legerleiders) dubbelganger; plaatsvervanger (om de vijand te verwarren) |
| kagemusha-影武者 | iemand (het brein, de feitelijke leider) die achter de schermen werkt en anderen als marionetten bespeelt of gebruikt |
| kagen-加減 | aanpassing; verbetering; matiging; de juiste hoeveelheid gebruiken (b.v. van kruiden) |
| kageri-陰り | schaduw; somberheid |
| kagiwakeru-嗅ぎ分ける | verschillende geuren onderscheiden (door ruiken) |
| kagyō-課業 | hoeveelheid werk; werk quotum |
| kahan-過半 | het grootste deel; de meerderheid; meer dan de helft |
| kahansū-過半数 | de meerderheid; het grootste aantal |
| kahei-寡兵 | klein leger; kleine militaire eenheid |
| kaheikachi-貨幣価値 | monetaire waarde; de waarde van een munteenheid |
| kahen-可変 | variabiliteit; veranderlijkheid |
| kahogo-過保護 | overbezorgdheid; overdreven bezorgdheid; te beschermend zijn |
| kaibyaku-開白 | (boeddh.) het begin [de eerste dag] van de rituelen van bidden tot [het doen van geloften aan] Boeddha |
| kaichō-開張 | vleugelspanwijdte van insecten, vogels e.d.; het openspreiden van vleugels |
| kaichū-回虫 | spoelworm; rondworm (Ascaris lumbricoides) |
| kaigaishinshutsu-海外進出 | handel expansie [uitbreiding] overzee; uitbreiding van handel naar het buitenland |
| kaigen-戒厳 | in hoogste staat van paraatheid [waakzaamheid] verkeren |
| kaigen-開眼 | (boeddh.) het ontwaken tot de boeddhistische waarheid |
| kaigunhikōyokarenshūsei-海軍飛行予科練習生 | de opleiding [training] voor piloten bij de Japanse marine |
| kaigunhikōyokarenshūsei-海軍飛行予科練習生 | de aspirant piloot of leerling vlieger op die opleiding |
| kaihō-解放 | vrijlating; invrijheidstelling; bevrijding; verlossing |
| kaihōsuru-解放する | vrijlaten; in vrijheid stellen |
| kaiin-会員 | lid (v.e.vereniging, genootschap, etc.) |
| kaikaishiki-開会式 | openingsceremonie; openingsplechtigheid |
| kaiko-解雇 | ontslag; opzegging van een arbeidsovereenkomst door een werkgever |
| kaimei-解明 | verduidelijking; opheldering; uitleg |
| kaimeisuru-解明する | ophelderen; verduidelijken; uitleggen |
| kainade-掻い撫で | oppervlakkigheid |
| kaininki-買い人気 | een bereidheid [enthousiasme] om te kopen |
| kaion-快音 | een specifiek [herkenbaar] geluid (zoals van een honkbakslag of een brullende motor) |
| kairanban-回覧板 | een mededelingenbord [circulaire; bulletin] (in Japan gebruikt door buurtverenigingen als communicatiemiddel binnen de gemeenschap) |
| kairiseidōitsuseishōgai-解離性同一性障害 | dissociatieve identiteitsstoornis |
| kaiseki-解析 | analyse; ontleding (van b.v. bewijsmateriaal, videobeelden, e.d.) |
| kaisenjiyū-開戦事由 | casus belli (een geval van oorlog; aanleiding tot oorlog) |
| kaisetsusho-解説書 | handleiding; instructies |
| kaishiki-開式 | het begin [de opening] van een ceremonie [plechtigheid] |
| kaishō-解消 | (m.b.t. probleem, moeilijkheid, stress e.d.) oplossing; opheffing |
| kaisu-介す | bemiddelen; helpen; als tussenpersoon fungeren |
| kaisuru-介する | bemiddelen; helpen; als tussenpersoon fungeren |
| kaitendoa-回転ドア | draaideur |
| kaitenritsu-回転率 | omloopsnelheid (goederen, kapitaal) |
| kaitouranma-快刀乱麻 | (vakkundige) besluitvaardigheid |
| kaiyū-会友 | medelid |
| kaizai-介在 | interventie; tussenkomst; bemiddeling |
| kaizoe-介添え | helper; hulp; assistent; secondant; bruidsmeisje; bruidsjonker |
| kaizoenin-介添人 | getuige bij een huwelijk; bruidsjonker; bruidsmeisje |
| kaji-鍛冶 | een smid |
| kajin-佳人 | een mooie vrouw; een schoonheid |
| kajin-家人 | iem. die binnenshuis blijft (met name de echtgenote en de hulp); familielid |
| kajitori-舵取り | (lett. of fig.) het sturen (in een bepaalde richting); aan het roer staan; leiderschap; leiding |
| kajitori-舵取り | stuurman; roerganger; leider |
| kajiya-鍛冶屋 | smid |
| kajō-過剰 | overschot; overvloed; overmaat; overtolligheid |
| kajōheikin-加重平均 | gemiddelde zwaarte; gemiddeld gewicht |
| kajōryūdōsei-過剰流動性 | bovenmatige liquiditeit |
| kajū-加重 | (juridisch) verzwaring van een straf |
| kakakutenkai-価格転嫁 | het doorberekenen van prijsstijgingen, zoals van grondstofkosten en arbeidskosten |
| kakashi-案山子 | iem. die iets [iemand] lijkt te zijn, maar dat in werkelijkheid niet is |
| kakawariai-関わり合い | betrokkenheid |
| kakehi-筧 | open waterleiding; waterbuis (van hout of bamboe) |
| kakei-筧 | open waterleiding; waterbuis (van hout of bamboe) |
| kakekotoba-掛け詞 | een woordspeling; dubbelzinnigheid; woorden met dezelfde uitspraak maar verschillende betekenissen |
| kakera-欠けら | zeer kleine hoeveelheid |
| kakikesu-掻き消す | uitvegen; uitwissen; overstemmen (geluid) |
| kakin-課金 | het betalen voor virtuele goederen of premium functies (b.v. in een videogame) |
| kakin-課金 | belastinggeld; overheidssubsidie |
| kakki-活気 | levendigheid; vitaliteit; energie; activiteit |
| kakkoku-各国 | verscheidene landen |
| kakoku-過酷 | strengheid; wreedheid; verschrikking |
| kaku-拡 | (in kanji combinaties) vergroting; uitbreiding |
| kaku-核 | (cel of atoom) kern; middelpunt; pit |
| kakuchi-各地 | sommige [verscheidene; diverse] gebieden [plaatsen] |
| kakuchō-拡張 | expansie; uitbreiding; verlenging; vergroting |
| kakudai-拡大 | uitbreiding; vermeerdering; (uit)vergroting |
| kakudo-確度 | (mate van) zekerheid; waarschijnlijkheid; betrouwbaarheid; nauwkeurigheid |
| kakufukakusanjōyaku-核不拡散条約 | (NPV) het Non-proliferatieverdrag (het verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens) |
| kakugo-覚悟 | mentale voorbereiding [gereedheid]; paraatheid |
| kakuin-客員 | buitengewoon lid (van tijdelijke aard) |
| kakujitsu-確実 | deugdelijk [absoluut; zeker; positief; betrouwbaar; degelijk; solide] zijn |
| kakujū-拡充 | uitbreiding [expansie; vergroting] (van een werkplek, productielijn, e.d.) |
| kakunin-確認 | bevestiging; ratificatie; validatie |
| kakuninsuru-確認する | bevestigen; ratificeren; valideren |
| kakuritsu-確率 | waarschijnlijkheid; kans |
| kakuritsubunpu-確率分布 | waarschijnlijkheidsverdeling |
| kakusa-格差 | verschil; onderscheid; ongelijkheid |
| kakusan-拡散 | verspreiding; diffusie |
| kakuseiki-拡声器 | megafoon; luidspreker |
| kakuseizai-覚醒剤 | stimulans; stimulerend middel |
| kakushugakkō-各種学校 | beroepsopleiding; vakschool |
| kakutaru-確たる | eker; vaststaand; duidelijk; overtuigend |
| kakuteru・pātī-カクテル・パーティー | cocktailpartij; middagborrel |
| kamabisushii-囂しい | luid; luidruchtig; rumoerig; lawaaiig |
| kamadouma-竃馬 | een grottensprinkhaan (Rhaphidophoridae) (grottensprinkhaan (Rhaphidophoridae) |
| kamaeru-構える | een bepaalde houding aannemen (b.v. ter verdediging); gereed hebben; bij de hand hebben; klaar staan (om te); voorbereiden |
| kamakiri-蟷螂 | bidsprinkhaan |
| kamei-加盟 | deelname; toetreding; het lid worden van een organisatie of groep |
| kameikoku-加盟国 | lidstaat (van een internationale organisatie) |
| kamemushi-亀虫 | schildwants; stinkwants (Pentatomidae) |
| kami-神 | god; godheid; goden |
| kamigakari-神懸かり | goddelijke verschijning [bezetenheid]; goddelijke geest in het lichaam van een persoon |
| kamigata-上方 | (Meiji periode) aanduiding voor de stad Kyoto |
| kamihitoe-紙一重 | een dunne scheidslijn |
| kamikaze-神風 | roekeloosheid; waaghalzerij |
| kaminidankatsuyō-上二段活用 | vervoeging [verbuiging] van de tweede groep (nidan) werkwoorden |
| kamitsu-過密 | (overmatige) gedetailleerdheid |
| kamiwakeru-噛み分ける | onderscheid maken; begrijpen |
| kamiyori-紙縒り | touw gemaakt van stukjes gedraaid papier |
| kamoku-寡黙 | terughoudendheid; zwijgzaamheid; geslotenheid |
| kamosu-醸す | veroorzaken; tot stand brengen; aanleiding geven tot; teweegbrengen |
| kamuro-禿 | kaalheid |
| kan-款 | welwillendheid; goedheid; vriendelijkheid; oprechtheid |
| kan-澗 | een eenheid van getal, 10 tot de macht 36 |
| kan-監 | wacht; waakzaamheid; observatie; surveillance |
| kan-間 | tussenruimte; interval; (tijdsaanduiding) |
| kanagashira-金頭 | Lepidotrigla microptera (een straalvinnige vissensoort uit de familie van ponen) |
| kanahebi-金蛇 | Japanse (gras)hagedis (Takydromus tachydromoides) |
| kanakana-かなかな | avondcicade (naar het geluid dat die maakt) |
| kanakugi-金釘 | lelijk [onduidelijk] handschrift (afkorting voor kanakugiryū) |
| kanashimi-悲しみ | verdriet; bedroefdheid; smart; leed |
| kanbatsu-間伐 | uitdunning van een bos; vermindering van een bosdichtheid |
| kanben-冠冕 | aanduiding voor de officiële taken van overheidsambtenaren |
| kanben-勘弁 | geduld; tolerantie; verdraagzaamheid |
| kanbetsu-鑑別 | onderscheiding; differentiatie |
| kanbi-完備 | volledigheid; compleet zijn |
| kanbō-官房 | secretariaat (werkend) voor leidinggevende functionarissen van het kabinet [de ministeries] |
| kanbō-感冒 | verkoudheid; griep |
| kanbōchōkan-官房長官 | leider van het kabinetssecretariaat [kabinetschef] van Japan |
| kanbu-幹部 | leidinggevenden (binnen een bedrijf); directie; staf; kader |
| kanbuna-寒鮒 | een karper die is gevangen midden in de winter (dan is de smaak het lekkerst) |
| kanburi-寒鰤 | koude geelvinmakreel, d.w.z. die gevangen is midden in de winter |
| kanbushain-幹部社員 | staflid; kaderlid; leidinggevende |
| kanbutsu-乾物 | gedroogd voedsel; gedroogde voedingsmiddelen |
| kanchi-奸知 | sluwheid; listigheid; bedrog |
| kanchō-貫長 | hoofd; leider; chef |
| kanchū-寒中 | midwinter; midden in de winter; het koude jaargetijde |
| kandera-カンデラ | candela (eenheid van lichtsterkte) |
| kanebukuro-金袋 | (arch.) geldbuidel; stoffen zak voor het bewaren van geld of kostbare spulletjes |
| kanensei-可燃性 | brandbaarheid; ontvlambaarheid |
| kanetataki-鉦叩き | een soort krekel (Ornebius kanetataki, zo genoemd omdat het geluid ervan lijkt op het tikken op een metalen bel) |
| kangae-考え | gedachte; mening; opvatting; idee |
| kangen-寛厳 | soepelheid en strengheid |
| kangyō-官業 | staatsbedrijf; overheidsbedrijf |
| kanjaku-閑寂 | stilte; kalmte; vredigheid |
| kanjidashō-カンジダ症 | candidiasis; candidose; candida (schimmelinfectie) |
| kanjin-寛仁 | grootmoedigheid; edelmoedigheid; barmhartigheid |
| kanjiru-観じる | (boeddh.) mediteren; reflecteren (op de waarheid) |
| kanjishōken-幹事証券 | de leidende effectenmakelaar [underwriter; risicobeoordelaar] bij een effectenuitgifte |
| kanjō-勧請 | het bidden voor de komst van een god of Boeddha |
| kanjo-寛恕 | vrijgevigheid; gulheid |
| kanjo-寛恕 | verdraagzaamheid; tolerantie; (grootmoedige) vergeving; vergiffenis; clementie |
| kanju-官需 | behoeften van de overheid; producten of diensten die overheid nodig heeft |
| kanjuku-完熟 | volle rijpheid, volle wasdom |
| kanjuku-慣熟 | meesterschap; vaardigheid; bekwaamheid |
| kanjusei-感受性 | gevoeligheid; sensibiliteit |
| kanka-看過 | veronachtzaming; toegevendheid; oogluiking |
| kankaku-扞格 | meningsverschil; verschil van mening [inzicht]; onverenigbaarheid |
| kankatsu-寛闊 | verdraagzaamheid; meegaandheid; mildheid |
| kankatsu-管轄 | jurisdictie; (rechts)bevoegdheid; controle |
| kanken-官憲 | autoriteiten; het gezag; de overheid |
| kanken-官権 | overheidsgezag |
| kankibinran-官紀紊乱 | nalatigheid [corruptie] van de ambtelijke discipline |
| kankō-寛厚 | ruimdenkendheid; vrijgevigheid; gulheid |
| kankō-緩行 | traag tempo; lage snelheid; langzame vooruitgang |
| kankōchō-官公庁 | overheidsinstanties; overheidsgebouwen; publieke instellingen; openbare instanties |
| kankoku-韓国 | Zuid-Korea |
| kankyo-官許 | officiële goedkeuring [vergunning] (van de overheid) |
| kankyō-環境 | (leef)omgeving; (leef)milieu; omstandigheid; toestand |
| kankyū-官給 | levering [geld; goederen] van de overheid |
| kanmei-官命 | overheidsbevel; opdracht [verordening] van de regering |
| kanmei-簡明 | beknoptheid; bondigheid |
| kanmi-甘味 | zoetheid; zoete smaak |
| kanmin-官民 | ambtenaar en burger; overheid en burgerij; publieke en particuliere sector |
| kannei-奸佞 | doortrapheid; slinksheid; sluwheid |
| kannen-観念 | idee; begrip; notie |
| kannenkeitai-観念形態 | ideologie |
| kannenron-観念論 | idealisme |
| kannenteki-観念的 | conceptueel, denkbeeldig; ideologisch; theoretisch; onrealistisch |
| kannō-官能 | zintuiglijkheid; sensualiteit |
| kannō-感応 | gevoeligheid; sympathie; toewijding |
| kannoiri-寒の入り | het begin van de midwinter periode (6 januari) |
| kannōshugi-官能主義 | sensualisme; zinnelijkheid |
| kannyūsō-陥入爪 | ingegroeide nagel |
| kanō-可能 | mogelijkheid |
| kanōsei-可能性 | mogelijkheid; waarschijnlijkheid; kans |
| kanpa-看破 | inzicht; scherpzinnigheid |
| kanpatsu-煥発 | genialiteit; schittering; briljantheid |
| kanpeichūsha-官幣中社 | kanpei-chūsha (middelste klassering van een Shintō heiligdom) |
| kanpeki-完璧 | perfectie; volmaaktheid |
| kanpeki-癇癖 | heetgebakerdheid; opvliegendheid; een kort lontje; prikkelbaarheid |
| kanpi-官費 | overheidsuitgaven; staatsfondsen |
| kanpōyaku-漢方薬 | Chinese kruidengeneeskunde |
| kanpu-完膚 | een onaangetaste [ongeschonden] huid |
| kanryō-完了 | (taalkunde) de voltooide tijd |
| kanryōshudō-官僚主導 | bureaucratisch leiderschap; initiatief van bureaucraten bij overheidsbeleid |
| kansei-乾性 | droogheid |
| kansei-官製 | door de overheid [overheidsbedrijven; organisaties] gemaakt [vervaardigd] |
| kansei-感性 | gevoeligheid |
| kansei-慣性 | traagheid; inertie |
| kansei-閑静 | stilte; rust; kalmte; vredigheid |
| kanseiyu-乾性油 | drogende olie (met siccatief behandeld om de droogsnelheid van olieverf te verhogen) |
| kansen-官撰 | selectie en redactie van de overheid (van een gedichtenbundel, e.d.) |
| kansen-感染 | besmetting (fig.); aangestoken zijn (door slechte ideeën, etc.) |
| kansetsu-間接 | indirectheid |
| kansha-感謝 | dank; dankbaarheid; waardering |
| kanshaku-癇癪 | kwaadheid; slecht humeur; geïrriteerdheid; woede-uitbarsting |
| kanshi-冠詞 | lidwoord |
| kanshiki-鑑識 | identificatie bij een misdrijf (door middel van vingerafdrukken) |
| kanshin-歓心 | blijdschap; blijheid |
| kansho-官署 | overheidskantoor; overheidsinstelling |
| kanshō-感傷 | sentimentaliteit; (grote) gevoeligheid |
| kanshō-癇性 | geïrriteerdheid; lichtgeraaktheid; prikkelbaarheid; slechtgehumeurd zijn |
| kanshoku-官職 | [een functie in) overheidsdienst; ambtenarij |
| kanshōsuru-干渉する | tussenbeide komen; zich mengen (in); zich bemoeien (met) |
| kantai-款待 | vriendelijke bejegening; gastvrijheid; hartelijkheid |
| kantan-簡単 | eenvoud; ongecompliceerdheid |
| kantei-官邸 | officiële residentie; ambtswoning (b.v. van de premier) |
| kanteiryū-勘亭流 | (vanaf midden Edo-periode) dikke, zwierige kalligrafie-stijl gebruikt voor uithangborden en ranglijsten (bij Kabuki en sumo) |
| kanteisho-鑑定書 | echtheidsverklaring (van een kunstwerk, e.d.) |
| kanten-寒天 | agar; agaragar (bindmiddel in voedsel) |
| kanyū-加入 | toetreding; aansluiting; lidmaatschap; inschrijving |
| kanyūsuru-加入する | toetreden; zich aansluiten; lid worden |
| kanzen-完全 | perfectie; volmaaktheid; compleetheid |
| kanzenkoyō-完全雇用 | volledige werkgelegenheid [tewerkstelling] |
| kanzenshitsugyōritsu-完全失業率 | het volledige werkloosheidspercentage (gebaseerd op het aantal mensen dat actief op zoek is naar werk) |
| kanzeon-観世音 | Avalokitesvara; Kannon (bodhisattva van barmhartigheid en mededogen |
| kanzetsu-冠絶 | uniekheid; eigenheid; ongeëvenaardheid; suprematie; onovertroffenheid |
| kanzeyori-観世縒り | (een slinger van) in elkaar gedraaide dunne stroken Japans papier |
| kanzukasa-主神 | overheidsfunctionaris die verantwoordelijk is voor Shintō-rituelen (ritsuryō-systeem) |
| kanzume-缶詰め | (in) afzondering; afgescheiden [afgesloten; apart] gehouden zijn [worden] |
| kanzuru-観ずる | (boeddh.) mediteren; reflecteren (op de waarheid) |
| kan'in-官印 | overheidsstempel |
| kan'in-官印 | stempel van een overheidsambtenaar |
| kan'in-官員 | overheidsfunctionaris; ambtenaar |
| kan'on-感恩 | dankbaarheid |
| kan'yō-寛容 | tolerantie; verdraagzaamheid; ruimdenkendheid |
| kan'yō-肝要 | belangrijkheid; essentie |
| kan'yo-関与 | deelname; betrokkenheid |
| kan'yōku-慣用句 | idioom |
| kaodashi-顔出し | aanwezigheid; verschijning |
| kaomake-顔負け | in verlegenheid gebracht; beschaamd zijn |
| kaomakesuru-顔負けする | in verlegenheid gebracht zijn; overschaduwd [beschaamd] zijn |
| karai-辛い | (smaak) pittig; kruidig; scherp; zoutig |
| karakuchi-辛口 | strengheid; hardvochtigheid; scherpte |
| karami-絡み | verstrengeling; verbintenis; interactie; betrokkenheid |
| karatto-カラット | karaat (eenheid die de zuiverheid van goud en edelstenen aangeeft) |
| karei-佳麗 | schoonheid; mooie vrouw |
| karei-華麗 | pracht; praal; grootsheid |
| karei-鰈 | schol (platvis: Pleuronectidae) |
| karen-可憐 | mooiheid; leukheid; charme; lieflijkheid |
| karen-可憐 | zieligheid; beklagenswaardigheid |
| karigane-雁が音 | roep [geluid] van een wilde gans |
| karishakuhō-仮釈放 | voorwaardelijke vrijlating [invrijheidstelling] |
| karoyaka-軽やか | luchtigheid; elegantie; lichtheid |
| karuhazumi-軽はずみ | onbesuisdheid; onvoorzichtigheid |
| karukuchi-軽口 | spraakzaamheid; loslippigheid |
| karukuchi-軽口 | scherts; grapje; grappige opmerking; spitsvondigheid |
| karusa-軽さ | lichtheid; licht gewicht; geringe zwaarte |
| karuyaka-軽やか | luchtigheid; elegantie; lichtheid |
| kasakasa-かさかさ | (onomatopee) ritselend (geluid) |
| kasankasuiso-過酸化水素 | waterstofperoxide |
| kasen-架線 | bovengrondse bedrading; (elektrische) bovenleiding; stroomleiding |
| kashi-可視 | zichtbaarheid |
| kashi-瑕疵 | (jur.) gebrek; nalatigheid |
| kashi-菓子 | snoep; snoepgoed; zoetigheid |
| kashidashikinsendaka-貸し出し金銭高 | het volledige bedrag uitgeleend aan een individu of instantie door een bank |
| kashigamashii-囂しい | luidruchtig; lawaaiig |
| kashimashii-囂しい | luidruchtig; lawaaiig |
| kashira-頭 | het hoofd; de baas; de leider |
| kashirabun-頭分 | leider; baas |
| kashitsu-過失 | (jur.) nalatigheid; culpa |
| kashō-寡少 | een klein beetje; bijzonder kleine hoeveelheid |
| kashō-火傷 | brandwond; brandplek (op de huid) |
| kashō-過少 | te kleine hoeveelheid |
| kashoku-家職 | een familielid (van samoerai, van adel, of van een rijke familie), dat verantwoordelijk is voor huishoudelijke zaken |
| kasō-仮葬 | provisorische begrafenis- of crematieplechtigheid |
| kaso-過疎 | onderbevolking; lage bevolkingsdichtheid; ontvolking |
| kasōgenjitsu-仮想現実 | (computer) virtuele werkelijkheid ( virtual reality, VR) |
| kasokeshi-幽けし | (arch.) vaag; zwak; bleek; onduidelijk |
| kasōshiki-火葬式 | crematieplechtigheid |
| kasuka-微か | vaag; wazig; onduidelijk |
| kasukani-微かに | vaag(jes); ietwat; wazig; onduidelijk; subtiel |
| kasumeru-掠める | misleiden; bedriegen; om de tuin leiden; (iets) stiekem doen |
| kasumime-翳み目 | aandoening waarbij het gezichtsvermogen is verslechterd door ouderdom, ziekte, etc.; slechtziendheid |
| katai-固い | strak; stijf; stabiel; solide |
| katai-固い | star; rigide; onbuigzaam (fig.) |
| katai-過怠 | (feodaal Japan) bestraffing van een fout of misdaad via geldelijke vergoeding of verplichte arbeid te voldoen |
| katakuriko-片栗粉 | zetmeel; verdikkingsmiddel (tegenwoordig aardappelmeel, oorspronkelijk gemaakt van katakuriwortel: Erythronium japonicum, hondstand lelie) |
| katame-片目 | één oog; één van beide ogen |
| katameshitsumei-片目失明 | blindheid aan één oog |
| kataru-語る | tonen; laten zien; duiden |
| kataru-騙る | misleiden; bedriegen |
| katatataki-肩叩き | iemand lichtjes op de schouders kloppen (tegen stijfheid) |
| katatsu-下達 | (het doorgeven van instructies) van superieuren naar ondergeschikten (top-down beleidsstructuur, zonder inspraak) |
| katawa-片端 | onvolkomenheid; onvolmaaktheid |
| katawa-片端 | onbetamelijkheid; ongepastheid |
| katen-加点 | toevoeging van lettertekens of schriftsymbolen in een tekst (ter aanduiding van bevestiging of instemming) |
| katō-下等 | vulgariteit; grofheid |
| katorea-カトレア | cattleya (orchidee) |
| katoreya-カトレヤ | cattleya (orchidee) |
| kātorijji-カートリッジ | patroon; cartridge; vulling; cassette; container |
| katsudō-活動 | activiteit; actie; beweging; inspanning; bedrijvigheid |
| katsura-桂 | katsuraboom (Cercidiphyllum japonicum) |
| katsuro-活路 | levensonderhoud; middelen van bestaan |
| katsuyaku-活躍 | activiteit; bedrijvigheid |
| katsuzai-滑剤 | smeermiddel |
| kattō-葛藤 | problemen [moeilijkheden; onenigheid; geschillen] tussen mensen |
| kattoin-カットイン | tussen beide komen; in de rede vallen |
| kaunseringu-カウンセリング | counseling; advisering; hulpverlening; begeleiding |
| kawa-皮 | vel; huid; leer; schil |
| kawa-革 | leer; dierenhuid |
| kawagoshi-川越し | door een rivier gescheiden zijn; de andere kant van de rivier |
| kawaita-乾いた | schril; scherp (geluid, e.d.) |
| kawaoto-川音 | het geruis [gekabbel] van een rivier; geluid van stromend (rivier) water |
| kawarimi-変わり身 | wendbaarheid; lichtvoetigheid |
| kayaku-加薬 | kruiden; specerijen; additiva (vaak bijgevoegd bij instantvoedsel) |
| kayō-可溶 | oplosbaarheid (in een vloeistof) |
| kazagoe-風邪声 | (door verkoudheid veroorzaakte) hese stem |
| kazarike-飾り気 | aanstellerij; vertoon; gekunsteldheid |
| kazatooshi-風通し | openheid; goede communicatie |
| kaze-風邪 | verkoudheid; kou(tje); influenza |
| kazegusuri-風邪薬 | medicijn tegen verkoudheid |
| kazeitan'i-課税単位 | fiscale eenheid; belastingeenheid; eenheid van belasting |
| kazeke-風邪気 | lichte verkoudheid; koutje |
| kazetooshi-風通し | openheid; goede communicatie |
| kazō-加増 | toename; uitbreiding (van toelage, bezit, domein, e.d.) |
| kazu-数 | hoeveelheid; aantal; getal (taalkunde) |
| kazu-数 | enige; sommige; verscheidene |
| kazukeru-被ける | iemand de schuld [verantwoordelijkheid] geven |
| kē-ケー | K, symbool voor kelvin (eenheid van temperatuur) |
| ke-毛 | trichoom; donzige huid van planten of vruchten |
| keana-毛穴 | (huid) porie |
| kechi-けち | zuinigheid; gierigheid; krenterigheid; spaarzaamheid |
| kechigan-結願 | (boeddh.) het einde [de laatste dag] van de rituelen van bidden tot [het doen van geloften aan] Boeddha |
| kechigannichi-結願日 | (boeddh.) de laatste dag van de rituelen van bidden tot [het doen van geloften aan] Boeddha |
| kegare-汚れ | (spirituele) verontreiniging [onreinheid] |
| kegawa-毛皮 | huid; vel; vacht; bont |
| kehaegusuri-毛生え薬 | haargroeimiddel |
| kei-京 | eenheid van getal, 10 tot de macht 16 |
| keibi-軽微 | geringe mate; onbeduidendheid |
| keibihoshō-警備保障 | beveiligingsdienst; veiligheidsdienst |
| keieisaikōsekininsha-経営最高責任者 | bestuursvoorzitter; leidinggevende directeur, CEO (chief executive officer) |
| keieisha-経営者 | manager; bedrijfsleider; eigenaar |
| keihaku-軽薄 | wispelturigheid; frivoliteit; oppervlakkigheid; lichtzinnigheid; onoprechtheid |
| keihi-桂皮 | kaneel (kruid van de bast van de kaneelboom) |
| keijisekinin-刑事責任 | strafrechtelijke aansprakelijkheid |
| keijō-敬譲 | respect en nederigheid tonen t.o.v. een ander |
| keijō-経常 | gewoon [normaal; regulier; actueel; huidig] zijn |
| keikai-警戒 | waaksheid; waakzaamheid |
| keikaikan-警戒感 | waakzaamheid; alertheid; behoedzaamheid |
| keikaishin-警戒心 | behoedzaamheid; waakzaamheid; alertheid |
| keikakukeizai-計画経済 | planeconomie; geleide economie |
| keikakusei-計画性 | planmatigheid |
| keikan-挂冠 | ontslagname [aftreden] uit een overheidsfunctie [ambt] |
| keikei-炯炯 | doordringendheid |
| keiken-敬虔 | vroomheid; eerbiedigheid; devotie |
| keiki-契機 | gelegenheid; kans |
| keiki-景気 | levendigheid; energie; enthousiasme |
| keikifuyōseisaku-景気浮揚政策 | economisch herstelbeleid |
| keikō-径行 | rechtlijnigheid; spontaniteit |
| keimukan-刑務官 | cipier; gevangenisbewaarder; detentiebegeleider |
| keiro-毛色 | situatie; omstandigheid; soort; type; aard; karakter |
| keirōdō-軽労働 | lichte arbeid; licht werk |
| keisatsutechō-警察手帳 | politiepenning; politie ID-bewijs; politiekaart; legitimatiekaart van een politieambtenaar |
| keisei-傾城 | beeldschone vrouw; schoonheid |
| keiseki-珪石 | siliciumdioxide; silica steen |
| keisen-経線 | parallel van de lengtegraad [meridiaan] |
| keishikibi-形式美 | schoonheid van vorm; uiterlijke schoonheid |
| keishō-形象 | uitbeelding [voorstelling] (van een denkbeeld, idee, e.d.) |
| keishō-軽少 | kleinigheid; een beetje |
| keisotsu-軽率 | onvoorzichtigheid; lichtvaardigheid; onbesuisdheid |
| keitei-径庭 | (groot) verschil; kloof; discrepantie; ongelijkheid |
| keitōdateru-系統立てる | systematiseren; (ideeën, kennis, informatie. etc.) ordenen volgens een bepaald principe of bepaalde regel |
| keizaidantairengōkai-経済団体連合会 | Nippon Keidanren, een Japanse organisatie die tot doel heeft de economische groei in en buiten Japan duurzaam te stimuleren |
| keizaikatsudō-経済活動 | economische bedrijvigheid [activiteit] |
| kejime-けじめ | onderscheid; verschil; scheidslijn |
| kekkan-欠陥 | nalatigheid; tekortkoming; gebrek; onvolkomenheid; defect; tekort; ontoereikendheid |
| kekkin-欠勤 | verzuim (van werk); absentie; afwezigheid (zonder toestemming) |
| ken-喧 | (in kanji combinaties) luidruchtig; lawaaierig; lawaaiig rumoerig |
| ken-間 | lengte eenheid (ca. 1.818 meter) |
| kenage-健気 | dapperheid; edelmoedigheid |
| kenba-犬馬 | (bescheiden term om naar zichzelf te verwijzen) ik; (uw) dienaar |
| kenban-検番 | bemiddelingsbureau [kantoor] voor geisha's |
| kenchō-県庁 | overheidskantoor van de prefectuur; provinciehuis |
| kenden-喧伝 | verspreiding (nieuws etc.); het verkondigen; rondbazuinen |
| kendon-慳貪 | gebrek aan mededogen; wreedheid; onvriendelijkheid; kwaadaardigheid |
| kenen-懸念 | angst; zorg; bezorgdheid; vrees |
| kenen-縣念 | bezorgdheid; ongerustheid; vrees; zorg |
| kengen-建言 | een petitie [voorstel; suggestie; mening] geven aan een hogere ambtenaar [overheidsinstantie] |
| kengen-権限 | bevoegdheid; jurisdictie |
| kengo-堅固 | solide [stevig] zijn |
| kengu-賢愚 | wijsheid en domheid; de wijze [slimme] en de dwaze [domme] |
| kenjiru-献じる | een offer brengen aan een godheid of Boeddha |
| kenjō-謙譲 | nederigheid; bescheidenheid |
| kenka-喧嘩 | ruzie; onenigheid |
| kenkai-狷介 | koppigheid; eigenwijsheid |
| kenkan-顕官 | een hoge overheidsfunctionaris [ambtenaar] |
| kenkō-健康 | gezondheid; fitheid; in goede conditie zijn |
| kenkō-軒昂 | vrolijkheid; opgewektheid; levendigheid |
| kenkōjōtai-健康状態 | lichamelijke conditie; staat van gezondheid; gezondheidstoestand |
| kenkon-乾坤 | (windrichtingen) noordwesten en zuidwesten |
| kenkyo-謙虚 | bescheidenheid; nederigheid |
| kenmei-賢明 | wijsheid; scherpzinnigheid; oordeelkundigheid; intelligentie |
| kenninfubatsu-堅忍不抜 | doorzettingsvermogen; volharding; vastberadenheid |
| kennō-権能 | autoriteit; macht; bevoegdheid |
| kennon-剣吞 | risico; onzekerheid; gevaar |
| kenran-絢爛 | pracht; bloemrijkheid; oogverblindendheid |
| kenren-眷恋 | sterke gehechtheid [liefde; affectie] |
| kenri-権利 | recht: bevoegdheid; aanspraak; privilege |
| kenriochi-権利落ち | (ex rights) ex-dividenddatum (bij een aandeel dat wordt verkocht zonder bijbehorende rechten om extra aandelen te kopen) |
| kenrō-堅牢 | stevigheid; duurzaamheid |
| kenryo-賢慮 | verstandige [wijze] gedachte; verstandig idee [plan] |
| kenryokubunritsu-権力分立 | scheiding der machten |
| kenshiki-見識 | scherpzinnigheid; oordeelkundigheid; inzicht |
| kenshiki-見識 | ijdelheid; verwaandheid |
| kenshin-見神 | mystiek godsbesef (het voelen van de aanwezigheid van God) |
| kenshō-健勝 | goede gezondheid |
| kenson-謙遜 | bescheidenheid; ingetogenheid |
| kentai-倦怠 | vermoeidheid; lusteloosheid |
| kentai-兼帯 | veelzijdige bruikbaarheid; dubbele functie; tweeledig doel |
| kentan-健啖 | grote eetlust; gulzigheid; vraatzucht |
| kentei-賢弟 | beleefde uitdrukking om de jongere broer van iemand anders aan te duiden |
| kenzai-健在 | in goede gezondheid [conditie]; (nog steeds) krachtig [sterk; actief] |
| kenzai-顕在 | duidelijke zichtbaarheid [aanwezigheid]; onmiskenbaarheid; gemanifesteerd [geopenbaard] zijn |
| kenzen-健全 | gezondheid |
| kenzen-顕然 | duidelijkheid; opvallendheid |
| kenzetsu-懸絶 | groot verschil; aanzienlijk onderscheid |
| kenzuru-献ずる | een offer brengen aan een godheid of Boeddha |
| ken'yaku-倹約 | zuinigheid; spaarzaamheid |
| ken'yoku-謙抑 | bescheidenheid; nederigheid |
| keppaku-潔白 | onschuldigheid; integriteit; puurheid |
| keppan-血判 | met bloed bezegelen (om trouw en saamhorigheid te zweren) |
| keroido-ケロイド | keloïd (verdikking op de huid door overmatige groei van littekenweefsel) |
| keshōhin-化粧品 | schoonheidsproduct; cosmetisch product |
| kesō-懸想 | verliefdheid |
| kesseki-欠席 | afwezigheid |
| kessoku-結束 | vereniging; eenheid; solidariteit |
| ketatamashii-けたたましい | luidruchtig; lawaaiig; snerpend |
| ketsui-決意 | besluit; (vast) voornemen; bedoeling; vastberadenheid |
| ketsujo-欠如 | gebrek; tekort; afwezigheid (van iets); ontbering |
| ketsurei-欠礼 | het nalaten iemand te begroeten [te complimenteren]; gebrek aan respect [beleefdheid; manieren] |
| ketto-ケット | deken; plaid |
| keu-稀有 | zeldzaamheid |
| kewashii-険しい | streng; scherp; onverbiddelijk |
| ki-希 | zeldzaamheid |
| ki-機 | kans; gelegenheid |
| kibakuzai-起爆剤 | ontstekingsmiddel; ontstekingslading |
| kibarashi-気晴らし | afleiding; ontspanning; amusement |
| kibataraki-気働き | tact; meelevendheid; (snel van) begrip; inzicht |
| kibiki-忌引 | afwezigheid [verlof] van werk of school vanwege rouw |
| kibin-機敏 | gevatheid |
| kibone-気骨 | bezorgdheid; angst; nervositeit |
| kibyō-奇病 | zeldzame ziekte (waarvan oorzaak en geneesbaarheid niet bekend zijn) |
| kichi-既知 | bekendheid; (algemeen) bekend zijn |
| kichigai-気違い | een gek [idioot] |
| kichigaizata-気違い沙汰 | gestoord [idioot; krankzinnig] gedrag; waanzin |
| kido-輝度 | (mate van) helderheid [licht] |
| kidōtai-機動隊 | oproerpolitie; mobiele eenheid |
| kieiru-消え入る | geleidelijk vervagen [verdwijnen; afnemen]; wegsterven |
| kigan-祈願 | gebed; het bidden |
| kigansuru-祈願する | bidden |
| kigaru-気軽 | luchthartigheid; zorgeloosheid |
| kigo-綺語 | (boedddh., een van de tien kwaden) loze woorden die indruisen tegen de waarheid; iets mooier voorstellen dat het is |
| kigokoro-気心 | temperament; geaardheid; karakter; inborst |
| kigu-危惧 | angst; vrees; bezorgdheid |
| kigurai-気位 | hooghartigheid; arrogantie; trots |
| kigurō-気苦労 | mentale uitputting (door zorg(en), angst, ongerustheid, etc.) |
| kigyō-機業 | weefnijverheid; textielindustrie |
| kigyōsekinin-企業責任 | maatschappelijk verantwoord ondernemen; collectieve verantwoordelijkheid |
| kihai-気配 | attentie; hartelijkheid |
| kihai-跪拝 | kniebuiging; teraardewerping; prosternatie; knielend aanbidden [vereren] |
| kihonhōshin-基本方針 | basis richtlijn; standaard beleid |
| kiippon-生一本 | zuiverheid; puurheid; eerlijkheid; rechtlijnigheid |
| kiiui-キーウィ | kiwi (vrucht, Actinidia) |
| kijiku-機軸 | het middelpunt [centrum] van activiteit |
| kijitsu-期日 | vastgestelde datum (voor betaling, houdbaarheid, e.d.)\ |
| kijutsu-奇術 | toverkunst; goochelarij; goocheltruc; vingervlugheid |
| kikai-機会 | gelegenheid; kans |
| kikan-貴官 | respectvolle term voor het persoonlijk voornaamwoord in de tweede persoon, wordt gebruikt voor overheidsfunctionarissen, militair personeel, e.d. |
| kikashokubutsu-帰化植物 | een exoot; een uitheemse plant (die buiten zijn eigen verspreidingsgebied groeit) |
| kikitori-聞き取り | luistervaardigheid in [auditief begrip van] een vreemde taal |
| kikitsukeru-聞きつける | horen; (geluid; woorden) opvangen |
| kikiwake-聞き分け | het goed luisteren; redelijkheid; volgzaamheid |
| kikiwakeru-聞き分ける | goed kunnen horen; geluiden goed kunnen onderscheiden |
| kikka-菊花 | wierook (van kruidnagel, agarhout en muskus) met een geur die doet denken aan chrysanten |
| kikkake-切っ掛け | signaal [teken; aanwijzing; gelegenheid] om iets te beginnen; oorzaak; motief |
| kikotsu-奇骨 | excentriek zijn; excentrieke persoonlijkheid |
| kikotsu-気骨 | innerlijke kracht; morele ruggengraat; standvastigheid; onverzettelijkheid; sterke persoonlijkheid; sterk karakter |
| kiku-危懼 | vrees; angst; bezorgdheid |
| kikuban-菊判 | standaard Japans papierformaat (huidig: 150 x 220 mm; vroeger: 636 x 939 mm) |
| kikubari-気配り | aandacht; waakzaamheid; zorg (voor anderen) |
| kikusuru-掬する | (water) scheppen met beide handen |
| kikuzure-着崩れ | verfomfaaid [vormeloos; versleten; afgedragen] zijn |
| kikyō-奇矯 | excentriek zijn; excentriek gedrag; onvoorspelbaarheid; onberekenbaarheid |
| kikyō-棄教 | apostasie; afvalligheid van het geloof; geloofsverzaking |
| kimagure-気紛れ | gril; wispelturigheid; grilligheid; impulsiviteit |
| kimagure-気紛れ | veranderlijkheid; wisselende omstandigheden |
| kimama-気儘 | koppigheid; egoïsme; eigenbelang |
| kimama-気儘 | zorgeloosheid; onbekommerdheid |
| kimayoi-気迷い | besluiteloosheid |
| kime-木目 | textuur (van stof, huid, e.d.) |
| kimedokoro-決め所 | het belangrijkste [cruciale] punt, het punt dat de doorslag kan geven; de perfecte gelegenheid [kans] |
| kimijika-気短 | opvliegendheid; lichtgeraaktheid; ongeduldigheid |
| kimitsuhoji-機密保持 | geheimhouding; vertrouwelijkheid |
| kimitsusei-気密性 | luchtdichtheid |
| kimodameshi-肝試し | dapperheidstest; test van iemands moed |
| kimon-鬼門 | zwakheid; zwak punt; gebrek |
| kimyō-奇妙 | eigenaardigheid; merkwaardigheid |
| kimyō-帰命 | (Sanskriet: namas) (buigen voor) aanbidding [verering] van Boeddha; je lichaam en ziel toevertrouwen aan Boeddha |
| kin-僅 | (in kanji combinaties) kleine hoeveelheid; een beetje; gering; weinig |
| kin-謹 | respectvol; bescheiden |
| kinakuridonreddo-キナクリドンレッド | Chinacridon rood |
| kinakusai-きな臭い | verbrande [verschroeide] geur |
| kinbō-近傍 | buurt; (naaste) omgeving; nabijheid |
| kinchi-錦地 | (beleefde wijze van aanduiden van de woon- of verblijfplaats van de gesprekspartner) uw woonplaats [adres] |
| kinchoku-謹直 | plichtsgetrouwheid; zorgvuldigheid; nauwgezetheid; eerlijkheid; integriteit |
| kinda-勤惰 | ijver en luiheid; aanwezigheid en afwezigheid (op het werk) |
| kindaishisō-近代思想 | moderne ideeën; modern gedachtengoed |
| kingan-近眼 | bijziendheid; myopie |
| kinhangen-禁反言 | estoppel (juridisch principe dat voorkomt dat iemand recht kan doen gelden dat in strijd is met zijn eerdere handelingen of uitspraken) |
| kinhin-経行 | (zen-boeddh.) loopmeditatie (m.n. als afwisseling met zitmeditatie (zazen) om slaperigheid te voorkomen) |
| kinin-帰任 | (na een tijdelijke afwezigheid) het terugkeren naar [opnieuw opnemen van] een functie [betrekking; dienst] |
| kinji-矜持 | zelfrespect; trots; waardigheid |
| kinjitō-金字塔 | pyramide |
| kinjo-近所 | buurt; omgeving; nabijheid |
| kinken-勤倹 | ijver en soberheid; vlijt en zuinigheid |
| kinkokei-禁固刑 | gevangenisstraf (zonder gedwongen arbeid) |
| kinkyō-近況 | huidige staat; huidige stand van zaken |
| kinnō-金嚢 | (arch.) geldbuidel; stoffen zak voor het bewaren van geld of kostbare spulletjes |
| kinohorumu-キノホルム | chinoform (antischimmel middel) |
| kinpen-近辺 | (naaste) omgeving; buurt; nabijheid |
| kinriseisaku-金利政策 | rentebeleid |
| kinrō-勤労 | werk; arbeid |
| kinrōkanshanohi-勤労感謝の日 | Dag van de Arbeid (in Japan op 23 november) |
| kinrōsha-勤労者 | arbeider |
| kinrōshotoku-勤労所得 | inkomen uit arbeid |
| kinsei-均整 | (juiste) verhouding; proportie; evenredigheid |
| kinsetsu-近接 | nabijheid |
| kinshi-近視 | bijziendheid; myopie |
| kinshigan-近視眼 | bijziendheid |
| kinshigan-近視眼 | (fig.) kortzichtigheid |
| kinshin-近親 | naast familielid; naaste bloedverwant |
| kinshinsha-近親者 | bloedverwant; familielid |
