当て ate
1 doel; bedoeling
当てもなくさまよう
zwerven; doelloos heen en weer lopen (lett. en fig.)
zwerven; doelloos heen en weer lopen (lett. en fig.)
当て所もない
willekeurig; zonder doel
willekeurig; zonder doel
当てを付ける
een doel berekenen [ramen; schatten]; (zich) richten op
een doel berekenen [ramen; schatten]; (zich) richten op
2 hoop; kans; mogelijkheid; gissing; veronderstelling; verwachting; vooruitzicht
解決の当てがある。
Er is hoop dat er een oplossing komt.
Er is hoop dat er een oplossing komt.
金策の当てがつく。
Wij hopen op een lening.
Wij hopen op een lening.
3 vertrouwen
当てにする
rekenen op; vertrouwen op; zijn hoop vestigen op
rekenen op; vertrouwen op; zijn hoop vestigen op
当てになる人
iem. op wie je kunt rekenen
iem. op wie je kunt rekenen
当てならない人
iem. op wie je niet kunt rekenen
iem. op wie je niet kunt rekenen
4 het raden; gissen; loterij
5 dekkleed; bekleding; hoes; vulling
6 het slaan; een klap; slag; stomp