願う negau
1 wensen; verlangen; hopen
子供の幸福を願わぬ親はない。
Elke ouder hoopt dat zijn kind gelukkig wordt.
Elke ouder hoopt dat zijn kind gelukkig wordt.
願い事をする
een wensje doen
een wensje doen
2 bidden
家内安全を願う
bidden voor het welzijn van de familie
bidden voor het welzijn van de familie
3 verzoeken; smeken
寄付を願う
om een bijdrage [donatie] vragen
om een bijdrage [donatie] vragen
4 een verzoek [aanvraag] indienen (voor)
5 alstublieft; ik zou graag willen; wilt u...
お早くお乗り願います。
Wilt u zo snel mogelijk instappen alstublieft.
Wilt u zo snel mogelijk instappen alstublieft.
どうぞ御安心願います。
Maakt u zich alstublieft geen zorgen.
Maakt u zich alstublieft geen zorgen.
コーヒー二つお願い。
Twee koffie alstublieft.
Twee koffie alstublieft.
Spreekwoord(en)/gezegde(s)
願ったり叶ったり。
Alles komt tot mijn voordeel; Het valt me alles mee.
Alles komt tot mijn voordeel; Het valt me alles mee.
願っても無い。
Ik heb niets meer te wensen (over); Ik ben volmaakt gelukkig.
Ik heb niets meer te wensen (over); Ik ben volmaakt gelukkig.