| kinshō-僅少 | een klein aantal; kleine hoeveelheid; slechts een paar |
| kinshukuseisaku-緊縮政策 | bezuinigingsbeleid; bezuinigingsmaatregelen |
| kintai-勤怠 | ijver en luiheid; aanwezigheid en afwezigheid op het werk |
| kinzanjimiso-金山寺味噌 | Kanzanji-miso (vernoemd naar de bereidingswijze in de Kinzanji, een tempel in China) |
| kinzen-欣然 | vreugde; blijheid; vrolijkheid |
| kin'i-金位 | zuiverheid van goud |
| kin'in-近因 | directe oorzaak; aanleiding |
| kin'in-金員 | (hoeveelheid) geld; geldbedrag |
| kin'itsu-均一 | uniformiteit; eenvormigheid; gelijkheid |
| kin'yūseisaku-金融政策 | financieel [monetair] beleid |
| kin'yūseisakukōchokuka-金融政策硬直化 | de onbuigzaamheid [verstarring] van het monetair beleid |
| kin'yūsōsa-金融操作 | financiële operatie (m.n. een specifiek pakket van maatregelen van een centrale bank om de liquiditeit in het bankverkeer te vergroten of verkleinen) |
| kiokure-気後れ | verlegenheid; gêne; schroom; gebrek aan zelfvertrouwen |
| kippari-きっぱり | resoluut; beslist; botweg; direct; eerlijk; duidelijk |
| kirau-嫌う | ontwijken; onderscheid maken |
| kirei-奇麗 | schoonheid |
| kireizuki-奇麗好き | (iemand met) een voorkeur voor netheid |
| kiribari-切り張り | opgenaaid lapje stof; stoplapje |
| kirihanasu-切り放す | (in gedachten) scheiden [uit elkaar houden]; als twee aparte dingen beschouwen |
| kiriharau-切り払う | weghakken; wegsnoeien; wieden; (grond) vrijmaken (van bomen, onkruid, etc.) |
| kirorittoru-キロリットル | kiloliter (kl, volume-eenheid) |
| kirowatto-キロワット | kilowatt (kW, eenheid van elektrisch arbeidsvermogen) |
| kiruto-キルト | quilt (lap stof van aan elkaar genaaide stukjes); doorgestikte deken |
| kisai-機才 | gevatheid; spitsvondigheid; vlugheid van begrip |
| kisanji-気散じ | afleiding; ontspanning |
| kisei-希世 | zeldzaamheid; bijzonderheid |
| kisetsurōdō-季節労働 | seizoenarbeid; seizoenwerk |
| kishagurabu-記者グラブ | Japanse pers-club; groep verslaggevers van specifieke nieuwsorganisaties (met bronnen bij de overheid en bedrijven) |
| kishi-騎士 | een ridder |
| kishidō-騎士道 | ridderschap; ridderlijkheid |
| kishōsei-希少性 | zeldzaamheid |
| kishōshippeiyōiyakuhin-希少疾病用医薬品 | weesgeneesmiddel (een geneesmiddel voor een zeldzame ziekte) |
| kisuru-帰する | resulteren in; leiden tot; aankomen bij; komen tot (een conclusie) |
| kitai-希代 | zeldzaamheid; bijzonderheid |
| kiteki-汽笛 | het geluid van een stoomfluit |
| kiui-キウイ | kiwi (vrucht, Actinidia) |
| kiyō-器用 | bekwaamheid; handigheid |
| kiyū-杞憂 | ongegronde bezorgdheid; onnodige angst [vrees] |
| kizukai-気遣い | zorg; bedachtzaamheid; attentheid; voorkomendheid |
| kizukai-気遣い | angst; vrees; bezorgdheid; nervositeit |
| kō-弘 | (in kanji combinaties) uitgebreid; wijd; groot; uitgespreid |
| kō-溝 | een eenheid van getal, 10 tot de macht 32 |
| koa-コア | kern; middelpunt; binnenste; centrum; klokhuis (van een appel, etc.) |
| kōan-公安 | nationale [publieke, openbare] veiligheid [vrede] |
| kōan-考案 | ontwerp; vinding; idee |
| kōanbu-公安部 | politie (Afdeling Openbare Veiligheid) |
| kōanchōsachō-公安調査庁 | (Public Security Intelligence Agency; PSIA) Agentschap voor onderzoek openbare veiligheid |
| kōan'iinkai-公安委員会 | commissie voor openbare veiligheid |
| koara-コアラ | koala (buidelbeer) |
| kōatsusen-高圧線 | hoogspanningsleiding; hoogspanningskabel; hoogspanningslijn |
| kōatsuzai-降圧剤 | medicijn om de bloeddruk te verlagen; bloeddrukverlagend middel |
| koaza-小字 | kleine bestuurlijke eenheid [klein administratief onderdeel] van een dorp, gemeente, etc |
| koa・shisutemu-コア・システム | bouwconstructiesysteem, waarbij gemeenschappelijke voorzieningen (machinekamers, trappen, toiletten, liften) middenin een gebouw worden geïnstalleerd |
| kobaka-小馬鹿 | een zekere dwaasheid; domheid |
| kōbaku-広漠 | onmetelijke uitgestrektheid |
| kobetsu-個別 | individueel; persoonlijk |
| kōbin-幸便 | een uitgelezen kans; goede gelegenheid [mogelijkheid] |
| kōboku-公僕 | (arch.) overheidsfunctionaris; rijksambtenaar |
| kōbugattai-公武合体 | kōbu-gattai; verzoening [politieke eenheid] tussen het keizerlijke hof en het shogunaat |
| kōbunsho-公文書 | overheidsdocument |
| kocchō-骨頂 | koppigheid |
| kōchi-公知 | algemene bekendheid |
| kōchi-巧遅 | uitgebreide maar trage uitvoering; langzaam maar zeker te werk gaan |
| kochi-故知 | oude [overgeleverde] wijsheid [kennis] |
| kōchingu-コーチング | coaching; begeleiding |
| kochō-誇張 | overdrijving; hoogdravendheid; grootspraak |
| kōchō-高調 | enthousiasme; opgetogenheid |
| kōchoku-硬直 | verstijving; stijfheid |
| kodai-古代 | de oudheid; klassieke periode; het verre verleden |
| kōdai-広大 | uitgestrektheid; grootsheid |
| kodaimōsōkyō-誇大妄想狂 | grootheidswaan; megalomanie |
| kodashi-小出し | een beetje; kleine hoeveelheid (tegelijk) |
| kodawari-拘り | obsessie; fixatie; bezetenheid |
| kodawari-拘り | vasthoudendheid; toewijding |
| kōdō-公道 | rechtvaardigheid; gerechtigheid |
| kodoku-孤独 | eenzaamheid |
| koe-声 | dierengeluid (van een vogel, insect, e.d.) |
| kōei-高詠 | het hardop [luid] zingen |
| kōfu-工夫 | arbeider |
| kōfuan'yaku-抗不安薬 | kalmeringsmiddel; angstwerend middel; anxiolyticum |
| kōfun-興奮 | opwinding; opgewondenheid; opschudding; opleving |
| kōga-公衙 | overheidskantoor |
| kōgasha-恒河沙 | oneindige [ontelbare] hoeveelheid |
| kōgasha-恒河沙 | een eenheid van getal, 10 tot de macht 52 (of 56) |
| kōgi-巧技 | vakmanschap; vakkundigheid |
| koguchi-小口 | kleine hoeveelheid (geld) |
| kōgyō-工業 | industrie; nijverheid |
| kohada-小鰭 | middelgrote vis (m.n. de middelgrote konoshiro) |
| kōhaku-厚薄 | partijdigheid |
| kōhatsu'iyakuhin-後発医薬品 | generiek geneesmiddel |
| kōhei-公平 | onpartijdigheid; rechtvaardigheid |
| kōheimushi-公平無私 | onpartijdigheid; eerlijk spel |
| kōhi-公費 | publieke uitgaven [middelen]; overheidsgelden [uitgaven] |
| kohitsu-古筆 | oude handschriften; geschriften uit de oudheid |
| kōho-候補 | kandidatuur; kandidaatschap |
| kōhōshi-広報誌 | een informatiebulletin (van een overheid, onderneming, organisatie, e.d.) |
| kōi-厚意 | goedwillendheid; vriendelijkheid |
| kōi-好意 | vriendelijkheid; welwillendheid; tegemoetkoming |
| kōi-好意 | genegenheid; sympathie |
| koigokoro-恋心 | (ontwakende) liefde; verliefdheid |
| koinoyokan-恋の予感 | voorgevoel van liefde; onvermijdelijke verliefdheid; al direct [van te voren] weten dat je verliefd gaat worden op iemand |
| kōji-公事 | publieke zaak; overheidsaangelegenheid |
| koji-居士 | kluizenaar; erudiet persoon (niet in overheidsdienst) |
| kojin-個人 | individu; particulier; privé persoon |
| kōjin-公人 | een ambtenaar; overheidsfunctionaris |
| kojin-古人 | de mensen uit de oudheid |
| kojinbangō-個人番号 | Japans algemeen identiteitsnummer; (vgl. Ned. burgerservicenummer) |
| kojinmedorē-個人メドレー | individuele wisselslag (zwemmen) |
| kojinsa-個人差 | individuele verschillen; verschillen tussen individuen op basis van hun mentale en fysieke kenmerken |
| kojinshugi-個人主義 | individualisme; zelfzuchtigheid; egotisme |
| kojinteki-個人的 | persoonlijk; individueel; particulier; privaat |
| kōjōsenkinōkōshinshō-甲状腺機能亢進症 | hyperthyreoïdie |
| kōka-効果 | effect; uitwerking; (goed) resultaat; effectiviteit; doeltreffendheid |
| kōkan-交換 | (uit)wisseling; ruil; verwisseling; wederkerigheid |
| kōkan-好感 | een goed gevoel; welwillendheid; goede indruk |
| kōkan-高官 | hooggeplaatste overheidsfunctionaris |
| kōkatsu-広闊 | weidsheid; uitgebreidheid; uitgestrektheid |
| koke-虚仮 | domheid; dwaasheid |
| koke-虚仮 | dwaas; domkop; gek; idioot |
| kōki-公器 | openbare [publieke] instelling; overheidsinstelling |
| kōkishin-好奇心 | nieuwsgierigheid |
| kokkaigiin-国会議員 | parlementslid; parlementariër; kamerlid |
| kokkakōan'iinkai-国家公安委員会 | Nationale Commissie voor Openbare Veiligheid (Japan) |
| kokkakōmuin-国家公務員 | (nationale) overheidsfunctionaris; regeringsbeambte; staatsambtenaar |
| kokkei-滑稽 | geestigheid; grappigheid; klucht |
| koko-個個 | individueel, afzonderlijk, één voor één; stuk voor stuk |
| kōkō-孝行 | (Confucianisme) trouw en gehoorzaamheid (van kinderen) aan hun ouders (of andere oudere familieleden) |
| kōko-後顧 | bezorgdheid (voor de toekomst) |
| kōkō-高校 | (laatste 4 jaar van) de middelbare school |
| kokoro-心 | hart; ziel; geest; gevoelens; mentaliteit; karakter; aard; persoonlijkheid |
| kokoroatari-心当たり | vermoeden; aanwijzing; idee |
| kokorobakari-心許り | kleinigheid(je) |
| kokorobosoi-心細い | onzekerheid; bevreesdheid; ongerustheid |
| kokorodanomi-心頼み | vertrouwen; afhankelijkheid |
| kokoroe-心得 | kennis; begrip; bekwaamheid |
| kokorogakari-心がかり | zorg; bezorgdheid; last op je schouders |
| kokorogamae-心構え | mentale voorbereiding; (geestelijke) houding [instelling] |
| kokorogawari-心変わり | verandering van gedachten [ideeën] |
| kokoroiki-心意気 | karakter; neiging; inborst; temperament; geaardheid |
| kokoroire-心入れ | bedachtzaamheid; behoedzaamheid; bezorgdheid |
| kokorojōbu-心丈夫 | gevoel van veiligheid [zekerheid; gerustheid] |
| kokorokubari-心配り | zorgzaamheid; aandacht [zorg] voor anderen |
| kokorookinaku-心置きなく | zonder terughoudendheid [schroom; voorbehoud; aarzelen; reserve]; onbevreesd |
| kokoroyari-心遣り | afleiding; ontspanning |
| kokoroyasudate-心安だて | openheid; toegankelijkheid; ongereserveerdheid |
| kokoroyuku-心ゆく | volledig; ten volle; naar hartenlust; tot volle tevredenheid |
| kokorozashi-志 | welwillendheid; goedheid; vriendelijkheid |
| kokorozukushi-心尽くし | vriendelijkheid; attentheid; voorkomendheid |
| kōkōsei- 高校生 | scholier van (de laatste 4 jaar van) de middelbare school |
| kōkōsei-高校生 | leerling (in de hoogste klassen) van de middelbare school |
| kokozotobakarini-ここぞとばかりに | de kans benutten [aangrijpen]; van de gelegenheid gebruik maken |
| koku-刻 | oude tijdseenheid (in de maankalender) |
| koku-酷 | strengheid; hardheid; wreedheid |
| kokubetsu-告別 | afscheid; vaarwel |
| kokubetsushiki-告別式 | afscheidsceremonie van (de ziel van) een overledene door familieleden en kennissen |
| kokubetsushiki-告別式 | afscheidsceremonie bij pensionering of aftreden |
| kokueikigyō-国営企業 | overheidsbedrijf; staatsbedrijf; nationaal bedrijf |
| kokufu-国父 | vader [leider] van het land; vader des vaderlands |
| kokuhaku-酷薄 | onmenselijkheid; wreedheid |
| kokuheichūsha-国幣中社 | kokuhei-chūsha (middelste klassering van een Shintō heiligdom in een prefectuur) |
| kokuheisha-国幣社 | een (door de overheden gesubsidieerde) regionale tempel |
| kokuhi-国費 | nationale uitgaven; overheidsuitgaven |
| kokui-国威 | nationaal prestige [gezag]; nationale eer [waardigheid] |
| kōkūkōtsūkansei-航空交通管制 | luchtverkeersleiding |
| kokumu-国務 | staatsaangelegenheid; staatszaken |
| kokuōsatsugai-国王殺害 | koningsmoord; regicide |
| kokurenanzenhoshōjōninrijikoku-国連安全保障常任理事国 | permanent lid van de Veiligheidsraad (van de Verenigde Naties) |
| kokuretsu-酷烈 | strengheid; scherpte; hardheid; intensiteit |
| kokusaibungyō-国際分業 | internationale arbeidsverdeling |
| kokusaku-国策 | nationaal beleid; beleid van een natie [land] |
| kokusei-国政 | nationale politiek; nationaal beleid [beheer] |
| kokusuru-哭する | bewenen; luid klagen; jammeren |
| kokuteikōen-国定公園 | quasi-nationaal [semi-nationaal] park (toegewezen door de overheid maar beheerd door een prefectuur) |
| kokuyōseki-黒曜石 | obsidiaan (vulkanisch glas) |
| kokuyū-国有 | staatseigendom; eigendom van de staat [overheid] |
| kokuyūkigyō-国有企業 | staatsbedrijf; overheidsbedrijf |
| kokuze-国是 | nationaal beleid |
| kokuzei-国税 | door de nationale overheid geheven belasting |
| kokyakumanzokudo-顧客満足度 | klanttevredenheid |
| kōkyōkōtsūkikan-公共交通機関 | openbaar vervoer(middel) (bus, tram, trein) |
| kōkyōshokugyōanteijo-公共職業安定所 | het Japanse Rijksarbeidsbureau (Japans-Engelse bijnaam: Hello Work) |
| kokyū-呼吸 | vaardigheid; truc; handigheid |
| kōkyū-恒久 | permanentie; bestendigheid; duurzaamheid; eeuwigheid; eindeloosheid |
| komakai-細かい | onbelangrijk; onbeduidend |
| komame-小忠実 | ijver; inzet; noeste arbeid; het hard (door)werken |
| kōman-高慢 | trots; arrogantie; hooghartigheid; hoogmoedigheid; verwaandheid |
| komaru-困る | in de problemen komen; in verlegenheid gebracht zijn; geen raad met iets weten; vervelend zijn |
| komazukai-小間使い | dienstmaagd; dienstmeid; dienstmeisje; vrouwelijke bediende |
| kōmei-公明 | rechtvaardigheid; gerechtigheid; eerlijkheid |
| kōmeiseidai-公明正大 | eerlijkheid; rechtvaardigheid; integriteit; rechtschapenheid |
| kometsukibatta-米搗き飛蝗 | veldsprinkhaan (Acrida cinerea) |
| kometsukimushi-米搗き虫 | kniptor (Elateroidea) |
| komisshonā-コミッショナー | (bij sportorganisaties) hoofdbestuurslid |
| komitto-コミット | inzet; betrokkenheid; toegewijd zijn |
| komittomento-コミットメント | betrokkenheid; engagement; toewijding |
| kōmu-公務 | overheidszaak; staatszaken; openbare aangelegenheden |
| kōmuin-公務員 | rijksambtenaar; overheidsfunctionaris |
| kōmuru-被る | ontvangen (van een gunst; vriendelijkheid; rechtvaardige bejegening) |
| kōmushikkōbōgaizai-公務執行妨害罪 | (als strafbaar feit) de belemmering van een overheidsambtenaar (politie, e.d.) in de uitoefening van diens werktaken en plichten |
| kon-困 | (in kanji combinaties) probleem; last; moeilijkheid |
| kōnan-硬軟 | hardheid en zachtheid; strengheid en zachtaardigheid |
| kōnā・wāku-コーナー・ワーク | vaardigheid in het nemen van bochten (schaatsen, autorace, etc.) |
| konbain-コンバイン | dorsmachine; maaidorser |
| kondaku-混濁 | ondoorzichtigheid; troebelheid |
| kōnenreishakoyōanteihō-高年齢者雇用安定法 | Wet stabilisering werkgelegenheid voor oudere werknemers (Eng,: Elderly Persons Employment Stabilization Law) |
| kongō-金剛 | (boeddh.) vajra (de waarheid is sterk en onverwoestbaar, zoals diamant en bliksem) |
| kōnin-公認 | officiële [wettelijke] erkenning (door de staat [overheid]) |
| konji-今次 | deze keer; ditmaal; bij deze gelegenheid |
| konji-恨事 | een betreurenswaardige aangelegenheid [zaak]; wrok; spijt; berouw |
| konjō-今生 | dit (huidige) leven |
| konjō-懇情 | vriendelijkheid; genegenheid |
| konjō-根性 | karakter; aard; temperament; persoonlijkheid |
| konki-今季 | het huidige seizoen [jaargetijde]; dit seizoen |
| konki-今期 | deze periode [termijn]; de huidige periode |
| konki-根気 | volharding; vasthoudendheid; energie; doorzettingsvermogen; uithoudingsvermogen |
| konmō-根毛 | (plantkunde) wortelhaar; rizoïde |
| kōnō-効能 | effect; werkzaamheid |
| konosai-此の際 | op dit moment; bij deze gelegenheid; in deze omstandigheden |
| konoyo-此の世 | deze (huidige) wereld; de wereld van de levenden |
| konseputo-コンセプト | concept; begrip; idee |
| kontenporarī-コンテンポラリー | hedendaags; eigentijds; van deze tijd; modern; huidig |
| kontoku-懇篤 | vriendelijkheid; hartelijkheid |
| kon'i-懇意 | vriendelijkheid |
| kōondōbutsu-恒温動物 | warmbloedigheid; homeothermie; warmbloedig dier |
| kōontashitsu-高温多湿 | hoge temperatuur en vochtigheid (van klimaat) |
| kōotsu-甲乙 | verschil; onderscheid |
| kopīshokuhin-コピー食品 | namaak-voedsel (voedingsmiddel dat lijkt op een (duurder) ingrediënt, maar van een andere substantie nagemaakt is; zoals b.v. crab sticks) |
| kōporēto・aidentitī-コーポレート・アイデンティティー | bedrijfsidentiteit |
| koraeshō-堪え性 | geduld; uithoudingsvermogen; verdraagzaamheid |
| kōrai-光来 | (respectvolle term) uw bezoek; uw aanwezigheid |
| kōran-高欄 | lage scheidingswand onder de voor- en achterkant van een ossenkar |
| kōreika-高齢化 | vergrijzing; veroudering (hoger worden van de gemiddelde leeftijd) |
| kōreikasuru-高齢化する | vergrijzen; verouderen; hoger worden van de gemiddelde leeftijd |
| koreppotchi-これっぽっち | heel klein beetje; uiterst kleine [geringe] hoeveelheid |
| koreshiki-此れしき | kleinigheid; onbelangrijk iets |
| kōri-公吏 | (oude term voor) een lokale overheidsfunctionaris [ambtenaar] |
| kori-凝り | stijfheid (van de spieren) |
| kōri-功利 | bruikbaarheid; nut; nuttigheid |
| kōri-行李 | (mil.) legereenheid die munitie, voedsel, uitrusting etc. vervoert |
| kōrin-光臨 | (respectvolle term) uw bezoek; uw aanwezigheid; uw komst |
| kōrin-降臨 | neerdaling (naar aarde van een godheid); verschijning; (goddelijke) openbaring |
| kōrishugi-功利主義 | utilitarisme; utilisme; nuttigheidssysteem; utiliteitsbeginsel |
| kōritsu-効率 | doelmatigheid; efficiëntie |
| koritsu-孤立 | geïsoleerdheid; alleen(staand) zijn; op zichzelf aangewezen zijn; eenzaamheid |
| koroai-頃合い | geschiktheid; juistheid; matigheid |
| koroido-コロイド | colloïde |
| korokoro-ころころ | (onomatopee) rollend; klaterend (geluid) |
| kōrōshō-厚労相 | Minister van Gezondheid, Arbeid en Welzijn (in Japan) |
| kōru-コール | (scheidsrechterlijke) beslissing |
| kōrudo・kurīmu-コールド・クリーム | koelzalf; huidzalf; nachtcrème; coldcream |
| korusetto-コルセット | korset (medisch hulpmiddel) |
| kōryoku-効力 | werkzaamheid; effectiviteit |
| kōryoku-効力 | (jur.) geldigheid |
| kōsa-黄砂 | geel zand (dat door de wind tussen maart en mei vanuit China over Japan wordt verspreid) |
| kōsaku-工作 | ambacht; handvaardigheid |
| kōsan-降参 | het verstomd doen staan; sprakeloosheid |
| kōsankabusshitsu-抗酸化物質 | antioxidant |
| kosei-個性 | individualiteit; persoonlijkheid |
| kōseinenkin-厚生年金 | (door de overheid beheerde) werknemerspensioenen |
| kōseinenkinhoken-厚生年金保険 | (een door de overheid beheerde) pensioenverzekering voor werknemers |
| kōseirōdōshō-厚生労働省 | Ministerie van Volksgezondheid, Arbeid en Welzijn |
| kōseitan'i-構成単位 | element; component; factor; eenheid |
| koseiteki-個性的 | individueel |
| kosekishōhon-戸籍抄本 | uittreksel van het familieregister (m.b.t. gegevens van één familielid daarin) |
| kōsen-高専 | technische school; middelbare school met een focus op techniek die gemiddeld vijf jaar duurt |
| kōsha-巧者 | vakkundigheid; vaardigheid; bekwaamheid; slimheid |
| kōshi-公私 | openbaar en privé; overheid en bevolking; officieel en persoonlijk |
| koshi-腰 | middel; taille |
| kōshi-高師 | (afk. voor) voormalige Japanse Hogere Normaalschool (lerarenopleiding) |
| koshiginchaku-腰巾着 | geldbeurs [buideltasje] (gedragen om je middel) |
| koshike-帯下 | vaginale afscheiding; leukorroe; witte vloed |
| koshiki-轂 | naaf; middenstuk van een wiel |
| kōshin-恒心 | standvastigheid; onwrikbaarheid |
| koshin-湖心 | het midden van een meer |
| koshinawa-腰縄 | touw rond de middel (m.n. van een gevangene) |
| kōshinryō-香辛料 | specerijen en kruiden |
| koshirae-拵え | het zich voorbereiden; voorbereidingen (treffen) |
| koshitantan-虎視眈々 | waakzaamheid; alertheid; klaar zijn om toe te slaan [aan te vallen] |
| koshitantan-虎視眈眈 | waakzaamheid; het loeren op een kans (om toe te slaan) |
| koshitsu-固執 | standvastigheid; volharding; halsstarrigheid; doorzettingsvermogen |
| kōshitsu-硬質 | hardheid (van water, metaal, etc.) |
| kōshitsu-膠質 | colloïde (chemische stof) |
| kōshitsu-高湿 | hoge luchtvochtigheid |
| kōsho-公署 | districtskantoor; kantoor van lokale overheid |
| koshōsō-コショウソウ | tuinkers (Lepidium sativum) |
| kōshūdōtoku-公衆道徳 | sociale etiquette; welvoeglijkheid; fatsoen; moraal |
| kōsō-構想 | plan; idee; ontwerp; concept |
| kōsō-香草 | geurig kruid |
| kosoguru-擽る | prikkelen (iemands nieuwsgierigheid, ijdelheid, etc.); opwekken |
| kōsokudōrosaimingenshō-高速道路催眠現象 | polderblindheid (verminderde opmerkzaamheid in het verkeer veroorzaakt door een afwezigheid van externe prikkels) |
| kōsokujikan-拘束時間 | werkelijke [feitelijke] gewerkte uren [arbeidsuren; werktijd] |
| kōsotsu-高卒 | afstuderen aan [het behalen van het diploma van] de middelbare school |
| kōsuiryō-降水量 | hoeveelheid neerslag |
| kosumechikku-コスメチック | pommade; haarplakmiddel |
| kosuru-鼓する | een muziekinstrument bespelen; luiden; bellen |
| kōtei-公邸 | (officiële) residentie |
| kōtei-孝悌 | (confucianisme) eerbied voor ouderen; kinderlijke gehoorzaamheid; vroomheid; broederliefde |
| koteikannen-固定観念 | idee-fixe |
| kotēji-コテージ | arbeidershuisje; plattelandshuis; vakantiehuisje; zomerhuis |
| kōtekinenkin-公的年金 | overheidspensioen; AOW |
| kōtekishikin-公的資金 | publieke middelen; publiek geld |
| kotogadekiru-ことができる | (geeft een mogelijkheid weer) het zou kunnen (dat); het is mogelijk (dat) |
| kōtōgakkō-高等学校 | (de laatste 3 of 4 jaar van) de middelbare school |
| kotogara-事柄 | zaak; omstandigheid; geval |
| kotokomaka-事細か | detaillering; uitvoerigheid; breedvoerigheid |
| kōtoku-高徳 | grote deugd; deugdzaamheid; vroomheid |
| kōtōmukei-荒唐無稽 | ongerijmdheid; dwaasheid |
| kōtōsenmongakkō-高等専門学校 | technische school; middelbare school met een focus op techniek die gemiddeld vijf jaar duurt |
| kotoshi-今年 | dit jaar; het huidige [lopende] jaar |
| kōtōshihangakkō-高等師範学校 | voormalige Japanse Hogere Normaalschool (lerarenopleiding) |
| kotowaru-断る | weigeren; afhouden; afslaan; afwijzen; zich verontschuldigen (voor afwezigheid) |
| kotsu-こつ | kneep(je); handigheid; truc |
| kōtsū-交通 | communicatie; uitwisseling (gegevens; ideeën) |
| kōtsūanzen-交通安全 | verkeersveiligheid |
| kōtsūkikan-交通機関 | verkeersmiddelen; transportmiddelen |
| kotsukotsu-こつこつ | (geluid van) kloppen; tikken |
| kotsumitsudo-骨密度 | botdichtheid; botmineraaldichtheid |
| kotsuzai-骨材 | aggregaat (toeslagstof bij betonbereiding) |
| koudaimuhen-広大無辺 | grenzeloosheid; oneindigheid; uitgestrektheid |
| kouganmuchi-厚顔無恥 | schaamteloosheid; gewetenloosheid |
| kōutsuyaku-抗鬱薬 | antidepressivum |
| kōwa-高話 | (met) luide stem |
| kowane-声音 | stemgeluid; toon; timbre |
| kōyahijiri-高野聖 | monnik die vanuit de berg Koya wordt uitgezonden om de leer te verspreiden en donaties te verzamelen |
| kōyō-効用 | gebruik; bruikbaarheid |
| kōyō-効用 | werkzaamheid; doeltreffendheid; werking |
| kōyō-高揚 | euforie; opgetogenheid |
| koyori-紙縒り | touw gemaakt van stukjes gedraaid papier |
| kōzen-公然 | openbaarheid |
| kōzen-昂然 | opgewekte stemming; uitgelatenheid; triomfantelijkheid; trots |
| kubetsu-区別 | verschil; onderscheid; tegenstelling |
| kubikase-首枷 | belemmering; obstakel (iets die je vrijheid beperkt) |
| kubō-公方 | publieke zaak; overheidszaak |
| kuchigaru-口軽 | loslippigheid; babbelziek [praatgraag] zijn |
| kuchigōsha-口巧者 | welbespraaktheid |
| kuchihatchō-口八丁 | welsprekendheid; welbespraaktheid |
| kuchiire-口入れ | bemiddeling |
| kuchiire-口入れ | tussenpersoon; bemiddelaar |
| kuchiirenin-口入れ人 | tussenpersoon; bemiddelaar |
| kuchijōzu-口上手 | welbespraaktheid |
| kuchikiki-口利き | bemiddeling; hulp; bijstand |
| kuchikiki-口利き | bemiddelaar; invloedrijk persoon |
| kuchikura-クチクラ | opperhuid |
| kuchiomo-口重 | zwijgzaamheid; onmededeelzaamheid; geslotenheid |
| kuchisugi-口過ぎ | levensonderhoud; middelen van bestaan |
| kuchitori-口取り | een paard (bij de teugels) leiden |
| kūchō-空腸 | jejunum (middelste deel van de dunne darm) |
| kudaranai-下らない | waardeloos; onbeduidend |
| kudoku-功徳 | een verdienstelijke [goede; deugdzame] daad; barmhartigheid |
| kuēkā-クエーカー | quaker (lid van de Quakers, een religieus genootschap) |
| kufū-工夫 | plan; aanpak; inzicht; idee; ontwerp |
| kufūsuru-工夫する | iets uitvinden; een plan [middel] bedenken voor; op een goed idee komen |
| kuiiji-食い意地 | hebzucht; gulzigheid; vraatzucht |
| kuimono-食い物 | voedsel; levensmiddelen |
| kuji-公事 | (arch.) publieke [politieke] ceremonie [aangelegenheid] |
| kūkikansen-空気感染 | aërogene infectie; infectie die door de lucht wordt verspreid |
| kūkyo-空虚 | leegte; leegheid; zinloosheid; nietszeggendheid |
| kumaso-熊襲 | Kumaso, een mythisch volk uit het oude Japan (Zuid-Kyūshū) |
| kumen-工面 | vindingrijkheid; het handig voor elkaar krijgen; het op een creative manier verzamelen van geld [goederen] |
| kumiaiin-組合員 | lid van een vereniging; vakbondslid |
| kumichō-組長 | baas; leider; hoofd (vooral bij yakuza) |
| kumichō-組長 | ploegleider; opzichter |
| kumigashira-組頭 | leider; hoofd; baas |
| kumiin-組員 | bendelid; gangster |
| kumiko-組子 | lid van een groep (geleid door een kumigashira) |
| kumiko-組子 | lid van het brandweerkorps |
| kumori-曇り | wazigheid; mist; vaagheid |
| kundō-訓導 | begeleiding; onderricht; onderwijs |
| kunigara-国柄 | nationaal karakter; nationale geaardheid |
| kunigarō-国家老 | hooggeplaatste samoerai-ambtenaar in dienst van een daimyō (die in diens afwezigheid het domein beheert) |
| kuniku-苦肉 | wanhopige poging [maatregel]; zichzelf kwellen om de vijand te misleiden |
| kunkoku-訓告 | (bij overheidspersoneel) middelzware berisping [administratieve straf] |
| kunshō-勲章 | medaille; onderscheiding |
| kuōtā-クオーター | (munteenheid) kwartje; 25 (dollar)cent |
| kuragari-暗がり | imbeciliteit; achterlijkheid; domheid |
| kurahara-クラハラ | (afk. voor) intimidatie [kwaadwillig gedrag] van klanten |
| kuraianto・harasumento-クライアント・ハラスメント | intimidatie [kwaadwillig gedrag] van klanten |
| kuraikomu-食らい込む | in de gevangenis gegooid worden |
| kurasu・akushon-クラス・アクション | (juridisch) groepsvordering; classaction |
| kurayami-暗闇 | hopeloosheid; somber [wanhopig; moedeloos] zijn over de toekomst |
| kurenzā-クレンザー | reiniger; reinigingsmiddel |
| kurēshageki-クレー射撃 | het kleiduivenschieten |
| kūrī-クーリー | koelie (ongeschoolde arbeider uit Azië) |
| kuria-クリア | helder; duidelijk |
| kuriokinōru-クリオキノール | clioquinol (antischinnem middel) |
| kurōbu-クローブ | kruidnagel |
| kurohae-黒南風 | een zuidelijke wind die aan het begin van het regenseizoen waait |
| kūron-クーロン | coulomb (elektrische eenheid, ampèreseconde) |
| kurōna-クローナ | Krona, Zweedse kroon (munteenheid) |
| kuronbō-黒ん坊 | iemand met een donkere huid; neger; iemand die bruinverbrand is (door de zon) |
| kurōne-クローネ | (Deense of Noorse) kroon (munteenheid) |
| kurosoido-クロソイド | clothoïde; spiraal van Cornu (term uit de civiele techniek) |
| kurosoidokyokusen-クロソイド曲線 | clothoïde; spiraal van Cornu (term uit de civiele techniek) |
| kurosu・pure-クロス・プレー | nek-aan-nekrace; wedstrijd die zo gelijk opgaat datj een scheidsrechter moeilijk kan bepalen wie er wint |
| kurōzudo・shoppu-クローズド・ショップ | onderneming waarin lidmaatschap van vakbond verplicht is voor alle werknemers |
| kurūgārandokinka-クルーガーランド金貨 | krugerrand (gouden munt Zuid-Afrika) |
| kurui-狂い | onregelmatigheid; wanorde; ongeregeldheid |
| kurui-狂い | waanzin; krankzinnigheid; fanatisme; obsessie |
| kurumeru-包める | misleiden; ergens omheen draaien |
| kuruzeiro-クルゼイロ | cruzeiro (oude Braziliaanse munteenheid) |
| kusa-草 | gras; kruid; (wilde) plant(en); onkruid |
| kusabukai-草深い | met gras begroeid [overwoekerd] |
| kusachi-草地 | grasland; grasveld; weide |
| kusagare-草枯れ | verdroogd [verwelkt] gras [onkruid] |
| kusagoe-草肥 | compost (van gemaaid gras) |
| kusahara-草原 | grasveld; grasland; weide |
| kusahibari-草雲雀 | soort (veld)krekel (Paratrigonidium bifasciatum) |
| kusakagerō-草蜉蝣 | gaasvlieg (Chrysopidae) |
| kusamochi-草餅 | rijstcake gekruid met bijvoet (Artemisia) |
| kusanone-草の根 | zwevende kiezer (die geen lid is van een partij) |
| kusatori-草取り | het (onkruid) wieden |
| kusawara-草原 | grasveld; grasland; weide |
| kuse-癖 | afwijking; eigenaardigheid |
| kuseni-癖に | (grammaticale constructie die een gevoel van ontevredenheid of beschuldiging insinueert) ondanks; hoewel |
| kusodokyō-糞度胸 | roekeloosheid; waaghalzerij; overmoed |
| kusuri-薬 | medicijn; geneesmiddel |
| kutakuta-くたくた | (onomatopee) uitgeput; op; doodmoe; dodelijk vermoeid |
| kuttaku-屈託 | zorg; bezorgdheid |
| kuwazugirai-食わず嫌い | iets niet lusten zonder het ooit geproefd te hebben; een instinctieve afkeer [vooroordeel] hebben; niet bereid zijn iets (eerst) te proberen |
| kūyanenbutsu-空也念仏 | invocatie van Amida Boeddha volgens de leer van Kūya (een Tendai monnik, 903 - 972) met behulp van instrumentale begeleiding (kalebas of bel) en dans |
| kyaku-客 | (informeel) menstruatie; ongesteldheid |
| kyakuatsukai-客扱い | manier van omgaan met gasten [klanten]; klankvriendelijkheid |
| kyakudo-客土 | aarde van een andere plek die wordt toegevoegd om de bodemgesteldheid te verbeteren |
| kyakuin-客員 | gastlid; buitengewoon lid; erelid |
| kyandoru・sābisu-キャンドル・サービス | het aansteken van kaarsen door de bruid en de bruidegom bij een huwelijksreceptie |
| kyapashitī-キャパシティー | capaciteit; hoeveelheid; bekwaamheid; vaardigheid; vermogen |
| kyappu-キャップ | teamleider (Eng.captain) |
| kyaputen・shisutemu-キャプテン・システム | (Character and Pattern Telephone Access Information Network) een VIDEOTEX-systeem |
| kyara-キャラ | karakter; persoonlijkheid; personage |
| kyarakutā-キャラクター | karakter; persoonlijkheid; personage |
| kyō-京 | eenheid van getal, 10 tot de macht 16 |
| kyō-狂 | gekte; gestoordheid; krankzinnigheid |
| kyōai-狭隘 | (fig.) bekrompenheid |
| kyōaku-凶悪 | wreedheid; gruwelijkheid |
| kyōchoku-強直 | stijfheid |
| kyōchōsei-協調性 | bereidheid tot [geest van] samenwerking |
| kyochūchōtei-居中調停 | bemiddeling; mediatie |
| kyōda-怯懦 | lafheid |
| kyōdōshakai-共同社会 | (sociologie) Gemeinschaft (een samenleving met sterke affectieve bindingen en saamhorigheid) |
| kyoeishin-虚栄心 | ijdelheid |
| kyōetsu-恐悦 | (bescheiden) genot; genoegen |
| kyōgaku-共学 | co-educatie; gemeenschappelijke opleiding [opvoeding] voor jongens en meisjes |
| kyogen-虚言 | onwaarheid; leugen |
| kyogi-虚偽 | onwaarheid; leugen |
| kyōgu-教具 | leermiddelen; onderwijsmiddelen |
| kyohaku-巨擘 | autoriteit; grootheid |
| kyōhaku-脅迫 | intimidatie; bedreiging; dreigement |
| kyōhakukannen-強迫観念 | obsessie; dwangmatig idee; dwanggedachte |
| kyōhan-共犯 | medeplichtigheid |
| kyōhon-教本 | leerboek; lesboek; cursusboek; handboek; handleiding |
| kyōiku-教育 | onderwijs; opleiding; opvoeding |
| kyōjaku-強弱 | hard [luid] en zacht; beklemtoning |
| kyōji-矜持 | zelfrespect; trots; waardigheid |
| kyōjin-狂人 | een gek; idioot; waanzinnige; dwaas |
| kyōju-享受 | het genieten van; hebben; bezitten (b.v. gezondheid, vrijheid) |
| kyōkagarasu-強化ガラス | hardglas; veiligheidsglas |
| kyōkaiseijinkakushōgai-境界性人格障害 | borderline persoonlijkheidsstoornis; emotie-regulatie persoonlijkheidsstoornis |
| kyōkaiseipāsonaritishōgai-境界性パーソナリティ障害 | borderline persoonlijkheidsstoornis; emotie-regulatie persoonlijkheidsstoornis |
| kyōken-恭謙 | nederigheid; bescheidenheid; eerbiedigheid (naar anderen toe) |
| kyōkenbyō-狂犬病 | hondsdolheid; rabiës |
| kyōki-狂気 | waanzin; krankzinnigheid; ontoerekeningsvatbaarheid |
| kyokuhidōbutsu-棘皮動物 | stekelhuidigen (Echinodermata, ongewervelde zeedieren, zoals zeesterren, zee-egels, zeekomkommers) |
| kyokuhō-局方 | (afk. voor) de officiële Japanse farmacopee (handboek van geneesmiddelen) |
| kyokuji-曲事 | ongehoorzaamheid (aan de wet); straf voor ongehoorzaamheid |
| kyōmai-供米 | aan de overheid geleverde [afgedragen] rijst (quotum) |
| kyoman-巨万 | zeer groot aantal; enorme som [hoeveelheid] |
| kyomō-虚妄 | onwaarheid; leugen |
| kyomu-虚無 | het niets; de leegte; zinloosheid |
| kyōnetsu-狂熱 | grote [extreme] passie [betrokkenheid]; wild enthousiasme |
| kyōon-跫音 | het geluid van voetstappen |
| kyōretsu-強烈 | krachtigheid; intensiteit |
| kyōryō-狭量 | kleingeestigheid; bekrompenheid; vooringenomenheid; intolerantie; onverdraagzaamheid |
| kyoryū-居留 | residentie; verblijf |
| kyoryūsuru-居留する | verblijven; resideren |
| kyōsai-恐妻 | onderdanigheid van een man aan zijn bazige [genadeloze) vrouw [echtgenote] |
| kyōseirōdō-強制労働 | dwangarbeid; slavenarbeid |
| kyōsha-驕奢 | arrogantie en buitensporigheid |
| kyōsō-狂騒 | uitzinnigheid; kabaal; opwinding |
| kyōsōzai-強壮剤 | stimulans; opwekkend [versterkend] middel |
| kyōwa-共和 | republicanisme; rebublikeinse gezindheid |
| kyōyō-教養 | onderwijs; opleiding; ontwikkeling |
| kyoyōryō-許容量 | maximaal toelaatbare waarde [hoeveelheid] |
| kyōyū-梟雄 | gewetenloze [wrede; gewelddadige] schurk; bendeleider |
| kyozai-巨財 | fortuin; rijkdom; grote hoeveelheid geld |
| kyozetsuhannō-拒絶反応 | het direct verwerpen [afwijzen] van iets (zonder een duidelijke reden) |
| kyū-弓 | afstandseenheid tot het doel bij boogschieten (ca. twee meter) |
| kyū-弓 | afstandseenheid voor landmeting (ca. twee en een halve meter) |
| kyūchishin-求知心 | leergierigheid |
| kyūhō-旧法 | (inmiddels niet meer geldende) oude wetgeving [bepaling; verordening] |
| kyūi-球威 | (honkbal) stuf [effectiviteit en kundigheid] van een pitcher |
| kyūmu-急務 | dringende [urgente] zaak [kwestie; aangelegenheid] |
| kyūpī-キューピー | Kewpie (figuur gebaseerd op Cupido, in 1909 gecreëerd door Rose O'Neill; als logo gebruikt door Kewpie Corporation, producent van o.a. mayonaise) |
| kyūpiddo-キューピッド | Cupido |
| kyurī-キュリー | curie (Ci, een verouderde eenheid van radioactiviteit) |
| kyūshin-救心 | de merknaam van een (kruiden)geneesmiddel |
| kyūshin-求心 | centripetaal [middelpuntzoekend] zijn |
| kyūshin-球審 | (honkbal) hoofdscheidsrechter; scheidsrechter achter de thuisplaat |
| kyūshinryoku-求心力 | middelpuntzoekende [centripetale] kracht |
| kyūshitsuzai-吸湿剤 | ontwateringsmiddel; dehydratiemiddel; vocht absorberend middel |
| kyūshoku-給食 | schoollunch; middagmaaltijd die op school wordt aangeboden |
| kyūshū-九州 | Kyushu (het zuidelijkste hoofdeiland van Japan) |
| kyūsoku-球速 | (honkbal) balsnelheid |
| maai-間合い | gelegenheid; kans; het juiste moment |
| mabiki-間引き | infanticide; kindermoord (door de ouders) |
| mabuta-瞼 | ooglid |
| machikamaeru-待ち構える | klaar staan [zijn] (om te); voorbereid zijn; uitkijken naar |
| machimachi-区区 | verscheidenheid |
| machinē-マチネー | matinee; middagvoorstelling |
| madobe-窓辺 | in de nabijheid van het raam |
| madogiwazoku-窓際族 | een onproductieve werknemer; een incompetente werknemer van middelbare leeftijd (die een zitplaats bij het raam krijgt zodat hij niet in de weg loopt) |
| madowasu-惑わす | misleiden; verwarring veroorzaken |
| maegaki-前書き | voorwoord; inleiding |
| maekōjō-前口上 | inleidende opmerkingen; proloog; voorwoord |
| maeoki-前置き | voorwoord; inleiding |
| mafurā-マフラー | geluiddemper; knaldemper; knalpot (voor de uitlaat van een voertuig) |
| mafuyubi-真冬日 | koude winterdag; midwinter |
| magirawashii-紛らわしい | verwarrend; misleidend; dubbelzinnig; gemakkelijk door elkaar te halen |
| magireru-紛れる | moeilijk te onderscheiden zijn; verwarring veroorzaken |
| magireru-紛れる | afgeleid [verleid] worden; jezelf verliezen in; geobsedeerd raken door |
| magokoro-真心 | oprechtheid; eerlijkheid |
| mahha-マッハ | mach (verhouding tussen stromingssnelheid (b.v. bij het vliegen) en de snelheid van het geluid; vernoemd naar Ernst Mach) |
| mahiru-真昼 | op klaarlichte dag; 's middags; overdag |
| maigo-迷子 | een bepaalde variant van begeleidende kabuki muziek [geluidseffecten] |
| mainā-マイナー | klein; onbelangrijk; onbeduidend |
| mainanbā-マイナンバー | Japans algemeen identiteitsnummer; (vgl. Ned. burgerservicenummer) |
| mainoritī-マイノリティー | minderheid |
| majika-間近 | nabijheid; buurt |
| majikiri-間仕切り | scheidingswand; tussenschot |
| majoritī-マジョリティー | meerderheid |
| makeinu-負け犬 | een duidelijke verliezer (als een hond die met zijn staart tussen de benen afdruipt); underdog |
| māketto・rīdā-マーケット・リーダー | marktleider |
| makiba-牧場 | weide; grasland (voor vee) |
| makichirasu-撒き散らす | rondstrooien; verspreiden |
| makie-撒き餌 | rondgestrooid diervoeder |
| makihige-巻き鬚 | (gedraaide) hechtrank (van een plant) |
| makkura-真っ暗 | uitzichtloosheid |
| makoto-誠 | eerlijkheid; oprechtheid; trouw(hartig)heid; toewijding |
