Kruisverwijzing
mand
| lemma | meaning |
|---|---|
| abikyōkan-阿鼻叫喚 | de wanhoopskreten van iemand die lijdt in de hel van Avīci |
| abiseru-浴びせる | water over iemand heen gooien; overgieten; overstelpen |
| ageashitori-揚げ足取り | haarkloverij; muggenzifterij; het iemand belachelijk maken |
| agesage-上げ下げ | het (iemand) prijzen en kleineren |
| agezen-上げ膳 | een maaltijd voor iemand opdienen |
| agitopunkuto-アギトプンクト | (Eng.: agitating point) schuilplaats; onderduikadres; geheim (commando)centrum |
| aguneru-倦ねる | iets moe worden [zat zijn]; interesse verliezen; teveel zijn voor (iemand); buiten iemands controle liggen; niet weten wat te doen |
| aibyōka-愛猫家 | iemand die van katten houdt |
| aichōka-愛鳥家 | vogelliefhebber; iemand die van vogels houdt |
| aidokusha-愛読者 | iemand die graag [veel] leest; een vaste [trouwe] lezer |
| aidokusho-愛読書 | het favoriete boek (van iemand); lievelingsboek |
| aigi-愛妓 | de favoriete actrice of geisha (van iemand) |
| aijō-愛嬢 | zijn [haar] geliefde dochter (wordt meestal gezegd over de dochter van iemand anders) |
| aiki-愛機 | eigen apparatuur (camera, computer, vliegtuig, enz.) die iemand altijd graag gebruikt |
| aikyō-愛郷 | de liefde van iemand voor zijn [haar] geboorteplaats |
| aikyōmono-愛敬者 | een charmant meisje; een joviale man; een geliefd [bewonderd] iemand |
| ainori-相乗り | het met iemand meerijden; een gedeelde rit (in een taxi b.v.) |
| aiseki-愛惜 | het missen (van iemand); triestheid |
| aisha-愛車 | de eigen auto [fiets] waar iemand dol op is |
| aishō-哀傷 | bedroefdheid; smart (vooral na het overlijden van iemand) |
| aitedoru-相手取る | de strijd aangaan met; iemand uitdagen [aanklagen] |
| aizenmandara-愛染曼荼羅 | mandala gewijd aan Myōō |
| ajiro-網代 | vlechtwerk (manden, e.d.) |
| akaseru-飽かせる | iemand vervelen [vermoeien] |
| akasu-飽かす | iemand afmatten [vermoeien; vervelen] |
| akeni-明け荷 | reiskoffer; reismand |
| akimekura-明き盲 | een analfabeet; iemand die niet kan lezen |
| akimekura-明き盲 | iemand die ziet zonder te begrijpen |
| ako-吾子 | een term om (op een vriendelijke manier) naar iemands kinderen of ondergeschikten te wijzen (in de tweede persoon) |
| akuchishiki-悪知識 | een kwaadaardig iemand die mensen op het slechte pad brengt |
| akudama-悪玉 | een slecht iemand; een booswicht [boef]; iem. met een slecht karakter |
| akusai-悪才 | iemand met talent voor kwade [slechte] dingen |
| akutaremono-悪たれ者 | iemand die kattenkwaad uithaalt; een deugniet |
| amachan-甘ちゃん | een slappe [makkelijke] persoon; iemand die over zich laat lopen |
| amaeru-甘える | gebruik [misbruik] van iemand maken |
| amattareru-甘ったれる | je kinderachtig gedragen; je gedragen als een verwend kind; je vastklampen aan iemand; krampachtig [kruiperig] proberen vrienden te maken |
| amattareru-甘ったれる | gebruik [misbruik] van iemand maken |
| amayakasu-甘やかす | iemand verwennen [vertroetelen] |
| āmondo-アーモンド | amandel (steenvrucht) |
| āmondo-アーモンド | amandelboom |
| anii-兄い | oudere broer; ouder iemand (dan jijzelf) |
| aniki-兄貴 | (informeel) iemand die op natuurlijke wijze de baas is (bij jeugd(bendes), vaklui, yakuza e.d.) |
| ankatto-アンカット | ongeslepen (diamand) |
| annindōfu-杏仁豆腐 | amandeltofu (Chinees dessert, soort gelatinepudding gemaakt van abrikozenpitmelk, agar en suiker) |
| aoru-煽る | bumperkleven (dicht achter iemand rijden) |
