挨拶 aisatsu
1 begroeting; introductie; welkoms- [afscheids-] groet
何の挨拶もない。
Er is geen enkel bericht [antwoord] (gekomen).
Er is geen enkel bericht [antwoord] (gekomen).
朝の挨拶
ochtend(be)groet(ing
ochtend(be)groet(ing
時候の挨拶
seizoensgroeten
seizoensgroeten
挨拶を返す
teruggroeten; de groeten terugdoen
teruggroeten; de groeten terugdoen
挨拶を交わす
begroetingen [beleefdheden] uitwisselen
begroetingen [beleefdheden] uitwisselen
2 felicitatie; dank(woord); aankondiging; mededeling; waarschuwing
開会の挨拶
openingswoord; openingstoespraak
openingswoord; openingstoespraak
3 antwoord; reactie
4 wraak; afrekening (jargon van de yakuza, Japanse gangsters)
あとで挨拶に行くからな。
Ik zal je later nog de groeten komen doen; Ik reken nog wel met je af!
Ik zal je later nog de groeten komen doen; Ik reken nog wel met je af!
5 relatie [band] (tussen 2 mensen bemiddelen; bemiddeling; interventie; bemiddelaar
挨拶切る
de relatie verbreken
de relatie verbreken
Spreekwoord(en)/gezegde(s)
挨拶は時の氏神。
Goede groet maakt goed antwoord; Groeten zijn goede bemiddelaars.
Goede groet maakt goed antwoord; Groeten zijn goede bemiddelaars.