| makoto-誠 | waarheid; realiteit; feit |
| maku-撒く | (be)strooien; verspreiden; sproeien; besprenkelen |
| makura-枕 | inleiding; introductie (bij een verhaal, etc.) |
| mākyurī-マーキュリー | Mercurius (Romeinse godheid) |
| māmā-まあまあ | matig; redelijk; zozo; middelmatig |
| man-慢 | verwaarlozing; ontwijking; nalatigheid |
| man-漫 | (in kanji combinaties) grap; humor; wijdverspreid; doelloos; zorgeloos; dwalend |
| manatsu-真夏 | midzomer; hartje zomer |
| mandokoro-政所 | overheidsadministratiebureau |
| manējā-マネージャー | manager; bedrijfsleider |
| mangaku-満額 | het volle bedrag; de volledige hoeveelheid |
| mangekyō-万華鏡 | caleidoscoop |
| mankibi-満期日 | vervaldatum; houdbaarheidsdatum |
| manmonisuto-マンモニスト | mammonist (iemand die de geldgod Mammon aanbidt, en streeft naar rijkdom) |
| mannaka-真ん中 | (precies) in het midden; centraal; centrum |
| mannentake-万年茸 | gesteelde lakzwam (Ganoderma lucidum) |
| manobi-間延び | traagheid; sloomheid; langdradigheid; saaiheid |
| manpawā-マンパワー | mankracht; arbeidskracht |
| manyuaru-マニュアル | (gebruikers)handleiding |
| manzoku-満足 | tevredenheid; voldoening |
| manzoku-満足 | toereikendheid; voldoende hoeveelheid |
| man'en-蔓延 | verspreiding; wijdverspreid zijn |
| man'etsu-満悦 | totale [volledige] blijheid [tevredenheid] |
| mappadaka-真っ裸 | (volledige) naaktheid |
| mappiruma-真っ昼間 | overdag; midden op de dag; op klaarlichte dag |
| mapputatsu-真っ二つ | twee gelijke delen; doormidden gedeeld |
| marariamaen-マラリア蔓延 | verspreiding van malaria |
| mare-稀 | zeldzaamheid |
| marishiten-摩利支天 | Marīci, een boeddhistische godheid (m.n. de beschermgod van de samoerai) |
| marudashi-丸出し | gehele zichtbaarheid; openheid; niets verhullend |
| marumekomu-丸め込む | verleiden; inpalmen; overhalen; ompraten; vleien |
| marumōke-丸儲け | een duidelijke [afgetekende] winst |
| masatsuon-摩擦音 | een fricatief (medeklinker met wrijvend of sissend geluid, zoals f, s, ch) |
| masatsutekishitsugyō-摩擦的失業 | frictiewerkloosheid; wrijvingswerkeloosheid |
| masen-ません | suffix dat gebruikt wordt voor ontkenning van werkwoorden in de beleefdheidsvorm (masu) |
| massaichū-真っ最中 | het midden [middelpunt] zijn; (op) het hoogtepunt zijn |
| massatsu-抹殺 | eliminatie; liquidatie; uitwissing |
| massatsusuru-抹殺する | elimineren; liquideren; vermoorden; uitwissen; uitvegen; ontkennen; negeren |
| masu-マス | massa; grote hoeveelheid; groot aantal |
| masu-升 | maateenheid |
| masu-増す | uitbreiden; verhogen; toevoegen |
| masutā-マスター | baas; eigenaar; manager; leider; meester |
| matatabi-木天蓼 | zilverwingerd (plant: Actinidia polygama) |
| matawari-股割り | spagaat; spreidzit |
| matomo-正面 | eerlijkheid; oprechtheid |
| matsudai-末代 | eeuwigheid; het einde der tijden; de wereld na de dood |
| matsugaku-末学 | (bescheiden zelf-aanduiding van een) wetenschapper [geleerde] |
| matsukaze-松風 | (het geluid van) de wind die waait door de dennenbomen |
| matsuru-祭る | verheerlijken; aanbidden; verafgoden; toewijden |
| mattadanaka-真っ直中 | precies in het midden; op het hoogtepunt |
| mattaki-全き | perfectie; volledigheid; compleetheid |
| mawari-回り | verspreiding |
| mawarimichi-回り道 | omleiding; omweg |
| mayakashi-まやかし | misleiding; bedrog; fraude; vervalsing |
| mayonaka-真夜中 | middernacht; het holst van de nacht |
| mayou-迷う | misleid worden; de controle verliezen |
| mazamaza-まざまざ | duidelijk [levendig] voor je (zien) |
| mazuhizumutekiseikaku-マゾヒズム的性格 | masochistisch karakter [persoonlijkheid] |
| meate-目当て | leidraad; richtsnoer |
| mechakucha-滅茶苦茶 | onsamenhangendheid; onredelijkheid; ongerijmdheid |
| mēdē-メーデー | Dag van de Arbeid (1 mei) |
| media・mikkusu-メディア・ミックス | productie- [advertentie] middelen bij meerdere soorten media |
| media・riterashī-メディア・リテラシー | mediageletterdheid; mediawijsheid |
| medium-メディウム | medium; gemiddelde |
| mēdo-メード | meid; dienstmeid; kamermeisje; huishoudster; maagd |
| megafon-メガフォン | megafoon; luidspreker |
| megahon-メガホン | megafoon; luidspreker |
| megaroporisu-メガロポリス | megalopolis (een groot stedelijk gebied van aan elkaar gegroeide steden) |
| megaton-メガトン | megaton (eenheid van massa, gelijk aan 1 miljoen ton |
| meguōmu-メグオーム | megohm, 1 miljoen ohm (eenheid van elektrische weerstand) |
| meian-名案 | een goed [geweldig; briljant; fantastisch] plan [idee] |
| meichi-明知 | (grote) wijsheid; allesomvattend inzicht; helder inzicht; scherpzinnigheid |
| meidan-明断 | een duidelijk oordeel; duidelijke [definitieve] uitspraak |
| meido-メイド | meid; dienstmeid; kamermeisje; huishoudster; maagd |
| meido-明度 | helderheid; lichtsterkte |
| meidō-鳴動 | gerommel; rommelend geluid; gedreun |
| meifuku-冥福 | hemelse zaligheid; geluk in het hiernamaals |
| meigen-名言 | een wijze uitspraak; wijsheid; beroemd gezegde |
| meihaku-明白 | (over)duidelijk; onmiskenbaar; zonneklaar; klinkklaar; onomstotelijk; ondubbelzinnig; onweerlegbaar |
| meihaku-明白 | (logica) helder [duidelijk] (Fr. clair ( René Descartes) |
| meijitsu-名実 | in naam en in werkelijkheid |
| meika-名家 | beroemde persoon; beroemdheid |
| meikai-明快 | helderheid; duidelijkheid; eenduidigheid; ondubbelzinnigheid |
| meikai-明解 | heldere [duidelijke] uitleg [verklaring] |
| meikaku-明確 | duidelijk [helder] zijn |
| meiki-明記 | duidelijke omschrijving [beschrijving]; specificatie |
| meikyo-明渠 | open (water)leiding [drainering] |
| meikyōshisui-明鏡止水 | serene [vredige] gemoedsgesteldheid (zonder slechte gedachten) |
| meimei-冥冥 | onduidelijk; moeilijk te begrijpen |
| mein・banku-メイン・バンク | hoofdbank van een bedrijf (de bank met de hoogste kredietwaardigheid) |
| meirō-明朗 | helder [duidelijk; vrolijk; opgewekt; opgeruimd] zijn |
| meiryō-明瞭 | duidelijkheid; helderheid |
| meisei-明聖 | grote wijsheid [inzicht; deugdzaamheid] (m.n. van keizers en goden) |
| meiseki-名跡 | beroemde plaats [plek; bezienswaardigheid] (met historische waarde) |
| meiseki-明晰 | helderheid; duidelijkheid |
| meishi-名士 | beroemdheid; bekende persoonlijkheid |
| meishi-明視 | duidelijk zichtbaar zijn |
| meisho-名所 | bezienswaardigheid |
| meisū-名数 | een bepaald [precies] aantal; bepaalde hoeveelheid; numerieke waarde |
| meitō-明答 | een duidelijk antwoord |
| meiyo-名誉 | eer; glorie; faam; reputatie; goede naam; prestige; waardigheid |
| meiyokaiin-名誉会員 | erelid |
| mekimeki-めきめき | opvallend; duidelijk zichtbaar; steeds meer |
| mekubari-目配り | waakzaamheid; hoede; oplettendheid |
| mekura-盲 | blindheid |
| mekura-盲 | onwetendheid |
| mekurameppō-盲滅法 | roekeloosheid |
| mekuso-目糞 | slaap (afscheiding uit de ogen) |
| memai-目眩 | duizeligheid; draaierigheid |
| menbā-メンバー | lid (van een groep, club, etc.); deelnemer |
| menboku-面目 | uiterlijk; voorkomen; gezicht; aanzien; eer; reputatie; prestige; waardigheid |
| meneji-雌螺子 | (schroef)moer (die op een (schroef)bout gedraaid kan worden) |
| menpi-面皮 | gezichtshuid |
| menseki-免責 | aansprakelijkheidsvrijstelling; vrijstelling van aansprakelijkheid; vrijwaring; exoneratie |
| menso-免訴 | verklaring van onontvankelijkheid; afwijzing; vrijspraak |
| mentooshi-面通し | osloconfrontatie; opstelling [parade] van verdachten voor identificatie door de ooggetuige(n) |
| menwari-面割り | osloconfrontatie; opstelling [parade] van verdachten voor identificatie door de ooggetuige(n) |
| mēn・banku-メーン・バンク | hoofdbank van een bedrijf (de bank met de hoogste kredietwaardigheid) |
| meriyasu-メリヤス | gebreide stof |
| mesaki-目先 | direct; onmiddellijk |
| mesaki-目先 | inzicht; vooruitziendheid |
| meshii-盲 | blindheid; blinde persoon |
| messhi-滅私 | onbaatzuchtigheid; altruïsme |
| messō-滅相 | onzin; waanzin; gekheid; buitensporigheid |
| metasekoia-メタセコイア | watercipres; Chinese mammoetboom (Metasequoia glyptostroboides) |
| metsukeyaku-目付役 | waakhond (ook fig.) bewaker; beschermer; begeleider |
| meutsuri-目移り | afgeleid zijn; gebrek aan concentratie; besluiteloosheid |
| meyani-目脂 | slaap (afscheiding uit de ogen) |
| meyasubako-目安箱 | (Tokugawa periode) klachtenbus; ideeënbus |
| mezamashi-目覚し | (middel voor) het wakker worden [blijven] |
| mezamashi-目覚し | snoepgoed voor kinderen als ze wakker worden (b.v. na een middag dutje) |
| mezo・sopurano-メゾ・ソプラノ | mezzosopraan (een middelhoge vrouwelijke zangstem tussen de sopraan en alt) |
| mibae-見栄え | er goed uitzien; arrogante houding; ijdelheid |
| mibunshōmeisho-身分証明書 | identiteitsbewijs; identiteitskaart; legitimatiebewijs |
| michi-未知 | onbekendheid; onbekend zijn |
| michiannai-道案内 | bewegwijzering; routeaanduiding |
| michiannai-道案内 | gids; iemand die de weg wijst |
| michibiku-導く | leiden; begeleiden; loodsen; de weg wijzen |
| michibiku-導く | afleiden; concluderen; leiden tot; resulteren in |
| michinaka-道中 | op de weg; in het midden van de weg |
| michishirube-道標 | handleiding |
| michisū-未知数 | onbekend aantal; onbekende hoeveelheid [kwantiteit; kwaliteit]; onbekend gegeven |
| mida-弥陀 | (boeddh.) Amida; Amitabha |
| middofirudā-ミッドフィルダー | (sport) middenvelder; middenveldspeler |
| middonaito-ミッドナイト | middernacht; het holst van de nacht |
| midi-ミディ | midi (roklengte halverwege de kuit, tussen mini en maxi) |
| midiamu-ミディアム | midden; gemiddelde |
| midiamu-ミディアム | medium; communicatiemiddel |
| midikomi-ミディコミ | midi communicatie |
| midorijūji-緑十字 | een groen kruis op een witte achtergrond (veiligheidssymbool) |
| midoru-ミドル | midden; middelpunt |
| midorueiji・shindorōmu-ミドルエイジ・シンドローム | midlifecrisis; middelbare leeftijdssyndroom |
| midorukyū-ミドル級 | (boksen) middengewicht klasse |
| midoru・kurasu-ミドル・クラス | middenklasse |
| midoru・manejimento-ミドル・マネジメント | het middenkader (binnen een organisatie) |
| midoru・tīn-ミドル・ティーン | (Eng. middle teen = mid-teen) in de leeftijd van 15 of 16 jaar |
| mie-見栄 | uiterlijk; ijdelheid; vertoning; vertoon |
| miemie-見え見え | duidelijk; helder |
| miesuku-見え透く | transparant zijn; helder [duidelijk] zijn. |
| migara-身柄 | (iemands) lichaam; persoon; identiteit |
| migatte-身勝手 | zelfzuchtigheid; egoïsme; egocentrisch zijn |
| migikiki-右利き | rechtshandigheid |
| miharashi-見晴らし | uitzicht; vergezicht; zichtbaarheid |
| mihari-見張り | wacht; uitkijk; hoede; waakzaamheid |
| mihatenu-見果てぬ | onvoltooid; onaf; onvolledig; onvervuld |
| mihattatsu-未発達 | onontwikkeld(heid), nog niet ontwikkeld zijn |
| mihiraki-見開き | verspreid over twee pagina's (van een boek of tijdschrift) |
| mihitsunokoi-未必の故意 | bewuste [opzettelijke] verwaarlozing; nalatigheid; onachtzaamheid |
| mihoreru-見惚れる | geboeid [gefascineerd; gegrepen] raken (door) |
| mīizumu-ミーイズム | zelfzuchtigheid; egoïsme |
| mijuku-未熟 | onrijpheid; onervarenheid |
| mikai-未開 | onbeschaafdheid; wildheid; primitiviteit |
| mikakedaoshi-見かけ倒し | verkeerde [misleidende] indruk; niet zo goed zijn als het er uitziet; klatergoud |
| mikan-未完 | het onvoltooid [incompleet] zijn |
| mikata-味方 | legereenheden van het keizerlijk hof of de overheid |
| miken-眉間 | ruimte tussen de wenkbrauwen; glabella (midden van het voorhoofd vlak boven de neus) |
| miketsu-未決 | onbeslistheid; onzekerheid; het hangende [in behandeling; nog niet besloten] zijn |
| mikiru-見切る | duidelijk [goed] (kunnen) zien [opmerken; onderscheiden] |
| mikisā-ミキサー | mixer (groente- of fruitmixer; cementmixer; geluidsmixer) |
| mikishingu-ミキシング | het combineren [mengen] van audio- en videobeelden |
| mikudarihan-三下り半 | echtscheidingsbrief (in de Edo periode geschreven in drie en een halve regel) |
| mimai-見舞い | het iemand beterschap [sterkte] wensen; het uiten van bezorgdheid [medeleven] (per kaart, brief, pakje, etc.) |
| mimau-見舞う | het iemand beterschap [sterkte] wensen; het uiten van bezorgdheid [medeleven] (per kaart, brief, pakje, etc.) |
| mimidare-耳垂れ | oorsmeer; afscheiding uit oor |
| mimizunaku-蚯蚓鳴く | het geluid van de regenwormen (in de (regenachtige) herfstnacht; wordt gebruikt als uitdrukking voor eenzaamheid) |
| mimore-ミモレ | midi (roklengte tot halverwege de kuit) |
| mimoto-身元 | identiteit |
| minami-南 | zuid; zuiden |
| minamiafurika-南アフリカ | Zuid-Afrika |
| minamihankyū-南半球 | het zuidelijk halfrond |
| minamijūjisei-南十字星 | (sterrenbeeld astronomie) Zuiderkruis; Crux |
| minamijūjiza-南十字座 | (sterrenbeeld astronomie) Zuiderkruis; Crux |
| minamikaikisen-南回帰線 | steenbokskeerkring; zuiderkeerkring |
| minamikaze-南風 | zuidenwind; zuidelijke wind |
| minamiosechia-南オセチア | Zuid-Ossetië |
| minamisūdan-南スーダン | Zuid-Soedan |
| minikui-見難い | onduidelijk; onleesbaar |
| minkanryōhō-民間療法 | oude huismiddeltjes; geneesmiddeltjes uit grootmoeders tijd |
| minomushi-蓑虫 | zakjesdrager; zakrupsvlinder (Psychidae) |
| miokuri-見送り | afscheid; uitgeleide |
| miokuru-見送る | iemand uitgeleide doen [uitzwaaien; wegbrengen] |
| mirareru-見られる | (beleefdheidsvorm) zien |
| miren-未練 | blijvende [kwijnende] affectie [genegenheid]; niet willen opgeven; niet kunnen loslaten; spijt |
| miryō-未了 | onvoltooid [incompleet] zijn |
| misai-未済 | niet gedaan [niet voltooid] zijn |
| misakai-見境 | onderscheid; discriminatie |
| misao-操 | trouw; standvastigheid; eer |
| misao-操 | kuisheid; maagdelijkheid |
| misedokoro-見せ所 | plek [gelegenheid] waar je laat zien wat je kunt |
| miseinen-未成年 | minderjarig(heid) |
| mishirigoshi-見知り越し | bekendheid |
| mishō-未詳 | onbekend; [niet vastgesteld; niet geïdentificeerd] zijn |
| mishuran・gaido-ミシュラン・ガイド | Michelingids |
| missei-密生 | dichtbegroeid zijn; dicht op elkaar groeien; bossig zijn |
| missetsu-密接 | nauwe verbondenheid; dicht bij elkaar zijn |
| misu・kontesuto-ミス・コンテスト | missverkiezing; schoonheidswedstrijd |
| miteikō-未定稿 | onvoltooid manuscript |
| mitomeru-認める | zien; waarnemen; onderscheiden; herkennen; (be)merken; vaststellen |
| mitoreru-見惚れる | geboeid [gefascineerd; gegrepen] raken (door) |
| mitsudo-密度 | dichtheid; densiteit |
| mitsukurou-見繕う | voorbereiden; klaarmaken; klaarleggen |
| mitsuyubi-三つ指 | een beleefde buiging met drie vingers op de grond (duim, wijsvinger en middelvinger.) |
| miuchi-身内 | familielid |
| miuchi-身内 | (gokwereld) bendelid |
| miwake-見分け | het onderscheiden [onderscheid maken; uit elkaar houden] |
| miwakeru-見分ける | onderscheiden; onderscheid maken; uit elkaar houden |
| miyai-宮居 | paleis; keizerlijke residentie |
| miyasui-見易い | duidelijk; helder; makkelijk te zien [begrijpen] |
| miyuki-行幸 | keizerlijk bezoek; keizerlijke aanwezigheid (bij) |
| mizuashi-水足 | de snelheid van stromend water |
| mizubari-水張り | natte stof [papier] uitspreiden zodat het zonder kreukels opdroogt |
| mizugokoro-水心 | het midden van het water (van een rivier, meer, vijver, etc.] |
| mizukagen-水加減 | de juiste hoeveelheid water om een gerecht klaar te maken (b.v. rijst te koken) |
| mizukasa-水嵩 | watervolume; hoeveelheid water |
| mizuke-水気 | vochtigheid; damp; stoom |
| mizusakazuki-水杯 | het ritueel van het gezamenlijk inschenken en drinken van water waarbij men voorgoed afscheid neemt van elkaar |
| mizusumashi-水澄まし | schrijvertje (soort watertor, Gyrinidae) |
| mō-毛 | monetaire eenheid, 1/1000 (een duizendste) |
| mō-盲 | blindheid |
| mo-茂 | (in kanji combinaties) dichtbegroeid; welige groei; overwoekerd |
| mō-蒙 | onwetendheid |
| mochi-持ち | duurzaamheid |
| mochiai-持ち合い | wederzijdse hulp; onderlinge afhankelijkheid |
| mochiai-持ち合い | (in) balans; evenwicht; onveranderlijkheid |
| mochibunhō-持分法 | equity recht; billijkheidsprincipe |
| mochihada-餅肌 | een (fluweel)zachte huid |
| mōdōken-盲導犬 | blindengeleidehond |
| mōfu-毛布 | deken; plaid |
| mogaribue-虎落笛 | het fluitende geluid van een winterse wind die door een bamboe hek waait |
| mōgen-妄言 | leugen; onwaarheid |
| mogidō-没義道 | onmenselijkheid; wreedheid; meedogenloosheid |
| mogusa-艾 | moxa; bijvoetwol (brandmiddel gebruikt in geneeskunde) |
| mōhyō-妄評 | (bescheiden woord voor de eigen kritiek op anderen) mijn kritiek |
| mōi-猛威 | woestheid; woede; heftigheid; geweld; enorme kracht |
| moisuchā-モイスチャー | vocht; vochtigheid; condens |
| mojamoja-もじゃもじゃ | warrig; verfomfaaid; verwilderd; onverzorgd; ruig |
| mōke-設け | voorbereidingen; voorzieningen (voor een diner, feest, e.d.) |
| mōkeru-設ける | voorzien; voorbereiden; vaststellen; regelen |
| mokurei-黙礼 | stilzwijgende groet [buiging] (vooral tijdens een plechtigheid) |
| mōmai-蒙昧 | onwetendheid |
| mōmoku-盲目 | blindheid; blind zijn (ook fig.) |
| monaka-最中 | middelpunt; centrum |
| mōnen-妄念 | aanhoudende [voortdurende] betwijfeling; (boeddh.) verkeerde ideeën [gedachten] |
| mongoroido-モンゴロイド | Mongolide (lid van het Mongoolse ras) |
| monjayaki-もんじゃ焼き | hartige pannenkoek met een verscheidenheid aan ingrediënten (groente, vis, vlees, e.d.) |
| monju-文殊 | Manjushri, bodhisattva die helpt onwetendheid te overwinnen en wijsheid te bereiken |
| monka-門下 | onder begeleiding van |
| monkokaihō-門戸開放 | opendeurpolitiek; opendeurbeleid |
| monkokaihōseisaku-門戸開放政策 | opendeurpolitiek; opendeurbeleid |
| monoanji-物案じ | angst; bezorgdheid |
| monofobia-モノフォビア | monofobie (angst voor eenzaamheid) |
| monogataru-物語る | (aan)tonen; duiden |
| monogusa-物臭 | luiheid; sloomheidheid; luiaard; een lui iemand |
| monomorai-物貰い | (bij het ooglid) strontje; hordeolum |
| mononoaware-物の哀れ | een sterk (ethisch) gevoel [waardering] voor schoonheid (van de natuur) |
| mononomigotoni-物の見事に | duidelijk; vanzelfsprekend; levendig |
| monooji-物怖じ | verlegenheid; bedeesdheid |
| monooshimi-物惜しみ | gierigheid; zuinigheid |
| monooto-物音 | een geluid; klank |
| monoshirazu-物知らず | onwetendheid |
| monoshiri-物知り | een uitgebreide kennis [informatie] |
| monowakare-物別れ | onenigheid; breuk (in onderhandelingen) |
| monowasure-物忘れ | vergeetachtigheid; geheugenverlies |
| monoyawaraka-物柔らか | mildheid; zachtheid; vriendelijkheid; rustig voorkomen |
| monozuki-物好き | grilligheid; bevlieging; rage |
| monrōshugi-モンロー主義 | monroeleer (genoemd naar de Amerikaanse president James Monroe) |
| mon'an-問安 | informeren naar de veiligheid [het welzijn] van een hogere in rang |
| mon'ei-門衛 | bewaker; poortwachter; portier (van overheidsgebouwen, bedrijven, scholen, etc.) |
| morahadaonugu-諸肌を脱ぐ | beide schouders [het bovenlichaam] ontbloten (bij het dragen van een kimono) |
| moraibisuru-貰い火する | overslaan van vlammen; verspreiden van vuur |
| morāru・sābei-モラール・サーベイ | moreel onderzoek naar tevredenheid van werknemers over arbeidscondities |
| moriawase-盛り合わせ | een verscheidenheid aan gerechten |
| moridakusan-盛り沢山 | verscheidenheid; groot aantal |
| mōrō-朦朧 | vaag [wazig; onduidelijk; bewolkt; nevelig] zijn |
| morote-諸手 | beide handen [armen] |
| moru-モル | mol; grammolecule (eenheid) |
| mosamosa-もさもさ | behaard (persoon); dichtbegroeid (planten) |
| mosatto-もさっと | verstrooid; afwezig |
| mōshin-盲進 | roekeloosheid; onbesuisdheid; onbezonnenheid |
| mōshiwake-申し訳 | onbeduidend; klein; bescheiden; niet noemenswaard |
| mōsō-妄想 | fantasie; verbeelding; waanvoorstelling; waanidee |
| motenashi-持て成し | onthaal; ontvangst; gastvrijheid |
| motte-以て | door; door middel van; via; per |
| moyamoya-もやもや | mistig; nevelig; troebel; vaag; onduidelijk |
| moyoi-催い | (in combinatie met een zelfst. n.w.) voorbereiding |
| mozaiku-モザイク | (biologie: dier of plant met genetische eigenschappen van verschillende soorten) hybride; entbastaard |
| mubō-無謀 | roekeloosheid; ondoordachtheid; onvoorzichtigheid |
| mubyōsokusai-無病息災 | in goede gezondheid; volkomen gezond zijn |
| mucha-無茶 | onredelijkheid; dwaasheid; ongerijmdheid |
| muchi-無知 | onwetendheid; gebrek aan kennis |
| muda-無駄 | nutteloosheid; zinloosheid |
| mufunbetsu-無分別 | indiscretie; onnadenkendheid; onvoorzichtigheid |
| muga-無我 | zelfopoffering; onbaatzuchtigheid; onzelfzuchtigheid; altruïsme |
| mugai-無害 | onschadelijkheid; onschuld |
| mugaku-無学 | ongeletterdheid; analfabetisme; onwettendheid; onontwikkeldheid |
| mugei-無芸 | zonder (verworven) talent [begaafdheid] |
| mugen-無限 | onbegrensdheid; grenzeloosheid; onbeperktheid; oneindigheid |
| mugendai-無限大 | oneindigheid; onmetelijkheid |
| mugifumi-麦踏み | het vertrappen van tarweplanten in de winter (om de koudebestendigheid te vergroten en de stengelvoeten van het gewas sterker te maken) |
| mugon-無言 | zwijgzaamheid; stilte |
| muhai-無配 | zonder dividend |
| muhaikabu-無配株 | aandeel zonder dividenduitkering |
| muhaitō-無配当 | zonder dividend uitkering [betaling] |
| muhen-無辺 | oneindigheid; grenzeloosheid |
| muhitsu-無筆 | analfabetisme; ongeletterdheid |
| muhō-無法 | onwettigheid; wetteloosheid; onrecht |
| muhyōjō-無表情 | uiterlijke onbewogenheid; expressieloos [strak] gezicht; uitdrukkingsloosheid |
| mui-無為 | ledigheid; inactiviteit; werkloosheid |
| muichimon-無一文 | blut; platzak; bankroet; berooid; arm; zonder geld |
| muimi-無意味 | zonder betekenis zijn; betekenisloosheid; zinloosheid; onzin |
| muishiki-無意識 | bewusteloosheid; onderbewustzijn |
| mujihi-無慈悲 | genadeloosheid; meedogenloosheid; wreedheid |
| mujin-無尽 | onuitputtelijkheid; onbegrensdheid; onbeperktheid |
| mujinhansōsha-無人搬送車 | automatische geleid voertuig; onbemand (robot)voertuig |
| mujinzō-無尽蔵 | onuitputtelijke [ongelimiteerde] hoeveelheid [voorraad] |
| mujō-無常 | veranderlijkheid; onzekerheid; vergankelijkheid |
| mujō-無情 | harteloosheid; hardvochtigheid; wreedheid\ |
| mujō-無情 | gevoelloosheid |
| mujōken-無条件 | onvoorwaardelijkheid |
| mujun-矛盾 | tegenstelling; discrepantie; tegenstrijdigheid; inconsistentie |
| mukan-無官 | iemand die geen officiële functie [positie; rang] bij de overheid heeft |
| mukangae-無考え | ondoordachtheid; achteloosheid; onbezonnenheid; roekeloosheid |
| mukankaku-無感覚 | ongevoeligheid; gevoelloosheid; lusteloosheid; apathie |
| mukanshin-無関心 | onverschilligheid; nonchalance |
| mukashikatagi-昔気質 | ouderwetse ideeën [denkwijze] |
| mukashitsusekinin-無過失責任 | aansprakelijkheid zonder schuld [zonder nalatigheid] |
| muko-婿 | bruidegom |
| mukō-無効 | ongeldigheid; nulliteit |
| mukōiki-向こう意気 | vechtlust; strijdlustigheid; strijdvaardigheid |
| mukōjōmen-向こう正面 | zitplaats vooraan (in theater, e.d.); (zitplaatsen aan) de zuidkant van de sumoring |
| mukuchi-無口 | zwijgzaamheid |
| mukyū-無窮 | oneindigheid; onsterfelijkheid; eeuwigheid |
| mumyō-無明 | (boeddh.) spirituele duisternis; onwetendheid; het onvermogen om de waarheid te begrijpen |
| munenmusō-無念無想 | vrijheid [bevrijd] van alle wereldse gedachten |
| munō-無能 | onbekwaamheid; incompetentie |
| munōryoku-無能力 | incompetentie; onbekwaamheid; onvermogen |
| munōyaku-無農薬 | pesticidenvrij; (landbouw) zonder bestrijdingsmiddelen |
| muon-無音 | geluidloosheid |
| muri-無理 | onredelijkheid |
| muryō-無量 | onmetelijkheid; oneindigheid |
| muryoku-無力 | machteloosheid |
| muryōtaisū-無量大数 | een eenheid van getal, 10 tot de macht 68 (of 88) |
| musabetsu-無差別 | zonder onderscheid; gelijkwaardigheid; onpartijdigheid |
| musai-無才 | onbekwaamheid; gebrek aan talent [kennis] |
| musaku-無策 | zonder plan [maatregelen; middelen] |
| musan-無産 | (afk. voor) het proletariaat; bezitloze arbeidersklasse |
| musan-霧散 | verspreiding; verdrijving; verdwijning |
| musankaikyū-無産階級 | het proletariaat; bezitloze arbeidersklasse |
| musei-無性 | geslachtsloosheid; aseksualiteit |
| musekinin-無責任 | onverantwoordelijkheid |
| mushaburi-武者振り | moed; durf; krijgshaftigheid; onversaagdheid; onverschrokkenheid; manmoedigheid |
| mushi-無死 | (honkbal) nul uit (nog geen slagmannen uitgegooid) |
| mushi-無私 | onbaatzuchtigheid; onzelfzuchtigheid |
| mushi-無視 | veronachtzaming; onverschilligheid; het negeren (van regels, etc.); minachting |
| mushin-無心 | (boeddh.) bevrijd van mentale fixatie voor dingen en ideeën |
| mushinkei-無神経 | ongevoeligheid; onverschilligheid; apathie |
| muteki-無敵 | onoverwinnelijkheid |
| mutonchaku-無頓着 | onverschilligheid; nonchalance |
| mutonjaku-無頓着 | onverschilligheid; nonchalance |
| mutsū-無痛 | pijnloosheid |
| muyami-無闇 | buitensporigheid; onmatigheid |
| muzōsa-無造作 | achteloosheid; zorgeloosheid |
| myō-妙 | eigenaardigheid; mysterie |
| myō-明 | (in kanji combinaties( wijsheid; mantra; volgende; komende |
| myōan-妙案 | een uitstekend [ingenieus] idee [plan] |
| myōyaku-妙薬 | wondermiddel; wondermedicijn |
| na-名 | een reputatie; naam; een goede naam; faam; beroemdheid; eer; glorie; een slechte reputatie; gerucht; roddel; kletspraatjes |
| nabete-並べて | gewoon; gemiddeld |
| nadaraka-なだらか | gelijkmatigheid; zachtheid; glooiend zijn; geleidelijk (oplopend) |
| nadokoro-名所 | beroemde [bekende; interessante] plaats; bezienswaardigheid |
| nagamochi-長持 | lange houdbaarheid |
| nagara-ながら | (gevoegd achter een ww. geeft het aan een gelijktijdigheid van meerdere handelingen) terwijl; onder het...; al ...nde |
| nagaremono-流れ者 | rondtrekkende arbeider; gastarbeider |
| nagasaki-長崎 | Nagasaki, de naam van een stad in het zuiden van de prefectuur Nagasaki. |
| nagashiba-流し場 | douchehoek of wasgelegenheid (zoals in Japan voorafgaand aan het baden) |
| nagasu-流す | stromen; golven (geluid; elektriciteit) |
| nagatachō-永田町 | de wijk Nagata in het Chiyoda district van Tokio (met o.a. het parlementsgebouw en de officiële residentie van de Minister-President) |
| nagauta-長唄 | nagauta, een (lange) ballade gezongen met begeleiding van een shamisen (Japans snaarinstrument) |
| nagebumi-投げ文 | een anonieme brief bij een huis naar binnen gegooid |
| nageki-嘆き | verdriet; droefheid; klaagzang; rouw |
| nageyari-投げ遣り | nalatigheid;; onzorgvuldigheid; slordigheid |
| nagori-名残 | gevoel van wanhoop [verdriet] bij een afscheid |
| naifukuyaku-内服薬 | geneesmiddel voor inwendig gebruik |
| naikakusōridaijin-内閣総理大臣 | minister-president; premier; eerste minister |
| naimitsu-内密 | geheimhouding; vertrouwelijkheid |
| naimu-内務 | binnenlandse (staats)zaken m.b.t. politie, publieke werken, algemene volksgezondheid (inclusief afvalverwerking en riolering) en lokaal bestuur |
| naishin-内心 | (geometrie) middelpunt |
| naisu・midi-ナイス・ミディ | leuke [aardige; aantrekkelijke] vrouw van middelbare leeftijd |
| naisu・midoru-ナイス・ミドル | leuke [aardige; aantrekkelijke] man van middelbare leeftijd |
| naito-ナイト | ridder; paard (schaken) |
| naiyō-内用 | privé [particuliere; interne] zaken [aangelegenheid] |
| naiyōbi-内容美 | schoonheid van inhoud; innerlijke schoonheid |
| naiyōgo-内容語 | (taalkunde) woorden, zoals zelfstandige naamwoorden, werkwoorden en bijvoeglijke naamwoorden, die de semantische betekenis in een zin aanduiden |
| naka-中 | (van)uit; onder; in het midden; de middelste; temidden; tussen; in; inclusief |
| naka-中 | middelpunt; centrum |
| naka-中 | interval; tussenruimte; middenstuk |
| nakaban-中番 | tussendienst; middelste werkschema |
| nakabi-中日 | de middelste dag van een meerdaags evenement of sporttoernooi |
| nakabi-中日 | de middelste dag van de equinox |
| nakadachi-仲立ち | bemiddeling; tussenkomst; vertegenwoordiging |
| nakadachi-仲立ち | bemiddelaar; tussenpersoon; medium; vertegenwoordiger |
| nakadaka-中高 | de onderbouw [middenschool] en bovenbouw van middelbare scholen |
| nakajima-中島 | een eiland midden in een vijver [rivier] |
| nakanaka-中中 | halverwege; in het midden; neutraal |
| nakane-中値 | gemiddelde prijs |
| nakanuri-中塗り | een tweede [midden) laag [deklaag] van een muur of pleisterlaag |
| nakatagai-仲違い | ruzie; meningsverschil; onenigheid |
| nakayubi-中指 | middelvinger |
| nakenashi-なけなし | geringe hoeveelheid; het kleine beetje (weinige) dat men heeft |
| nakigoe-鳴き声 | dierengeluiden (geblaf, gehinnik, gekwaak, gefluit, gemiauw, etc.) |
| nakiwakare-泣き別れ | een afscheid in tranen; het huilend afscheid nemen [uit elkaar gaan] |
| nakkurubōru-ナックルボール | (honkbal) een bal die met een speciaal effect wordt gegooid door de pitcher |
| naku-鳴く | (het geluid maken van dieren) piepen; zingen; tjilpen; huilen; krijsen |
| namahanka-生半可 | oppervlakkigheid; halfslachtigheid |
| namahenji-生返事 | een vaag [onduidelijk] antwoord |
| namaiki-生意気 | verwaandheid; vrijpostigheid; onbeschaamdheid; brutaliteit |
| namaiki-生意気 | halfslachtigheid |
| namaji-なまじ | onnadenkendheid; roekeloosheid; onbedachtzaamheid |
| namakajiri-生齧り | oppervlakkigheid |
| namakawa-生皮 | ongeleide huid [pels] |
| namako-海鼠 | zeekomkommer (Holothuroidea) |
| namameku-艶めく | verleidelijk [sexy; elegant; charmant] zijn; er betoverend uitzien |
| namasu-膾 | gerecht van dunne plakjes vis, zeevruchten, groenten of fruit in azijn met kruiden |
| namatēpu-生テープ | lege videobanden of cassettetapes |
| nameshigawa-鞣し革 | gelooid leer |
| nami-並 | gewoon; doorsnee; gemiddeld |
| namiashi-並足 | normaal [gemiddeld] looptempo; wandelpas |
| namida-涙 | (in combinatie met een zelfstandig naamwoord) een kleine hoeveelheid; een beetje; licht(elijk) |
| namidame-涙目 | ogen die gauw tranen (bij vermoeidheid, e.d.) |
| namimakura-波枕 | het geluid van de golven bij nacht (als je in bed ligt) |
| namitaitei-並大抵 | gewoon [middelmatig; doorsnee] zijn |
| namuamidabutsu-南無阿弥陀仏 | Namu Amida Butsu, aanroeping van Amida Boeddha |
| nan-南 | (in kanji combinaties) zuid; zuiden |
| nan-軟 | (in samenstellingen) zachtheid; zacht zijn |
| nan-難 | moeilijkheid; probleem; hinder |
| nan-難 | onvolkomenheid; fout; gebrek; nadeel |
| nanairotōgarashi-七色唐辛子 | mengsel van 7 kruiden (o.a. chilipeper) |
| nanakusa-七草 | zeven soorten; verscheidenheid; allerlei |
| nanakusa-七草 | de zeven kruiden van de lente |
| nanakusagayu-七草粥 | rijstepap, traditioneel gekookt met 7 kruiden (op de zevende dag van het nieuwe jaar) |
| naname-斜め | vervormd; verdraaid; verwrongen |
| nanatsu-七つ | werd vroeger gebruikt voor tijdsaanduidingen: ca. 4 uur in de morgen of middag |
| nanban-南蛮 | Zuidelijke Barbaren (in de 16de en 17de eeuw een Japanse benaming voor de Europeanen (m.n. de Portugezen en Spanjaarden) die toen naar Japan kwamen) |
| nanban-南蛮 | Zuidelijke Barbaren (van de Muromachi-periode tot de Edo-periode een Japanse benaming voor (ei)landen in de Stille Zuidzee) |
| nanbā・sukūru-ナンバー・スクール | (een van) de acht oudste en meest prestigieuze middelbare scholen in Japan (in de Meiji periode) |
| nanbei-南米 | Zuid-Amerika |
| nanboku-南北 | Noord en Zuid (let. Zuid en Noord) |
| nanbokuamerika-南北アメリカ | Noord -en Zuid-Amerika |
| nanbokuni-南北に | van noord naar [tot] zuid |
| nanbu-南部 | het zuidelijk deel; het zuiden |
| nanbyō-難病 | ziekten die door het Japanse Ministerie van Gezondheid, Arbeid en Welzijn zijn aangeduid als zeldzame en hardnekkige ziekten |
| nandemokademo-何でも彼でも | alles (zonder enig onderscheid); alles (wat dan ook) |
| nandemokandemo-何でもかんでも | alles (zonder onderscheid) |
| nandemonai-何でもない | niets (ernstigs); onbeduidend |
| nando-難度 | moeilijkheidsgraad |
| nanga-南画 | (afk. voor) zuidelijke schilderstijl |
| naniganashi-何がなし | vaag; zonder duidelijke oorzaak [reden] |
| nanigashi-某 | een bepaalde hoeveelheid [som] |
| nanikanashi-何彼無し | vaag; zonder duidelijke oorzaak [reden]; op de één of andere manier |
| nanikato-何彼と | alles en nog wat; het een en ander; verscheidene |
| nanka-南下 | het zuidwaarts [naar het zuiden] gaan |
| nankyoku-南極 | Zuidpool |
| nankyokuken-南極圏 | zuidpoolcirkel |
| nankyokukō-南極光 | zuiderlicht; zuidpoollicht; aurora australis |
| nankyokutairiku-南極大陸 | Antarctica; zuidpoolgebied |
| nanmaidabu-なんまいだぶ | een informele korte vorm van ’Namu Amidabutsu’ (aanroeping van Amida Boeddha) |
| nannantō-南南東 | het zuidzuidoosten |
| nannanzai-南南西 | het zuidzuidwesten |
| nanori-名乗り | zijn naam (en overige informatie) geven; zijn kandidatuur aankondigen |
| nanori-名乗り | naam na het bereiken van volwassenheid bij adelijke en samoerai families |
| nanoru-名乗る | zichzelf introduceren [voorstellen] (met naam); zichzelf identificeren [aankondigen; bekendmaken] als (met titel, beroep, etc.) |
| nanoru-名乗る | namen geven aan vogels en insecten naar het geluid dat ze maken |
| nanpa-軟派 | verleider; playboy; rokkenjager |
| nanpū-南風 | zuidenwind; zuidelijke wind; zomerwind |
| nanpū-南風 | liedjes uit het zuiden |
| nansei-南西 | het zuidwesten |
| nanshūga-南宗画 | schilderwerk in zuidelijke (nanga) stijl |
| nantan-南端 | zuidpunt; zuidelijkste punt |
| nanteki-難敵 | een machtige [formidabele] vijand; een sterke tegenstander |
| nanten-南天 | de zuidelijke hemel |
| nantō-南東 | het zuidoosten |
| nan'ō-南欧 | Zuid-Europa |
| nan'yō-南洋 | de Stille Zuidzee |
| nan'yō-南洋 | de eilanden in de Stille Zuidzee (zoals de Filippijnen, Indonesië, e.a.) |
| naraigoto-習い事 | les [onderricht; onderwijs; training] van een technische vaardigheid [kunstvorm, e.d] bij een meester [specialist] |
| nareru-熟れる | rijp worden; volwassen [volgroeid] worden |
| nari-鳴り | het klinken; de klank; het gerinkel; geluid; resonantie |
| narishingu・kurīmu-ナリシング・クリーム | voedende huidcrème |
| narōkyasutingu-ナローキャスティング | narrowcasting, een internetcommunicatie-model, gebaseerd op een verspreidingsmechanisme en een gefragmenteerd gebruik van de inhoud |
| naru-成る | (voltooid) worden [zijn] |
| naru-鳴る | klinken; luiden; bellen; rinkelen; slaan (van een klok bv.) |
| naruko-鳴子 | een ratel (van bamboestokjes op een houten plank, en door eraan te trekken komt er geluid uit), wordt gebruikt om vogels weg te jagen van de velden |
| nasake-情け | goedheid; mededogen; sympathie |
| nasakeshirazu-情け知らず | genadeloosheid; harteloosheid |
| nasakeyōsha-情け容赦 | mededogen en vergevingsgezindheid; genade |
| nasaru-為さる | (dit is een beleefdheidsvariant van het werkwoord suru) doen |
| nasaru-為さる | (gebruikt als hulp-ww. om beleefdheid uit te drukken; wordt niet vertaald of uitgedrukt door de toevoeging: alstublieft) |
| nashikuzushi-済し崩し | geleidelijke ontmanteling [afbraak] |
| nata-鉈 | bijl; hakmes; leidekkershamer |
| natsukaze-夏風邪 | een zomer- [warm weer] verkoudheid |
| natsukodachi-夏木立 | een bos dat in de zomer dicht begroeid is |
| natsuku-懐く | emotioneel gehecht raken aan; genegenheid opvatten voor |
| natsunari-夏成り | een landbouw-belasting over de opbrengsten van de zomer-oogst (stamt uit de Middeleeuwen) |
| natsuume-夏梅 | zilverwingerd (plant: Actinidia polygama) |
| nattoku-納得 | instemming; aanvaarding; volgzaamheid; toegeeflijkheid; meegaandheid |
| nayamashii-悩ましい | prikkelend; opwindend; verleidelijk |
| nayuta-那由他 | (oorspronkelijk boeddh.) extreem grote hoeveelheid; een enorm groot getal |
| nayuta-那由他 | een eenheid van getal, 10 tot de macht 60 (of 72) |
| ne-音 | (in kanji combinaties) geluid; toon; klank |
| nebari-粘り | plakkerigheid; kleverigheid |
| nebarike-粘り気 | plakkerigheid; kleverigheid |
| negau-願う | bidden |
| negawakuwa-願わくは | ik bid (tot God dat...) |
| negirau-労う | dankbaarheid [waardering] tonen; iemand bedanken |
| neikan-佞奸 | sluwheid; verraderlijkheid |
| nejireru-捩れる | verdraaid [verbogen; kromgetrokken] zijn [worden] |
| nekkyō-熱狂 | enthousiasme; bevlogenheid |
| neko-猫 | bijnaam van een shamisen (een muziekinstrument, zo genoemd omdat het vaak met kattenhuid is bekleed) |
| nekokaburi-猫被り | hypocrisie; huichelarij; schijnheiligheid; |