| arafō-アラフォー | een veertiger; iemand die ongeveer veertig jaar is (vaak gebruikt voor een ongehuwde vrouw van in de veertig) |
| arakan-阿羅漢 | Arhat; Arahant (In het Boeddhisme iemand die de Verlichting heeft bereikt) |
| arasā-アラサー | een dertiger; iemand die ongeveer dertig jaar is (vaak gebruikt voor een ongehuwde vrouw van in de dertig) |
| araundo・fōtī-アラウンド・フォーティー | een veertiger; iemand die ongeveer veertig jaar is (vaak gebruikt voor een ongehuwde vrouw van in de veertig) |
| araundo・sātī-アラウンド・サーティー | een dertiger; iemand die ongeveer dertig jaar is (vaak gebruikt voor een ongehuwde vrouw van in de dertig) |
| arayu-新湯 | (schoon heet water voor) een bad (waar nog niemand in heeft gezeten) |
| arechi-荒れ地 | woestenij; wildernis; niemandsland |
| arika-在処 | verblijfplaats; de plek waar iets [iemand] zich bevindt; plek waar iemand rondhangt; adres |
| arubaitā-アルバイター | iemand met een bijbaan(tje); parttimer |
| asanebō-朝寝坊 | langslaper; iemand die laat opstaat |
| asaoki-朝起き | iemand die vroeg opstaat |
| ashikuse-足癖 | manier van lopen (van iemand); iemand's loop |
| atamadekkachi-頭でっかち | topzwaar zijn; iemand met een groot hoofd |
| atarashigariya-新しがり屋 | trendsetter; nieuwtjesjager; iemand die dol is op nieuwigheden |
| atariya-当たり屋 | iemand die succesvol is; iemand die veel geluk heeft (b.v. bij gokken) |
| atariya-当たり屋 | iemand die zich opzettelijk een ongeluk laat overkomen (om schadegeld te claimen) |
| atebumi-宛文 | een officieel document (met daarin een persoonlijke opdracht of mandaat voor de geadresseerde) |
| ayamaru-謝る | zich verontschuldigen; excuses aanbieden; zich excuseren (bij iemand voor iets) |
| azukeru-預ける | (iets aan iemand) toevertrouwen [in bewaring geven]; (geld) deponeren (bij een bank) |
| azukeru-預ける | (iem.) vragen iets te doen; aan iemand's zorg toevertrouwen; iets aan iemand overlaten |
| baijō-陪乗 | het instappen [samenreizen] (in auto, boot, e.d., met iemand die hoger in rang is) |
| baiseki-陪席 | bijwoning; deelname (met iemand hoger in rang) |
| bakazura-馬鹿面 | een domme blik op iemands gezicht |
| banshoku-伴食 | iemand die wel de titel [naam] heeft maar niet de daarbij behorende bevoegdheden |
| bashin-婆心 | sterke [overdreven] bezorgdheid; grote aandacht voor iemands welzijn] |
| basuketto-バスケット | mand; korf |
| batsuichi-バツイチ | Iemand die 1 keer gescheiden is |
| besshō-蔑称 | een kleinerende [denigrerende] benaming (voor iemand of iets); belediging |
| betabore-ベタ惚れ | stapeldol [stapelgek] op iemand; waanzinnig verliefd |
| betsujin-別人 | een andere persoon; iemand anders; een veranderd persoon |
| bikko-跛 | een kreupele; iemand die mank is |
| bodō-母堂 | (beleefde term voor) de moeder van iemand anders; uw [zijn; haar] moeder |
| bokō-母校 | alma mater; iemands oude school |
| bōkun-亡君 | (iemands) overleden meester [heer] |
| bonpu-凡夫 | (boeddh.) iemand die niet de boeddhistische leer kent [volgt], en gebonden is door aardse verlangens |
| bonpu-凡夫 | (arch.) analfabeet; ongeletterd iemand |
| bosutōku-ボストーク | Vostok, Sovjet-bemande kunstmatige satelliet (in 1961 voor het eerst gelanceerd) |
| buchikomu-打ち込む | (iets) gooien [werpen] in; iemand in de gevangenis gooien |
| bugaisha-部外者 | buitenstaander; iemand buiten de (eigen) groep |
| buki-武器 | wapen (fig.); sterke punt (van iemand) |
