tobu
1 vliegen; zweven; fladderen
空高く飛ぶ
hoog in de lucht vliegen
2 haast maken; zich haasten; snel zijn
飛んで帰る
snel [gehaast] terugkeren
3 vervliegen; rondvliegen; verspreid [verstrooid] worden
4 (uit)sturen; rondsturen
5 overslaan; weglaten; ontbreken
ページが飛んでいる。
Er ontbreekt een pagina.
6 afbreken; (ergens af) vallen
めがねが飛んだ。
Mijn bril viel van mijn neus.
7 vervagen; verdwijnen