| nemawashi-根回し | het voorbereidend werk; grondwerk; het leggen van de basis; het achter de schermen manoeuvreren; consensus bereiken om iets te kunnen verwezenlijken |
| nemimi-寝耳 | geluiden die je hoort terwijl je slaapt |
| nemuke-眠気 | slaperigheid |
| nemurigusuri-眠り薬 | slaapmiddel |
| nemutage-眠たげ | slaperigheid |
| nen-念 | voorzichtigheid |
| nenbutsu-念仏 | invocatie [gebed; recitatie] voor Amida Boeddha (door het reciteren van zijn naam) |
| nenchū-粘稠 | stroperigheid; viscositeit; dik-vloeibaarheid |
| nendai-年代 | vroeger tijdperk; oudheid |
| nennotame-念のため | voor de zekerheid |
| nensei-粘性 | viscositeit; stroperigheid; kleverigheid |
| nenshō-年少 | jeugdigheid; jong zijn |
| nenzuru-念ずる | bidden |
| neru-練る | kennis [bekwaamheid] verbeteren door oefenen [trainen] |
| nessei-熱誠 | totale [warme] eerlijkheid [oprechtheid] |
| nesshō-熱傷 | brandwond; brandplek (op de huid) |
| neta-ねた | truc; handigheid; instrument |
| netsudendō-熱伝導 | warmtegeleiding; thermische geleiding |
| netsuke-熱気 | koortsachtigheid; koortsig zijn |
| netsuryō-熱量 | hoeveelheid warmte; calorische waarde |
| netsusamashi-熱冷まし | koortsverlagend geneesmiddel; koortswerend middel |
| netsuzō-捏造 | verzinsel; onwaarheid; bedenksel; bedrog; vervalsing |
| nezumitori-ネズミ捕り | (politieterm) autoval (voor het registreren van snelheidsovertredingen) |
| nezumizan-鼠算 | snelle vermenigvuldiging; snelle toename (in aantal); snelle verspreiding |
| ni-に | (bij tijdsaanduidingen) om; in |
| ni-に | (bij plaatsaanduidingen) in; op; bij; aan |
| ni-丹 | rode aarde (bevat cinnaber of kwiksulfide) |
| ni-荷 | last; moeite; verantwoordelijkheid; verplichting |
| niban-二番 | een dwaas; idioot |
| nibe-鮸 | ombervis (Sciaenidae) |
| nibui-鈍い | dof; vaag; kleurloos; onduidelijk; vaag |
| nichibeianzenhoshōjōyaku-日米安全保障条約 | het Japans-Amerikaanse Veiligheidsverdrag |
| nichijōsahanji-日常茶飯事 | schering en inslag; de gewone [alledaagse] zaken (afgeleid van het dagelijks eten); een alledaagse gebeurtenis |
| nichiranshakaihoshōkyōtei-日蘭社会保障協定 | Japans-Nederlandse Overeenkomst aangaande Sociale Zekerheid |
| nigate-苦手 | zwakte; zwak punt; onhandigheid; onkundigheid |
| nigori-濁り | onzuiverheid; onreinheid |
| nihonsankei-日本三景 | de drie bewonderingswaardige landschappen in Japan (Matsushima, Amanohashidate, en Miyajima) |
| nihonyakkyokuhō-日本薬局方 | de officiële Japanse farmacopee (handboek van geneesmiddelen) |
| nihonzashi-二本差し | een benaming voor een samoerai (die beide zwaarden vasthoudt) |
| nijigen-二次元 | tweedimensionale media (m.n. anime, videogames en manga, en de personages die daarin voorkomen) |
| nijūjinkaku-二重人格 | dubbele persoonlijkheidsstoornis |
| nikoyon-にこよん | dagloner; dagarbeider |
| nikuatsu-肉厚 | dikheid; vetheid; vlezigheid |
| nikuiro-肉色 | huidkleur; vleeskleur |
| nikushimi-憎しみ | haat; wrok; vijandigheid |
| nikushin-肉親 | familielid; bloedverwant |
| nikushitsu-肉質 | vlezigheid |
| nikutairōdō-肉体労働 | fysieke [lichamelijke] arbeid |
| nikyoku-二極 | bipolariteit; tweepoligheid |
| nimaijita-二枚舌 | oplichterij; oneerlijkheid; bedrog; onbetrouwbaarheid |
| nimensei-二面性 | tweezijdigheid; dualiteit |
| nin-仁 | sympathie; welwillendheid; liefdadigheid |
| ninga-人我 | (boeddh.) zelfzuchtigheid; egoïsme |
| ningen-人間 | mens; persoon; mensheid |
| ningendokku-人間ドック | algeheel [uitgebreid] medisch (lichamelijk) onderzoek |
| ningenkokuhō-人間国宝 | levend nationale kunstschat (titel gegeven aan kunstenaars of traditionele ambachtslieden met een zeer hoge technische bekwaamheid) |
| ningenmi-人間味 | menselijkheid; menslievendheid; zachtaardigheid |
| ningensei-人間性 | de menselijke natuur [aard]; menselijkheid |
| ninjō-人情 | menselijk gevoel; menselijkheid; vriendelijkheid; menselijke aard |
| ninjōmi-人情味 | medemenselijkheid; warme menselijke gevoelens; vriendelijkheid |
| ninjū-忍従 | onderwerping; overgave; ondergeschiktheid |
| ninku-忍苦 | uithoudingsvermogen; weerstand; lijdzaamheid |
| ninkyō-任侠 | ridderlijkheid; hoffelijkheid |
| ninpu-人夫 | (hand)arbeider; werkman; bouwvakker; sjouwer; kruier |
| ninsoku-人足 | arbeider [dagloner] (in havens, bouwplaatsen e.d.) |
| nirami-睨み | attentie; aandacht; oplettendheid |
| niryūkatanso-二硫化炭素 | Koolstofdisulfide |
| nisankaiō-二酸化硫黄 | zwaveldioxide |
| nisankatanso-二酸化炭素 | koolstofdioxide; kooldioxide; koolzuurgas |
| nishibi-西日 | namiddagzon; ondergaande zon (in het westen) |
| nishitsunomedori-西角目鳥 | papegaaiduiker |
| nissharyō-日射量 | hoeveelheid zonnestraling; insolatie; blootstellen aan zonnestralen |
| nitto-ニット | breiwerk; gebreide stof; gebreid kledingstuk |
| nittowea-ニットウェア | gebreide kleding |
| niyaku-荷役 | havenarbeider; dokwerker |
| niyori-により | volgens; door (middel); vanwege |
| nīzu-ニーズ | behoefte); benodigdheid; vereiste |
| nō-能 | talent; vaardigheid; bekwaamheid; gave |
| nōauto-ノーアウト | (honkbal) nul uit (nog geen slagmannen uitgegooid) |
| nobanashi-野放し | het (koeien) weiden [buiten laten grazen]; dieren in het wild loslaten; honden los laten lopen |
| nōben-能弁 | welsprekendheid; welbespraaktheid |
| noberu-延べる | (uit)strekken; (uit)spreiden; openvouwen |
| noberuti-ノベルティ | nieuwigheid; noviteit; nieuw product |
| nobinobi-伸び伸び | uitgestrekt [gerekt; gegroeid] |
| nobori-上り | van zuid naar noord Kyoto gaan |
| noborizaka-上り坂 | opwaartse [oplopende] helling; bergopwaarts; groeiend; herstellend (economie); verbetering (weer, gezondheid) |
| nobushi-野武士 | (in de middeleeuwen) boeren die (in groepen) verslagen samoerai aanvielen en zich hun uitrustingen, etc. toeëigenden |
| nobutoi-野太い | (van een stem) luid; hard; schor |
| nochizoi-後添い | (iemands) tweede vrouw (na overlijden of scheiding van zijn eerste vrouw) |
| nōfu-納付 | betaling (van belastingen, bekeuringen, e.d. aan overheidsinstellingen) |
| nogiku-野菊 | wilde chrysant (Asteroideae) |
| nōhau-ノーハウ | deskundigheid; (vak)kennis; expertise |
| nōhi-能否 | competentie en incompetentie; bekwaamheid en onbekwaamheid |
| nōhittonōran-ノーヒットノーラン | (honkbal) een wedstrijd waarin geen van beide teams een honkslag hebben geslagen |
| noizu-ノイズ | (hard) geluid; lawaai; ruis |
| nōkō-濃厚 | (sterke) waarschijnlijkheid; grote kans |
| nōmitsu-濃密 | volheid; diepte (van smaak, b.v.); gedetailleerdheid |
| nonki-呑気 | zorgeloosheid; nonchalance; onbezorgdheid |
| nōran-悩乱 | angst; ongerustheid; angstig [van streek] zijn |
| nori-糊 | lijm; plakmiddel; kleefstof; stijfsel |
| norikae-乗り換え | overstap (wisselen van vervoermiddelen) |
| norikaeru-乗り換える | overstappen (vervoermiddelen) |
| noriki-乗り気 | interesse; gretigheid; vurigheid; enthousiasme |
| norimono-乗り物 | voertuig; transportmiddel |
| noru-乗る | misleid [bedrogen] worden |
| noru-乗る | (zich) goed verdelen [uitspreiden; uitsmeren] |
| nōryoku-能力 | vaardigheid; bekwaamheid; competentie; vermogen; capaciteit |
| nōsagyō-農作業 | agrarisch werk; landbouwarbeid |
| nōsai-能才 | vermogen; bekwaamheid; vakkundigheid |
| nōsei-農政 | landbouwbeleid; landbouwpolitiek |
| nōsotchū-脳卒中 | attaque; beroerte; CVA (cerebro vasculair accident) |
| nōtenki-脳天気 | geheel zonder zorgen; onbezorgdheid; lichtzinnigheid |
| notto-ノット | knoop (eenheid voor snelheid van schepen) |
| nouhau-ノウハウ | deskundigheid; (vak)kennis; expertise |
| nōyaku-農薬 | (chemische) bestrijdingsmiddelen; landbouwchemicaliën |
| nuhi-奴婢 | paria [outcast] in de juridische hiëarchie van de Heian periode (eind 7e tot 10e eeuw) |
| nukabukuro-糠袋 | een stoffen zak gevuld met rijstzemelen om de huid mee te schrobben tijdens het baden |
| nukegara-抜け殻 | een afgeworpen huid (van een slang, insect, etc.) |
| nukeme-抜け目 | onvoorzichtigheid; onoplettendheid; nalatigheid |
| nukesaku-抜け作 | dwaas; idioot; domkop |
| nukureochido-ヌクレオチド | nucleotide (chemie) |
| numeri-滑り | slijm; slijmerigheid |
| nūn-ヌーン | het middaguur; 12 uur 's middags |
| nurenezumi-濡れ鼠 | (lett. een natte muis of rat) kletsnat zijn; doorweekt tot op de huid zijn |
| nushi-主 | eigenaar; bezitter; meester; leider |
| nusumu-盗む | ideëen [gedachten] stelen en imiteren; zich iets toeëigenen; afkijken; plagiaat plegen; in het geheim iets van iem. leren |
| nyojitsu-如実 | werkelijkheid; realiteit; feit |
| nyojitsu-如実 | (boeddhisme) absolute waarheid |
| nyuansu-ニュアンス | nuance; schakering; gering onderscheid |
| nyūgaku-入学 | inschrijving; toelating (tot een school, opleiding, etc.) |
| nyūgakusuru-入学する | zich inschrijven (bij een school); met een opleiding beginnen |
| nyūmon-入門 | toelating tot een speciale opleiding; een leerling [discipel] worden (van een meester) |
| nyūmon-入門 | handleiding; handboek; introductie; inleiding |
| nyūnan-柔軟 | (boeddh.) kalmte; zachtheid; mild [soepel; flexibel] zijn (in ontwikkeling als spirituele kwaliteit in het trainingsproces) |
| nyūton-ニュートン | newton (eenheid van kracht) |
| nyū・dīru-ニュー・ディール | reeks economische maatregelen van de Amerikaanse president F. Roosevelt om de Grote Depressie van 1929 te overwinnen |
| nyū・furontia-ニュー・フロンティア | New Frontier, de naam die John F. Kennedy gaf aan zijn regeringsprogramma tijdens de presidentsverkiezingen in 1960 |
| o-御 | erend voorvoegsel, uit beleefdheid toegevoegd aan woorden m.b.t. mensen of waardevolle voorwerpen |
| ōbābaransu-オーバーバランス | onevenwichtigheid; het evenwicht verliezen |
| ōbākiru-オーバーキル | overmatig streng economisch beleid |
| obasan-小母さん | (aanspreektitel voor vrouw van middelbare leeftijd) mevrouw |
| ōbāsukiru-オーバースキル | overschot aan geschoolde arbeidskrachten; overgekwalificeerdheid |
| obiyakasu-脅かす | intimideren; (be)dreigen |
| oboe-覚え | zelfvertrouwen; zelfverzekerdheid |
| oboroge-朧げ | vaagheid; onduidelijkheid |
| ōbun-応分 | geschiktheid; gepastheid; draagkracht; vermogen |
| ochimusha-落ち武者 | (spreektaal) student, kandidaat, of sollicitant die heeft gefaald in zijn [haar] ondernemingen |
| ochōmechō-雄蝶雌蝶 | een jongen en een meisje die sake inschenken voor het bruidspaar (uit een kan met de vlinderversiering) |
| ōdā-オーダー | ordeteken; onderscheidingsteken |
| odabutsu-お陀仏 | (het reciteren van de naam Amida Boeddha) het overlijden; sterven |
| odayaka-穏やか | rust; vreedzaamheid; vredigheid |
| odemashi-御出座し | (respectvolle term voor) verschijning; komst; aanwezigheid |
| ōdio-オーディオ | audio; geluid |
| ōdō-横道 | kwaad; kwaadaardigheid; zonde; verdorvenheid |
| odoodo-おどおど | (onomatopee) timide; zenuwachtig; aarzelend; schuchter; angstig |
| ogamu-拝む | bidden; eerbied bewijzen (aan) |
| ōgonbunkatsu-黄金分割 | gulden snede; sectio aurea; sectio divina (de verdeling in uiterste en middelste reden) |
| ogori-驕り | arrogantie; hooghartigheid; verwaandheid |
| ōgoroshi-王殺し | koningsmoord; regicide |
| ogoru-奢る | in luxe leven; een luxueus leven leiden |
| ōhei-横柄 | hooghartigheid; trots; hoogmoed |
| ohizamoto-お膝元 | in de nabijheid [aan de zijde] van een hooggeplaatste persoon\ |
| ohizamoto-お膝元 | de residentie van de keizer of de shogun |
| oichirasu-追い散らす | wegjagen; verjagen; uiteendrijven; verspreiden |
| oiharau-追い払う | wegjagen; uiteendrijven; verspreiden |
| oikirichōkyō-追い切り調教 | een snelheidstraining (van paarden) |
| ōja-王者 | leider; topman (in een organisatie e.d.) |
| ōjuhōshō-黄綬褒章 | Medaille met het gele lint, Japanse nationale onderscheiding (voor mensen die zich hebben onderscheiden in landbouw, handel, industrie, e.d.) |
| okaeshi-お返し | vergelding; wraak; (fig.) terugbetaling (in gelijke munt); een quid pro quo |
| okashi- お菓子 | snoep; snoepgoed; zoetigheid |
| okashira-お頭 | het hoofd; de baas; de leider |
| okimiyage-置き土産 | afscheidscadeau; aandenken; iets dat is achtergebleven; nawerking |
| okimono-置物 | (fig.) hoofd [leider] alleen in naam; stroman; zetbaas |
| okinakashi-沖仲仕 | avenarbeider; dokwerker |
| okishidanto-オキシダント | (scheikunde) oxidant |
| okite-掟 | plan; voorbereiding; procedure |
| okkabuseru-押っ被せる | iemand anders de schuld geven; de verantwoordelijkheid afschuiven [bij iemand anders leggen] |
| okkake-追っかけ | een groupie (een fan die een idool volgt) |
| okkanabikkuri-おっかなびっくり | angstig; nerveus; zenuwachtig; schuchter; schuw; timide |
| okkū-億劫 | tegenspoed; tegenzin; onaangenaamheid; lastig parket |
| ōko-往古 | vroeger; lang geleden; oudheid |
| ōkō-横行 | het woekeren; hoogtij vieren; wijdverspreid [veelvoorkomend] zijn |
| oko-痴 | dwaasheid; absurditeit; lachwekkende [absurde; komische] situatie |
| okori-起こり | oorzaak; aanleiding |
| okoshi-御越し | een beleefdheidsvorm voor: de komst; het komen; het gaan |
| okubyō-臆病 | lafheid; bangheid; zwakheid |
| okumaru-奥まる | bescheiden [verlegen] zijn |
| okumen-臆面 | schaamte; gêne; terughoudendheid |
| okumi-衽 | stroken stof die langs de kraag en de voorpanden van een kimono worden genaaid ter versteviging |
| okunote-奥の手 | laatste redmiddel; (laatste) troefkaart |
| okurebase-後れ馳せ | (fig.) te laat zijn; de kans [gelegenheid] missen |
| okuru-送る | (iem.) uitgeleide doen [uitzwaaien] |
| okuru-送る | afscheid (moeten) nemen; (een naaste) verliezen |
| okuyukashii-奥ゆかしい | mooi; gracieus; elegant; smaakvol; verfijnd; bescheiden; teruggetrokken |
| okuyuki-奥行き | (fig.) diepgang (van iemands persoonlijkheid, gedachten, e.d.) |
| ōkyū-応急 | noodoplossing; tijdelijke oplossing; lapmiddel |
| omae-御前 | (arch. beleefdheidsaanduiding) zich onder de ogen van goden, boeddha's of hooggeplaatste personen bevinden |
| omatsurisawagi-御祭り騒ぎ | feestvreugde; onstuimige vrolijkheid; knalfeest |
| ometsukeyaku-お目付役 | (beleefd) waakhond (ook fig.) bewaker; beschermer; begeleider |
| omiyage-御土産 | bruidsschat |
| omodaka-沢瀉 | (plant) driebladig pijlkruid (Sagittaria trifolia) |
| omoi-思い | gedachte; idee; gevoel |
| omoi-重い | stevig; solide |
| omoiyari-思い遣り | attentheid; voorkomendheid; zorgzaamheid |
| omoni-重荷 | zware last; druk; verplichting; taak; verantwoordelijkheid |
| omosa-重さ | belang; belangrijkheid |
| omotekata-表方 | (in het theater) personeel dat in direct in contact staat met de bezoekers (kaartverkopers, begeleiders etc) |
| omotenashi-お持て成し | gastvrijheid; onthaal; ontvangst |
| omouzonbun-思う存分 | naar hartelust; naar volle tevredenheid; volop; met volle teugen; tot het uiterste; zonder zich in te houden |
| ōmu-オーム | Ohm (eenheid van elektrische weerstand) |
| on-御 | erend voorvoegsel, uit beleefdheid toegevoegd aan woorden m.b.t. mensen of waardevolle voorwerpen |
| on-音 | geluid; klank |
| onaji-同じ | hetzelfde; identiek; gelijk; gelijkwaardig |
| ōnā・shisutemu-オーナー・システム | een door werknemers geleide onderneming |
| onchi-音痴 | toondoofheid |
| onchō-恩寵 | gunst; vriendelijkheid; genade |
| ondo-音頭 | het voorgaan; de leiding [het voortouw] nemen |
| onga-温雅 | warmte en sierlijkheid; sereniteit en elegantie |
| ongi-恩義 | (morele) verplichting; gunst; dankbaarheid |
| ongusutorōmu-オングストローム | ångström (eenheid van lengte, 10⁻¹⁰ meter = 0,1 nanometer) |
| ongyoku-音曲 | Japanse traditionele liedjes, begeleid door shamisen muziek |
| onjō-温情 | warme gevoelens; medeleven; genade; welwillendheid |
| onkochishin-温故知新 | lessen trekken uit het verleden; nieuwe ideeën krijgen door de geschiedenis te bestuderen |
| onkyō-音響 | geluid; echo; weerklank; weergalm; resonantie; akoestiek |
| onnatarashi-女誑し | verleiding; het verleiden [versieren] van vrouwen |
| onpa-音波 | geluidsgolf |
| onryō-音量 | (geluid)volume |
| onsei-音声 | stem(geluid); audio |
| onsu-オンス | (gewichtseenheid) Engelse ons (=28,3 gram; in de goudhandel 31, 10 gram) |
| ōnusa-大幣 | een houten staf met meerdere slingers van stof of papier (shide), gebruikt bij Shinto-rituelen |
| on・za・jobu・torēningu-オン・ザ・ジョブ・トレーニング | praktijkopleiding; opleiding tijdens het werk |
| ōō-往往 | vaak; af en toe; bij gelegenheid |
| oobanburumai-大盤振る舞い | gulle gastvrijheid; gulheid |
| oogoe-大声 | een luide [harde] stem |
| oogosho-大御所 | leidende [invloedrijke; machtige] persoon |
| ooguchi-大口 | grote hoeveelheid |
| oometsuke-大目付 | inspecteur-generaal van de overheid in de Edo-periode |
| oomori-大盛り | een (extra) grote hoeveelheid [portie] (voedsel) |
| oomukashi-大昔 | het verre verleden; de oudheid; heel lang geleden |
| ooraka-大らか | ruimdenkendheid; vrijmoedigheid |
| ootono-大殿 | paleis; residentie |
| oowarai-大笑い | dwaasheid; lachertje; mikpunt [voorwerp] van spot |
| oowaraisuru-大笑いする | schaterlachen; luid [bulderend] lachen; brullen van het lachen |
| ooyama-大山 | grote gok; veel; grote hoeveelheid |
| ooyō-大様 | ruimhartigheid; vrijgevigheid; onbaatzuchtigheid; grootmoedigheid |
| ooyorokobi-大喜び | grote vreugde [blijdschap]; opgetogenheid |
| operētā-オペレーター | organisator; bedrijfsleider |
| opinion・rīdā-オピニオン・リーダー | opinieleider; opiniemaker; opinievormer |
| ōpun-オープン | openlucht; open ruimte; buitenlucht; openbaarheid |
| ōpuningu-オープニング | kans; gelegenheid |
| ōpun・dētingu・shisutemu-オープン・デーティング・システム | het systeem van het labelen van producten met de houdbaarheidsdatum en de productiedatum |
| ōpun・shoppu-オープン・ショップ | een bedrijf [kantoor] waar de werknemers niet verplicht zijn lid te worden van de vakbond |
| opushon-オプション | keus; keuze; alternatief; mogelijkheid |
| opushonaru・tsuā-オプショナル・ツアー | optionele excursie; facultatieve rondleiding (bij een geboekte reis) |
| oregano-オレガノ | oregano (tuinkruid) |
| orei-御礼 | etiquette; decorum; beleefdheid |
| oreimairi-御礼参り | tempelbezoek om een godheid of Boeddha te bedanken voor de vervulling van een wens |
| oresama-俺様 | (nogal pompeuze, arrogante duiding van zichzelf) ik |
| orifushi-折節 | (op) dat moment; (bij) die gelegenheid |
| origami-折り紙 | waarmerk; keurmerk; certificaat van echtheid |
| orihime-織り姫 | textielarbeidster; weefster |
| orijinaritī-オリジナリティー | originaliteit; oorspronkelijkheid |
| orime-織り目 | ruimte tussen draden in een stof (bepalend voor de textuur [dichtheid] van een weefsel) |
| orimono-下り物 | vaginale afscheiding; kraamvloed; nageboorte |
| oroka-愚か | domheid; stomheid; zwakzinnigheid |
| orosoka-疎か | nonchalance; slordigheid; onzorgvuldigheid |
| ōrubakku-オールバック | (helemaal) naar achteren gekamd haar (zonder scheiding) |
| ōrudo・gāru-オールド・ガール | oudje; beste meid |
| orutānatibu-オルターナティブ | alternatief; optie; keuze(mogelijkheid); uitweg |
| ōrutānatibu-オールターナティブ | alternatief; andere mogelijkheid [optie] |
| osa-長 | hoofdman; stamhoofd; opperhoofd; chef; leider; oudste |
| osan-御三 | keukenmeid; keukenmeisje |
| osandon-お爨どん | keukenmeid; keukenhulp; werk in de keuken |
| oshige-惜しげ | tegenzin; spijt; terughoudendheid |
| ōshigoto-大仕事 | grote werkzaamheid; enorme ondernemingsactiviteit; levenswerk |
| ōshokushu-黄色種 | xanthoom (gele gezwelvorming in de huid) |
| ōshu-王者 | leider; topman (in een organisatie e.d.) |
| oso-悪阻 | Zwangerschapsmisselijkheid (Hyperemesis gravidarum) |
| ōsō-押送 | escorte (gewapende begeleiding); overplaatsing (v.e. gevangene) |
| ōsoritī-オーソリティー | autoriteit; gezag; overheidsinstantie |
| osumashi-お澄まし | preutsheid; een preuts persoon |
| otakara-御宝 | een schat; kostbaarheid; kostbaar stuk |
| otasshisho-御達書 | wetgeving; (schriftelijk) bevel (afgegeven door een hoge overheidsinstantie) |
| ote-御手 | beleefdheidsvorm voor hand |
| ote-御手 | beleefdheidsvorm voor iemands handschrift |
| otemae-お手前 | bekwaamheid; talent; vakmanschap |
| otenba-お転婆 | een wilde [jongensachtige] meid; wildebras |
| oto-音 | geluid; klank; lawaai |
| otokozuki-男好き | lichtzinnigheid; losbandigheid; een verliefde [losbandige] vrouw |
| ōtotsu-凹凸 | oneffenheid; onregelmatigheid; hobbeligheid; ongelijkmatigheid |
| oyabune-親船 | moederschip (groot schip dat het middelpunt van een vloot vormt) |
| oyaomoi-親思い | liefde [genegenheid] voor je ouders |
| ōyō-鷹揚 | ruimhartigheid; vrijgevigheid; onbaatzuchtigheid; grootmoedigheid |
| ozzu-オッズ | winstkansen; waarschijnlijkheid om te winnen (bij een weddenschap b.v.) |
| ō・bī-オー・ビー | alumnus; afgestudeerde; reünist; senioren lid |
| paa-ぱあ | domheid; dwaasheid |
| paburikku・inborubumento-パブリック・インボルブメント | burgerparticipatie in beleidsvoering |
| paburikku・kōporēshon-パブリック・コーポレーション | openbaar bedrijf; publieke instantie; overheidsbedrijf |
| pachipachi-ぱちぱち | geknetter; knappend geluid |
| pachipachi-ぱちぱち | geklik (het repeterende geluid van achter elkaar foto schieten) |
| padokku-パドック | omheinde weide voor paarden (bij een paardenstal of renbaan) |
| paionia-パイオニア | pionier; baanbreker; wegbereider |
| paipurain-パイプライン | pijpleiding; pijplijn |
| pākingu-パーキング | het parkeren; parkeergelegenheid |
| pandane-パン種 | rijsmiddel voor brood (zoals gist, e.d.) |
| panerā-パネラー | panellid |
| panerisuto-パネリスト | panellid |
| panorama-パノラマ | panorama; weids landschap; weids uitzicht |
| panpan-ぱんぱん | (onomatopee) pang pang; geluid van geknal [schoten; vuurwerk, etc.) |
| parachion-パラチオン | parathion (zeer giftig insecticide) |
| parafurēzu-パラフレーズ | een parafrase; omschrijving; verduidelijking |
| parapara-ぱらぱら | (onomatopee) in kleine hoeveelheden (druppels, e.d.) naar beneden vallend (het geluid daarbij): gedruppel; gekletter |
| parapara-ぱらぱら | (onomatopee) (her en der) verspreid zijn [liggen] |
| parapara-ぱらぱら | (onomatopee) schaars; verspreid; (van iemands haar) piekerig; in losse plukken geknipt |
| paritī-パリティー | gelijkheid; equivalentie |
| pāseku-パーセク | parsec (eenheid voor afstand tussen sterren en hemellichamen; 1 parsec is ca. 3,26 lichtjaar) |
| pashifikku-パシフィック | de Grote [Stille] Oceaan; de Stille Zuidzee |
| pāsonaritī-パーソナリティー | persoonlijkheid; karakter |
| patapata-ぱたぱた | (geluid van) gekletter (regen); getrippel (voeten); geklapper (doek, etc.); geflapper (vleugels) |
| pātishon-パーティション | scheidingsmuur; tussenschot; partitie |
| paurisuta-パウリスタ | (Japanse) coffeeshop [koffiebar] die gespecialiseerd is in Braziliaanse koffiesoorten en manieren van bereiden |
| penisu-ペニス | penis; lid; mannelijk geslachtsdeel |
| pēpā・puran-ペーパー・プラン | een plan dat alleen maar op papier bestaat, en waarvan de haalbaarheid of uitvoerbaarheid klein is |
| perusona-ペルソナ | mens; persoon; persoonlijkheid |
| peseta-ペセタ | peseta (vroegere Spaanse munteenheid) |
| peso-ペソ | peso (munteenheid, tegenwoordig van diverse Zuid-Amerikaanse landen en de Filipijnen) |
| pēsu-ペース | stap; tred; loopsnelheid |
| pēsutorī-ペーストリー | deeg; pasteideeg; brooddeeg; taartendeeg |
| pijin・ingurisshu-ピジン・イングリッシュ | Pidginengels (handelstaal op basis van het Engels) |
| pinboke-ピンぼけ | (fotografie) onscherp; onduidelijk |
| pirafu-ピラフ | pilav (rijstgerecht uit het Midden-Oosten) |
| piramiddo-ピラミッド | pyramide |
| pirimijin-ピリミジン | pyrimidine |
| piripiri-ぴりぴり | (onomatopee) scheurend (geluid) |
| piripiri-ぴりぴり | (onomatopee) fluitend (geluid) |
| pitchi-ピッチ | snelheid en frequentie waarmee een handeling wordt herhaald |
| pī・emu-ピー・エム | (post meridiem) na de middag |
| pī・eruhō-ピー・エル法 | (Product Liability Law) productaansprakelijkheidswet (aansprakelijkheid van fabrikanten voor schade veroorzaakt door een product met gebreken) |
| pī・pī・emu-ピー・ピー・エム | (parts per million) deeltjes per miljoen (eenheid die een miljoenste aanduidt) |
| pī・shīkādo-ピー・シーカード | insteekkaart (uitbreidingskaart bestemd voor notebooks; oude computer term) |
| pochapocha-ぽちゃぽちゃ | (onomatopee) het geluid van opspattend water |
| pōchi-ポーチ | zak(je); buidel; tas |
| pokanto-ぽかんと | met een krak [klap; bons] (geluid) |
| poketto-ポケット | bij langeafstandslopers een situatie waarin iemand omringd is door andere lopers (en niet de mogelijkheid heeft om zelf het pad te kiezen) |
| pokkuri-ぽっくり | erg breekbaar zijn; breekbaarheid |
| pokkuri-ぽっくり | het geluid van de hoeven van een paard dat stapvoets loopt |
| pondo-ポンド | pond (gewicht); pond (munteenheid) |
| poriamido-ポリアミド | polyamide |
| porienkabinīru-ポリ塩化ビニール | polyvinylchloride (PVC) |
| porikō-ポリ公 | (afgeleid van het Engels: police; informeel, ook beledigend) politieagent |
| porishī-ポリシー | beleid; politieke maatregelen |
| pororito-ぽろりと | (onomatopee) geluid van het vallen van een druppel [traan] |
| pororito-ぽろりと | (onomatopee) geluid van iets dat uit de handen glijdt |
| potarito-ぽたりと | (onomatopee) (geluid van) gedruppel; druppelend; druipend |
| potchi-ぽっち | klein beetje; slechts; schamel; onbeduidend |
| pōtto-ぽうっと | scherp [schril] geluid |
| pūpū-ブーブー | (onomatopee) knor-knor (geluid van een varken) |
| puraimarī・kea-プライマリー・ケア | eerstelijnsgezondheidszorg |
| puraimu・taimu-プライム・タイム | primetime (zendtijd met de grootste luister- of kijkdichtheid) |
| puraisu・rīdāshippu-プライス・リーダーシップ | prijsleiderschap (systeem waarin marktprijzen worden bepaald door toonaangevende, machtige bedrijven) |
| purē-プレー | (afk. van play ball) oproep van de scheidsrechter bij balsporten, zoals b.v. honkbal, om te beginnen |
| purēbōru-プレーボール | oproep van de scheidsrechter bij balsporten, zoals b.v. honkbal, om te beginnen |
| purejidento-プレジデント | president; voorzitter |
| pureppī-プレッピー | leerling van een (op de universiteit) voorbereidende school |
| pureryūdo-プレリュード | prelude; inleiding; voorspel |
| puripeidokādo-プリペイド・カード | prepaidkaart |
| puripeido・kādo-プリペイド・カード | prepaid kaart (telefoon) |
| purobabiritī-プロバビリティー | waarschijnlijkheid |
| purodakushon・chīmu-プロダクション・チーム | productieteam; programmaleiding |
| puropōshon-プロポーション | verhouding; evenredigheid; percentage; relatie; balans |
| puroretaria-プロレタリア | proletariër (bezitloze arbeider) |
| puroretariāto-プロレタリアート | proletariaat (klasse van bezitloze arbeiders) |
| purorōgu-プロローグ | proloog; voorwoord; inleiding |
| purosessā-プロセッサー | processor; centrale verwerkingseenheid, CVE (computer) |
| putsuputsu-ぷつぷつ | (huid)uitslag; hobbelig; knobbelig; rafelig |
| pyūpyū-ぴゅうぴゅう | (onomatopee) scherp [schril] [hoog] fluitend geluid van wind of projectielen |
| rabu・ōru-ラブ・オール | (Eng.: love all) (score bij sportwedstrijd, b.v. tennis) 0-0; nul-nul; (bij bridge) niemand kwetsbaar |
| rachi-拉致 | ontvoering; kidnapping |
| rachi-羅致 | ontvoering; kidnap(ping) |
| rai-癩 | lepra; melaatsheid |
| raibyō-癩病 | lepra; melaatsheid |
| raichō-来聴 | het bijwonen van (een lezing, muziek, etc.); aanwezigheid |
| raiden-ライデン | Leiden (stad in Nederland) |
| raidō-雷同 | volgzaamheid (zonder zelf na te denken blind navolgen wat anderen doen) |
| raifurain-ライフライン | reddingslijn; scheidslijn tussen leven en dood; verbindingslijn |
| raijō-来場 | aanwezigheid; bezoek; opkomst |
| raikai-来会 | aanwezigheid op een bijeenkomst [vergadering] |
| raito-ライト | rechtvaardig(heid) |
| rakkarōzeki-落花狼藉 | bloemen (of andere dingen) die (in wanorde) verspreid over de grond liggen |
| rakubaku-落莫 | (gevoel van) eenzaamheid; verlatenheid; droefgeestigheid |
| rakujin-楽人 | een zorgeloos persoon; iemand die een zorgeloos leventje leidt |
| rakusei suru-落成する | voltooid [afgebouwd] zijn |
| rakusenundō-落選運動 | het campagne voeren met het doel een of meer specifieke kandidaten te laten verliezen |
| rakutan-落胆 | ontmoediging; neerslachtigheid; teleurstelling |
| ran-濫 | (in kanji combinaties) overvloed; overstroming; overdaad; verspreiding |
| ran-蘭 | orchidee |
| ranchikisawagi-乱痴気騒ぎ | wild [luidruchtig; losbandig] vermaak; orgie |
| randa-懶惰 | luiheid; laksheid; gemakzuchtigheid |
| rangyō-乱行 | gewelddadig gedrag; wangedrag; losbandigheid |
| ranjuku-爛熟 | overrijpheid; overrijp zijn |
| ranjuku-爛熟 | volledige wasdom; complete rijpheid; volledig ontwikkeld zijn |
| rannāzu・hai-ランナーズ・ハイ | runner's high ( een toestand tijdens het hardlopen waarbij ademhaling en snelheid voor het gevoel perfect op elkaar zijn afgestemd) |
| ranritsu-乱立 | teveel [een overschot aan] (mensen, kandidaten, etc.) |
| ransha-乱射 | wilde schietpartij (zonder aanleiding en gerichtheid) |
| rantaisei-卵胎生 | ovoviviparie; eierlevendbarendheid |
| ran'ō-卵黄 | eierdooier; eidooier; eigeel |
| rasseru-ラッセル | (te voet) de route vrijmaken bij een bergbeklimming; een bergbeklimming leiden |
| ratsuwan-辣腕 | scherpzinnigheid; schranderheid; slimheid |
| raudosupīkā-ラウドスピーカー | luidspreker |
| rei-礼 | beleefdheid; etiquette; respect; fatsoen |
| rei-礼 | dank; dankbaarheid |
| rei-隷 | (afkorting van reisho) kalligrafie stijl voor kanji (ontwikkeld volgens traditie voor een algemene leesbaarheid; ook wel kopiist-schrift genoemd) |
| reigen-冷厳 | grimmigheid; strengheid |
| reigen-霊験 | wonder; wonderbaarlijke werkzaamheid [doeltreffendheid] |
| reigi-礼儀 | hoffelijkheid; beleefdheidsvormen; etiquette; goede manieren |
| reihaijo-礼拝所 | plaats van verering [godsdienstbeoefening; aanbidding, e.d.] |
| reihitsu-麗筆 | erenaam ter aanduiding van een (schrijf)penseel |
| reihō-礼法 | hoffelijkheid; beleefdheidsvormen; etiquette; goede manieren |
| reiji-零時 | middernacht; 12 uur 's nachts |
| reiji-零時 | midden op de dag; 12 uur 's middags |
| reijin-麗人 | een schoonheid; mooie vrouw |
| reijō-礼譲 | hoffelijkheid; beleefdheid |
| reiketsu-冷血 | koudbloedigheid (dierkunde) |
| reiketsu-冷血 | harteloosheid; ongevoeligheid |
| reikoku-冷酷 | wreedheid; meedogenloosheid; harteloosheid |
| reimairi-礼参り | tempelbezoek om een godheid of Boeddha te bedanken voor de vervulling van een wens |
| reimei-令名 | goede naam [reputatie]; roem; bekendheid; faam |
| reisei-冷静 | kalmte; rust; bedaardheid; evenwichtigheid |
| reisetsu-礼節 | etiquette; beleefdheid; goede manieren |
| reishi-霊芝 | gesteelde lakzwam (Ganoderma lucidum) |
| reisho-隷書 | (afkorting van reisho) kalligrafie stijl voor kanji (ontwikkeld volgens traditie voor een algemene leesbaarheid; ook wel kopiist-schrift genoemd) |
| reitetsu-冷徹 | koelbloedigheid |
| reitoku-令徳 | zuiverste deugdzaamheid [deugd] |
| reiyaku-霊薬 | wondermiddel (medicijn) |
| reizen-冷然 | koude; stijfheid; een koele [kille; afstandelijke; onverschillige] houding |
| reizoku-隷属 | ondergeschiktheid; dienstbaarheid; slavernij |
| rejidensu-レジデンス | (Eng.: residence) residentie; woning; verblijfplaats; woonplaats |
| rejion・donūru-レジオン・ドヌール | (Frans: Légion d’honneur) Legioen van Eer (ridderorde) |
| rekidan-轢断 | in tweeën [doormidden] gesneden zijn (door overrijden van b.v. een trein) |
| rekijitsu-暦日 | kalenderdag gerekend van middernacht tot de volgende middernacht |
| rekkitoshita-歴とした | echt; onmiskenbaar; duidelijk; onweerlegbaar; wettelijk |
| remu-レム | röntgenequivalent mens (eenheid voor equivalente dosis ioniserende straling) |
| ren-連 | een riem (hoeveelheid papier) |
| renai-恋愛 | liefde; verliefdheid |
| renbo-恋慕 | liefde; tedere gevoelens; genegenheid |
| renjuku-練熟 | bekwaamheid; vaardigheid; vakkundigheid; behendigheid; ervaring |
| renketsukessan-連結決算 | geconsolideerde jaarrekening [balans] |
| renkō-連行 | begeleiding naar een politiebureau (niet geheel op vrijwillige basis) |
| renpira-レンピラ | lempira (munteenheid van Honduras) |
| renpīra-レンピーラ | lempira (munteenheid van Honduras) |
| renpōsōsakyoku-連邦捜査局 | federale veiligheidsdienst (FBI, Federal Bureau of Investigation) |
| rensō-連想 | associatie (van woorden of ideeën) |
| rentai-連帯 | solidariteit |
| rentaiishiki-連帯意識 | solidariteitsgevoel; solidariteitsbesef |
| renza-連座 | betrokkenheid; het betrokken zijn bij |
| reppaku-裂帛 | (het geluid van) scheuren of knippen van een stuk stof |
| reppaku-裂帛 | een luide [schrille] kreet [schreeuw] |
| repura-レプラ | lepra; melaatsheid |
| ressei-劣勢 | minderwaardigheid; nadeel; ongunstige situatie |
| resseki-列席 | aanwezigheid; het bijwonen; aanwezig zijn |
| resse・fēru-レッセ・フェール | het laisser faire principe (ook economische term voor vrijheid van productie en (handels)verkeer zonder overheidsbemoeienis) |
| resuponshibiritī-レスポンシビリティー | verantwoordelijkheid |
| retsui-劣位 | inferioriteit; ondergeschiktheid; ondergeschikte positie |
| retsujaku-劣弱 | minderwaardigheid |
| retsuza-列座 | aanwezigheid; presentie |
| rettōkan-劣等感 | minderwaardigheidscomplex |
| rēzā・disuku-レーザー・ディスク | laserdisk; Cd-video (een analoge optische schijf voor het bewaren van beeld en geluid) |
| riaritī-リアリティー | realiteit; werkelijkheid |
| riaru・poritikkusu-リアル・ポリティックス | realpolitik; realistisch beleid (gebaseerd op feiten en concrete resultaten) |
| ribaibaru-リバイバル | (van ideeën; kunst; mode, etc.) heropleving; vernieuwing; wederopbloei |
| ribanōru-リバノール | Rivanol (merknaam voor acrinol of ethacridinelactaat, een bacteriedodend ontsmettingsmiddel) |
| riben-利便 | gemak; geschiktheid; bruikbaarheid |
| ribensei-利便性 | gemak; gebruiksvriendelijkheid |
| ribetsu-離別 | (echt)scheiding; afscheid |
| richigi-律儀 | oprechtheid; eerlijkheid; rechtschapenheid |
| richigi-律儀 | gezondheid; welzijn; kracht |
| rīdā-リーダー | leider |
| ridatsu-離脱 | afscheiding; terugtrekking; onthouding; het afstand doen van |
| rīdo-リード | leiding; leiden |
| rīdo-リード | leidraad; richtsnoer |
| rien-離縁 | scheiding |
| rifujin-理不尽 | onredelijkheid; oneerlijkheid; onwettelijkheid |
| rigai-理外 | onredelijkheid |
| rijikoku-理事国 | lidstaat van een uitvoerend comité in een internationale organisatie |
| rikaku-離隔 | isolement; (af)scheiding; afzondering |
| riken-利剣 | (Boeddh.) beeldspraak voor de wijsheid of boeddhistische leer die nodig is om aardse verlangens en kwade krachten te kunnen verwerpen |
| rikkōho-立候補 | bekendmaking van kandidatuur [kandidaatstelling] |
| rikō-利口 | slimheid |
| rikon-離婚 | echtscheiding |
| rikonsuru-離婚する | (echt)scheiden |
| rikyū-離宮 | keizerlijk paleis; keizerlijke residentie |
| rin-鈴 | bel; belgeluid |
| rinen-理念 | idee; concept |
| rinjō-臨場 | bezoek; aanwezigheid; deelname; bijwoning |
| rinko-凛乎 | imponerendheid; indrukwekkendheid |
| rinraku-淪落 | verval; ruïnering; aan lager wal zijn; vernietiging; verdorvenheid; losbandigheid; het zichzelf ruïneren |
| rinseki-臨席 | aanwezigheid; bijwoning; presentie |
| rinsentaisei-臨戦態勢 | klaar voor de strijd; in staat van paraatheid (voor de oorlog) |
| rinsetsu-隣接 | aangrenzend [naastgelegen] zijn; nabijheid |
| rinsho-臨書 | het nauwkeurig overschrijven van kanji naar een (klassiek) schrijfmodel (voor het verkrijgen van kalligrafische schrijfvaardigheid) |
| rinshoku-吝嗇 | gierigheid; zuinigheid |
| rinto-凛と | (geluid) resonerend; weerklinkend; helder |
| rinyō-利尿 | diurese; urineafscheiding |
| rinyū-離乳 | het spenen; geleidelijk stoppen met borstvoeding (en overgaan op vast voedsel) |
| rippuku-立腹 | woede; boosheid |
| risan-離散 | verspreiding; verdeling; verstrooiing |
| rishū-履修 | inschrijving (voor een studieprogramma); voltooiing van een opleiding |
| rishū-離愁 | pijn [verdriet] van het afscheid(nemen) [scheiden] |
| risō-理想 | een ideaal; ideaalbeeld |
| risō-離相 | (boeddh.) scheiding van (weder)geboorten en sterven |
| risōka-理想化 | idealisering; het idealiseren (van iets of iemand) |
| risōshugi-理想主義 | idealisme |
| risōteki-理想的 | ideaal (ideale) |
| ritsuryōsei-律令制 | Ritsuryō-systeem, rechtssysteem van gecentraliseerde overheid gebaseerd op de ritsuryō-wetboeken |
| rō-聾 | doofheid |
| rōbashin-老婆心 | sterke [overdreven] bezorgdheid; grote aandacht voor iemands welzijn] |
| robatayaki-炉端焼 | Japanse gerechten die aan tafel op een houtskoolvuur(tje) worden bereid |
