盗む nusumu
1 stelen; wegpakken; afpakken; wegnemen
現金だけ盗まれた。
Er was alleen (contant) geld gestolen.
Er was alleen (contant) geld gestolen.
2 ideëen [gedachten] stelen en imiteren; zich iets toeëigenen; afkijken; plagiaat plegen; in het geheim iets van iem. leren
芸を盗む
de kunst afkijken (hier niet negatief bedoeld)
de kunst afkijken (hier niet negatief bedoeld)
人のアイディアを盗む
een idee van iem. stelen
een idee van iem. stelen
3 in het geheim iets doen; in het geheim trouwen; iem. bedriegen
母親の目を盗んで漫画を読む。
Ik lees stiekem, zonder dat mijn moeder het ziet, stripboeken.
Ik lees stiekem, zonder dat mijn moeder het ziet, stripboeken.
4 (bij honkbal) een honk stelen
彼は二塁を盗んだ。
Hij stal het tweede honk.
Hij stal het tweede honk.