あく aku
1 het kwaad [de slechtheid] (van natuur, zoals ziekte, natuurrampen, etc.); ondeugd
悪の張本(人)
de aanstichter van het kwaad [van de misdaad]
悪を滅ぼす
het kwaad teniet doen [uitroeien]
悪の華
Les Fleurs du Mal, de titel van een dichtbundel (uit 1857) van Charles Baudelaire
2 armoedig [armzalig]; van slechte [inferieure] kwaliteit
3 slecht; onbekwaam
4 lelijk; onooglijk; vuil [vies]
5 afkeer; hekel; haat
6 kwaadspreken; laster
7 afschuwelijk; vreselijk

Spreekwoord(en)/gezegde(s)
悪、小なりとて為す勿れ
Zelfs het geringste kwaad moet men niet doen; Het ene kwaad brengt het andere voort. (lett. doe zelfs geen kwaad met kleine dingen)
悪に強ければ善にも強い
Iemand die veel kwaad kan doen, kan ook veel goeds doen. (lett. sterk in het kwaad is ook sterk in het goede)
悪の道に走る
De weg van het kwaad bewandelen; Het verkeerde pad opgaan. (lett. de weg van het kwaad inrennen)
悪の裏は善
Na regen komt zonneschijn; Er is geen dag zo kwaad, of de zon schijnt vroeg of laat. (lett. achter het kwaad zit het goede)
悪の報いは針の先
Het kwaad straft zichzelf. (lett. de vergelding van het kwaad is het puntje van de naald)
悪の易きや火の原を焼くが如し
Het kwaad verspreidt zich als een lopend vuurtje (over het veld).
悪は一旦の事なり
Eén kwade dag maakt de herfst [winter] niet. (lett. kwaad is een kwestie van tijd)
悪は延べよ
Bezint eer ge begint. (lett. stel het kwaad uit)