| rōdō-労働 | arbeid; (zwaar) werk |
| rōdōjikantanshuku-労働時間短縮 | werktijdverkorting; arbeidsduurverkorting |
| rōdōjōken-労働条件 | arbeidsomstandigheden; werkomstandigheden |
| rōdōkankeichōseihō-労働関係調整法 | wet voor Arbeidsverhouding en Geschillen |
| rōdōkeiyaku-労働契約 | arbeidsovereenkomst; arbeidscontract |
| rōdōken-労働権 | het recht op werk [arbeid] |
| rōdōkijunhō-労働基準法 | Japanse Arbeidsnormenwet; Standaard Arbeidsrechtenwet |
| rōdōkinko-労働金庫 | kredietunie van arbeiders |
| rōdōkyōyaku-労働協約 | CAO (collectieve arbeidsovereenkomst) |
| rodon-魯鈍 | dwaasheid; domheid; stommiteit; onbezonnenheid |
| rōdōryoku-労働力 | arbeid; werk; mankracht |
| rōdōsai-労働祭 | Dag van de Arbeid (1 mei) |
| rōdōsaigai-労働災害 | arbeidsongeval; ongeluk op [tijdens] het werk |
| rōdōsanpō-労働三法 | de drie Japanse arbeidswetten (労働基準法 Standaard Arbeidsrechten; 労働組合法 Vakbondsrecht; 労働関係調整法 Arbeidsverhouding en Geschillen) |
| rōdōseisansei-労働生産性 | arbeidsproductiviteit |
| rōdōsha-労働者 | arbeider; werknemer |
| rōdōshakaikyū-労働者階級 | de arbeidersklasse; de werkende klasse |
| rōdōshijō-労働市場 | arbeidsmarkt |
| rōdōshō-労働省 | Ministerie van Arbeid (nu Ministerie van Volksgezondheid, Arbeid en Welzijn) |
| rōdōsōgi-労働争議 | arbeidsconflict |
| rōdōundō-労働運動 | arbeidersbeweging |
| rōeki-労役 | (zware) arbeid; werk; bezigheid; inspanning |
| rōgan-老眼 | presbyopie; verziendheid op oudere leeftijd |
| rōgankyō-老眼鏡 | leesbril; bril om ouderdomsverziendheid te corrigeren |
| rogu-ログ | log (toestel om de snelheid van een schip te bepalen) |
| rōjaku-老弱 | lichamelijke zwakheid op oudere leeftijd; ouderdomsklachten |
| rōkihō-労基法 | (afk. voor) Japanse Arbeidsnormenwet; Standaard Arbeidsrechtenwet |
| rōko-牢固 | stevigheid; vastheid; strakheid; stijfheid |
| rōko-牢固 | koppigheid |
| rōkosei-牢固性 | stevigheid; de mate waarin iets stevig of inflexibel is |
| rokuga-録画 | video-opname; videoregistratie |
| rokuon-録音 | geluidsopname |
| rokuonsuru-録音する | opnemen (geluid) |
| rokuroku-碌碌 | tevredenheid |
| rokusansei-六三制 | 6-3 onderwijssysteem (6 jaar basisschool gevolgd door 3 jaar middelbare school) |
| rōkyū-老朽 | aftakeling; gebrekkigheid; seniliteit |
| romanchikkukaidō-ロマンチック街道 | de Romantische Strasse (Zuid-Duitsland) |
| romansugurē-ロマンスグレー | romantisch grijs, een uitdrukking voor een aantrekkelijke man van middelbare leeftijd (met hier en daar wat grijs haar) |
| rōmusaigai-労務災害 | arbeidsongeval; beroepsongeval; ongeval op de werkplek |
| ronguintabyū-ロングインタビュー | lang [uitgebreid] interview |
| rōnin-浪人 | (in de oudheid) wereldreiziger; iemand die rondreiste zonder een direct einddoel |
| rōrerai-ローレライ | Lorelei, een legendarische nimf die zeelui verleidde met haar mooie zangstem en ze schipbreuk liet lijden |
| rōretsu-陋劣 | gemeenheid; ongemanierdheid; hatelijkheid |
| rōrō-朗朗 | resonantie; helder [duidelijk; sonoor] zijn |
| rōshi-老師 | oorlogsmoeheid (van strijdkrachten) |
| rōshikankei-労使関係 | arbeidsverhoudingen |
| rōshikyōtei-労使協定 | Collectieve Arbeidsovereenkomst (CAO); overkoepelende arbeidsovereenkomst |
| rōshū-老醜 | de lelijkheid van ouderdom [oude mensen] |
| rozario-ロザリオ | rozenkrans; bidsnoer; paternoster |
| ruchin-ルチン | (med.) rutine; rutoside |
| rui-類 | soort; ras; verscheidenheid |
| ruigohanpuku-類語反復 | tautologie (logische waarheid) |
| ruihan-累犯 | een herhaalde misdaadpleging [overtreding]; recidive |
| ruijin'en-類人猿 | mensaap; anthropoïde |
| ruisui-類推 | evenredigheid; redenering bij analogie; het afleiden door te vergelijken |
| rukusu-ルクス | lux (eenheid van lichtsterkte) |
| rūmen-ルーメン | lumen (eenheid van lichtsterkte) |
| ruminōru-ルミノール | luminol (een organische verbinding met als bijzondere eigenschap dat bij oxidatie ervan energie vrijkomt in de vorm van zichtbaar licht) |
| rusu-留守 | niet thuis zijn; afwezigheid |
| ryakugi-略儀 | informaliteit; ongedwongenheid |
| ryakuhuyūkaizai-略取誘拐罪 | de misdaad van het iemand ontvoeren [kidnappen] |
| ryakuju-略綬 | baton (militaire onderscheiding) |
| ryakushiki-略式 | informaliteit; ongedwongenheid |
| ryakushu-略取 | beroving; plundering; ontvoering; kidnapping |
| ryō-両 | beide; allebei; alletwee |
| ryō-両 | een ryō [tael], een weeg-eenheid (voor goud, zilver, etc.) |
| ryō-良 | goedheid; goedaardigheid; van goede kwaliteit; iets goeds |
| ryō-量 | hoeveelheid; kwantiteit |
| ryōan-良案 | een goed idee [plan] |
| ryōashi-両足 | twee [beide] benen [voeten] |
| ryōbu-両部 | twee delen; beide delen |
| ryōdonari-両隣 | beide naaste buren; buren van beide kanten |
| ryōjo-諒恕 | acceptatie; inwilliging (in overweging van iemand's situatie); consideratie |
| ryōjō-領城 | districtskasteel (van een daimyo in de Edo periode), als zetel van het bestuur van een district (als een centrale overheid) |
| ryōke-両家 | beide families; beide huizen |
| ryōken-了見 | idee; intentie; bedoeling |
| ryōkishin-猟奇心 | curiositeit; nieuwsgierigheid |
| ryokōannaisho-旅行案内書 | een reisgids |
| ryōkoku-両国 | beide landen; twee landen |
| ryokujūji-緑十字 | een groen kruis op een witte achtergrond (veiligheidssymbool) |
| ryōmen-両面 | twee [beide] kanten [zijden] |
| ryōmi-涼味 | koelte; frisheid |
| ryōnagare-両流れ | dakstijl voor de hoofdschrijn van een shinto heiligdom (waarbij de dakranden (voor-achter of links-rechts) glooiingen hebben aan beide zijden) |
| ryōnagarezukuri-両流造 | dakstijl voor de hoofdschrijn van een shinto heiligdom (waarbij de dakranden (voor-achter of links-rechts) glooiingen hebben aan beide zijden) |
| ryōrisuru-料理する | koken; eten klaarmaken [bereiden] |
| ryōritsu-両立 | co-existentie; verenigbaarheid; het goed samengaan |
| ryōsatsu-了察 | consideratie; voorkomendheid; attentheid; sympathie |
| ryōseibai-両成敗 | beide partijen als schuldig aangewezen en gestraft |
| ryōsha-両者 | beide(n); allebei |
| ryōshi-両氏 | twee personen; beide personen |
| ryōshin-両親 | (beide) ouders (vader en moeder) |
| ryoshū-旅愁 | weemoedigheid [melancholie] tijdens het reizen |
| ryōshū-領袖 | leider [baas; hoofd] (van een politieke fractie) |
| ryōsoku-両足 | twee [beide] benen [voeten] |
| ryōte-両手 | beide handen [armen] |
| ryōtekikin'yūkanwaseisaku-量的金融緩和政策 | kwantitatief versoepelingsbeleid; kwantitatieve versoepeling; kwantitatieve geldverruiming |
| ryōtōzukai-両刀遣い | het houden van zowel alcohol als snoep; iemand die zowel van sake houdt als van zoetigheid |
| ryōude-両腕 | beide armen |
| ryōwaki-両脇 | beide zijden |
| ryōyō-療養 | medische behandeling; herstel; recuperatie; revalidatie |
| ryōzen-両全 | perfect [compleet; goed] voor beide kanten [zijden; partijen] |
| ryūchō-流暢 | spreekvaardigheid |
| ryūdōsei-流動性 | vloeibaarheid; beweeglijkheid |
| ryūdōsei-流動性 | liquiditeit (financieel) |
| ryūha-流派 | individueel opgerichte scholen in Japanse tradities in b.v. kunst, filosofie, religie, budō, e.d. |
| ryūkō-流行 | gangbaarheid; wijdverspreid zijn |
| ryūkōbyō-流行病 | epidemie |
| ryūryō-嚠喨 | welluidendheid |
| ryūryō-流量 | stroomsnelheid; debiet |
| ryūryōkei-流量計 | stroomsnelheidmeter; debietmeter |
| ryūzan-流産 | het niet realiseren [volledig uitvoeren] van een plan [idee, voorstel, e.d.] |
| sa-差 | verschil; onderscheid |
| sabaku-佐幕 | aanhankelijkheid [trouw] aan het shogunaat |
| sabetsuka-差別化 | differentiatie; differentiëring; onderscheid |
| sabetsukasuru-差別化する | differentiëren; onderscheiden; onderscheid maken |
| sabo-サボ | sabotage; staking; stiptheidsactie; langzaamaanactie |
| sabotāju-サボタージュ | sabotage; staking; stiptheidsactie; langzaamaanactie |
| sadaka-定か | zeker(heid); zonder twijfel |
| sadon・desu-サドン・デス | (bij sportwedstrijden) verlenging bij gelijke eindstand tot er door een van beiden partijen wordt gescoord |
| sae-冴え | helderheid; duidelijkheid; zuiverheid |
| sae-冴え | vakkundigheid |
| sagyōin-作業員 | arbeider |
| sagyōjikan-作業時間 | werkuur; arbeidsuur |
| sagyōken-作業犬 | werkhond (zoals: een geleidehond, politiehond, e.d.) |
| sagyōyōin-作業要員 | aantal personeel; arbeiderskrachten |
| sahanji-茶飯事 | gewone [alledaagse; onbelangrijke; onbeduidende] dingen [zaken; gebeurtenis] |
| sai-才 | jaar (klasse-aanduider voor leeftijd) |
| sai-歳 | jaar (klasse-aanduider voor leeftijd) |
| sai-載 | een eenheid van getal, 10 tot de macht 44 |
| saibanchō-裁判長 | voorzittende rechter; president van de rechtbank |
| saibankan-裁判官 | rechter(s); lid [leden] van de rechtbank |
| saibanken-裁判権 | jurisdictie; rechtspraak; rechtsbevoegdheid; rechtsmacht |
| saibanzata-裁判沙汰 | rechtszaak; (juridisch) proces; geding |
| saibi-細微 | kleinigheid; futiliteit; nietigheid |
| saichi-細緻 | aandacht voor detail; zorgvuldigheid; precisie |
| saichū-最中 | het (precieze) midden; midden in; in de loop van |
| saidosurō-サイドスロー | (sidearm) een worp met de arm evenwijdig aan de grond (honkbal) |
| saifon-サイフォン | sifon; hevel (buisleiding) |
| saigoppe-最後っ屁 | laatste wanhopige poging [toevlucht; tactiek; redmiddel] (zoals van een wezel in het nauw, die een vieze geur uitstoot om de vijand te verjagen) |
| saihan-再犯 | herhaalde misdaadpleging [overtreding]; recidive |
| saihatsu-再発 | relaps; terugval; recidive |
| saihi-歳費 | jaaruitgaven (van de overheid) |
| saihitsu-才筆 | schrijfstijl op hoog niveau; (literaire) schrijfvaardigheid |
| saihon-サイホン | sifon; hevel (buisleiding) |
| saiiki-西域 | gebieden van het Midden-Oosten aan de westelijke grenzen van China |
| saiji-催事 | bijzondere viering [plechtigheid; feestelijkheid] |
| saiji-細事 | kleinigheid; bagatel; onbeduidendheid; triviale kwestie |
| saijin-祭神 | (shintō) godheid van een heiligdom |
| saikan-才幹 | vermogen; bekwaamheid; talent; geschiktheid |
| saiken-細見 | gedetailleerde kaart [plattegrond; gids] |
| saikin-細謹 | kleine onvolkomenheid; klein gebrek |
| saikinnyō-細菌尿 | bacteriurie (aanwezigheid van bacteriën in de urine) |
| saikōkeieisekininsha-最高経営責任者 | leidinggevende directeur, CEO (chief executive officer) |
| saikōsokudo-最高速度 | maximumsnelheid |
| saiku-細工 | handvaardigheid; handwerk; vakmanschap |
| saiku-細工 | handigheid; listigheid; vindingrijkheid |
| saikuroido-サイクロイド | cycloïde; radlijn; roltrek |
| saiminzai-催眠剤 | slaapmiddel; narcoticum; hypnoticum |
| saimitsu-細密 | gedetailleerdheid; precisie; nauwgezetheid |
| sainō-才能 | begaafdheid; aanleg; talent; gave |
| sainyū-歳入 | jaarlijkse overheidsinkomsten (totale overheidsinkomsten binnen één fiscaal jaar) |
| sairen-サイレン | sirene (demonisch wezen uit Griekse mythologie); verleidster |
| sairen-サイレン | sirene (geluidssignaal) |
| sairensā-サイレンサー | geluiddemper; geluidsdemper |
| sairento-サイレント | stil; geluidloos; rustig |
| sairyaku-才略 | intelligentie en tactiek [strategie]; vindingrijkheid |
| sairyō-宰領 | het organiseren [verzorgen; begeleiden] van groepsreizen; reisleider; gids |
| sairyō-裁量 | (discretionaire) beslissingsbevoegdheid |
| sairyōrōdōsei-裁量労働制 | discretionair arbeidssysteem (waarin lonen worden betaald op basis van vooraf bepaalde hoeveelheid gewerkte tijd i.p.v. van de werkelijke werkuren) |
| saisankabu-採算株 | dividendrendement; hoogrenderende aandelen |
| saishin-細心 | nauwkeurigheid; precisie |
| saishō-最少 | de kleinste hoeveelheid; het kleinste aantal |
| saishutsu-歳出 | jaarlijkse overheidsuitgaven (totale overheidsuitgaven binnen één fiscaal jaar) |
| saita-最多 | de grootste hoeveelheid; het grootste aantal |
| saitanchō-歳旦帳 | saitan-chō, een gedichtenbundel uitgegeven ter gelegenheid van de saitan-biraki bijeenkomst |
| saiteki-最適 | uiterste geschiktheid; beste oplossing [voorwaarde] |
| saitoku-才徳 | wijsheid en deugdzaamheid |
| saiwai-幸い | geluk; vreugde; blijheid |
| saiwan-才腕 | vaardigheid; bekwaamheid; talent |
| saji-些事 | een kleinigheid; iets dat onbelangrijk [onbeduidend; onbetekenend] is |
| sajutsu-詐術 | zwendel; bedrog; valsheid in geschrifte |
| saka-逆 | omgekeerd; omgedraaid; ondersteboven |
| sakamuke-逆剝け | (de plaats waar de huid langs de nagel in ingescheurd) nijnagel; dwangnagel; stroopnagel |
| sakan-盛ん | wijdverbreid [populair; in trek] zijn |
| sakazuki-杯 | een drinkgelag; banket; huwelijksdronk (het drinken uit elkaars glazen door bruid en bruidegom op hun huwelijk) |
| sakibosori-先細り | (geleidelijk) afnemend; aflopend; afbouwend; dalend |
| sakibutori-先太り | (geleidelijk) toenemend; opbouwend; stijgend |
| sakigake-先駆け | pionier; wegbereider; initiatiefnemer; voorloper; voorbode; leider |
| sakki-殺気 | bloeddorstigheid; moordlustigheid |
| sakoku-鎖国 | afsluiting van het land (duidt op de periode dat Japan zich had afgesloten van de rest van de wereld, met uitzondering van Nederland en China) |
| sakuhō-作法 | bereidingswijze; de manier om iets te maken |
| sakuragai-桜貝 | (kleine) roze zeeschelp (Nitidotellina nitidula) |
| sakusō-錯綜 | ingewikkeldheid; gecompliceerdheid |
| sakutei-策定 | het opstellen van een plan [strategie; beleid] |
| sakuteisuru-策定する | een plan [strategie; beleid] opstellen |
| sakuzatsu-錯雑 | complexiteit; ingewikkeldheid; gecompliceerdheid |
| sakuzen-索然 | saaiheid; ongeïnteresseerdheid |
| samehada-鮫肌 | ruwe huid (zoals de huid van een haai) |
| samo-然も | klaarblijkelijk; werkelijk; schijnbaar; duidelijk; waarschijnlijk |
| samu-作務 | dagelijkse arbeid in een zen-tempel (zoals landbouw, schoonmaakwerk, e.d. als onderdeel van de boeddhistische training) |
| sanaka-最中 | middenin; in het midden |
| sanchi-産地 | gebied [streek] waar een lokaal product (wijn, vruchten, kunstnijverheid, e.d.) wordt geproduceerd |
| sangiingiin-参議院議員 | lid van het (Japanse) Hogerhuis |
| sangyō-讃仰 | eerbied; eerbiedigheid; verering; lofrede; lofspraak |
| sangyōchōseiseisaku-産業調整政策 | industrieel aanpassingsbeleid |
| sanidein-サニディン | sanidien (mineraal) |
| sanitarī-サニタリー | sanitair; de gezondheid betreffende; hygiënisch |
| sanjūsatsu-三重殺 | (honkbal) triple play (drie honklopers tegelijk uitgegooid) |
| sanka-参稼 | iemand met een speciale functie [vaardigheid] binnen een organisatie |
| sanka-酸化 | oxidatie |
| sankaaen-酸化亜鉛 | zinkoxide |
| sankaaruminiumu-酸化アルミニウム | aluminiumoxide |
| sankabutsu-酸化物 | een oxide |
| sankaen-酸化炎 | oxidatiebrand; oxidatieve vlam |
| sankagindenchi-酸化銀電池 | zilveroxidebatterij |
| sankakadomiumu-酸化カドミウム | cadmiumoxide |
| sankakangenkōso-酸化還元酵素 | oxidoreductase |
| sankakoku-参加国 | lidstaat |
| sankakusui-三角錐 | regelmatig viervlak; tetraëder; driezijdige piramide |
| sankan-三冠 | drie kronen; drie onderscheidingen |
| sankan-三冠 | (Eng.: Triple Crown) bij honkbal, de speler met het beste slaggemiddelde, de meeste homeruns en de meeste punten gescoord met een goede hit |
| sankanamari-酸化鉛 | loodoxide |
| sankan'ō-三冠王 | (Eng.: Triple Crown) bij honkbal, de speler met het beste slaggemiddelde, de meeste homeruns en de meeste punten gescoord met een goede hit |
| sankasuru-参加する | deelnemen; meedoen; lid worden (van een groep); inschrijven (voor) |
| sankasuru-酸化する | oxideren |
| sankatetsu-酸化鉄 | ijzeroxide |
| sankazai-酸化剤 | oxidant |
| sankei-三景 | de drie bewonderingswaardige landschappen in Japan (Matsushima, Amanohashidate, en Miyajima) |
| sankenbunritsu-三権分立 | de scheiding der drie machten (Trias politica) in de staatsinrichting (de wetgevende, de uitvoerende, en de rechtsprekende macht) |
| sankō-三更 | de derde [middelste] periode [wacht] van de nacht |
| sanmai-三枚 | keukenmes voor het schoonmaken van (vooral) vis in drie lagen (top, midden (graten e.d.), en onder) |
| sanmi-酸味 | zure smaak; zuurheid |
| sanmon-三門 | driedelige toegangspoort bij een tempel (m.n. een grote in het midden met twee kleine ernaast) |
| sanpeijiru-三平汁 | gerecht uit Hokkaido, een soep met rijstzemelen, vis en ingelegde groenten |
| sanpitsu-算筆 | rekenkunde en kalligrafie [lees- en schrijfvaardigheid] |
| sanpu-散布 | verspreiding; verstrooiing; besprenkeling; besproeiing |
| sanpuzu-散布図 | verspreidingskaart; verstrooiingsdiagram; besprenkelingsschema |
| sanran-散乱 | verspreiding; verstrooiing |
| sanretsu-参列 | het bijwonen van [het deelnemen] aan een ceremonie [plechtigheid e.d.] |
| sansankudo-三三九度 | (bij Shinto-huwelijksritueel) het drinken van kopjes sake door het bruidspaar (eerst de man 3, dan de vrouw 3, dan de man weer 3 kopjes, totaal 9) |
| sansasō-三叉槍 | drietand (attribuut van Poseidon) |
| sansei-参政 | lid van het Edo-shogunaat |
| sansei-酸性 | zuurgraad; zurigheid; zuurgehalte |
| sansonzuhō-サンソン図法 | sinusoïdeprojectie (een pseudo-cilindrische kaartprojectie) |
| sansūkentei-算数検定 | rekenvaardigheid test |
| santarō-三太郎 | (spotnaam) grote dwaas; idioot |
| santoku-三徳 | de drie deugden (wijsheid, moed en welwillendheid) |
| santoku-三徳 | de drie deugden van Boeddha (het redden van de levende wezens, het afsnijden van wereldse verlangens, en wijsheid) |
| sanzai-散在 | diffuus [verspreid] gelegen |
| sanzaisuru-散在する | diffuus [verspreid; verstrooid; bezaaid] zijn |
| sanzen-参禅 | beoefening van zen-meditatie (onder begeleiding van een zen-meester) |
| sanzon-三尊 | Boeddha drie-eenheid; afbeelding van een Boeddha vergezeld door twee bodhisattva's |
| sanzuru-参ずる | (bescheiden woord voor) gaan; komen; bezoeken |
| sanzuru-散ずる | verstrooien; verspreiden; verspillen |
| san'itsu-散逸 | verspreid [en uiteindelijk zoek] raken |
| san'yaku-散薬 | (medicijn) poeder; geneesmiddel dat in poedervorm worden toegediend |
| san'yo-参与 | actieve deelname; betrokkenheid |
| sappūkei-殺風景 | eentonigheid; smakeloosheid |
| sarujie-猿知恵 | oppervlakkige [triviale] wijsheid [slimheid] |
| sasai-些細 | triviaal [onbeduidend; onbelangrijk] zijn |
| sasayaka-細やか | pover; eenvoudig; bescheiden |
| sashichigaeru-刺し違える | (bij sumo, verkeerde beslissing van de scheidsrechter) de verkeerde worstelaar als winnaar aanwijzen |
| sashihikaeru-差し控える | zich matigen; terughoudend [bescheiden] zijn; zich inhouden |
| sasorimodoki-蠍擬 | zweepstaartschorpioen (Thelyphonida) |
| sasou-誘う | verleiden; verlokken; meevoeren |
| sassoku-早速 | meteen; direct; onmiddellijk |
| sasu-注す | een kleine hoeveelheid (vloeistof) inschenken; vloeistof beetje bij beetje inschenken |
| satchi-察知 | gevolgtrekking; (logische) conclusie; afleiding; deductie |
| satsubatsu-殺伐 | strijdlustigheid; gewelddadigheid |
| saundo-サウンド | geluid |
| saundoāto-サウンドアート | geluidskunst |
| saundo・chekku-サウンド・チェック | geluidstest |
| saundo・efekuto-サウンド・エフェクト | geluidseffecten |
| saundo・kādo-サウンド・カード | geluidskaart |
| saundo・supekutorogurafu-サウンド・スペクトログラフ | geluidsspectrograaf |
| saundo・torakku-サウンド・トラック | soundtrack; geluidsspoor; filmmuziek |
| sawagu-騒ぐ | stampij [drukte] maken (om iets); luid protesteren |
| sayaka-明か | helder [fris; duidelijk] zijn |
| sayasaya-さやさや | (onomatopee) zacht geruis; een ruisend geluid |
| sazan・kurosu-サザン・クロス | (sterrenbeeld astronomie) Zuiderkruis; Crux |
| se-瀬 | kans; gelegenheid |
| sēfutī-セーフティー | veiligheid |
| sēfutī・barubu-セーフティー・バルブ | veiligheidsklep; veiligheidsventiel |
| sēfutī・rokku-セーフティー・ロック | veiligheidsslot |
| sēfutī・zōn-セーフティー・ゾーン | veiligheidszone |
| segurigēshon-セグリゲーション | afzondering; afscheiding; segregatie |
| segyō-施行 | (boeddh.) liefdadigheid; het geven van aalmoezen aan (bedel)monniken |
| sei-性 | sekse; geslacht; (grammatica) genus; gender(identiteit) |
| sei-正 | een eenheid van getal, 10 tot de macht 40 |
| seian-成案 | definitief [voltooid] ontwerp; concreet plan |
| seibaisūsei-正倍数性 | euploïdie (het hebben van een complete set chromosomen) |
| seibaisūtai-正倍数体 | euploïde (een individu met een complete set chromosomen) |
| seibetsu-性別 | geslacht; geslachtsonderscheid |
| seibetsu-生別 | bij leven gescheiden; apart [gescheiden] leven; niet meer samenwonen met iemand |
| seibi-整備 | voorbereiding; uitrusting; onderhoud; service |
| seibi-盛美 | uitzonderlijke schoonheid |
| seibisuru-整備する | voorbereiden; klaar maken; uitrusten; voorzien van; onderhouden |
| seidaku-清濁 | goed en kwaad; zuiverheid en onzuiverheid; rein en onrein zijn; tolerant zijn |
| seido-精度 | precisie; nauwkeurigheid; accuratesse |
| seidōitsusei-性同一性 | genderidentiteit |
| seidōitsuseishōgai-性同一性障害 | genderidentiteitsstoornis; genderdysforie |
| seiei-清栄 | (uw) gezondheid en welvaart [voorspoed] |
| seifuan-政府案 | beleidsnota |
| seifuhoshōsai-政府保証債 | door de overheid gegarandeerde obligatie |
| seiga-清雅 | sierlijkheid; elegantie |
| seigan-請願 | petitie; verzoekschrift (m.n. bij een overheidsinstantie) |
| seigensokudo-制限速度 | snelheidslimiet |
| seigi-正義 | gerechtigheid; rechtvaardigheid |
| seigi-正義 | onkreukbaarheid; rechtschapenheid; deugdzaamheid |
| seigōsei-整合性 | samenhang; gebondenheid; consistentie |
| seihei-精兵 | elite-eenheid; elitekorps; elitetroepen |
| seihyō-製氷 | ijsbereiding; ijsproductie |
| seii-誠意 | oprechtheid; eerlijkheid; goede trouw |
| seiiki-西域 | gebieden van het Midden-Oosten aan de westelijke grenzen van China |
| seiin-成員 | lid van een organisatie [vereniging] |
| seiin-正員 | volwaardig lid; formeel gekwalificeerd lid |
| seijinin-性自認 | genderidentiteit |
| seijitsu-誠実 | oprechtheid; eerlijkheid; te goeder trouw |
| seika-声価 | reputatie; faam; bekendheid; populariteit |
| seika-盛夏 | middenin de zomer; hoogzomer |
| seikaku-性格 | (iem.'s) karakter; aard; persoonlijkheid |
| seikaku-正確 | juistheid; correctheid; precisie |
| seikan-生還 | het overleven; het er heelhuids afbrengen |
| seikan-精悍 | mannelijkheid; viriliteit; stoerheid; potentie |
| seikatanden-臍下丹田 | het midden [centrum] van het lichaam, vlak onder de navel (gezien als de bron van spirituele levenskracht in Oosterse filosofie) |
| seikatsusuru-生活する | leven; een leven leiden |
| seikō-性向 | neiging; gezindheid; tendens; karakter |
| seikō-精巧 | verfijning; vaardigheid; precisie; vakmanschap |
| seiku-成句 | frase; uitdrukking; idioom |
| seimeisen-生命線 | scheidslijn tussen leven en dood; zaak van leven of dood |
| seimitsu-精密 | precisie; nauwkeurigheid; nauwgezetheid; accuratesse; gedetailleerdheid |
| seimoku-井目 | (bij het go-spel, als er een groot verschil in vaardigheid is) het vooraf plaatsen van 9 stenen op het bord door de slechtste speler |
| seimu-政務 | overheidsaangelegenheid; regeringszaken |
| seinan-西南 | het zuidwesten |
| seinansei-西南西 | het westzuidwesten |
| seinen-成年 | (wettelijke) meerderjarigheid |
| seinō-性能 | efficiëntie; bekwaamheid; capaciteit; prestatie |
| seion-声音 | stemgeluid |
| seion-清音 | helder geluid |
| seiren-清廉 | eerlijkheid; integriteit; onkreukbaarheid |
| seirenkeppaku-清廉潔白 | absolute eerlijkheid; onberispelijke integriteit |
| seiri-整理 | liquidatie; reorganisatie |
| seirō-晴朗 | helderheid; kalmte |
| seiryōzai-清涼剤 | verfrissing; verfrissend medicijn; tonic; koelmiddel; koelvloeistof |
| seisa-性差 | geslachtsonderscheid; verschil in sekse (tussen man en vrouw) |
| seisai-精彩 | levendigheid; vrolijkheid |
| seisai-精細 | gedetailleerdheid; precisie |
| seisaku-政策 | beleid; politieke maatregelen |
| seisakukatsudōhi -政策活動費 | onkostenvergoeding voor beleidsactiviteiten (aan fractieleden door hun eigen partij) |
| seisan-清算 | liquidatie (van een bedrijf); opheffing |
| seisan-青酸 | blauwzuur; waterstofcyanide |
| seisangaku-生産額 | productiehoeveelheid |
| seisankari-青酸カリ | cyaankali; kaliumcyanide |
| seisannin-清算人 | curator; liquidateur; vereffenaar |
| seisanshabeika-生産者米価 | de prijs die de overheid aan de boeren betaalt voor hun rijst (in het kader van de wet op de voedselcontrole) |
| seisantekirōdō-生産的労働 | productieve arbeid |
| seisekkai-生石灰 | calciumoxide (CaO); ongebluste kalk |
| seishain-正社員 | werknemer in vaste dienst; een regulier [volwaardig] personeelslid; een vaste [fulltime] werknemer |
| seishi-静止 | stilstand; stagnatie; bewegingloosheid |
| seishibosatsu-勢至菩薩 | Mahāsthāmaprāpta, bodhisattva (die symbool staat voor de kracht van wijsheid en sterkte) |
| seishiki-正式 | vormelijkheid; correctheid |
| seishineiseigaku-精神衛生学 | geestelijke gezondheidsleer |
| seishin'eisei-精神衛生 | geestelijke [psychische] gezondheid |
| seishō-斉唱 | in koor; gelijktijdigheid |
| seishō-清勝 | (een term gebruikt in brieven) (uw) goede gezondheid |
| seisho-聖書 | boek met een verzameling van uitspraken en daden van een wijsgeer uit de oudheid |
| seishoku-声色 | mooie stem en huidskleur (gezicht) |
| seishoku-聖職 | de geestelijkheid; het ordinaat; de geestelijken |
| seiskaisha-清算会社 | bedrijf dat geliquideerd wordt |
| seisō-成層 | stratificatie; laagvorming; gelaagdheid |
| seiso-精粗 | fijnheid of ruwheid; gedetailleerdheid of grofheid |
| seisoku-正則 | regelmatigheid; correct [juist; regulier; gebruikelijk; normaal] zijn |
| seitai-成体 | organisme dat voldoende volgroeid is om zich voort te planten |
| seitai-政体 | bestuursvorm; overheidssysteem; staatsbestel |
| seitakaawadachisō-背高泡立草 | Canadese guldenroede (Solidago altissima) |
| seitekishikō-性的指向 | seksuele oriëntatie; seksuele geaardheid |
| seiten-盛典 | verheven plechtigheid [ceremonie] |
| seitō-正統 | legitimiteit; wettigheid; orthodoxie |
| seitōkōfukin-政党交付金 | (politieke) partij subsidie |
| seiun-青雲 | eruditie; geleerdheid; hoge status |
| seiyaku-製薬 | vervaardiging van geneesmiddelen [medicijnen] |
| seiyō-西洋 | het Westen; Occident |
| seizōbutsusekinin-製造物責任 | productaansprakelijkheid |
| seizōbutsusekininhō-製造物責任法 | productaansprakelijkheidswet (aansprakelijkheid van fabrikanten voor schade veroorzaakt door een product met gebreken) |
| seizonnōryoku-生存能力 | levensvatbaarheid |
| sekaihokenkikan-世界保健機関 | WHO, Wereldgezondheidsorganisatie (World Health Organization) |
| sekennami-世間並み | gebruikelijke [normaal; gewoon; gemiddeld) zijn |
| sekenshi-世間師 | wereldwijsheid |
| seki-席 | plaats [plek] waar een ontmoeting [gebeurtenis; gelegenheid] zal plaatsvinden; kamer; zaal |
| seki-籍 | lidmaatschap (b.v. van een club) |
| sekibetsu-惜別 | het verdriet [leedwezen] bij het afscheid nemen; met tegenzin afscheid nemen |
| sekidome-咳止め | hoestmiddel; hoestdrank |
| sekigaku-碩学 | een erudiet persoon; iemand met uitgebreide kennis; een groot geleerde |
| sekijō-席上 | aanwezigheid; bijwoning (van een vergadering, bijeenkomst, e.d.) |
| sekimonshingaku-石門心学 | moraalfilosofie, die het confucianisme, boeddhisme en shintoïsme combineerde, gesticht door Ishida Baigan (1685-1744) |
| sekinin-責任 | verantwoordelijkheid; taak; verplichting |
| sekininhoken-責任保険 | W.A. verzekering; aansprakelijkheidsverzekering |
| sekininkan-責任感 | verantwoordelijkheidsgevoel |
| sekininnogare-責任逃れ | het vermijden [ontduiken] van verantwoordelijkheid |
| sekininsha-責任者 | de verantwoordelijke (degene die de verantwoordelijkheid draagt); leidinggevende; supervisor |
| sekinintsuiseki-責任追跡 | aansprakelijkheid |
| sekirara-赤裸裸 | naaktheid |
| sekiryō-寂寥 | eenzaamheid; verlatenheid |
| sekisei-赤誠 | oprechtheid |
| sekishin-赤心 | oprechtheid; openhartigheid; toewijding |
| sekkai-石灰 | ongebluste kalk; calciumoxide; calciumhydroxide |
| sekkaichisso-石灰窒素 | kalkstikstof; calciumcyanamide |
| sekkekkyūchinkōsokudo-赤血球沈降速度 | bezinkingssnelheid erytrocyten (BSE) |
| sekken-節倹 | kostenbesparing; zuinigheid |
| sekki-石器 | stenen werktuig (oudheid) |
| sekkō-拙攻 | slecht opgezette [voorbereidde] aanval; zwak offensief (bij sportwedstrijden) |
| sekuhara-セクハラ | ongewenste intimiteiten; seksuele intimidatie |
| sekushuaru・harasumento-セクシュアル・ハラスメント | ongewenste intimiteiten; seksuele intimidatie |
| sekyuritī-セキュリティー | veiligheid; beveiliging |
| sekyuritī・porisu-セキュリティー・ポリス | veiligheidspolitie; staatsveiligheidsdienst |
| semakimon-狭き門 | (Mat. 7: 13-14) nauwe poort (tot de religieuze waarheid) |
| seme-責め | verantwoordelijkheid; plicht; aansprakelijkheid |
| semen-セメン | (afk. voor semen cina) (zaden van) wormkruid (Artemisia cina) |
| semenshina-セメンシナ | (zaden van) wormkruid (Artemisia cina) |
| semidokyumentarī-セミドキュメンタリー | semidocumentaire; gespeelde documentaire |
| seminarī-セミナリー | seminarie; theologische hogeschool; priesteropleiding |
| senakaawase-背中合わせ | onenigheid; ruzie |
| sencha-煎茶 | groene thee van de middelste kwaliteit (gyokuro is de hoogste, en bancha de minste) |
| sendenkā-宣伝カー | reclamewagen; luidsprekerwagen |
| senja-選者 | selecteur; lid van de selectiecommissie |
| senjin-先人 | voorouder(s); voorloper; iemand uit de (klassieke) oudheid |
| senjō-線上 | op de lijn [grens; scheidslijn] |
| senjunenbutsu-専修念仏 | aanroeping van de Amida Boeddha (de dagelijkse obesrvatie van de boeddhistische leer in de Jōdo-sekte) |
| senjutsu-仙術 | bovenaardse krachten [geheim van onsterfelijkheid] van een bergkluizenaar [heremiet] |
| senkan-専管 | exclusieve bevoegdheid [controle]; alleenrecht |
| senken-先見 | vooruitziendheid; vooruitblik; voorkennis |
| senkin-千金 | een grote hoeveelheid geld; een fortuin |
| senkō-先行 | (rond)leiding; gids; leidraad; richtsnoer |
| senkō-専行 | eigengereidheid; het handelen op eigen gezag [naar eigen goeddunken]; het willekeurig handelen |
| senkō-遷幸 | verhuizing van een keizer (of ex-keizer) naar een andere residentie |
| senkusha-先駆者 | pionier; baanbreker; wegbereider |
| senmai-饌米 | (gewijde) rijst die aan een godheid wordt geofferd |
| senmanmuryō-千万無量 | ontelbaarheid; onmetelijkheid; onpeilbaarheid |
| senmei-鮮明 | duidelijkheid; helderheid; scherpte |
| senpenbanka-千変万化 | voortdurend veranderend; eindeloze verscheidenheid |
| senryō-千両 | kaal sarcandra-kruid (Sarcandra glabra) |
| sensabanbetsu-千差万別 | enorme verscheidenheid; groot assortiment |
| sensai-繊細 | slankheid; tengerheid; fijngevoeligheid; delicaatheid |
| senshibiritī-センシビリティー | gevoeligheid; sensibiliteit |
| senshin-専心 | onverdeelde aandacht; concentratie; aandachtigheid |
| senshitibu・aitemu-センシティブ・アイテム | een gevoelig voorwerp (dat bij diefstal, verlies of zoekraken gevaarlijk kan zijn voor de openbare veiligheid) |
| senshō-先勝 | (volgens de oude maankalender) de dagen die in de ochtend als geluksdagen worden aangemerkt, maar in de middag als ongeluksdagen |
| senshō-鮮少 | (formele term voor) kleinigheid; zeer weinig; zeldzaam |
| sensōnetsu-戦争熱 | oorlogszuchtigheid |
| sentā-センター | midden; centrum; middelpunt |
| sentā-センター | (balsporten) middenspeler |
| sentārain-センターライン | middellijn; middenlijn; middenstreep |
| sentaringu-センタリング | centreren; in het midden plaatsen |
| sentaringu-センタリング | tekst in een document uitlijnen vanaf het midden |
| sentā・bentsu-センター・ベンツ | een split onder de middenzoom aan de achterkant van een jas |
| sentō-銭湯 | openbare badgelegenheid; badhuis |
| sentoraru-セントラル | centraal; midden-; belangrijkste |
| senzai-千載 | duizend jaar; millennium; vele jaren; een eeuwigheid |
| senzai-洗剤 | (af)wasmiddel; schoonmaakmiddel |
| sen'in-船員 | (van een schip) bemanning; bemanningslid |
| separētā-セパレーター | iemand [iets] dat scheidt; afscheider; afscheidingstoestel; centrifugaal machine |
| seppaku-雪白 | onschuldigheid; puurheid; integriteit |
| seppitsu-拙筆 | (in bescheidenheid over) het eigen handschrift |
| seremonī-セレモニー | ceremonie; ritueel; plechtigheid |
| seri-芹 | Japanse peterselie; Java waterdropkruid (Oenanthe javanica) |
| seru-セル | celluloid |
| serufukea-セルフケア | zelfzorg; voor je eigen gezondheid [geluk] zorgen |
| seruroido-セルロイド | celluloid |
| sesesshon-セセッション | afscheiding; secessie |
| seshū-世襲 | afstamming; afkomst; erfelijkheid |
| sesshoku-節食 | matigheid; het weinig eten |
| sessō-節操 | bestendigheid; standvastigheid; trouw; integriteit |
| setchakuzai-接着剤 | lijm; kleefstof; hechtmiddel; plakmiddel |
| setsu-設 | (in kanji combinaties) installeren; voorbereiden; inrichten; vestigen |
| setsudo-節度 | gematigdheid; matiging; standaard; norm; regel(s) |
| setsugetsuka-雪月花 | de maan, sneeuw, en bloemen (de schoonheid van alle seizoenen) |
| setsumei-説明 | uitleg; beschrijving; verduidelijking |
| setsumeisekinin-説明責任 | aansprakelijkheid; verantwoordelijkheid |
| setsumeisuru-説明する | uitleggen; verduidelijken; aantonen |
| setsumō-雪盲 | sneeuwblindheid |
| setsuri-摂理 | voorzienigheid |
| setsurin-節臨 | het overschrijven van een passage [versregel] van een originele (klassieke) tekst (voor het verkrijgen van kalligrafische schrijfvaardigheid) |
| setsuyaku-節約 | bezuiniging; zuinigheid; besparing |
| sewanin-世話人 | tussenpersoon; bemiddelaar; organisator; vertegenwoordiger; conciërge |
| sewayaki-世話焼き | tussenpersoon; bemiddelaar; organisator; vertegenwoordiger; conciërge |
| seyo-施与 | liefdadigheid; het geven van een aalmoes; dispensatie; genade |
| shā-シャー | het (geluid van) blazen; sissen (b.v. van een kat) |
| shadatsu-洒脱 | luchtigheid; ongedwongenheid; ongebondenheid |
| shagi-謝儀 | dankbetuiging; dankoffer; geschenk uit dankbaarheid |
| shagōhyō-社号標 | pilaar [aanduiding] met de naam van een shinto heiligdom |
| shagōhyō-社号標 | pilaar [aanduiding] met de naam van een bedrijfsorganisatie |
| shai-シャイ | verlegen; schuw; schuchter; timide; terughoudend; bedeesd |
| shaikaitsūnen-社会通念 | algemeen (maatschappelijk) geaccepteerde ideeën en waarden |
| shain-社員 | werknemer; personeelslid; staflid |
| shainshō-社員証 | werknemersverklaring; werknemersidentificatie; medewerkerspasje |
| shaka-釈迦 | Shakyamuni; Siddhartha Gautama; Boeddha |
| shakaihoshō-社会保障 | sociale zekerheid |
| shakaihoshōhō-社会保障法 | socialezekerheidswet; sociale verzekeringswet |
| shakaihoshōkyōtei-社会保障協定 | Sociale Zekerheidsverdrag; overeenkomst Sociale Zekerheid |
| shakaihoshōseido-社会保障制度 | stelsel van sociale zekerheid |
| shakaijin-社会人 | een (volwassen) werkend lid van de samenleving |
| shakaikōgaku-社会工学 | social engineering (het met technische middelen misbruik maken van menselijke zwakheden door criminelen) |
| shakaisei-社会性 | saamhorigheidsgevoel; gemeenschapszin |
| shakaiseigi-社会正義 | social rechtvaardigheid [gerechtigheid] |
| shako-硨磲 | groot (tweekleppig) schelpdier (Tridacninae) |
| shako-蝦蛄 | bidsprinkhaankreeft (Stomatopoda) |
| shakōsei-社交性 | vriendelijkheid; gezelligheid |
| shaku-勺 | oude eenheid van volume (0,018 liter) |
| shaku-勺 | oude oppervlakte eenheid (ca. 0,033 meter) |
| shakuhō-釈放 | vrijlating; invrijheidstelling |
| shakujō-錫杖 | boeddhistische gebedszang met de staf als begeleiding |
| shākusukin-シャークスキン | haaienhuid; haaienleer; haaienvel |
| shaonheki-遮音壁 | geluidsscherm; geluidswal |
| shasuru-謝する | bedanken; dankbaarheid tonen |
| sherupa-シェルパ | sherpa (berggids in de Himalaya) |
| sherupa-シェルパ | Sherpa (lid van Tibetaans volk in Nepal) |
| shi-秭 | een eenheid van getal, 10 tot de macht 24 |
| shiagaru-仕上がる | voltooid [klaar; af] zijn |
| shīaha-シーア派 | het sjiisme (een van de twee grote ideologische stromingen binnen de islam, waarvan de andere het soennisme is) |
| shiankabutsu-シアン化物 | cyanide |
| shiankabutsuchūdoku-シアン化物中毒 | cyanidevergiftiging |
| shiankakariumu-シアン化カリウム | kaliumcyanide; cyaankali |
| shiba-シバ | Sheba (oud koninkrijk in Arabië); Sheba (asteroïde) |
| shibahara-芝原 | grasveld; weide |
| shibaru-縛る | beperken; aan banden leggen; (vrijheid) inperken; in toom houden |
| shibayama-芝山 | een met gras begroeide berg |
