離愁 rishū
1 pijn [verdriet] van het afscheid(nemen) [scheiden]
あまりの慌ただしさに離愁を味わう暇もなかった。
We hadden het zo druk dat er geen tijd was om de pijn van het afscheid te voelen.
We hadden het zo druk dat er geen tijd was om de pijn van het afscheid te voelen.
離愁を主題にした歌は多い。
Er zijn veel liederen over de pijn van het afscheid.
Er zijn veel liederen over de pijn van het afscheid.