| shibe-稭 | de kern [middelste stengel] van een gedroogde rijstplant [rijststro] |
| shibetsu-死別 | door de dood gescheiden; iemand verliezen door de dood |
| shibi-鴟尾 | decoratieve tegel in de vorm van een vissenstaart (op beide uiteinden van de nokbalk van oude paleizen en tempels in Japan en China) |
| shibire-痺れ | verlamming; verstijving; gevoelloosheid |
| shibireei-痺れ鱏 | sidderrog (Torpediniformes) |
| shibireei-痺れ鱝 | sidderrog (Torpediniformes) |
| shibiregusuri-痺れ薬 | verdovingsmiddel |
| shibirenamazu-痺れ鯰 | siddermeerval (Malapterurus electricus) |
| shibireunagi-痺れ鰻 | sidderaal (Electrophorus electricus) |
| shibo-思慕 | een diep verlangen (naar); sterke verbondenheid (met) |
| shibui-渋い | scherp; hard (geluid) |
| shibuku-しぶく | sproeien; (door de wind) verstrooid worden |
| shichidō-七道 | de 7 districten van het oude Japan (Tōkaidō, Tōsandō, Hokurikudō, San'yōdō, San'indō, Nankaidō en Saikaidō) |
| shichimitōgarashi-七味唐辛子 | mengsel van 7 kruiden (o.a. chilipeper) |
| shichishō-七生 | de eeuwigheid |
| shichō-師長 | docent [meester] en superieur [leidinggevende] |
| shichō-視聴 | het beluisteren en bekijken (film, video, e.d.) |
| shichō-視聴 | aandacht; oplettendheid; observatie; herkenning |
| shidaini-次第に | geleidelijk aan; langzamerhand; beetje bij beetje; stukje voor stukje |
| shidan-師団 | (legereenheid) divisie |
| shidō-士道 | krijgseer; ridderlijkheid; gedragscode van de samoerai |
| shidō-指導 | advies; raad; instructie; begeleiding |
| shidōan-指導案 | leerbegeleidingsplan; onderwijsbegeleidingsplan |
| shidōgenri-指導原理 | leidend principe [grondbeginsel]; richtlijn; leidraad |
| shidōhōshin- 指導方針 | leidend principe [grondbeginsel]; richtlijn; leidraad |
| shidokoro-為所 | geschikt moment [goede gelegenheid] om (iets) te doen |
| shidōkyōyu-指導教諭 | een leraar die niet alleen lesgeeft aan scholieren en studenten, maar ook andere leraren begeleidt |
| shidōshuji-指導主事 | begeleider in het (school)onderwijs; docenten begeleider [adviseur] |
| shidōsuru-指導する | (op)leiden; adviseren; instrueren |
| shigaku-私学 | privéschool; privé opleiding; privé onderwijs |
| shigeru-茂る | welig tieren; dichtbegroeid zijn [worden]; overwoekeren |
| shigi-市議 | gemeenteraadslid; wethouder; (in België) schepen |
| shigi-鴫 | snip; zandloper (vogel, Scolopacidae) |
| shigokōchoku-死後硬直 | rigor mortis; lijkstijfheid |
| shigosen-子午線 | meridiaan |
| shigoto-仕事 | werk; baan; beroep; taak; bezigheid |
| shihai-支配 | leiding; bestuur; beheer; controle |
| shihaisuru-支配する | leiden; besturen; beheren; controleren |
| shihō-至宝 | uiterst kostbare schat; kunstschat; kostbaarheid |
| shihyō-死票 | (bij verkiezingen) een verspilde stem (b.v. een stem op een kansloze kandidaat) |
| shii-恣意 | willekeurigheid; eigenmachtigheid; eigenzinnigheid |
| shii-椎 | naaldboom Castanopsis cuspidata (Japanse Chinquapin) |
| shii-私意 | eigenzinnigheid; egoïsme; zelfzuchtigheid |
| shiisei-恣意性 | willekeur; willekeurigheid; arbitrariteit |
| shiji-師事 | bij iemand studeren; onder iemands leiding iets leren |
| shiji-指事 | ideogram; een Chinees karakter dat een abstract idee symboliseert, waarbij de betekenis af valt te leiden uit de vorm |
| shiji-指示 | aanwijzing; aanduiding |
| shiji-私事 | een persoonlijke [privé] zaak; persoonlijke aangelegenheid |
| shijin-士人 | een geleerd en deugdzaam persoon; een persoon met een hoge opleiding of status |
| shijin-士人 | (hist.) een intellectueel met een confucianistische opleiding |
| shijin-私人 | particulier; privépersoon; individu |
| shijisuru-指示する | aanwijzen; aanduiden |
| shijō-紙上 | op papier ((nog) niet in werkelijkheid) |
| shikan-止観 | (Tendai boeddhisme) meditatie waarbij de geest zich concentreert op een enkel object, zonder afleidende gedachten |
| shiki-指揮 | commando; supervisie; leiding |
| shikibetsu-識別 | herkenning; onderscheiding |
| shikibetsubangō-識別番号 | identificatienummer |
| shikiji-識字 | geletterdheid; alfabetisme; vermogen om te lezen en schrijven |
| shikijiritsu-識字率 | alfabetiseringsgraad; graad van geletterdheid |
| shikikin-敷金 | waarborgsom; zekerheidsreserve |
| shikin-資金 | fonds(en); kapitaal; financiële middelen |
| shikinbusoku-資金不足 | onvoldoende (monetaire) middelen; gebrek aan fondsen [geld; kapitaal] |
| shikiri-仕切り | afbakening; scheiding; scheidslijn; grens |
| shikiriita-仕切り板 | scheidingswand (in vrachtruimtes van schepen e.d.) |
| shikiru-仕切る | afscheiden; splitsen; verdelen |
| shikisha-指揮者 | leider; commandant; directeur |
| shikisha-識者 | een goed geïnformeerd [intelligent; hoogopgeleid] persoon |
| shikishima-敷島 | (hist.). gebied bijna gelijk aan de huidige Nara prefectuur |
| shikisokuzekū-色即是空 | vorm [materie] is leegte (boeddhisme); alles is ijdelheid |
| shikkaku-失格 | ongeschiktheid; niet gekwalificeerd zijn |
| shikke-湿気 | vocht; vochtigheid; condens |
| shikkei-失敬 | onbeleefd; onbeleefdheid |
| shikki-湿気 | vocht; vochtigheid; condens |
| shikkō-失効 | ongeldigheid; verlies van effectiviteit [geldigheid]; het verlopen [vervallen] |
| shikonchō-紫紺鳥 | staalvink (Vidua chalybeata) |
| shikotama-しこたま | veel; een grote hoeveelheid |
| shikujiru-しくじる | een positie [baan, etc.] verliezen (door eigen fout, nalatigheid, e.d.) |
| shimoichidankatsuyō-下一段活用 | vervoeging [verbuiging] van ichidan werkwoorden eindigend op: -eru |
| shimoyashiki-下屋敷 | (Edo periode) residentie van de daimyo in de buitenwijken van Edo |
| shin-芯 | kern; centrum; midden; hart |
| shinajina-品品 | een verscheidenheid; allerlei soorten |
| shinamon-シナモン | kaneel (kruid van de bast van de kaneelboom) |
| shinansha-指南車 | oud Chinees rijtuig (met een kompas waarvan de naald altijd het Zuiden aangeeft) |
| shinbashira-心柱 | (Tenrikyō shintō) hoofdpriester; leider |
| shinbi-審美 | gevoel voor schoonheid; esthetisch gevoel voor het onderscheiden van schoonheid |
| shinbigan-審美眼 | oog voor schoonheid; schoonheidsgevoel |
| shinbijiumu-シンビジウム | cymbidium (orchidee) |
| shinboku-親睦 | vriendelijkheid voor elkaar; wederzijdse vriendschap |
| shinbutsubunri-神仏分離 | (1868) de scheiding van Shinto en Boeddhisme (van shinto goden en boeddha's, van boeddhistische tempels en shinto heiligdommen) |
| shinchō-伸張 | uitbreiding (van macht, invloed; handel, etc.); uittrekking; verlenging |
| shinchō-慎重 | voorzichtigheid; behoedzaamheid |
| shindansho-診断書 | gezondheidsverklaring; doktersverklaring; medische verklaring |
| shindenzukuri-寝殿造り | een stijl van aristocratische residenties in de Heian-periode, met het slaapzaalgebouw in het midden van het complex |
| shindoi-しんどい | vermoeid; uitgeput |
| shingaku-心学 | moraalfilosofie, die het confucianisme, boeddhisme en shintoïsme combineerde, gesticht door Ishida Baigan (1685-1744) |
| shingaku-神学 | (studie) theologie; godgeleerdheid |
| shingan-真贋 | echtheid of onechtheid; waarheid of onwaarheid; authenticiteit of valsheid; origineel of imitatie |
| shinifie-シニフィエ | (taalkunde) vorm; teken; geluid (signified) |
| shinimonogurui-死に物狂い | wanhopige vastberadenheid; met de moed der wanhoop; een strijd op leven en dood |
| shinjin-新人 | nieuweling; nieuwkomer; nieuw lid; rekruut; novice; groentje |
| shinjitsu-信実 | eerlijkheid; oprechtheid; (te) goeder trouw |
| shinjitsu-真実 | waarheid; werkelijkheid |
| shinkaku-神格 | goddelijke status; goddelijkheid; godheid |
| shinkansen-新幹線 | hoge snelheidstrein (TGV; Eng.: bullet train) |
| shinkei-神経 | gevoeligheid |
| shinkeishitsu-神経質 | zenuwachtigheid; nervositeit |
| shinkeishitsu-神経質 | kieskeurigheid; pietluttigheid |
| shinki-新奇 | originaliteit; nieuwigheid |
| shinki-新規 | nieuwheid; versheid |
| shinkijiku-新機軸 | innovatie; origineel idee; nieuwe start |
| shinkinkan-親近感 | genegenheid; affiniteit; sympathie |
| shinkū-真空 | vacuüm; luchtledigheid; leegte |
| shinmei-神明 | god; godheid; de goden van hemel en aarde |
| shinmei-神明 | (goddelijke) deugdzaamheid |
| shinnā-シンナー | (Eng.: thinner) verdunningsmiddel; verfverdunner |
| shinpai-心配 | bezorgdheid; ongerustheid; angst; vrees |
| shinpan-審判 | scheidsrechter |
| shinpan'in-審判員 | rechter; scheidsrechter |
| shinpen-身辺 | in je nabijheid; in je naaste omgeving |
| shinpi-真皮 | lederhuid; hypodermis |
| shinpu-新婦 | bruid |
| shinpuku-臣服 | leenmanschap; ondergeschiktheid; onderworpenheid; vazal zijn |
| shinpyōsei-信憑性 | geloofwaardigheid; betrouwbaarheid |
| shinratsu-辛辣 | hardheid; scherpte; bitterheid; wreedheid |
| shinrei-振鈴 | het geluid [het luiden] van een bel [klok] |
| shinri-心理 | geestestoestand; geestesgesteldheid |
| shinri-真理 | waarheid |
| shinrin-親臨 | aanwezigheid [bezoek] van een keizer |
| shinrō-心労 | angst; bezorgdheid; vrees |
| shinrō-心労 | mentale uitputting [vermoeidheid] |
| shinrō-新郎 | bruidegom |
| shinrui-親類 | familielid; (bloed)verwant(e) |
| shinsei-真性 | de ware aard; echtheid; zuiverheid; reinheid |
| shinsei-真正 | echtheid; authenticiteit |
| shinsei-神性 | goddelijkheid; godheid; goddelijke aard |
| shinsei-神聖 | heiligheid |
| shinseki-親戚 | familierelatie; familiekring; familielid |
| shinsetsu-親切 | vriendelijkheid |
| shinsetsushin-親切心 | goedheid; vriendelijkheid |
| shinsha-深謝 | diepe dankbaarheid; hartelijk dank |
| shinshi-進士 | (Oud China) iemand die is geslaagd voor een examen om in overheidsdienst te treden |
| shinshi-進士 | (Nara-Heian periode in Japan) iemand die na een overheidsexamen in het Ministerie van Riten en Ceremoniën wordt toegelaten |
| shinshin-真心 | oprechtheid; eerlijkheid |
| shinshinsōshitsu-心神喪失 | ontoerekeningsvatbaarheid |
| shinshutsu-侵出 | binnendringen (in een ander land of invloedssfeer); grensoverschreiding |
| shinshutsu-浸出 | doorsijpeling; afscheiding; uitscheiding; filtratie; percolatie |
| shinshutsusuru-浸出する | doorsijpelen; afscheiden; uitscheiden; filtreren; percoleren |
| shinsōkyūmei-真相究明 | waarheidsvinding |
| shinsotsu-新卒 | een pas [recent] afgestudeerd iemand; iemand die net zijn (school, universiteit, etc.) opleiding heeft voltooid |
| shintaihappu-身体髪膚 | het hele (menselijk) lichaam (kop tot teen; huid en haar) |
| shintakuginkō-信託銀行 | trust bank (die cliënten in staat stelt transacties met elkaar te verrichten door middel van contracten die trusts genoemd worden) |
| shintetsugenso-親鉄元素 | siderofiel element (b.v. goud, kobalt, ijzer) |
| shintō-浸透 | verspreiding |
| shintōsei-浸透性 | permeabiliteit; doorlaatbaarheid; doordringbaarheid |
| shinzenbi-真善美 | (3 deugden) waarheid, goedheid en schoonheid |
| shinzō-新造 | nieuwheid; nieuw zijn |
| shinzoku-親族 | familielid; (bloed)verwant(e) |
| shin'uchi-真打ち | (theater) leidende speler; hoofdrolspeler |
| shin'ya-深夜 | middernacht |
| shin'yōchōsa-信用調査 | kredietonderzoek' kredietcontrole; onderzoek naar kredietwaardigheid |
| shioai-潮合い | kans; mogelijkheid; goede [gunstige] gelegenheid |
| shioashi-潮足 | de snelheid [kracht] van het getij [van de getijstroming] |
| shiodoki-潮時 | het juiste moment; een goede gelegenheid; kans |
| shioke-塩気 | zout; hoeveelheid zout |
| shiorashii-しおらしい | bewonderenswaardig; aardig; lief; bescheiden |
| shippe-竹篦 | een tik (geven) met de wijsvinger en middelvinger op iemands hand [pols] |
| shippei-竹篦 | een tik (geven) met de wijsvinger en middelvinger op iemands hand [pols] |
| shirafu-素面 | nuchterheid; nuchter [niet dronken] zijn |
| shirahae-白南風 | een zuidelijke wind die aan het einde van het regenseizoen waait |
| shirajira-白白 | het (geleidelijk) licht [helder] worden (van de nacht naar de dageraad) |
| shiran-紫蘭 | Japanse orchidee (Bletilla striata) |
| shirayaki-白焼き | het bakken van vis zonder kruiden; vis gebakken zonder kruiden |
| shiremono-痴れ者 | idioot; dwaas; mafkees; domoor |
| shiretsu-熾烈 | felheid |
| shirewataru-知れ渡る | wijd verbreid [bekend] worden |
| shirigaru-尻軽 | losbandigheid; onbezonnenheid |
| shirimetsuretsu-支離滅裂 | inconsistentie; onsamenhangendheid |
| shirinuke-尻抜け | vergeetachtigheid; niet onthouden wat men zegt; het ene oor in en het andere oor uit laten gaan |
| shirinuke-尻抜け | het dingen niet af maken; halfslachtigheid |
| shirisubomari-尻窄まり | (geleidelijke) verzwakking; achteruitgang; uitdoving; vermindering |
| shiryo-思慮 | overweging; behoedzaamheid; voorzichtigheid; discretie |
| shiryoku-資力 | (geld)middelen; kapitaal(kracht); vermogen |
| shiryokushōgai-視力障害 | slechtziendheid |
| shisai-子細 | reden; omstandigheid |
| shisaku-施策 | maatregel; beleid |
| shisan-四散 | verspreiding [verstrooiing] in alle richtingen |
| shisansuru-四散する | in alle richtingen verspreiden [verstrooien] |
| shisei-市制 | lokale overheid; gemeente |
| shisei-市政 | gemeentelijke overheid; lokale overheid; gemeentebestuur; stadsbestuur |
| shisei-施政 | regering; beleid |
| shisei-至誠 | oprechtheid; volledige toewijding |
| shisei-雌性 | vrouwelijkheid |
| shiseihōshin-施政方針 | bestuurlijk beleid; regeringspolitiek |
| shisen-支線 | zijlijn (van een spoorweg); toevoerleiding; aanvoerroute |
| shishin-指針 | richtlijn; leidraad |
| shishin-至心 | oprechtheid |
| shishitsu-脂質 | lipide (vet of vetachtige stof) |
| shishōbō-四攝法 | (boeddh.) de 4 methoden die de bodhisattvas gebruiken om levende wezens te leiden naar de Weg van de Boeddha |
| shishuku-私淑 | idolisering; verafgoding; grote bewondering |
| shisō-師僧 | een leidende [de leer onderwijzende] boeddhistische monnik |
| shisō-志操 | beginselvastheid; integriteit; standvastigheid; het vasthouden aan je principes |
| shisō-思想 | idee; denkwijze; ideologie |
| shisōteki -思想的 | ideologisch |
| shissei-執政 | (overheids-) administratie; bestuur |
| shissei-失政 | verkeerd beleid; slecht bestuur; wanbestuur; wanbeheer |
| shisso-質素 | eenvoud; soberheid; matigheid; bescheidenheid |
| shissoku-失速 | snelheidsverlies |
| shisutemu・konpōnento-システム・コンポーネント | een stereo set [stereotoren] (bestaande uit afspeelapparatuur, versterker en luidspreker) |
| shitaaji-下味 | het vooraf (voor het koken, braden, etc.) kruiden van voedsel |
| shitagari-下刈り | het (onkruid) wieden |
| shitagarisuru-下刈りする | (onkruid) wieden |
| shitagoshirae-下拵え | ingrediënten klaarmaken voor het eten; voorbereidingen voor het koken; het voorkoken |
| shitajunbi-下準備 | voorbereiding(en) |
| shitaku-支度 | voorbereiding |
| shitamotsure-舌縺れ | een spraakgebrek; lispelen; niet duidelijk kunnen spreken |
| shitasaki-舌先 | mooie praatjes; welbespraaktheid |
| shitashigoto-下仕事 | voorwerk; voorbereidend werk; aangenomen werk |
| shitashimi-親しみ | vertrouwdheid; intimiteit; genegenheid; affectie |
| shitashirabe-下調べ | vooronderzoek; voorbereiding(en) |
| shitasōdan-下相談 | voorbereidende [inleidende] gesprekken |
| shitatameru-認める | (zich) voorbereiden; zich klaarmaken; regelen |
| shitatarazu-舌足らず | onduidelijke uitspraak door spraakgebrek; slissen; lispelen |
| shitatarazu-舌足らず | krom praten; slecht woordgebruik; onduidelijke uitleg |
| shitayomi-下読み | doorlezing; oefening; voorbereiding (op lessen, etc.) |
| shitei-視程 | zichtbaarheid |
| shiteyaru-為て遣る | (iemand anders) te slim af zijn; misleiden; om de tuin leiden; foppen |
| shītoberuto-シートベルト | veiligheidsgordel; veiligheidsriem; stoelriem |
| shitsu-湿 | vochtigheid |
| shitsudo-湿度 | luchtvochtigheid; vochtigheidsgraad |
| shitsudokei-湿度計 | hygrometer; vochtmeter; vochtigheidsmeter |
| shitsudokushō-失読症 | dyslexie; woordblindheid |
| shitsugyō-失業 | werkeloosheid; zonder werk zitten; zijn baan verliezen |
| shitsugyōritsu-失業率 | werkloosheidsgraad; werkeloosheidspercentage |
| shitsujitsugōken-質実剛健 | soberheid en vastberadenheid |
| shitsunen-失念 | vergeetachtigheid; het vergeten |
| shitsurei-失礼 | onbeleefdheid; ongemanierdheid; onhoffelijkheid |
| shitsuryō-質量 | massa; hoeveelheid |
| shitsuyō-執拗 | impertinentie; opdringerigheid; hardnekkigheid |
| shitto-嫉妬 | jaloersheid; jaloezie; afgunst; naijver |
| shiun-紫雲 | (in Boeddhisme) de wolk waarop de boeddha Amida gelovigen op hun sterfbed tegemoet treedt |
| shiwa-皺 | (huid) rimpel; groef; kraaienpootjes |
| shiyō-枝葉 | bijzaken; onbelangrijke [onbeduidende] dingen |
| shiyōkigen-使用期限 | vervaldatum; houdbaarheidsdatum (niet voor levensmiddelen) |
| shiyōkikan-試用期間 | proeftijd (b.v. bij arbeidsovereenkomst); evaluatieperiode |
| shiyōmassetsu-枝葉末節 | onbeduidende details; bijkomstigheden |
| shiyōryō-使用量 | gebruikte hoeveelheid |
| shiyui-思惟 | (boeddh.) wijsheid verkrijgen door diepe gedachten [bedachtzaamheid] |
| shizen-自然 | natuurlijkheid; spontaniteit |
| shizoku-士族 | (in 1947 afgeschaft als stand of rang) samoerai-familie(lid); afstamming van een samoerai-familie |
| shī・ai-シー・アイ | bedrijfsidentiteit; huisstijl (Corporate Identity) |
| shī・esu-シー・エス | (customer satisfaction) klanttevredenheid |
| shī・ī・ō-シー・イー・オー | (chief executive officer) president-directeur; algemeen directeur |
| shī・pī・yū-シー・ピー・ユー | (central processing unit) centrale verwerkingseenheid (computerterm) |
| shī・tī・shī-シー・ティー・シー | (centralized traffic control) centrale verkeersleiding |
| shōchikubai-松竹梅 | (metafoor voor rangschikking van niveaus) hoogste [eerste] rang (松), middelste [tweede] rang (竹), en laagste [derde] rang (梅) |
| shochō-所長 | hoofd [leider; chef, e.d.] (van een bijkantoor, onderzoeksinstelling, gevangenis, e.d.) |
| shōchō-省庁 | overheidskantoren; ministeries |
| shōchō-省庁 | de overheid; de autoriteiten |
| shochō-署長 | hoofd [leider; chef, e.d.] (van een politiebureau, brandweer, belastingdienst, e.d.) |
| shochū-暑中 | midden in de zomer; in het heetst van de zomer |
| shōdokuyaku-消毒薬 | ontsmettingsmiddel; antisepticum |
| shōfū-松風 | (het geluid van) de wind die waait door de dennenbomen |
| shōgaisupōtsu-生涯スポーツ | levenslang sporten; sport die je altijd kan doen (ongeacht leeftijd) voor de gezondheid en recreatie |
| shogen-緒言 | introductie; inleiding |
| shōgo-正午 | 12 uur 's middags; middag(uur) |
| shōgō-称号 | titel; graad; aanduiding; benaming |
| shōgun-将軍 | shogun; groot opperbevelhebber; legerleider; generaal; veldheer (met tijdelijk mandaat van de keizer) |
| shogyōmujō-諸行無常 | (boeddh.) de vergankelijkheid van alles (in de schepping); alle wereldse [aardse] dingen zijn vergankelijk |
| shōhikigen-消費期限 | de vervaldatum (voornamelijk van voedsel); de uiterste houdbaarheidsdatum [gebruiksdatum] |
| shōhyō-証票 | bewijsstuk; certificaat; echtheidsdocument |
| shōjiki-正直 | eerlijkheid; oprechtheid |
| shōjinbutsu-小人物 | een onbeduidend [onbelangrijk; kleingeestig; bekrompen] persoon |
| shojiryoku-書字力 | schrijfvaardigheid |
| shōjō-清浄 | zuiverheid; schoon en onbesmet zijn |
| shojoenzetsu-処女演説 | maidenspeech (eerste redevoering als volksvertegenwoordiger) |
| shōjōshin-清浄心 | (boeddh.) een zuivere ziel zonder verwarring en gehechtheid [zonder waanideeën en wereldse verlangens] |
| shōka-商科 | handelsopleiding |
| shōkafuryō-消化不良 | onbegrijpelijkheid; (fig.) moeilijk te verteren; moeilijk te begrijpen |
| shokan-所管 | rechtsbevoegdheid; jurisdictie |
| shōkaryōku-消化力 | verteerbaarheid |
| shokatsu-所轄 | rechtsbevoegdheid; jurisdictie |
| shōken-小見 | kortzichtigheid; bekrompen blik [mening] |
| shoki-所記 | (taalkunde) vorm; teken; geluid (signified) |
| shōki-正気 | geestelijke gezondheid; gezond verstand |
| shōki-笑気 | lachgas; distikstofmonoxide |
| shokibidō-初期微動 | (aardbeving) eerste [inleidende; aanvangs-] trillingen |
| shōkon-性根 | energie; kracht; vitaliteit; doorzettingsvermogen; vastberadenheid; vasthoudendheid |
| shokugyōanteijo-職業安定所 | overheidsdienst voor arbeidsvoorziening [arbeidsbemiddeling] |
| shokuhi-植皮 | huidtransplantatie |
| shokuhin-食品 | voedsel; voeding; levensmiddelen; voedingsmiddel |
| shokuin-職員 | personeel; medewerker; personeelslid; staflid |
| shokunō-職能 | beroepsbekwaamheid; functie; functionering; het goed functioneren |
| shokuryō-食糧 | voedingsmiddelen; voedselvoorraad; proviand |
| shokuryōhin-食料品 | levensmiddel; voedingsmiddel; proviand |
| shokuten-食店 | (term uit de Meiji periode) eethuis; eetgelegenheid; restaurant |
| shōmikigen-賞味期限 | houdbaarheidsdatum (voor levensmiddelen); uiterste consumptiedatum |
| shōmu-商務 | (commerciële) zaken; handelsaangelegenheid |
| shōmyō-称名 | het reciteren van de naam van de Boeddha (b.v. Namu Amida Butsu) |
| shonbori-しょんぼり | moedeloosheid; neerslachtigheid |
| shōnenba-正念場 | het moment van de waarheid; een keerpunt (in het leven); alles-of-niets [erop-of-eronder] situatie |
| shōninkokka-商人国家 | natie [volk] van winkeliers [kruideniers] |
| shōon-消音 | geluiddemping |
| shōonki-消音器 | geluiddemper; geluidsdemper |
| shoppusei-ショップ制 | verplicht vakbondslidmaatschap |
| shōrai-松籟 | het geluid van de wind die waait door pijnbomen |
| shōrai-松籟 | het geluid van een kokende theeketel |
| shōraisei-将来性 | toekomstperspectief; mogelijkheid; belofte (voor de toekomst) |
| shōraisuru-招来する | veroorzaken; teweeg brengen; aanleiding geven tot; leiden tot |
| shōran-ショーラン | (short range navigation) navigatiehulpmiddelen voor de korte afstand |
| shōran-照覧 | een duidelijk beeld (van iets); het helder zien |
| shorō-初老 | de middelbare leeftijd; begin van de ouderdom; vroegoud zijn |
| shorō-所労 | vermoeidheid; uitputting |
| shōroku-詳録 | gedetailleerd verslag; uitgebreide documentatie [informatie] |
| shoron-緒論 | introductie; inleiding |
| shōryaku-商略 | bedrijfsbeleid; zakelijke strategie |
| shōryoku-省力 | arbeidsbesparing, besparing op mankracht |
| shosa-所作 | gedrag; hoe zich te gedragen (bij een bepaalde gelegenheid) |
| shōsatsu-蕭殺 | een gevoel van eenzaamheid (m.n. aan het einde van de herfst) |
| shōsei-小成 | klein beetje succes; kleine prestatie; bescheiden resultaat |
| shōsei-小生 | (formeel, bescheiden, mannelijk taalgebruik) ik |
| shōsekkai-消石灰 | gebluste kalk (calciumhydroxide) |
| shōsetsu-詳説 | gedetailleerde uitleg; nadere [uitgebreide] verklaring |
| shōsha-小社 | ons bedrijf; wij (bescheiden wijze om tegen een ander over je eigen bedrijf te spreken) |
| shoshin-初心 | naïviteit; onervarenheid |
| shōshin-小心 | lafheid; benepenheid; vreesachtigheid |
| shōshin-正真 | waarheid; echtheid |
| shōshin-焦心 | ongeduld; opwinding; bezorgdheid |
| shōshinmono-小心者 | timide [bedeesde] persoon; lafaard |
| shōshitsu-消失 | (geleidelijke) verdwijning; vervaging |
| shōshitsusuru-消失する | (geleidelijk) verdwijnen; vervagen; wegsterven |
| shōshō-蕭蕭 | eenzaamheid; verlatenheid |
| shōsō-少壮 | jeugdigheid; jong zijn |
| shōsō-尚早 | voorbarigheid; ontijdigheid |
| shōsō-正倉 | overheidsinstelling (in de oudheid) |
| shōsō-聖僧 | een (boeddhistische) priester met een hoog niveau van geleerdheid en wijsheid |
| shosoku-初速 | de beginsnelheid; aanvangssnelheid |
| shōsoku-消息 | verblijfplaats; omstandigheid; situatie; voortgang |
| shosokudo-初速度 | beginsnelheid |
| shōsokutsū-消息通 | een kenner; insider; goed geïnformeerd persoon; |
| shōsū-少数 | minderheid; klein [gering] aantal |
| shōsūha-少数派 | minderheid; minderheidsgroepering |
| shōsūshihai-少数支配 | minderheidsheerschappij; minderheidsbewind |
| shōtai-正体 | (shinto) de geest van een god(heid) die in een voorwerp huist |
| shōteki-小敵 | kleine [onbeduidende] vijand; zwakke tegenstander |
| shottetatsu-背負って立つ | de steunpilaar zijn voor; de volle verantwoordelijkheid dragen voor |
| shou-背負う | (fig.) (de last) op de schouders dragen; verantwoordelijkheid nemen voor |
| shōwakusei-小惑星 | kleine planeet; asteroïde |
| shōwaru-性悪 | slecht van aard [karakter]; kwaadaardigheid; boosaardigheid |
| shoya-初夜 | de eerste nacht; bruidsnacht; de eerste (nacht)wacht |
| shōyaku-生薬 | natuurgeneesmiddel; natuurlijk medicijn (plantaardig of dierlijk) |
| shōyō-小用 | een onbeduidende zaak [kwestie]; een kleinigheid |
| shōyō-従容 | rust; ontspanning; onbezorgdheid |
| shozai-所在 | beroep; identiteit |
| shōzen-悄然 | neerslachtigheid; moedeloosheid |
| shōzen-蕭然 | eenzaamheid; desolaatheid; troosteloosheid |
| shozokuchō-所属長 | leidinggevende; supervisor |
| shū-秀 | voortreffelijkheid; uitmuntendheid |
| shū-醜 | lelijkheid |
| shubōsha-首謀者 | leider (van een bende, opstand, e.d.) |
| shūchaku-執着 | gehechtheid; fixatie; obsessie |
| shūchi-周知 | algemene bekendheid |
| shudan-手段 | middel; methode |
| shūdansoshō-集団訴訟 | (juridisch) groepsvordering; classaction |
| shudō-主動 | leiderschap |
| shuei-守衛 | bewaking; beveiliging; bewaker beveiliger; (bij overheidsgebouwen, universiteiten, e.d.) |
| shūeki-囚役 | dwangarbeid (van gevangenen) |
| shufu-首府 | hoofdstad (waar ook de overheid meestal zetelt) |
| shugi-手技 | vaardigheid; handwerk |
| shūgi-衆議 | publieke discussie; volksraadpleging; meerderheidsbesluit |
| shūgiingiin-衆議院議員 | lid van het (Japanse) Lagerhuis |
| shūgyō-修業 | training ter uitbreiding van kennis en vaardigheden; afronding [voltooiing] van een opleiding |
| shūgyō-就業 | werk; werkgelegenheid; het aan het werk gaan |
| shūgyōbasho-就業場所 | standplaats; werkplek; arbeidslocatie |
| shuhan-主犯 | leider (m.b.t. een misdaad of misdrijf); voornaamste pleger [dader; schuldige] |
| shuhan-首班 | hoofd; leider |
| shuhi-種皮 | zaadhuid; zaadvlies |
| shuhigimu-守秘義務 | geheimhoudingsplicht; vertrouwelijkheid; zwijgplicht |
| shui-主位 | leidende [beste] positie; hoogste rang |
| shui-主意 | hoofdgedachte; hoofdonderwerp; focus; centraal idee |
| shui-主意 | belangrijkste betekenis [idee; mening] |
| shui-首位 | eerste plek; koppositie; leidende positie |
| shūjaku-執着 | gehechtheid; fixatie; obsessie |
| shuji-主事 | hoofdopzichter; toezichthouder; degene die de primaire verantwoordelijkheid draagt |
| shuji-主事 | het hoofd van een overheidsinstantie |
| shūji-修辞 | spreekwijze; retorisch middel; stijlfiguur |
| shūjinrōdō-囚人労働 | gevangenisarbeid |
| shūkabutsu-臭化物 | bromide |
| shukan-主観 | subject; het (beschouwende) ik; ik-heid |
| shukketsu-出欠 | aanwezigheid en afwezigheid |
| shukkin-出勤 | aanwezigheid [presentie] op het werk; het naar het werk gaan; op het werk komen; inklokken |
| shūkyōka-宗教家 | religieuze persoon [figuur; leider] |
| shūkyōshin-宗教心 | vroomheid; devotie |
| shukyū-守旧 | conservativisme; behoudendheid |
| shūmei-醜名 | slechte reputatie [naam]; beruchtheid |
| shūnen-執念 | vastberadenheid; hardnekkingheid; volharding; doorzettingsvermogen |
| shungen-峻厳 | strictheid; strengheid |
| shunin-主任 | chef; hoofd; manager; baas; de leidinggevende |
| shunjun-逡巡 | aarzeling; besluiteloosheid |
| shunō-首脳 | het hoofd; de leider |
| shunran-春蘭 | nobele orchidee (Cymbidium goeringii) |
| shūrei-秀麗 | elegantie; schoonheid; pracht |
| shuren-手練 | vaardigheid; bekwaamheid |
| shūryō-収量 | de opbrengst [hoeveelheid] van een oogst |
| shūryō-収量 | de hoeveelheid van een doelstof die wordt verkregen door zuivering, synthese, etc. |
| shuryō-酒量 | drankhoeveelheid |
| shuryokuginkō-主力銀行 | hoofdbank van een bedrijf (de bank met de hoogste kredietwaardigheid) |
| shusa-主査 | hoofdonderzoeker; leider van een onderzoeksteam |
| shusei-守成 | overname en consolidatie van een bedrijf |
| shuseki-主席 | de voorzitter; het hoofd; de leider |
| shuseki-首席 | leider; voorzitter; hoofd |
| shūsen-周旋 | bemiddeling; tussenkomst (om iets te regelen); aanbeveling |
| shūshi-愁思 | droevige [verdrietige] gedachten; droefheid; bedroefdheid; verdriet |
| shūshigae-宗旨替え | verandering (van ideologie, interesse, etc.) |
| shūshinkoyō-終身雇用 | vaste aanstelling; levenslange werkgelegenheid [tewerkstelling] |
| shushō-首相 | premier; minister-president; eerste minister |
| shūshoku-愁色 | bezorgde [angstige; sombere] blik; somberheid |
| shūshokuguchi-就職口 | werkplek; werkgelegenheid; vacature |
| shūshokuhyōgaki-就職氷河期 | perode van slechte werkgelegenheid |
| shūshokunan-就職難 | moeilijk werk kunnen vinden (door een tekort aan werkgelegenheid) |
| shūshokuritsu-就職率 | werkgelegenheidsgraad; werkgelegenheidspercentage |
| shūshokushiken-就職試験 | een test [examen] om te kunnen beoordelen of een kandidaat geschikt is voor baan |
| shusokudo-終速度 | eindsnelheid |
| shusseki-出席 | aanwezigheid; opkomst |
| shusshinchi-出身地 | geboorteplaats; bakermat; plaats waar men is opgegroeid |
| shutaisei-主体性 | onafhankelijkheid; eigen identiteit [initiatief]; individualiteit |
| shutaiteki-主体的 | onafhankelijk; individueel; proactief |
| shūtoku-習得 | scholing; het verkrijgen van kennis [bekwaamheid] |
| shūtokusuru-習得する | onder de knie krijgen; aanleren; kennis [bekwaamheid] verwerven |
| shutsuba-出馬 | kandidaatstelling bij verkiezingen |
| shutsubahyōmei-出馬表明 | kandidaatstelling |
| shutsunyū-出入 | komen en gaan; aankomst en vertrek; storting en opname (van monetaire middelen) |
| shuwan-手腕 | talent; gave; bekwaamheid; vaardigheid |
| shūzen-愁然 | melancholie; verdrietigheid; treurigheid |
| sō-壮 | kracht; dapperheid; moed; heldhaftigheid; iets magnifieks [groots] |
| sō-壮 | de leeftijd vol kracht, energie en gezondheid; iemand van ca. 30 jaar; iemand in de bloei van zijn leven |
| sō-壮 | een woord dat wordt gebruikt om het aantal keren te tellen van moxibustie (behandeling met brandende moxa op de huid) |
| sōba-相場 | marktprijs; dagprijs; huidige prijs |
| sōbetsu-送別 | vaarwel; afscheid |
| sobireru-そびれる | (als achtervoegsel bij een werkwoord) een kans [gelegenheid] missen; er niet in slagen om |
| soboku-素朴 | eenvoud; onnozelheid; naïviteit |
| sōchi-送致 | (juridisch) verwijzing; renvooi |
| sōchisuru-送致する | (juridisch) verwijzen; renvooieren |
| sōchō-総長 | president [rector magnificus] van een universiteit [Hogeschool] |
| soejō-添え状 | begeleidende [bijgevoegde] brief |
| sofutonomikkusu-ソフトノミックス | economische beleid dat meer gericht is op informatie en de software industrie |
| sofuto・tatchi-ソフト・タッチ | zachtheid; zachtaardigheid; zacht aanvoelen; zachte aanpak |
| sōgan-双眼 | beide ogen |
| sōgei-送迎 | het verwelkomen en uitzwaaien [afscheid nemen) (van mensen) |
| sōgen-草原 | grasvlakte; weide; grasveld |
| sōgi-葬儀 | begrafenis(ritueel); uitvaartplechtigheid; afscheid (van een overledene) |
| sogo-齟齬 | onenigheid; discrepantie; tegenspraak |
| sōgōgakka-総合学科 | een extra keuzevak dat op middelbare scholen wordt aangeboden naast de algemene en gespecialiseerde vakken |
| sōgoizon-相互依存 | onderlinge afhankelijkheid |
| sōgon-荘厳 | plechtstatigheid; grootsheid |
| sōhaku-蒼白 | bleekheid; lijkbleek zijn |
| sōhan-相反 | tegenstrijdigheid; tegenspraak; contradictie |
| sōhō-双方 | beide partijen |
| sōhon-草本 | (niet-houtige gewassen) kruiden; planten |
| sōikufū-創意工夫 | vindingrijkheid; originaliteit |
| soin-素因 | aanleg; vatbaarheid (voor ziekten) |
| sōiten-相違点 | geschilpunt; punt van verschil; onderscheid |
| sōji-相似 | gelijkenis; overeenkomst; gelijkvormigheid; analogie |
| sōjōheikin-相乗平均 | meetkundig [geometrisch] gemiddelde |
| sōkei-早計 | vroegtijdigheid; voorbarigheid |
| sōken-壮健 | goede gezondheid |
| sokkoku-即刻 | onmiddellijk; meteen |
| sokkyū-速球 | fastball (met grote snelheid geworpen bal) |
| sokō-粗肴 | een bescheiden [nederige] term voor gerechten die men een ander aanbiedt |
| sokobaku-若干 | een (onbepaald) aantal; een kleine hoeveelheid; een paar; een beetje |
| sōkōkai-壮行会 | een (groots) afscheidsfeest |
| sōkoku-相克 | rivaliteit; wedijver; onenigheid; conflict |
| sōkoku-相克 | tegenstrijdigheid |
| sōkonbokuhi-草根木皮 | wortels van kruiden en schors van bomen (gebruikt in de traditionele Chinese geneeskunde) |
| sōkonmokuhi-草根木皮 | wortels van kruiden en schors van bomen (gebruikt in de traditionele Chinese geneeskunde) |
| sokudo-速度 | snelheid; tempo |
| sokuishiki-即位式 | kroningsplechtigheid; inhuldigingsceremonie |
| sokuji-即時 | onverwijld; onmiddellijk; ogenblikkelijk |
| sokuō-即応 | navolging; aanpassing; volgzaamheid |
| sokuryoku-速力 | snelheid |
| sokushi-即死 | onmiddellijke dood; dood ter plekke |
| sokushisuru-即死する | onmiddellijk sterven |
| sokuteifunō-測定不能 | onmeetbaarheid |
| sokuza-即座 | het bereid zijn; het klaar [op het punt] staan |
| somatsu-粗末 | slordigheid; onzorgvuldigheid |
| sōmei-聡明 | wijsheid; intelligentie |
| sondai-尊大 | arrogantie; verwaandheid |
| sōnen-想念 | idee; begrip; denkbeeld |
| songen-尊厳 | waardigheid; prestige; aanzien; respect |
| sonohigurashi-其の日暮らし | een onzeker [sober] bestaan leiden; (financieel) de eindjes aan elkaar knopen; van dag tot dag leven; het leven nemen zoals het komt |
| sonokurai-其の位 | (ongeveer) zoveel; in die mate; een dergelijke hoeveelheid |
| sonotsudo-その都度 | bij elke gelegenheid; telkens weer; elke keer |
| sonshoku-遜色 | minderwaardigheid; ondergeschiktheid |
| sonzai-存在 | het bestaan; het leven; de aanwezigheid |
| sonzaikan-存在感 | voelbare aanwezigheid (van iets, iemand, e.d.) |
| sōō-相応 | doelmatigheid; overeenkomstigheid; geschiktheid |
| sōon-騒音 | lawaai; herrie; wanklank; geluidsoverlast |
| sōonkōgai-騒音公害 | geluidsoverlast |
| sōpuresu・sōpu-ソープレス・ソープ | synthetisch wasmiddel; neutraal reinigingsmiddel |
| sōran-総覧 | uitgebreid overzicht; compendium; bronnenboek; complete gids |
| sorane-空音 | geluid dat men meent te horen maar er niet echt is; vermeend dierengeluid |
| sorausobuku-空嘯く | onverschilligheid veinzen |
| soreppotchi-それっぽっち | zo weinig; zo gering; zo klein; zo'n klein beetje; slechts [alleen maar] dit [dat]; onbelangrijk; onbeduidend; futiel |
| soreshiki-其れしき | iets dat klein [gering; onbeduidend; onbelangrijk] is |
| sōri-総理 | (afk. voor) minister-president; premier; eerste minister |
| sōridaijin-総理大臣 | minister-president; premier |
| soriddo-ソリッド | solide; vast; stevig; massief; degelijk |
| sōrin-叢林 | dichte bebossing; dichtbegroeid bos |
| soro-候 | gebruikt als hulpwerkwoord, voegt het beleefdheid toe van de spreker voor de toehoorder |
| sorō-疎漏 | nalatigheid; onzorgvuldigheid; roekeloosheid |
| sorosoro-そろそろ | langzaam; zachtjes; geleidelijk |
| sōryō-総量 | totale [bruto] gewicht [volume; hoeveelheid] |
| sōsei-早生 | snelle groei; vroegrijpheid; prematuur |
| sōsharu・danpingu-ソーシャル・ダンピング | lagere productiekosten door het werken met zeer goedkope arbeidskrachten |
| sōsharu・enjiniaringu-ソーシャル・エンジニアリング | social engineering (het met technische middelen misbruik maken van menselijke zwakheden door criminelen) |
| sōsharu・sekyuritī-ソーシャル・セキュリティー | sociale zekerheid |
| sōshi-相思 | wederzijdse liefde [vriendschap; genegenheid] |
| sōshiki-葬式 | begrafenis; teraardebestelling; uitvaart; begrafenisplechtigheid |
| soshikirōdōsha-組織労働者 | arbeiders georganiseerd in een vakbond |
| soshikitai-組織体 | organisatie; instituut; organisatorische eenheid |
| sōshisōai-相思相愛 | wederzijdse liefde [vriendschap; genegenheid] |
| sōshu-宗主 | hoofdman; leider |
| sōsō-草草 | haast; drukte; gehaastheid; agitatie |
| sōsō-草草 | vereenvoudiging; snelheid; slordigheid |
| sossensuihan-率先垂範 | het initiatief [de leiding] nemen om een goed voorbeeld te stellen |
| sōsū-総数 | huidige hoeveelheid (voorraad) |
| sotchoku-率直 | eerlijkheid; oprechtheid |
| sōtō-相当 | gelijkwaardigheid |
| sōtō-相当 | behoorlijke [aanzienlijke] hoeveelheid |
| sōtō-総統 | alleen-heerser; opperbevelhebber; (machtige) president |
| sotoberi-外耗 | de verhouding tussen het verlies van de hoeveelheid graan bij vermaling en de oorspronkelijke hoeveelheid |
| sotomata-外股 | manier van lopen, met de tenen naar buiten gedraaid |
| souru-ソウル | Seoel (de hoofdstad van Zuid-Korea) |
| soyō-素養 | basistraining; opleiding; verworven kennis [vaardigheid] |
| sōzen-騒然 | (騒然たる, bnw.) lawaaiig; luidruchtig; onrustig |
| suehiro-末広 | volledige [wijde] (uit)spreiding; het wijd openvouwen |
| suehirogari-末広がり | volledige [wijde] (uit)spreiding; het wijd openvouwen |
| sugata-姿 | aanwezigheid; conditie |
| sugu-直ぐ | meteen; direct; onmiddellijk |
| sugusama-直ぐ様 | onmiddellijk; direct; meteen |
| suhada-素肌 | de blote huid |
| sui-粋 | bedachtzaamheid; consideratie; begrip |
| suibun-水分 | vocht; vochtigheid; water |
| suichoku-垂直 | het loodrecht zijn; rechtstandigheid; loodrechte stand |
| suidō-水道 | watervoorziening; waterleiding; stromend water (in huis) |
| suidōkaisha-水道会社 | waterleidingbedrijf |
| suidōkan-水道管 | waterpijp; waterleiding |
| suidōsui -水道水 | kraanwater; leidingwater; tapwater |
| suigyo-水魚 | water en vis(sen) (ook als symbool van iets dat moeilijk van elkaar te scheiden is) |
| suiheibungyō-水平分業 | horizontale arbeidsverdeling [werkverdeling; specialisatie] |
| suihō-水泡 | metafoor voor vluchtigheid [verspilling] |
| suimitsu-水密 | waterdichtheid |
| suiri-推理 | gevolgtrekking; deductie; afleiding; redenering |
| suisankakariumu-水酸化カリウム | kaliumhydroxide |
| suisankanatoriumu-水酸化ナトリウム | natriumhydroxide |
| suishinsha-推進者 | promotor; drijvende kracht; leider |
| suitai-推戴 | onder de leiding [het voorzitterschap] van; (iemand) laten voorzitten; iemand de leiding geven |
| suiyaku-水薬 | vloeibaar medicijn; geneesmiddel in drankvorm; medicinaal drankje |
| suiyōeki-水溶液 | waterige oplossing (oplossing waarbij water het oplosmiddel is) |
| suji-筋 | logica; (logische) redenering; juistheid; gerechtigheid |
| sujichigai-筋違い | onredelijkheid; een tegenargument dat geen stand houdt |
| sukarā-スカラー | (Eng.: scalar) scalair; scalaire grootheid (wiskunde) |
| sukarupu・kea-スカルプ・ケア | hoofdhuidverzorging |
| sukasazu-透かさず | zonder aarzeling; meteen; onmiddellijk |
| sukebeikonjō-助平根性 | wellust; liederlijkheid |
| sukebeikonjō-助平根性 | geilheid; hitsigheid; ontucht |
| sukērabiriti-スケーラビリティ | schaalbaarheid; uitbreidbaarheid; aanpasbaarheid |
| sukima-隙間 | onvoorbereidheid; onzorgvuldigheid |
| sukin-スキン | huid; leer |
| sukinshippu-スキンシップ | intimiteit [huidcontact] tussen moeder en kind |
| sukiru-スキル | vaardigheid; bekwaamheid |
| sukiru・inbentorī・shisutemu-スキル・インベントリー・システム | inventarisering van de vaardigheden, opleidingen en ervaringen van de werknemers van een bedrijf |
| sukōkā-スコーカー | luidsprekersysteem voor middentonen |
| sukoshi-少し | een beetje; geringe hoeveelheid |
| sukuea・sutansu-スクエア・スタンス | (bij honkbal en golf) een slaghouding met beide voeten op een lijn |
| sukunai-少ない | weinig; gering; kleine hoeveelheid; schaars; onvoldoende; zelden |
| sukūringu-スクーリング | onderwijs; opleiding; scholing |
| sukūru-スクール | school; opleiding |
| sukūru・zōn-スクール・ゾーン | gebied rond een school met een snelheidsbeperking voor verkeer |
| sukūtā-スクーター | scooter (vervoermiddel) |
| sumi-酸み | zuur(te)graad; zuurheid; mate van zuur zijn |
| sumika-住み処 | woonplaats; residentie; woning |
| sumu-済む | aflopen; eindigen; voorbij zijn; voltooid zijn |
| sunao-素直 | mildheid; zachtaardigheid; gehoorzaamheid |
| sunēkuuddo-スネークウッド | letterhout of slangenhout (hout met een natuurlijke tekening lijkend lettersschrift of op slangenhuid, van de tropische boom Brosimum guianense) |
| sunshi-寸志 | ontevredenheid; afkeuring; bezwaar |
| sūpābaizā-スーパーバイザー | leidinggevende; toezichthouder; opzichter |
| supaisu-スパイス | specerij; kruiden |
| supan・obu・kontorōru-スパン・オブ・コントロール | spanwijdte (een management-begrip dat aangeeft aan hoeveel ondergeschikten een manager moet leidinggeven) |
| supīdo-スピード | snelheid |
| supīdoappu-スピードアップ | versnelling; snelheidsverhoging; opdrijving |
| supīdobōru-スピードボール | (honkbal) fastball (met snelheid geworpen bal van de pitcher) |
| supīdo・gan-スピード・ガン | snelheidsmeter (bij honkbal, een machine die de werpsnelheid meet) |
| supīkā-スピーカー | luidspreker; speaker |
| suppadaka-素っ裸 | (volledige) naaktheid |
| supureddo-スプレッド | verspreiding; breedte; reikwijdte |
| supureddo-スプレッド | spreiding (van portefeuille, risico's, e.d.) |
| supuringubōdo-スプリングボード | gelegenheid; kans; springplank (fig.) |
| supurōru-スプロール | wildgroei; onregelmatige [onordelijke] uitgroei [uitbreiding] |
| suraidingu-スライディング | sliding (bij sport: glijdende beweging over de grond met de benen vooruit) |
| suriban-擦り半 | alarmbel bij brand(gevaar) in de buurt, die zonder ophouden wordt geluid |
| suribanshō-擦り半鐘 | alarmbel bij brand(gevaar) in de buurt, die zonder ophouden wordt geluid |
| surūputto-スループット | verwerkte hoeveelheid; productie; verwerkingscapaciteit |
| sūryō-数量 | kwantiteit; hoeveelheid |
| sūsei-趨勢 | tendens; trend; (huidige) stand van zaken |
| susogo-裾濃 | verfpatroon waarbij de kleur van de bovenkant naar de onderkant (van de stof) geleidelijk donkerder wordt |
| susuharai-煤払い | het huis schoonmaken op oudjaar (ter voorbereiding op het nieuwe jaar) |
| susuharai-煤払い | verwijdering van roet van heiligdommen in december (ter voorbereiding op het nieuwe jaar) |
| sutairubukku-スタイルブック | stijlboek; stijlgids |
| sutandobai・kurejitto-スタンドバイ・クレジット | lening van IMF (Internationaal Monetair Fonds) aan lidstaten |
| sutāringu-スターリング | pond sterling (Engelse munteenheid) |
| sutāringu・burokku-スターリング・ブロック | een groep landen (voornamelijk uit het Britse Gemenebest) die hun munteenheid aan het pond sterling koppelden |
| suteroido-ステロイド | steroïde(n) |
| suterusu-ステルス | (Eng. stealth) heimelijkheid; stiekem; in het geheim |
| sutēto・amachua-ステート・アマチュア | door de overheid gesubsidieerde amateursporter |
| sutorakku・auto-ストラック・アウト | (honkbal) uitgegooid met drie slag (waardoor de slagman uit is) |
| sutoreputomaishin-ストレプトマイシン | streptomycine (bacteriëndodend geneesmiddel) |
| sutorikinīne-ストリキニーネ | strychnine (giftig alkaloïde) |
| sutorofurusu-ストロフルス | strophulus (huidirritatie bij kleine baby's) |
| suwarajiundō-スワラジ運動 | Swarāj, een Indiase onafhankelijkheidsbeweging |
| sūyō-枢要 | belang; belangrijkheid |
| taai-他愛 | altruïsme; onbaatzuchtigheid |
| tabakaru-謀る | misleiden; bedriegen |
| tabaneru-束ねる | leiden; beheren; controleren |
| tabekata-食べ方 | bereidingswijze; manier van koken |
| taben-多弁 | spraakzaamheid |
| tabijitaku-旅支度 | voorbereidingen voor de reis |
| tabirako-田平子 | Lapsanastrum apogonoides (een plant) |
| tabun-多分 | (grote) hoeveelheid |
| taburakasu-誑かす | bedriegen; oplichten; iem. verleiden (om iets te doen) |
| taburoido-タブロイド | tabloid (een formaat voor kranten en tijdschriften, 420-297 mm) |
| tabyō-多病 | ziekelijkheid; zwakke [kwetsbare] gezondheid |
| tachiai-立ち会い | aanwezigheid |
| tachidokoroni-立ち所に | direct; onmiddellijk; meteen; à la minute |
| tachifusagaru-立ち塞がる | het in de weg [voor iemand] gaan staan; met gespreide handen staan; iem. blokkeren [tegenhouden] |
| tachikaze-太刀風 | het zoevende geluid [geruis] van een zwaardslag; de wind veroorzaakt door een zwaardslag |
| tachikurami-立ち眩み | duizeligheid bij (op)staan; orthostatische hypotensie |
| tachimochi-太刀持ち | (bij sumo) een van de twee worstelaars die een yokozuna begeleiden bij de ringceremonie |
| tachimono-断ち物 | het vasten [weigeren te eten] voor een periode als middel om iets gedaan te krijgen van anderen |
| tachiuchi-太刀打ち | twist; woordenstrijd; onenigheid |
| tadachini-直ちに | onmiddellijk; direct; meteen |
| tadagoto-只事 | iets alledaags [onbelangrijks]; een kleinigheid |
| tadanaka-直中 | precies in het midden |
| tadoku-多読 | het veel [uitgebreid] lezen |
| tadoritsuku-辿り着く | (na veel nadenken) op een idee [antwoord] komen; een ingeving krijgen |
| tadotadoshii-たどたどしい | onduidelijk; vaag |
| tafunesu-タフネス | taaiheid; (ge)hardheid; sterkte; onvermoeibaarheid |
| tagei-多芸 | veelzijdigheid |
| tagen-多言 | spraakzaamheid; breedsprakerigheid; langdradigheid |
| tagi-多義 | een woord [uitdrukking] met meerdere betekenissen; polysemie; meerduidigheid |
| tahōmen-多方面 | veelzijdigheid; veelsoortigheid |
| tai-他意 | een andere bedoeling; bijbedoeling; kwaadwillendheid |
| tai-隊 | compagnie; corps; eenheid |
| tai-鯛 | zeebrasem (Sparidae) |
| taiatsu-耐圧 | drukbestendigheid |
| taibu-退部 | uitschrijving [beëindiging] van een lidmaatschap (van een club, e.d.) |
| taichō-隊長 | commandant; bevelhebber; leider |
| taigaku-退学 | het vroegtijdig de school [universiteit] verlaten (de opleiding niet afmaken) |
| taihan-大半 | meerderheid; het grootste deel |
| taiheiraku-太平楽 | zorgeloosheid; onbekommerdheid |
| taii-体位 | gezondheidstoestand; fysieke conditie |
| taii-大意 | de kern; essentie; (hoofd)strekking; het algemene idee; een korte samenvatting |
| taiikunohi-体育の日 | Nationale Sportdag in Japan (op de 2de maandag in oktober; voorheen: Gezondheids- en Sportdag) |
| taiin-隊員 | korpslid (politie, brandweer, krijgsmacht., e.d.) |
| taikai-退会 | opzegging; terugtrekking; beëindiging (van een lidmaatschap) |
| taikanshiki-戴冠式 | kroningsplechtigheid |
| taikei-体刑 | lijfstraf; dwangarbeid |
| taikei-隊形 | formatie; samenstelling; (militaire) eenheid |
| taiko-太古 | een ver verleden; de oudheid |
| taikōsei-耐光性 | kleurvastheid; kleurechtheid (verf) |
| taikōtennō-大行天皇 | de aanduiding voor de naamperiode van een recent overleden keizer |
| taikutsu-退屈 | verveling; sleur; saaiheid; eentonigheid |
| taikyoku-大局 | algemene [globale] situatie [omstandigheid]; algemene [globale] toestand; breder geheel; het grote beeld; het algehele overzicht |
| taikyū-耐久 | weerstand; duurzaamheid; volharding |
| taimen-体面 | eer, reputatie; waardigheid; prestige |
| taimu-タイム | tijm (kruid) |
| tainetsu-耐熱 | hittebestendigheid |
| tainin-体認 | deskundigheid op basis van ervaring; door ervaring wijs geworden |
| tainōshobun-滞納処分 | beslaglegging naar aanleiding van een betalingsachterstand |
| taiō-対応 | overeenstemming (met); gelijkwaardigheid |
| taiō-対応 | geschiktheid; gepastheid; afstemming |
| taiō-対応 | verenigbaarheid; compatibiliteit; toepasbaarheid |
| taira-平ら | gelijkmatigheid; effenheid |
| tairetsu-隊列 | gelid; rij; linie; colonne |
| tairyō-大量 | grote hoeveelheid; overvloed (aan); massa |
| tairyōgyakusatsu-大量虐殺 | massamoord; genocide; massaslachting |
| taisei-大声 | een luide [harde] stem |
| taiseki-体積 | volume; hoeveelheid; massa; kubieke inhoud |
| taisetsu-大切 | belang; belangrijkheid |
| taishin-耐震 | aardbevingsbestendigheid |
| taishitsu-体質 | fysieke [lichamelijke] gesteldheid |
| taishō-大笑 | luid gelach; schaterlach |
| taishoku-大食 | vraatzucht; gulzigheid; grote eetlust; het veel eten; zich volproppen |
| taishoku-耐食 | corrosie resistentie; roestbestendigheid |
| taishosha-退所者 | gevangene die zijn tijd heeft uitgezeten en zijn vrijheid terugkrijgt [wordt vrijgelaten] |
| taisō-大層 | (in) hoge mate; grote hoeveelheid |
| taisuisei-耐水性 | waterbestendigheid |
| taiten-大典 | (historisch) overheidsambt in het ritsuryō rechtssysteem van Japan |
| taitō-対当 | equivalentie; gelijkwaardigheid; overeenkomstigheid |
| taitō-対等 | gelijkheid; equivalent; gelijk niveau |
| taiwanbōzu-台湾坊主 | (algemene term voor) kaalheid |
| taizanhokuto-泰山北斗 | autoriteit; deskundige; beroemdheid |
| taizen-泰然 | kalmte; ingetogenheid; zelfbeheersing |
| taji-多事 | veelbewogenheid; veel gebeurtenissen [incidenten] |
| tajitatan-多事多端 | het erg druk hebben; veel werk hebben; veelbewogenheid |
| tajō-多情 | wispelturigheid; wisselvalligheid; onbetrouwbaarheid |
| tajūjinkaku-多重人格 | meervoudige [gespleten] persoonlijkheid |
| taka-多寡 | hoeveelheid; aantal; kwantiteit |
| taka-高 | hoogte; waarde; hoeveelheid |
| takabanashi-高話 | (met) luide stem |
| takabisha-高飛車 | hooghartigheid; hoogmoedigheid; hoogdravendheid |
| takaibiki-高鼾 | luid gesnurk |
| takaku-多角 | veelzijdigheid |
| takan-多感 | gevoeligheid; sensitiviteit; sentimentaliteit |
| takanotsume-鷹の爪 | (plant) parelkruid (Sagina japonica) |
| takara-宝 | schat; kostbaarheid; rijkdom |
| takaraka-高らか | luid |
| takatakayubi-高高指 | middelvinger |
| takawarai-高笑い | een luide lach; lachsalvo; gehinnik |
| takayōji-高楊枝 | het uitgebreid (rustig; op het gemak) gebruiken van een tandenstoker na de maaltijd |
| take-竹 | de middelste [tweede] rang (van het 3-rangen systeem, waarbij 1= matsu (den), en 3 = ume (pruim) ) |
| takegaki-竹垣 | bamboe hek [omheining; afrastering; afscheiding] |
| taketonbo-竹蜻蛉 | (traditioneel Japans speelgoed) bamboe libelle, een propellor die gaat draaien door een pin snel in beide handpalmen te wrijven |
| taketsu-多血 | volbloedigheid |
| taketsu-多血 | warmbloedigheid; opgewondenheid |
| takken-卓見 | helderziendheid; doordringend inzicht |
| takuetsu-卓越 | excellentie; superioriteit; uitmuntendheid |
| takumi-匠 | handvaardigheid; (vak)bekwaamheid |
| takusan-沢山 | veel; een grote hoeveelheid; een groot aantal; een heleboel |
| tamagoyaki-卵焼き | (zoete of gekruide) omelet |
| tamasudare-玉簾 | Witte westenwindbloem (Zephyranthes candida) |
| tameiki-溜息 | een zucht (van vermoeidheid, opluchting, e.d.) |
| tamukeru-手向ける | afscheid nemen |
| tamushi-田虫 | ringworm (huidaandoening: tinea corporis) |
| tan-丹 | rode aarde (bevat cinnaber of kwiksulfide) |
| tan-反 | oppervlakte eenheid: 1 tan = (300 tsubo =) ca. 991 vierkante meter) |
| tanbetsu-反別 | de oppervlakte van een veld (aangeduid in: tan) |
| tanbi-嘆美 | bewondering; aanbidding |
| tanbi-耽美 | voorliefde [gevoeligheid] voor kunst en schoonheid |
| tangan-嘆願 | smeekbede; petitie; pleidooi; (officieel) verzoek\ |
| taningyōgi-他人行儀 | het zich afstandelijk [gereserveerd; formeel] gedragen; gereserveerdheid; afstandelijkheid |
| tanishi-田螺 | zoetwaterslak (Viviparidae) |
| tanjunsen-単純泉 | eenvoudige waterbron (warmwaterbron met een extreem laag gehalte aan mineralen en kooldioxide) |
| tanka-単価 | eenheidsprijs; stukprijs; prijs per eenheid |
| tankabutsu-炭化物 | (chemie) carbide |
| tankakarushiumu-炭化カルシウム | carbid; calciumcarbid; carbuur |
| tankatangusuten-炭化タングステン | wolfraamcarbide (een keramische stof, die ontstaat uit wolfraam en koolstof) |
| tankidaigaku-短期大学 | (2-jarige) hogeschool [universiteit] (opleidend tot Bachelor diploma) |
| tannin-担任 | de leiding hebben over een bepaalde klas (of een bepaald vak) op school |
| tanō-多能 | veelzijdigheid |
| tanpeikyū-短兵急 | onbezonnenheid |
| tanpoken-担保権 | zekerheidsrecht; zekerheidsstelling; recht van hypotheek |
| tanpotsuki-担保付き | met (gegarandeerde) zekerheid |
| tanpotsukishasai-担保付社債 | bedrijfsobligatie met zekerheid |
| tanrei-端麗 | schoonheid; bekoorlijkheid; elegantie |
| tansangasu-炭酸ガス | koolzuurgas; koolstofdioxide; kooldioxide |
| tansei-丹誠 | oprechtheid; toewijding; inspanning |
| tanshin-丹心 | oprechtheid, eerlijkheid; trouw |
| tanshin-単身 | alleen; zonder begeleiding; op eigen houtje; in je eentje |
| tanshō-丹霄 | (ambts)woning [residentie] van de keizer |
| tansho-短所 | zwakheid; tekortkoming; gebrek; zwak punt; nadeel |
| tanto-たんと | veel; een grote hoeveelheid; een groot aantal; een heleboel |
| tantō-担当 | het de leiding hebben; verantwoordelijk zijn |
| tantōsha-担当者 | leidinggevende; de verantwoordelijke persoon; coördinator; contactpersoon |
| tantōsuru-担当する | de leiding hebben; verantwoordelijk zijn |
| tan'i-単位 | eenheid van gewicht [lengte]; munteenheid |
| tan'i-単位 | kleine eenheid (van een instelling, familie, e.d.); groep; sectie |
| tan'itsu-単一 | alleen [enkel] zijn; eenheid; eenvoud |
| tan'on-湛恩 | hoogste (universele) welwillendheid; exceptionele goedheid |
| tarashikomu-誑し込む | (iemand) verleiden; inpalmen; versieren |
| tarento-タレント | beroemdheid; ster (tv, film, etc.) |
| tarumi- 弛み | slapte; krachteloosheid; verslapping |
| taryō-多量 | grote hoeveelheid |
| tasai-多才 | veelzijdigheid |
| tasan-多産 | vruchtbaarheid; fertiliteit |
| tashika-確か | zeker; waar; ongetwijfeld; duidelijk |
| tashinamu-嗜む | voorzichtig [bescheiden] zijn |
| tashitsu-多湿 | hoge luchtvochtigheid |
| tashō-多少 | aantal; hoeveelheid |
| tashu-多種 | veelheid aan categorieën |
| tassha-達者 | ervaring; vakmanschap; bekwaamheid; meesterschap |
| tassha-達者 | goede gezondheid; fitheid |
| tasū-多数 | groot aantal; meerderheid |
| tasūha-多数派 | meerderheid; meerderheidsgroepering |
| tasukufōsu-タスクフォース | speciale eenheid |
| tatchi-タッチ | deelname; betrokkenheid |
| tate-立て | belangrijkste; hoofd-; leidende |
| tate-縦 | lengte; hoogte; diepte; verticaal; loodrecht; van boven naar beneden; van noord naar zuid |
| tategyōji-立て行司 | de hoofdscheidsrechter in een sumotoernooi |
| tatewari-縦割り | iets verticaal [in de lengte] doormidden delen |
| tateyakusha-立て役者 | hoofdrolspeler; leidende figuur; sleutelfiguur |
| tatsuben-達弁 | welbespraaktheid |
| tatsubun-達文 | goed geschreven [duidelijke] tekst |
| tatsui-達意 | begrijpelijkheid; duidelijkheid; klaarheid |
| tatsumi-辰巳 | het zuidoosten |
| tawake-戯け | grappenmakerij; dwaasheid; gekheid |
| tawake-戯け | een gek; idioot; grappenmaker |
| tayō-多様 | verscheidenheid |
| tayori-頼り | het vertrouwen [steunen; rekenen; zich verlaten op]; betrouwbaarheid; steunpilaar |
| tayōsei-多様性 | diversiteit; verscheidenheid |
| tayūmoto-太夫元 | theaterdirecteur; productieleider; manager van een toneelgezelschap |
| tazai-多罪 | (een beleefde term om je te verontschuldigen voor onbeleefdheid, nalatigheid, e.d.) excuses (voor...) |
| tazuki-方便 | middelen van bestaan; levensonderhoud |
| te-手 | knecht; arbeider |
| teaki-手明き | ongebondenheid; niet druk hebben; ontspanning |
| teate-手当て | voorbereiding |
| tebanashi-手放し | openlijk; onbeperkt; vrijelijk; zonder terughoudendheid |
| tebiki-手引き | begeleiding; hulp; advies |
| tebiki-手引き | handleiding; gids |
| tebikisho-手引書 | handleiding; inleiding; handboek voor beginners |
| tebiroi-手広い | uitgebreid |
| tēburu・sentā-テーブル・センター | tafelkleedje (als decoratie op het midden van de tafel) |
| tedare-手足れ | bedrevenheid; vaardigheid; handigheid |
| tegaru-手軽 | eenvoud; ongecompliceerdheid |
| tegatai-手堅い | solide; betrouwbaar; veilig |
| tegiwa-手際 | (goede) uitvoering; vakmanschap; bekwaamheid |
| tegokoro-手心 | discretie; consideratie; rekening houden met anderen |
| tehai-手配 | voorbereiding(en); voorzorg; maatregel |
| tei-廷 | (in kanji combinaties) plaats van overheidsaangelegenheden |
| tei-貞 | (in combinaties) principieel zijn; kuisheid |
| teichakueki-定着液 | een fixatief; fixeermiddel |
| teigen-提言 | mening; idee; gedachtegoed; voorstel |
| teijisei-定時制 | systeem van parttime onderwijs (m.n. in avonden en weekends); deeltijdopleiding |
| teinei-丁寧 | beleefdheid; hoffelijkheid |
| teinei-丁寧 | zorgvuldigheid |
| teineigo-丁寧語 | beleefdheidsvorm; beleefd taalgebruik |
| teisei-貞正 | trouw [loyaliteit] en oprechtheid |
| teisetsu-貞節 | kuisheid; [echtelijke] trouw |
| teishuku-貞淑 | zuiverheid; reinheid (als vrouwelijke deugd) |
| teisoku-低速 | lage snelheid |
| teisōtai-貞操帯 | kuisheidsgordel |
| teitaku-邸宅 | villa; landhuis; paleis; residentie |
| teizō-逓増 | geleidelijke groei [toename] |
| tejina-手品 | toverkunst; goochelarij; goocheltruc; vingervlugheid |
| tekagen-手加減 | op basis van ervaring dingen (kunnen) doen; bekwaamheid |
| tekigō-適合 | conformiteit; congruentie; verenigbaarheid; overeenstemming |
| tekihi-適否 | geschiktheid; gepastheid |
| tekihō-適法 | wettigheid; rechtsgeldigheid |
| tekii-敵意 | vijandigheid; vijandelijkheid; vijandschap; haat; wrok; rancune |
| tekikaku-的確 | nauwkeurigheid; precisie; accuraatheid |
| tekiki-手利き | bekwaamheid; vakmanschap; een bekwaam [vakkundig; geschoold] persoon |
| tekimen-覿面 | onmiddellijk effect; direct resultaat |
| tekiryō-適量 | juiste [passende] hoeveelheid; optimale dosis [dosering] |
| tekisei-適性 | geschiktheid; bekwaamheid |
| tekiseikensa-適性検査 | onderzoek [test] naar geschiktheid; proeve van bekwaamheid |
| tekishi-敵視 | vijandigheid; vijandige houding |
| tekitai-敵対 | vijandigheid; verzet; weerstand |
| tekitō-適当 | correctheid; geschiktheid |
| tekka-鉄火 | gewelddadigheid; boosaardigheid |
| tekkaku-的確 | nauwkeurigheid; precisie |
| tekkaku-適格 | geschiktheid; bekwaamheid; competentie |
| tekkamiso-鉄火味噌 | Tekka-miso (rode miso van aantal gekruide en gefrituurde wortelgroenten) |
| tekkusu-テックス | tex (eenheid voor lineaire massa, voor het meten van de fijnheid van garen of vezels) |
| tekubari-手配り | voorbereiding; maatregel |
| tekuda-手管 | truc; list; handigheid |
| tekunikaru・nokkuauto-テクニカル・ノックアウト | technische knockout (wanneer een scheidsrechter bepaalt dat één van de deelnemers aan een gevecht niet in staat is verder te gaan) |
| tekunokurashī-テクノクラシー | technocratie (economische inrichting van de maatschappij onder leiding van technici) |
| tema-手間 | salaris; loon naar werken; geld voor verrichte arbeid |
| temachin-手間賃 | salaris; loon naar werken; geld voor verrichte arbeid |
| temadai-手間代 | salaris; loon naar werken; geld voor verrichte arbeid |
| temaegatte-手前勝手 | zelfzuchtigheid; egoïsme; egocentrisch zijn |
| temaemiso-手前味噌 | zelfverheerlijking; zelfingenomenheid; opschepperij |
| temahima-手間暇 | arbeid en tijd; moeite en tijd |
| temawashi-手回し | (apparaten) met de hand bediend [gedraaid] |
| temawashi-手回し | voorbereiding(en); maatregel(en) |
| temijika-手短 | kortheid; beknoptheid |
| ten-天 | de voorzienigheid; het lot; de lotsbestemming |
| tenagusami-手慰み | plezier; ontspanning; afleiding |
| tenami-手並み | optreden; bekwaamheid; kundigheid |
| tencha-点茶 | het bereiden van groene (poeder)thee (tijdens de theeceremonie) |
| tengusa-天草 | rode algen (Gelidiaceae) |
| tenjiku-天竺 | aanduiding bij (Chinese) gerechten: erg [te] pittig |
| tenjin-天人 | de hemel en mensheid |
| tenjō-添乗 | jet vergezellen; begeleiden; meerijden |
| tenka-天下 | de overheid [regering; regerende macht] van een land |
| tenkabutsu-添加物 | additief; toevoeging; toevoegingsmiddel; hulpstof |
| tenkai-展開 | uitspreiding; uitrolling; openvouwen |
| tenkaisuru-展開する | ontwikkelen; uitspreiden; uitrollen; openvouwen; uitlichten; uitwerken |
| tenki-天気 | het weer (weersgesteldheid) |
| tenkūkaikatsu-天空海闊 | heel edelmoedig [vrijgevig] zijn; een edelmoedigheid [vrijgevigheid] zo helder als de lucht en zo groot als de zee |
| tennen-天然 | natuurlijkheid; spontaniteit |
| tennin-天人 | de hemel en mensheid |
| tenouchi-手の内 | bekwaamheid; kundigheid |
| tenpo-テンポ | snelheid; tempo; vaart |
| tenrai-天籟 | het geluid van de natuur [van de wind} |
| tenrei-典麗 | elegantie; netheid |
| tensei-展性 | soepelheid; buigzaamheid; vervormbaarheid |
| tenshi-展翅 | het spreiden van de vleugels van een insect (voor het tentoonstellen van een dood exemplaar) |
| tenshokuzai-展色剤 | (bind)middel dat gebruikt wordt in verfstoffen [kleurstoffen] |
| tenshon-テンション | (emotionele) spanning; gespannenheid; zenuwachtigheid |
| tentan-恬淡 | onverschilligheid; ongeïnteresseerdheid; onbekommerdheid |
| tentei-点綴 | bezaaid zijn (met); verspreid zijn |
| tentekisenseki-点滴穿石 | met beperkte kracht [middelen] grote dingen bereiken |
| tentetsu-点綴 | bezaaid zijn (met); verspreid zijn |
| tenui-手縫い | met de hand genaaid |
| tenuki-手抜き | slordigheid; nalatigheid; onachtzaamheid |
| tenzai-点在 | het her en der [verspreid] aanwezig zijn (van bouwwerken, e.d.) in een gebied; bezaaid zijn met |
| tenzen-恬然 | kalmte; sereniteit; bedaardheid; zelfbeheersing |
| teochi-手落ち | onoplettendheid; nalatigheid; vergissing |
| teppanyaki-鉄板焼 | Japanse gerechten die aan tafel op een ijzeren plaat (teppan) worden bereid |
| teppeki-鉄壁 | een onneembare vesting; een solide [ijzersterke] verdediging |
| terebigēmu-テレビゲーム | tv (video)game |
| terekakushi-照れ隠し | het verbergen van schaamte [verlegenheid] |
| teren-手練 | handigheid; sluwheid; slinksheid |
| tereru-照れる | verlegen [in verlegenheid] zijn; zich opgelaten voelen |
| tēru-テール | tael (Chinese weeg-eenheid) |
| teshigoto-手仕事 | handwerk; handarbeid; werken met je handen |
| teshō-手性 | handigheid |
| teshoku-手職 | handwerk; handarbeid |
| tesusabi-手遊び | tijdverdrijf; pleziertje; afleiding |
| tetsumenpi-鉄面皮 | schaamteloosheid; onbeschaamdheid; brutaliteit |
| tetsuzai-鉄剤 | ijzerpreparaat; een geneesmiddel dat ijzer bevat |
| tettei-徹底 | grondigheid; volledigheid; rechtlijnigheid |
| tezaiku-手細工 | handwerk; handvaardigheid; ambacht |
| tezuma-手妻 | (goochel)truc; toverkunstje; vingervlugheid |
| tī・pī・ō-ティー・ピー・オー | passende kleding voor de tijd, plaats en gelegenheid |
| tobihi-飛び火 | rondvliegende vonken [vlammen]; zich verspreidend [overspringend] vuur |
| tobihi-飛び火 | (fig.) vonken die overspringen; zich verspreidende gevolgen [effecten] |
| tobinomono-鳶の者 | (Edo-periode) arbeiders [bouwvakkers] (ook) werkzaam als brandweerman |
| tobitobi-飛び飛び | sporadisch; verspreid; hier en daar; van de hak op de tak |
| tobokeru-惚ける | onwetenheid veinzen; doen alsof je iets niet weet |
| tobokeru-惚ける | verstrooid [afwezig; vaag; nietszeggend] zijn |
| tobu-飛ぶ | vervliegen; rondvliegen; verspreid [verstrooid] worden |
| toburau-弔う | een herdenkingsdienst houden; bidden voor de zielenrust van een overledene |
| tochikan-土地勘 | goede kennis van [vertrouwdheid met] een bepaalde plaats [omgeving; buurt] |
| tochō-都庁 | (afk. voor) het overheidskantoor van grootstedelijk Tokio |
| tōdori-頭取 | leider; aanvoerder; hoofd; baas |
| tōdori-頭取 | president; bankdirecteur |
| tōdori-頭取 | leider van een theatergroep; eigenaar van een sumo dojo |
| tōgan-冬瓜 | waspompoen (Benincasa hispida) |
| tōgō-投合 | overeenstemming; overeenkomst; gelijkgestemdheid |
| tōgōsuru-統合する | unificeren; tot eenheid brengen; integreren |
| toh-取っ | voorvoegsel (afgeleid van 取り), gebruikt om de betekenis van werkwoorden te intensiveren [versterken] |
| tōhenboku-唐変木 | (een scheldwoord) domkop; lomperik; idioot; sukkel |
| tōhi-当否 | goed of fout; rechtvaardigheid |
| tōhi-当否 | geschiktheid; gepastheid |
| tōin-党員 | partijlid; lid van een partij; partijgenoot |
| tōitsu-統一 | eenheid; samenhang |
| tōitsusuru-統一する | herenigen; verenigen; consolideren; standaardiseren |
| tōji-冬至 | (één van de 24 seizoenen in de oude maankalender, als de zon staat op 270 graden (geografische) lengte); midwinter; de kortste dag: 21 of 22 dec. |
| tōjin-党人 | partijlid; lid van een politieke partij |
| tōka-等価 | gelijkwaardigheid; equivalentie (aan) |
| tōkai-東海 | (afk. voor) Tōkaidō route |
| tōkai-韜晦 | verberging; het verborgen houden; verzwijgen; bescheidenheid |
| tōkaidō-東海道 | de Tōkaidō (route in Japan) |
| tōkaidōgojūsantsugi-東海道五十三次 | de 53 poststations op de oude Tōkaidō (Edo- Kyoto) route (in de Edo periode) |
| tōkenranbu-刀剣乱舞 | Tōken Ranbu, video--cardgame |
| tokiakasu-説き明かす | duidelijk maken; ophelderen; uitleggen |
| tokka-徳化 | door een goed voorbeeld te geven (met oprechte deugdzaamheid), anderen onderwijzen en hun levenswijze te verbeteren |
| tokkō-特効 | (met) specifieke (uit)werking [werkzaamheid] |
| tokkyū-特級 | hoogwaaridig [eersteklas; van goede kwaliteit] zijn |
| tōkō-刀工 | zwaardsmid; zwaardenmaker |
| tokorodokoro-所所 | hier en daar; her en der (verspreid) |
| tokoshie-常しえ | eeuwigheid; voor altijd |
| toku-解く | oplossen (een probleem, misverstand, e.d.); ophelderen; verduidelijken; ontcijferen |
| tokubetsu-特別 | bijzonderheid; uitzondering |
| tokubetsuhaitō-特別配当 | buitengewoon dividend |
| tokubetsukaikei-特別会計 | speciale rekening (staat los van de algemene rekening en wordt beheerd door de nationale of lokale overheid in Japan) |
| tokubetsukyōshitsu-特別教室 | speciaal uitgeruste klaslokalen (voor vakken als muziek, handvaardigheid, huishoudkunde, e.a., ook gebruikt als audio-visuele ruimte) |
| tokudan-特段 | bijzonderheid; uitzonderlijk [buitengewoon] zijn |
| tokuhitsu-禿筆 | (bescheiden term voor) het eigen schrijfwerk |
| tokuhitsutaisho-特筆大書 | groot [duidelijk] schrift (dat goed in het oog valt) |
| tokui-得意 | voldoening; tevredenheid (over de eigen prestaties) |
| tokui-得意 | trots; zelfgenoegzaamheid |
| tokui-得意 | (iemands) specialiteit; sterke punt; vaardigheid |
| tokuibi-特異日 | (meteorologie) singulariteit: een specifieke dag waarop een bepaald weertype zich met grote waarschijnlijkheid voordoet |
| tokusei-徳政 | (middeleeuwen) kwijtschelding van schulden |
| tokusen-特選 | eervolle onderscheiding (door een jury tijdens een wedstrijd) |
| tokushi-篤志 | welwillendheid; liefdadigheid |
| tokushoku-特色 | kenmerk; eigenschap; aard; eigenaardigheid |
| tokushu-特殊 | bijzonderheid; eigenaardigheid |
| tokushuhōjin-特殊法人 | bijzondere onderneming (voor projecten zonder commerciële doeleinden, zoals overheidsbedrijven, bedrijfsverenigingen, stichtingen, e.d.) |
| tokushutsu-特出 | uitmuntendheid; onderscheidende kwaliteit(en) |
| tokusō-徳操 | moraal; morele waarde; deugd; kuisheid |
| tokutei-特定 | vaststelling; specificering; identificatie |
| tōkyōtochō-東京都庁 | het overheidskantoor van grootstedelijk Tokio |
| tōkyū-等級 | klasse; rang; graad; magnitude; omvang; grootheid |
| tōmei-透明 | transparantie; helderheid |
| tōmoku-頭目 | leider; baas |
| tomoni-共に | samen; gezamenlijk; beiden |
| tomurau-弔う | een herdenkingsdienst houden; bidden voor de zielenrust van een overledene |
| ton-トン | tonnage; ton (eenheid van massa en gewicht in het metrieke stelsel) |
| tonaeru-唱える | (luid) roepen; schreeuwen |
| tōnan-東南 | het zuidoosten |
| tōnantō-東南東 | het oostzuidoosten |
| tonari-隣 | nabijheid; naast |
| tonchaku-頓着 | zorg; bezorgdheid; ongerustheid |
| tonchiki-頓痴気 | dwaas; ezel; idioot; stomkop; sufferd |
| tonjaku-頓着 | zorg; bezorgdheid; ongerustheid |
| tonosamashōbai-殿様商売 | amateuristische handel (sarcastische term voor een bedrijfspraktijk waarbij geen inspanning of vindingrijkheid wordt getoond om de winst te vergroten) |
| toomawashi-遠回し | indirectheid; omhaal van woorden |
| toome-遠目 | verziendheid |
| toone-遠音 | een ver geluid; geluid in de verte |
| toorisōba-通り相場 | gangbare [huidige] prijs |
| toppu-トップ | top; leiders; kader; hoofdfiguur |
| tora-虎 | (informeel) beschonkenheid; dronkenschap; dronkenlap; zuiplap |
| torappu-トラップ | sifon; stankafsluiter (in leidingen) |
| torappu-トラップ | katapult; werpmachine (b.v. bij kleiduivenschieten) |
| toriatsukaisetsumeisho-取扱説明書 | gebruiksaanwijzing; handleiding |
| toridori-取り取り | verscheidene; allerlei; diverse |
| toriko-取り粉 | rijstmeel, dat (tegen het vastkleven) op het werkblad wordt gestrooid bij het maken van mochi (kleefrijstbolletjes) |
| torikoshigurō-取り越し苦労 | overbezorgdheid; teveel [onnodig] gepieker over de toekomst |
| torikotto-トリコット | tricot; gebreide stof; gebreide kleding |
| torime-鳥目 | nachtblindheid |
| torimotsu-取り持つ | bemiddelen; aanbevelen |
| torimusubu-取り結ぶ | bemiddelen; als bemiddelaar optreden |
| torinasu-取り成す | bemiddelen; tussenbeide komen; een goed woordje doen (voor iemand) |
| torinidādo・tobago-トリニダード・トバゴ | Trinidad en Tobago |
| toriokonau-執り行う | het uitvoeren van een ritueel [plechtigheid] |
| toripuru・purē-トリプル・プレー | (honkbal) triple play (drie honklopers tegelijk uitgegooid) |
| toritsugi-取り次ぎ | agentschap; bemiddeling; tussenpersoon |
| toritsugigyōmu-取次業務 | fiduciair bedrif [agentschap] |
| toritsugu-取り次ぐ | distribueren; bemiddelen; als tussenpersoon [distributeur] optreden |
| toriwakeru-取り分ける | delen; verdelen; scheiden |
| tōrō-蟷螂 | bidsprinkhaan |
| toru-執る | doen; uitvoeren; zich inzetten voor; het bevel [de leiding] nemen |
| tōrui-糖類 | sachariden; koolhydraten |
| tōryō-統領 | leider; heerser |
| tōsandō-東山道 | Tōsandō, een van de zeven oude wegen in het gebied tussen de Tōkaidō en de Hokurikudō, en onderdeel van de Gokishichidō (五畿七道) |
| tosatsu-塗擦 | het (op de huid) inwrijven van een zalf |
| tōseki-党籍 | partijlidmaatschap |
| tōsen-唐船 | Japanse schepen die in de middeleeuwen handel dreven met China |
| tōshi-透視 | (ergens) doorheen kijken; doorzichtigheid |
| tōshi-透視 | helderziendheid |
| toshigai-年甲斐 | de wijsheid der jaren; wijsheid overeenkomstig leeftijd |
| toshima-年増 | een vrouw van middelbare leeftijd; een oudere vrouw |
| toshinokō-年の功 | wijsheid en ervaring; wijsheid der jaren |
| tōshō-刀匠 | zwaardsmid; iemand die zwaarden smeedt |
| tōshōheikinkabuka-東証平均株価 | gemiddelde aandelenkoers van de Beurs van Tokio |
| tōshu-党首 | partijleider |
| tōshu-当主 | de huidige eigenaar; het huidige hoofd (van een familie, stam, e.d.) |
| tōshutōron-党首討論 | debat tussen partijleiders |
| toso-屠蘇 | toso, een kruidige sake (wordt vooral met Nieuwjaar gedronken) |
| tōsotsu-統率 | leiding; leiderschap; commando; gezag; autoriteit |
| tōsu-刀子 | (lett.: kort zwaard) mes voor dagelijks gebruik in de oudheid |
| tōsuido-透水度 | mate van waterdoorlaatbaarheid |
| tōsuikeisū-透水係数 | waterdoorlaatbaarheidscoëfficiënt |
| tōsuiritsu-透水率 | waterdoorlaatbaarheidspercentage |
| tōsuiryōkeisū-透水量係数 | overdraagbaarheidscoefficient |
| tōsuisei-透水性 | waterdoorlaatbaarheid |
| tōsuishiken-透水試験 | waterdoorlaatbaarheidstest |
| tosu・battingu-トス・バッティング | (honkbal) peppergame, oefening waarbij ballen herhaaldelijk naar een slagman worden gegooid, die ze terugslaat naar dichtbij staande veldspelers |
| tōtaru-トータル | het totaal (volledige hoeveelheid) |
| tōtetsu-透徹 | helderheid; doorzichtigheid; transparantie |
| tōtetsu-透徹 | helderheid (fig.); duidelijkheid |
| totetsusuru-透徹する | duidelijk zijn; doorzichtig zijn; helder [transparant] zijn |
| tōtorojī-トートロジー | tautologie (logische waarheid) |
| totsugu-嫁ぐ | (in een familie) trouwen; bruid worden |
| tōza-当座 | huidig; voorlopig; tijdelijk |
| tsu-つ | hulpwerkwoord, gevoegd achter de renyōkei van een werkwoord of adjectief, drukt uit: voltooide handeling; uiteindelijk; zekere verwachting; zekerheid |
| tsubo-坪 | oppervlakte eenheid: ca. 3,3 vierkante meter |
| tsubone-局 | (arch.) een aparte kamer, afgescheiden van andere kamers (in een paleis, landhuis, tempel, e.d.) |
| tsubu-粒 | individuen of voorwerpen die (bij elkaar in een groep) van hoog niveau zijn |
| tsuchiiro-土色 | aardkleur; vale tint; bleekheid |
| tsuchikeiro-土気色 | aardkleur; vale tint; bleekheid |
| tsugi-次 | post station (op de oude Tōkaidō route) |
| tsugō-都合 | omstandigheid; situatie; gelegenheid |
| tsuideni-序でに | terloops; bij gelegenheid; terwijl; tegelijk; tegelijkertijd; en passant |
| tsuizō-追贈 | toekenning van een postume onderscheiding [rang] |
| tsūji-通事 | tussenpersoon; bemiddelaar |
| tsukaigatte-使い勝手 | gebruikersvriendelijkheid; gebruikersgemak |
| tsukamaseru-摑ませる | iemand misleiden tot het kopen van een (slecht) product |
| tsukamasu-摑ます | iemand misleiden tot het kopen van een (slecht) product |
| tsukare-疲れ | vermoeidheid; uitputting |
| tsukareru-疲れる | moe worden; vermoeid [uitgeput] zijn [worden; raken] |
| tsukaru-漬かる | (van voedsel) goed gekruid zijn; met kruiden ingelegd (in vloeistof) zijn |
| tsukasa-官 | overheidsdienst |
| tsukatsuka-つかつか | (onomatopee) gedecideerd; zonder aarzeling |
| tsukeru-着ける | verkrijgen (van kennis, opleiding, e.d.) |
| tsukiyukihana-月雪花 | maan, sneeuw, en bloemen (schoonheid in alle seizoenen) |
| tsukkomu-突っ込む | alles tezamen nemen (zonder onderscheid te maken); alles tegelijk in aanmerking nemen; overal rekening mee houden |
| tsūkon-痛恨 | (diepe) droefheid; leedwezen; berouw; smart |
| tsuku-漬く | gekruid [op smaak gebracht] zijn |
| tsukunento-つくねんと | afwezig; verstrooid; zonder nadenken |
| tsukuri-作り | voorbereiding |
| tsukurigoe-作り声 | een gemaakte [verdraaide] stem |
| tsuma-妻 | (arch.) één van twee dingen die sterk aan elkaar gerelateerd zijn (bv. een hert en hagi (Japanse struikklaver) zijn beiden symbool voor de herfst) |
| tsumabiraka-詳らか | gedetailleerd; duidelijk |
| tsumaranai-詰まらない | onbeduidend; nutteloos |
| tsumasakiagari-爪先上がり | een opgaand [omhooglopend] pad; geleidelijk steiler wordende helling |
| tsumekusa-爪草 | (plant) parelkruid (Sagina japonica) |
| tsumikusa-摘み草 | het plukken van (wilde) planten, kruiden en bloemen |
| tsumitsukuri-罪作り | bedrog; misleiding; wreedheid |
| tsumu-詰む | dicht [strak] geweven [gebreid] zijn; dicht op elkaar gepakt [gepropt] zijn |
| tsunagiawaseru-繋ぎ合わせる | samenbrengen; samenbundelen; samenbinden; verbinden; (verschillende zaken) samenvoegen tot een eenheid |
| tsunbo-聾 | doofheid; slechthorendheid; dove |
| tsunbosajiki-聾桟敷 | de dovengalerij (bovenste rijen stoelen in de schouwburg waar de verstaanbaarheid van het toneel slecht is) |
| tsune-常 | de normale [gebruikelijke] omstandigheden [gang van zaken]; constantheid; onveranderlijkheid |
| tsuno-角 | jaloersheid; wrok; woede |
| tsunokakushi-角隠し | hoofdtooi van een traditioneel geklede Japanse bruid |
| tsunoru-募る | in hevigheid [kracht] toenemen; sterker [heftiger] worden |
| tsuranokawa-面の皮 | gezichtshuid; aangezicht |
| tsurasa-辛さ | pijn; leed; kwelling; narigheid; ongemak |
| tsuridasu-釣り出す | uitlokken; weglokken; uit zijn tent lokken; verleiden |
| tsurisugara-吊巣雀 | buidelmees (Remis pendulinus) |
| tsuru-釣る | lokken; verleiden |
| tsūsetsu-通説 | (uitgebreide) uitleg [verklaring] |
| tsuta-蔦 | Japanse wilde wingerd (Eng.: Boston ivy; Parthenocissus tricuspidata) |
| tsūtatsu-通達 | vakkundigheid; bekwaamheid; veel kennis [begrip] hebben |
| tsūtei-通底 | zaken [dingen; ideeën] die aan de oppervlakte verschillend lijken, maar in de basis overeenkomen |
| tsutsumashii-慎ましい | bescheiden; gereserveerd; terughoudend |
| tsutsumashiyaka-慎ましやか | bescheiden; gereserveerd; terughoudend |
| tsutsuoto-筒音 | geluid van een geweerschot |
| tsutsushimi-慎み | voorzichtigheid; bescheidenheid; terughoudendheid |
| tsuyameku-艶めく | verleidelijk [sexy; elegant; charmant] zijn; er betoverend uitzien |
| tsuyuharai-露払い | de sumoworstelaar die een yokozuna naar de ring leidt voor zijn openingsceremonie |
| tsuzumayaka-約やか | bescheiden |
| ubamegashi-姥目樫 | eik (Quercus phillyraeoides) |
| ubazakura-姥桜 | een rijpe schoonheid; charmante [aantrekkelijke] oudere vrouw |
| ubu-初 | naïviteit; onbedorvenheid; onschuldigheid |
| ubugoe-産声 | eerste geluid [kreet] van een pasgeboren baby |
| uchiakeru-打ち明ける | iem. iets toevertrouwen; onthullen; openbaren; de waarheid vertellen |
| uchiawase-打ち合わせ | voorbespreking; voorbereiding; inleidend gesprek |
| uchiberi-内耗 | de verhouding tussen de hoeveelheid graan die overblijft na vermaling en de oorspronkelijke hoeveelheid |
| uchikake-打ち掛け | Japanse bruidsjapon die over de kimono wordt gedragen |
| uchiki-内気 | verlegenheid; terughoudendheid |
| uchimata-内股 | manier van lopen, met de voeten [tenen] naar binnen gedraaid |
| uchiwa-内輪 | bescheidenheid; gematigdheid; soberheid; kleine hoeveelheid |
| uchiwasaboten-ウチワサボテン | vijgcactus (Opuntioideae) |
| ude-腕 | bekwaamheid; vaardigheid |
| udedameshi-腕試し | het testen van iemands vaardigheid [kracht] |
| udekiki-腕利き | bekwaamheid; vakmanschap; een bekwaam [vakkundig; geschoold] persoon |
| udemae-腕前 | bekwaamheid; vaardigheid |
| udonge-優曇華 | (Sanskriet) udumbara (een mythische plant die zogezegd eens in de 3000 jaar bloeide), wordt gebruikt als metafoor voor iets dat uiterst zeldzaam is |
| uēbu-ウエーブ | golf (elektriciteit, geluid, radio, etc.) |
| uerunesu-ウエルネス | gezondheid; lichamelijk welbevinden |
| uerunesu-ウエルネス | activiteiten om de gezondheid te behouden |
| uesuto-ウエスト | (Eng.: waist) taille; middel |
| uesuto・baggu-ウエスト・バッグ | buideltasje; heuptas |
| uesuto・pōchi-ウエスト・ポーチ | buideltasje; heuptasje |
| ūfā-ウーファー | woofer (luidsprekersysteem voor lage tonen) |
| ufufu-うふふ | hihi (geluid van gegrinnik) |
| uindō・doresshingu-ウインドー・ドレッシング | lokkertje; misleidende voorstelling van zaken |
| uirō-外郎 | traditionele Japanse gestoomde zoetigheid (gemaakt van rijstmeel en suiker) |
| uirōmochi-外郎餠 | traditionele Japanse gestoomde zoetigheid (gemaakt van rijstmeel en suiker) |
| uitto-ウイット | scherpzinnigheid; geestigheid; gevatheid; vernuft; spitsvondigheid |
| ujiko-氏子 | parochiaan [gemeentelid] van een shinto heiligdom |
| ujō-有情 | menselijkheid; medeleven |
| ukai-迂回 | omweg; omleiding |
| ukan-有官 | iemand met een officiële functie [rang; positie] bij de overheid; een ambtenaar |
| ukeai-請け合い | garantie; zekerheid; borg |
| ukeau-請け合う | beloven; garanderen; verantwoordelijkheid nemen voor |
| ukiyobanare-浮き世離れ | wereldvreemdheid; het los van [onverschillig voor] de werkelijkheid [realiteit] zijn |
| ukkarimono-うっかり者 | een verstrooide [vergeetachtige] persoon |
| uma-午 | (oude tijd notatie) uur van het paard (rond het middaguur) |
| uma-午 | (windrichting) het zuiden |
| umami-旨み | kennis; bekwaamheid; smaak (van kunst, etc.); winst |
| umi-海 | (fig.) een zee (van); een grote hoeveelheid |
| umu-有無 | wel of niet; ja of nee; aanwezigheid of afwezigheid |
| unasareru-魘される | een nachtmerrie hebben; geluiden maken terwijl je slaapt; onrustig slapen |
| undei-雲泥 | een groot verschil [onderscheid] |
| unmu-雲霧 | sombere gevoelens; mistroostigheid |
| unohana-卯の花 | bruidsbloem; deutzia (Deutzia crenata) |
| untengijutsu-運転技術 | rijvaardigheid; rijtechniek |
| unto-うんと | enorm; verschrikkelijk veel; grote hoeveelheid |
| unubore-自惚れ | verwaandheid; ijdelheid; arrogantie |
| urabanashi-裏話 | het verhaal achter iets; inside story |
| uragaki-裏書き | echtheidsverklaring |
| urajōmen-裏正面 | (zitplaatsen aan) de andere kant (de zuidkant) an de sumoring |
| urami-恨み | wrok; rancune; wrevel; verbolgenheid; vijandigheid |
| uranari-末生り | vrucht die groeit aan het uiteinde van een tak of stengel (en daardoor onvolgroeid en onrijp is) |
| uraomote-裏表 | achterkant en voorkant; binnenkant en buitenkant; twee [beide] kanten |
| ureashi-売れ足 | snelle verkoop; de snelheid waarmee een product wordt verkocht |
| ureāze-ウレアーゼ | urease (ureum amidohydrolase, een enzym dat de hydrolyse van ureum naar koolstofdioxide en ammoniak katalyseert) |
| uree-憂え | angst; bezorgdheid; ongerustheid |
| urei-憂い | angst; bezorgdheid; ongerustheid |
| uriba-売り場 | optimaal moment om te verkopen; ideale verkoopconditie |
| urikehai-売り気配 | laatkoers (het minimum waartegen een verkoper bereid is te verkopen) |
| uruguai・raundo-ウルグアイ・ラウンド | Uruguay-ronde (Internationale onderhandelingen van 1986 tot 1994, die uiteindelijk leidden tot de oprichting van de Wereldhandelsorganisatie) |
| urusai-煩い | lawaaierig; luidruchtig |
| urushimake-漆負け | huiduitslag door gifsumak (van de plant Rhus radicans) |
| urutora・shī-ウルトラ・シー | gymnastiekoefening die qua uitvoering moeilijker is dan de norm voor de hoogste van de drie lagere moeilijkheidsgraden |
| uryō-雨量 | hoeveelheid regen [neerslag] |
| usa-憂さ | somberheid; zwaarmoedigheid; droefgeestigheid; neerslachtigheid; melancholie; weemoed |
| usabarashi-憂さ晴らし | afleiding; ontspanning |
| usei-雨声 | het geluid van regen |
| ushin-有心 | inzicht en beleid |
| ushin-有心 | overdenking; scherpzinnigheid |
| ushin-有心 | (boeddh.) gehechtheid, sterke mentale fixatie voor dingen en ideeën |
| ushirode-後ろ手 | beide handen op de rug |
| uso-嘘 | leugen; onwaarheid; verzinsel |
| usuaji-薄味 | licht gekruid; milde smaak |
| usude-薄手 | dunheid; iets dat heel dun [ondiep; oppervlakkig] is |
| utakata-泡沫 | (metafoor voor) iets onbeduidends [iets vluchtigs] |
| utsubo-鱓 | kidako murene (vissoort, Gymnothorax kidako) |
| utsugi-空木 | bruidsbloem; deutzia (Deutzia crenata) |
| utsuwa-器 | bekwaamheid; gave; aanleg; talent; vaardigheid; geschiktheid |
| uttetsuke-打って付け | ideaal [perfect; meest geschikt; meest passend; precies goed] zijn |
| uwanori-上乗り | het begeleiden [de begeleider; opzichter] van goederen [vracht; lading] tijdens transport |
| uwasuberi-上滑り | oppervlakkig zijn; oppervlakkigheid |
| uwatchōshi-上っ調子 | luchthartigheid; oppervlakkigheid; op spottende toon [manier] |
| uwayaku-上役 | leidinggevende; chef; baas; meerdere |
| uyamuya-有耶無耶 | onduidelijk [vaag; onbestemd; onbepaald] zijn |
| wabisabi-侘寂 | wabisabi, een Japans esthetisch concept waarin de aanvaarding van vergankelijkheid en imperfectie centraal staat |
| wagahai-我輩 | (mannelijk taalgebruik, eerste persoon enkelvoud, tegenwoordig met een nogal arrogante duiding) ik |
| wagamama-我が儘 | egoïsme; zelfzuchtigheid; ongehoorzaamheid |
| wagō-和合 | harmonie; eensgezindheid; eendracht; eenheid; vrede |
| wagon・sābisu-ワゴン・サービス | bereiding van gerechten (op een etenskar) bij de tafel van de klanten in een restaurant |
| wairudokyatto・sutoraiki-ワイルドキャット・ストライキ | wilde stakingsactie; staking zonder toestemming van de vakbondsleiders |
| waisetsu-猥褻 | onzedelijkheid; obsceniteit |
| waiwai-わいわい | (onomatopee) lawaai(eri)g; luidruchtig |
| waizatsu-猥雑 | vulgariteit; grofheid; onfatsoenlijkheid |
| wai・daburyū・shī・ē-ワイ・ダブリュー・シー・エー | Young Women’s Christian Association, een beweging die zich inzet voor leiderschap en rechten van vrouwen en meisjes |
| wakachigaki-分かち書き | het scheiden van (Japanse) woorden door spaties |
| wakagashira-若頭 | jonge onderbaas bij gangsters (soms de opvolger en [of] familielid van de capo) |
| wakage-若気 | jeugdigheid |
| wakahage-若禿 | vroegtijdige kaalheid; kaalheid op jonge leeftijd |
| wakame-若布 | alg; zeewier (Undaria pinnatifida) |
| wakana-若菜 | jonge groene kruiden |
| wakare-別れ | scheiding; afsplitsing; afscheid |
| wakarebanashi-別れ話 | gesprek over een scheiding [beëindiging van een relatie] |
| wakareme-分かれ目 | scheidslijn; tweesprong; splitsing; keerpunt |
| wakareru-分かれる | verdeeld worden; zich vertakken [verspreiden] |
| wakareru-別れる | afscheid nemen; uit elkaar gaan; scheiden |
| wakaru-分かる | duidelijk zijn; begrijpen; zich realiseren |
| wake-分け | (in samenstellingen) verdelen; indelen; scheiden; sorteren |
| wakimaeru-弁える | onderscheid maken; differentiëren; uit elkaar houden |
| wakkusu-ワックス | was (poetsmiddel) |
| wakōdōjin-和光同塵 | (boeddh.) de Boeddha en Bodhisattva versluieren hun wijsheid om op toegankelijke wijze de lijdende mensheid te kunnen redden |
| wakusei-惑星 | een outsider; onverwachte kanshebber [mededinger] |
| wāku・shearingu-ワーク・シェアリング | deeltijdbanen; deeltijdse arbeid |
| wan-ワン | woef (het geluid van blaffen van een hond) |
| wan-腕 | (in kanji combinaties) arm; bekwaamheid |
| wanman-ワンマン | één man die de leiding heeft [die alle macht naar zich toetrekt]; tiran; dictator |
| wanman・kā-ワンマン・カー | een trein, bus of tram met maar 1 personeelslid (de bestuurder die ook de functie van conducteur vervult) |
| wan・iyā・rūru-ワン・イヤー・ルール | WAN (computerterm, afkorting van Wide Area Network) |
| warabi-蕨 | adelaarsvaren (Pteridium aquilinum) |
| warashibe-藁稭 | de kern [middelste stengel] van een gedroogde rijstplant [rijststro] |
| waregane-割れ鐘 | (metafoor voor) een luide, schorre stem |
| waridasu-割り出す | berekenen; uitrekenen; begroten; afleiden (uit) |
| warikiru-割り切る | beslissend concluderen; tot een duidelijk besluit komen |
| waromono-悪者 | (arch.) iemand zonder opleiding of talent; een middelmatige persoon |
| wārudo・waido・webu-ワールド・ワイド・ウェブ | world wide web (www); internet |
| warugi-悪気 | kwade bedoelingen [opzet]; boosaardigheid; kwaadwillendheid |
| waruitazura-悪悪戯 | ondeugendheid; kattenkwaad |
| warujie-悪知恵 | sluwheid; listigheid; geslepenheid; doortraptheid |
| warusa-悪さ | slechtheid |
| warusawagisuru-悪騒ぎする | druk [luidruchtig] feestvieren, zonder rekening te houden met de overlast voor anderen |
| waruzure-悪擦れ | te veel wereldwijsheid; iem. die (door ervaring) heel sluw [listig] is geworden |
| watakushigoto-私事 | privé zaak [aangelegenheid] |
| watari-辺 | buurt; nabijheid; omgeving |
| watarimono-渡り者 | rondtrekkende arbeider; gastarbeider |
| watatsumi-海神 | zeegod; (Gr.) Poseidon; (Rom.) Neptunus |
| watto-ワット | watt (elektrische eenheid van vermogen) |
| waza-技 | techniek; vaardigheid; handigheid; manoeuvre |
| wazurai-患い | bezorgdheid; ongerustheid; spanning |
| webukōkoku-ウェブ広告 | webvertising; adverteren op het (world wide) web |
| webusupēsu-ウェブスペース | webspace (hoeveelheid ruimte op een server) |
| webu・gaido-ウェブ・ガイド | webgids |
| wo-を | o is het partikel dat een lijdend voorwerp aanduidt |
| won-ウォン | won (Koreaanse munteenheid) |
| yaban-野蛮 | barbaarsheid; wreedheid; onbeschaafdheid |
| yabo-野暮 | domheid; dwaasheid; onwetendheid; domme daad [handeling; opmerking] |
| yabo-野暮 | ongemanierdheid; lompheid; smakeloosheid |
| yaboten-野暮天 | lompheid; dwaasheid |
| yachigusa-八千草 | veel [verscheidene] planten [kruiden] |
| yachiyo-八千代 | (lett. 8000 jaar) zeer lange periode; eeuwigheid |
| yachū-夜中 | middernacht; (midden) in de nacht |
| yahan-夜半 | middernacht; midden in de nacht |
| yahi-野卑 | vulgariteit; platvloersheid; grofheid |
| yaji-野次 | boegeroep; hoongelach; gejoel; luide kritiek |
| yajin-野人 | een burger; persoon zonder functie in de overheid |
| yajirobee-弥次郎兵衛 | één van de twee hoofdpersonen uit het boek Tōkaidōchū Hizakurige (Jippensha Ikku, gepubliceerd 1802-1822) |
| yakamashii-喧しい | luidruchtig; lawaaierig; rumoerig |
| yakamashii-喧しい | streng; meedogenloos; onverbiddelijk; veeleisend |
| yakata-屋形 | paleis; herenhuis; residentie (van de adel) |
| yakebokkui-焼け木杭 | verschroeide stok [balk]; staaf houtskool |
| yakedo-火傷 | brandwond; brandplek (op de huid) |
| yakeno-焼け野 | verbrande [verschroeide] akker |
| yakenohara-焼け野原 | verbrand [verschroeid] veld [akker; gebied] |
| yakeyama-焼け山 | verbrande [verschroeide] heuvels [bergen] |
| yakkai-厄介 | hulp; steun; afhankelijkheid; verblijf (bij iem.) |
| yakkodako-奴凧 | een (traditionele) Japanse vlieger in de vorm van een man met uitgespreide armen (als vleugels) |
| yaku-薬 | narcotica; drug(s); verdovend middel |
| yakubutsu-薬物 | geneesmiddel; medicijn; medicament |
| yakubyō-疫病 | epidemie; pest |
| yakuhin-薬品 | medicijn; geneesmiddel; chemisch produkt |
| yakuhōshi-薬包紙 | poederpapiertje (een vierkant velletje papier dat wordt gevouwen om poedervormige geneesmiddelen in te verpakken in apotheken) |
| yakuin-役員 | directeur; leider; leiding gevend persoon; chef |
| yakujihō-薬事法 | de wet op farmaceutische en medische hulpmiddelen |
| yakumi-薬味 | kruiden; specerijen; smaakmakers |
| yakunin-役人 | overheidsfunctionaris; ambtenaar |
| yakurigaku-薬理学 | farmacologie; geneesmiddelenleer |
| yakurisayō-薬理作用 | medicinale werking; de werking van geneesmiddelen |
| yakushin-薬疹 | huiduitslag als bijwerking van medicijngebruik |
| yakusho-役所 | (lokaal) overheidsgebouw |
| yakushoku-役職 | beleidsfunctie; bestuursfunctie |
| yakushu-薬種 | ingrediënten voor geneesmiddelen; Chinese kruiden |
| yakusō-薬草 | geneeskruiden; geneeskrachtige kruiden |
| yakutaku-役宅 | woning toegewezen aan iemand op basis van zijn functie (m.n. bij de overheid) |
| yakutō-薬湯 | extract; kruidenthee; aftreksel |
| yakuza-やくざ | gangster; bendelid |
| yamaban-山番 | berggids; boswachter |
| yamafutokoro-山懐 | middenin de bergen; in het hart van de bergen |
| yamahata-山畑 | bergweide; bergakker |
| yamanari-山形 | de vorm van een berg; een chevron (een omgekeerde V als onderscheidingsteken, b.v. op de mouw van een officier) |
| yamanari-山鳴り | het rommelend geluid van een berg [vulkaan] |
| yamatonadeshiko-大和撫子 | de ideale Japanse vrouw (met traditionele deugden en gratie) |
| yamatoshimane-大和島根 | Yamato-shima; Yamato no Kuni; Gebied rondom Yamato (een voormalige provincie van Japan, gelegen in de huidige prefectuur Nara) (arch.) |
| yami-闇 | in de war [in verlegenheid] zijn; zonder onderscheid |
| yami-闇 | hopeloosheid; uitzichtloosheid |
| yamiji-闇路 | in een toestand zijn waar men geen onderscheidingsvermogen meer heeft; van de goede weg afgedwaald zijn |
| yamikumo-闇雲 | iets doen zonder erover na te denken over de consequenties; onnadenkendheid; roekeloosheid; willekeur |
| yaminoutsutsu-闇の現 | de werkelijkheid in het duister; onduidelijkheid; iets waarvan je niet zeker bent of het werkelijkheid is of niet |
| yamōshō-夜盲症 | nachtblindheid |
| yana-梁 | fuik; visdam; visweer (om een vis door de rivier te geleiden) |
| yanagawa-柳川 | modderkruiper (riviervis, Cobitoidea) |
| yanari-家鳴り | het (geluid van) gerommel [gekraak] (van een huis b.v. door het krimpen van houten bouwmaterialen door temperatuurverschillen) |
| yaniwani-矢庭に | direct; onmiddellijk; meteen |
| yan'ya-やんや | toejuichingen (zoiets als: Ned. bravo!; (Eng. wow); luid applaus |
| yarikake-遣り掛け | onvoltooid; niet af; (nog) in uitvoering |
| yarikehai-ヤリ気配 | laatkoers (het minimum waartegen een verkoper bereid is te verkopen) |
| yarikuchi-遣り口 | manier (van doen); handigheid; truc |
| yarippanashi-遣りっ放し | onaf; onvolledig; onvoltooid |
| yasei-野性 | wild [ongetemd] zijn; wildheid |
| yashiro-社 | plaats waar een god(heid) ter aarde komt; plaats waar deze god(heid) wordt vereerd |
| yashu-野趣 | rustieke [landelijke] schoonheid |
| yasudaiji-易大事 | iets dat er eenvoudig uitziet, maar in werkelijkheid zeer belangrijk is |
| yasume-安め | nederigheid; bescheidenheid |
| yasuragi-安らぎ | (gemoeds)rust; kalmte; vredigheid; sereniteit |
| yasuuri-安売り | op lichtvaardige wijze bereidwillig zijn |
| yatara-矢鱈 | roekeloosheid; willekeur; lukraak [ongenuanceerd] zijn |
| yatōkōho-野党候補 | oppositiekandidaat |
| yawahada-柔肌 | (jonge) zachte huid |
| yō-庸 | belasting in natura i.p.v. arbeid (in het Ritsuryō-systeem) |
| yō-洋 | (afk. voor) het Westen; Occident |
| yōbai-溶媒 | oplosmiddel |
| yobi-予備 | voorbereiding; inleidend; voorafgaand |
| yobikō-予備校 | een school voor voorbereiding op (het toelatingsexamen van) een universiteit |
| yobimono-呼び物 | bezienswaardigheid; manifestatie; evenement; attractie; hoogtepunt |
| yochi-余地 | (speel)ruimte (om iets te doen); bewegingsvrijheid |
| yōchi-幼稚 | kinderachtigheid; kinderlijkheid |
| yōdai-容態 | (medische) aandoening [kwaal]; lichamelijke gesteldheid [conditie] |
| yoei-余栄 | postume onderscheiding |
| yogi-余技 | hobby; niet-beroepsmatige bezigheid |
| yōi-用意 | voorbereiding; voorzorg; (in) gereedheid (brengen) |
| yōji-用事 | zaak; zaken; aangelegenheid; werk; bezigheid |
| yōjin-用心 | voorzichtigheid; zorgvuldigheid; voorzorg |
| yojireru-捩れる | verdraaid [verbogen; kromgetrokken] zijn [worden] |
| yōjo-妖女 | verleidster; vamp; heks; tovenares |
| yōka-妖花 | een betoverend mooie bloem [schoonheid] |
| yokaren-予科練 | de opleiding [training] voor piloten bij de Japanse marine |
| yōken-用件 | zaak; kwestie; aangelegenheid; dingen die gedaan moeten worden |
| yōki-妖姫 | een sprookjesachtig mooie vrouw; een betoverende schoonheid |
| yokkaichizensoku-四日市喘息 | Yokkaichi asthma, veroorzaakt door inademen van zwaveldioxide (vervuilingsziekte in Japanse prefectuur Mie tussen 1960 en1972) |
| yokochō-横帳 | oblong [liggend] formaat notitieboek (van vellen papier horizontaal doormidden gevouwen en gebonden) |
| yokoguruma-横車 | onredelijkheid; dwarsheid |
| yokomichi-横道 | de verkeerde kant; het verkeerde pad; afdwaling; uitweiding |
| yokoshima-邪 | iets dat slecht [kwaad] is; verdorvenheid; slechtheid |
| yokowari-横割り | horizontaal doormidden delen |
| yokuke-欲気 | grote hebzucht; inhaligheid; begeerte |
| yokume-欲目 | partijdigheid; bevooroordeeld [vooringenomen] zijn |
| yome-嫁 | bruid; echtgenote |
| yomeiribune-嫁入り舟 | boot(je) om een bruid (pasgetrouwde echtgenote) te vervoeren (naar het huis van de echtgenoot) |
| yometoome-夜目遠目 | (gezegde) Bij duisternis kan men geen onderscheid maken tussen mooi en lelijk. (lett. een vrouw in het donker, in de verte) |
| yometori-嫁取り | een bruid nemen; een vrouw trouwen |
| yomihon-読本 | handleiding; handboek |
| yomikuse-読み癖 | vreemde [idiomatische] uitspraak [lezing] |
| yonaka-夜中 | middernacht; (midden) in in de nacht |
| yondai-四大 | universiteiten of hogescholen met vierjarige opleidingen |
| yorokonde-喜んで | met plezier; bereidwillig; blijmoedig; graag |
| yōsei-陽性 | opgewektheid; vrolijkheid |
| yōsei-養成 | training; opleiding; scholing; opvoeding |
| yōseisuru-養成する | trainen; opleiden; opvoeden |
| yosenkai-予餞会 | een afscheidsfeest |
| yōshikibi-様式美 | schoonheid van vorm; esthetiek van stijl |
| yoshū-予習 | (voor de les) voorbereiding; oefening |
| yoshūsuru-予習する | (studie, les, etc.) voorbereiden |
| yosōhaitōritsu-予想配当率 | verwacht percentage dividend |
| yosomono-余所者 | (geen standaard term, soms onbeleefd) buitenlander; vreemdeling; buitenstaander; outsider |
| yōsu-様子 | omstandigheid; situatie; stand van zaken |
| yotōgiin-与党議員 | lid van de regeringspartij |
| yōtōkuniku-羊頭狗肉 | misleidende reclame |
| yotsu-四つ | (sumo) techniek waarbij beide worstelaars elkaar kruislings bij de handen beetpakken |
| yotsumi-四つ身 | (sumo) techniek waarbij beide worstelaars elkaar kruislings bij de handen beetpakken |
| yowa-夜半 | middernacht; midden in de nacht |
| yowagoshi-弱腰 | zwakheid; lafheid; passieve [laffe] houding |
| yowaki-弱気 | zwakheid; bedeesdheid; lafheid |
| yowasa-弱さ | zwakte; kwetsbaarheid |
| yōyaku-漸く | geleidelijk |
| yōyou-漸う | beetje bij beetje; stap voor stap; geleidelijk |
| yūben-雄弁 | welbespraaktheid; welsprekendheid |
| yūbu-勇武 | (helden)moed; dapperheid |
| yūbutsu-尤物 | een bijzondere schoonheid [mooie vrouw] |
| yūchi-誘致 | aantrekking; verlokking; verleiding |
| yūchisuru-誘致する | lokken; verleiden; aantrekken |
| yūchūbā-ユーチューバー | youtuber (iem. die video's op YouTube plaatst en deelt) |
| yudan-油断 | onoplettendheid; onzorgvuldigheid; onvoorbereid zijn (etymologie: het licht gaat uit door het niet op tijd bijvullen van de lampolie) |
| yudantaiteki-油断大敵 | de grootste vijand is onoplettendheid [onzorgvuldigheid; onvoorbereid zijn] |
| yūdō-誘導 | aanmoediging; aansporing; begeleiding; beïnvloeding |
| yūdōdan-誘導弾 | geleid projectiel |
| yūetsukan-優越感 | meerderwaardigheidsgevoel; gevoel van superioriteit |
| yūfō-ユーフォー | ongeïdentificeerd vliegend voorwerp (unidentified flying object) |
| yūgeki-遊撃 | (militaire) aanval door een mobiele eenheid |
| yūgen-幽玄 | diepzinnigheid; geheimzinnigheid; het occulte |
| yūgen-幽玄 | subtiele eenvoud [elegantie]; pure [verborgen] schoonheid |
| yūgengaisha-有限会社 | een besloten vennootschap; een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid |
| yūgensekinin-有限責任 | beperkte aansprakelijkheid |
| yūgō-融合 | harmonie; eensgezindheid; verzoening |
| yūgun-遊軍 | reservetroepen; mobiele eenheid; vliegende brigade |
| yūhai-有配 | dividend uitkerend aandeel |
| yūhaikabu-有配株 | dividendaandeel |
| yūhitsu-右筆 | (hist.) (overheids)dienaar belast met het schrijven van documenten |
| yuigadokuson-唯我独尊 | eigenwaan; hoogmoed; verwaandheid |
| yūin-誘因 | oorzaak; motief; (directe) aanleiding; drijfveer |
| yūin-誘引 | aantrekkingskracht; verleiding; bekoring |
| yuinōkin-結納金 | gift van de familie van de a.s. bruidegom aan de familie van de a.s. bruid bij een verloving |
| yūjo-宥恕 | vergevingsgezindheid; edelmoedigheid; vrijgevigheid |
| yūjūfudan-優柔不断 | besluiteloosheid |
| yūkai-誘拐 | ontvoering; kidnap(ping) |
| yūkaihannin-誘拐犯人 | kidnapper; ontvoerder |
| yūkaisuru-誘拐する | ontvoeren; kidnappen |
| yūkan-勇敢 | moed; dapperheid; onversaagdheid |
| yūkan-憂患 | angst; bezorgdheid; ongerustheid |
| yūkemuri-夕煙 | rook die opstijgt uit de kamado bij het bereiden van het avondeten |
| yūki-勇気 | moed; dapperheid; heldhaftigheid; stoutmoedigheid |
| yukichigai-行き違い | onenigheid; verschil van mening |
| yukime-雪眼 | sneeuwblindheid |
| yukiusagi-雪兎 | sneeuwhaas (Lepus timidus, heeft 's winters een witte vacht) |
| yūkō-有功 | verdienste; verdienstelijkheid; verdienstelijk [werkzaam] zijn |
| yūkō-有効 | effectiviteit; doeltreffendheid; werkzaamheid; geldigheid |
| yūkōkikan-有効期間 | geldigheidsduur |
| yūkon-雄渾 | grootsheid; kracht; pracht |
| yūku-憂苦 | droefheid; smart; bezordheid |
| yūkyū-悠久 | eeuwigheid |
| yumanite-ユマニテ | mensheid |
| yumanite-ユマニテ | menselijkheid |
| yūmei-有名 | faam; roem; bekendheid; (goede) reputatie |
| yūmeijin-有名人 | beroemdheid; bekende persoonlijkheid |
| yūmeimujitsu-有名無実 | slechts in naam (en niet in werkelijkheid) |
| yumeutsutsu-夢現 | half in slaap [ tussen slapen en wakker] zijn; tussen droom en werkelijkheid |
| yunanimisumu-ユナニミスム | unanimisme; eenstemmigheid |
| yunion・shoppu-ユニオン・ショップ | vakbondswinkel, een vorm van een vakbondsveiligheidsclausule met afspraken tussen werkgevers en vakbond |
| yunitto-ユニット | eenheid; zelfstandig onderdeel; afdeling |
| yunitto・puraishingu-ユニット・プライシング | eenheidsprijs; prijs per eenheid |
| yunitto・rōdo-ユニット・ロード | eenheidslading; laadeenheid |
| yūnō-有能 | competentie; bekwaamheid |
| yunyōkan-輸尿管 | ureter; urineleider |
| yunyūizondo-輸入依存度 | de mate van (economische) afhankelijkheid van import (verhouding tussen invoerwaarde en nationale productie) |
| yurai-由来 | oorsprong; herkomst; afkomst; afgeleide; ontlening |
| yurankan-輸卵管 | de eileider (buis van Fallopio) |
| yūri-遊離 | scheiding; afzondering; losmaking; vrijmaking; bevrijding |
| yūro-ユーロ | euro; Europese munteenheid |
| yuruyaka-緩やか | licht [flauw; geleidelijk; kalm] zijn |
| yūryo-憂慮 | angst; bezorgdheid; zorg; vrees |
| yuryō-湯量 | hoeveelheid water uit een warmwaterbron |
| yusei-油性 | vetheid |
| yūsei-雄性 | mannelijkheid |
| yūseigachi-優勢勝ち | (judo) overwinning door overmacht [bij scheidsrechter's besluit] |
| yuseikan-輸精管 | zaadleider |
| yūshi-有司 | overheidsambtenaar |
| yūshiki-有識 | geleerdheid; goede algemene ontwikkeling; deskundigheid |
| yūshō-優賞 | aanprijzing; eervolle vermelding; hoofdprijs; bijzondere onderscheiding |
| yūshun-優駿 | voortreffelijkheid; iemand [iets] met bijzondere kwaliteiten |
| yūsō-勇壮 | moed; heldhaftigheid |
| yūtai-優待 | voorkeursbehandeling; gastvrijheid |
| yūtairui-有袋類 | buideldier |
| yūtiritarianizumu-ユーティリタリアニズム | utilitarisme; utilisme; nuttigheidssysteem; utiliteitsbeginsel |
| yūtō-優等 | superioriteit; uitmuntendheid; hogere rang [klasse]; cum laude |
| yūtō-遊蕩 | losbandigheid; onmatigheid; lichtzinnigheid; van losse zeden |
| yūtoku-有徳 | deugdzaamheid; fatsoen |
| yūtopian-ユートピアン | utopist; idealist; dagdromer |
| yūutsu-憂鬱 | melancholie; depressie; droefgeestigheid; zwaarmoedigheid |
| yūwaku-誘惑 | verleiding; verlokking |
| yūwakusuru-誘惑する | verleiden; verlokken |
| yūwarosen-融和路線 | beleid van verzoening |
| yūyaku-勇躍 | goedgehumeurdheid; vrolijke stemming |
| yūyūjiteki-悠悠自適 | een rustig, teruggetrokken leven leiden; eervolle rust na een welbesteed leven |
| yūzai-有罪 | schuld; aansprakelijkheid |
| yūzai-融剤 | flux (smeltmiddel) |
| yūzūmuge-融通無碍 | onbevangenheid; buigzaamheid; veerkrachtigheid; veelzijdigheid |
| zaazaa-ざあざあ | (geluid van) harde regen [hard stromend water] |
| zagashira-座頭 | het hoofd [de leider] van een (toneel)gezelschap |
| zaigen-財源 | bron van inkomsten; financiële middelen |
| zaijōninpi-罪状認否 | voorgeleiding met het schuldig of onschuldig pleiten (van de tenlastelegging) |
| zaike-在家 | (in de middeleeuwen) landhuis met grondgebied |
| zaisei-財政 | openbare financiën [financiële toestand]; overheidsfinanciën |
| zaisei-財政 | (particuliere) financiën; geldzaken; geldmiddelen |
| zakuzaku-ざくざく | (onomatopee) krakend geluid (zoals bij lopen op ijzige sneeuw) |
| zangyaku-残虐 | wreedheid; meedogenloosheid |
| zankoku-残酷 | wreedheid; bruutheid; genadeloosheid |
| zannin-残忍 | wreedheid; beestachtigheid |
| zannyo-残尿 | urine residu (in de blaas) |
| zansa-残渣 | residu |
| zansai-残滓 | bezinksel; residu |
| zanshi-残滓 | bezinksel; residu |
| zashoku-座食 | leven in ledigheid; nietsdoen; eten zonder ervoor te werken |
| zassō-雑草 | onkruid |
| zatsuon-雑音 | geruis; geluid; ruis (van harttonen, frequenties, e.d.) |
| zawameku-ざわめく | (onomatopee) luidruchtig [lawaaierig] zijn; commotie veroorzaken; ritselen (van bladeren) |
| zawatsuku-ざわつく | (onomatopee) luidruchtig [lawaaierig; onrustig] zijn; ritselen (van bladeren); rillen |
| zawazawa-ざわざわ | (onomatopee) luidruchtig; lawaaierig; onrustig; geritsel (van bladeren); rillerig |
| zawazawasuru-ざわざわする | (onomatopee) luidruchtig [lawaaierig] zijn; commotie veroorzaken; ritselen (van bladeren); rillen; bibberen |
| zāzā-ざーざー | (onomatopee) (het geluid van) gekletter van harde regen |
| zazensō-坐禅草 | stinkdierkool (Symplocarpus foetidus) |
| zeigen-贅言 | breedsprakigheid; overbodige woorden; pleonasme |
| zeijaku-脆弱 | zwakheid; breekbaarheid; broosheid |
| zen-善 | het goede; goedheid; deugd |
| zen-漸 | geleidelijke vooruitgang |
| zen-漸 | (in kanji combinaties) geleidelijk; stap voor stap |
| zenbun-前文 | inleiding (van een clausule, wet, e.d.); preambule; beginzin |
| zenchishiki-善知識 | (boeddh.) iem. die de Boeddhistische leer uitlegt en mensen leidt naar de juiste (Boeddhistische) weg |
| zenchizennō-全知全能 | alwetendheid en almacht; alles weten en alles kunnen |
| zendō-善道 | (boeddh.) de goede [juiste] weg; de weg van rechtschapenheid [deugdzaamheid] |
| zengen-漸減 | geleidelijke afname |
| zengensuru-漸減する | geleidelijk afnemen |
| zengofukaku-前後不覚 | bewusteloosheid |
| zenji-漸次 | geleidelijk [langzaamaan] zijn |
| zenji-禅師 | (in China en Japan) erenaam door het keizerlijk hof toegekend aan een zenpriester met een hoog niveau van geleerdheid, wijsheid en deugdzaamheid |
| zenkai-前回 | de vorige keer; de vorige gelegenheid |
| zenko-前古 | vroeger; oude tijden; oudheid |
| zenmei-喘鳴 | stridor; hoorbare [piepende] ademhaling |
| zenmen-前面 | (meteorologie) een front (een scheidingsvlak tussen koude en warme luchtsoorten) |
| zennichisei-全日制 | systeem van regulier dagonderwijs (op weekdagen); voltijd opleiding |
| zenra-全裸 | volledige naaktheid; poedelnaakt [spiernaakt] zijn |
| zenrin-全臨 | het overschrijven van een gehele originele (klassieke) tekst (voor het verkrijgen van kalligrafische schrijfvaardigheid) |
| zensei-善政 | een goede regering; goed bestuur [beleid] |
| zensen-前線 | (meteorologie) een front (een scheidingsvlak tussen koude en warme luchtsoorten) |
| zensenmen-前線面 | (meteorologie) een front (een scheidingsvlak tussen koude en warme luchtsoorten) |
| zenshikimō-全色盲 | achromatopsie; volledig kleurenblindheid |
| zenshin-善心 | moreel besef; geweten; rechtschapenheid |
| zenshin-漸進 | geleidelijke vooruitgang [ontwikkeling] |
| zenshinbiyōshi-全身美容師 | schoonheidsspecialist(e) voor het hele lichaam |
| zensō-前奏 | voorspel; inleiding; prelude |
| zensokuryoku-全速力 | volle snelheid; volle vaart |
| zentō-漸騰 | het geleidelijk oplopen van de (markt)prijs |
| zenzō-漸増 | geleidelijke toename |
| zenzōsuru-漸増する | geleidelijk toenemen |
| zen'initchi-全員一致 | unanimiteit; eenstemmigheid |
| zerosamu-ゼロサム | nulsom; nulsomspel (situatie waarbij een voordeel voor de ene partij noodzakelijk moet leiden tot een even groot nadeel voor andere partijen) |
| zerosamugēmu-ゼロサム・ゲーム | nulsom; nulsomspel (situatie waarbij een voordeel voor de ene partij noodzakelijk moet leiden tot een even groot nadeel voor andere partijen) |
| zerowa-ゼロ和 | nulsom; nulsomspel (situatie waarbij een voordeel voor de ene partij noodzakelijk moet leiden tot een even groot nadeel voor andere partijen) |
| zerowagēmu-ゼロ和ゲーム | nulsom; nulsomspel (situatie waarbij een voordeel voor de ene partij noodzakelijk moet leiden tot een even groot nadeel voor andere partijen) |
| zetsuentai-絶縁体 | isolator; isolerend [niet-geleidend] materiaal |
| zetsumyō-絶妙 | uitmuntendheid; volmaaktheid; perfectie |
| zettaitasū-絶対多数 | een absolute meerderheid |
| zōchiku-増築 | uitbreiding van een gebouw; aanbouw |
| zōfuku-増幅 | versterking (elektriciteit, geluid) |
| zōgen-造言 | leugen; onwaarheid; verzinsel |
| zōhai-増配 | verhoogd dividend; verhoging van het dividend |
| zōhan-造反 | opstand; afvalligheid |
| zōhibyō-象皮病 | elefantiasis (huidaandoening) |
| zōho-増補 | aanvulling; uitbreiding |
| zōhō-蔵鋒 | een techniek in de kalligrafie (waarbij de punt van het penseel rond op het papier wordt gedraaid) |
| zōhyō-雑兵 | een onbeduidende [onbelangrijke] persoon binnenin een organisatie; een werkmier |
| zōkei-造詣 | geleerdheid; diepgaande kennis [begrip]; verworvenheid; kundigheid |
| zokkan-属官 | lagere bestuursambtenaren bij een overheidsinstantie |
| zokkō-続稿 | een doorlopend manuscript; voortzetting [uitbreiding] van een bestaand manuscript |
| zokkyoku-俗曲 | Japanse populaire volksliedjes (m.n. met shamisen begeleiding) |
| zokubanare-俗離れ | wereldvreemdheid |
| zokuju-俗儒 | een middelmatige geleerde; een confucianist met weinig inzicht [begrip] |
| zokuke-俗気 | wereldlijke gerichtheid; platvloersheid; uit zijn op roem of geld |
| zokunen-俗念 | wereldlijkheid; wereldse verlangens |
| zokuri-俗吏 | (denigrerende term) een kleine [onbeduidende; onbelangrijke] ambtenaar [klerk] |
| zokusai-俗才 | wereldwijsheid; levenservaring |
| zokusetsu-俗説 | algemeen [populair] gezegde [idee; geloof]; folklore; traditie; legende |
| zokushū-俗臭 | vulgariteit; aardsheid; slechte smaak |
| zoru-ゾル | sol; colloïdale oplossing |
| zōryō-増量 | toename; verhoging; vermeerdering van hoeveelheid [geld) |
| zōsetsu-増設 | uitbreiding; verhoging; vergroting |
| zubanukeru-ずば抜ける | de beste zijn; opvallen; zichzelf onderscheiden; (met kop en schouders) uitsteken boven; uittorenen boven |
| zuboshi-図星 | doelwit; roos (middelpunt van een schietschijf) |
| zui-随 | (in kanji combinaties) het volgen; navolgen; begeleiden |
| zuihansen-随伴船 | volgboot; begeleidend schip |
| zuiin-随員 | lid van een entourage [gevolg; staf]; begeleidend personeel |
| zuijū-随従 | navolging; ondergeschiktheid |
| zuijun-随順 | nederige gehoorzaamheid; onderdanigheid |
| zuikan-随感 | incidentele indrukken; willekeurige gedachten |
| zuiki-随喜 | diepe dankbaarheid; overweldigende vreugde; groot geluk |
| zuikō-随行 | het begeleiden; vergezellen |
| zuikōsuru-随行する | begeleiden; vergezellen |
| zukan-図鑑 | veldgids; identificatie-gids (b.v. voor planten of dieren) |
| zunberabō-ずんべらぼう | slordigheid; een slordig persoon |
| zunukeru-図抜ける | de beste zijn; opvallen; zichzelf onderscheiden; (met kop en schouders) uitsteken boven; uittorenen boven |
| zurō-杜漏 | onachtzaamheid; slordigheid; nalatigheid |
| zusan-杜撰 | slordigheid; imperfectie |
| zuzu-数珠 | rozenkrans; Boeddhistisch bidsnoer |
| しんらいど-信頼度 | betrouwbaarheid |