| bunin-無人 | onderbemand; aderbezetting; met te weinig personeel |
| bunsōō-分相応 | overeenkomstig [in verhouding met] iemand's status [positie; middelen] |
| buranmanje-ブランマンジェ | blanc‐manger, soort gelatine pudding met amandelen |
| burujoa-ブルジョア | burger; iemand uit de middenklasse |
| burū・karā-ブルー・カラー | arbeider; iemand die in een fabriek of werkplaats werkt |
| busho-部署 | (iemands) baan; betrekking; afdeling; post |
| chikurō-竹籠 | bamboemand |
| chisha-知者 | een wijze; een wijs persoon; iemand met veel kennis en inzicht |
| chōjin-超人 | supermens; iemand met uitzonderlijke krachten [talenten; vaardigheden] |
| chōkaku-弔客 | iemand die een begrafenis bijwoont; iemand die komt condoleren |
| chōteki-朝敵 | een vijand van het hof; iemand die tegen de keizer keert |
| chūkon-中根 | (boeddh.) iemand met een middelmatig spiritueel talent [vermogen] om het Boeddhisme optimaal te kunnen bestuderen [volgen] |
| chūshin-忠臣 | (vanaf de Heian periode, een ander woord voor 准大臣) iemand die de taken van de hoofdstaatsdienaar kan behartigen |
| chūtaichō-中隊長 | compagniecommandant |
| daiben-代弁 | woordvoerder; spreker (bij volmacht, namens iemand anders) |
| daijin-大尽 | iemand die veel geld uitgeeft aan (wilde) uitspattingen |
| daino-大の | een zelfstandig iemand die zowel fysiek als mentaal volwassen is |
| daisensei-大先生 | humoristische aanduiding of beschrijving van iemand |
| dakishimeru-抱きしめる | knuffelen; omarmen; iemand stevig vasthouden |
| damashiuchi-騙し討ち | een verrassingsaanval; iemand met een list afleiden en dan aanvallen; vals spel |
| daremo-誰も | (+ ontkenning) niemand |
| dashimae-出し前 | (iemand's) aandeel in de kosten [uitgaven] |
| dashinuku-出し抜く | iemand's plannen dwarsbomen; iemand te slim af zijn |
| de-出 | (iemands) afkomst |
| deau-出会う | (iemand; elkaar) tegenkomen; ontmoeten; treffen |
| deharau-出払う | verlaten [zonder mensen] zijn; niemand thuis zijn |
| dejinere-デジネレ | iemand die lichamelijke en geestelijke tekenen van degeneratie vertoont |
| dekiaisuru-溺愛する | iemand adoreren [verafgoden; aanbidden]; dol (verliefd) zijn op |
| dekuwasu-出くわす | (iemand; elkaar) tegenkomen; ontmoeten; treffen |
| denwasuru-電話する | telefoneren; iemand opbellen |
| dōgan-童顔 | (iemand met) een kinderlijk gezicht; babyface |
| dogeza-土下座 | knielen (voor iemand, om eerbied te tonen, een verzoek te doen, iets af te dwingen, of ter verontschuldiging) |
| dokuhitsu-毒筆 | kwaadaardige pen; schrijven om iemand te kwetsen |
| dōmeiijin-同名異人 | naamgenoot; iemand met dezelfde naam |
| donataka-どなたか | iemand |
| dōnen-同年 | jaargenoot; iemand die in hetzelfde jaar is geslaagd voor het Chinees keizerlijk examen (archaïsch) |
| doressā-ドレッサー | een goedgeklede persoon; iemand die zich goed kleedt |
| doriru-ドリル | dril (Afrikaanse aap, Mandrillus leucophaeus) |
| dōshi-道士 | een integer [fatsoenlijk] iemand; een persoon met een sterk moreel besef |
| dōshi-道士 | een taoïst; iemand die taoïsme beoefent |
| dozaemon-土左衛門 | lichaam [lijk] van iemand die is verdronken (vernoemd naar sumoworstelaar Narusegawa Dozaemon (Edo periode) die een bleek, dik gezwollen lichaam had) |
| ebisu-夷 | iemand uit ongecultiveerd gebied (ver van de hoofdstad) |
| edokko-江戸っ子 | (vroeger) iemand die in Edo was geboren en opgegroeid |
| edokko-江戸っ子 | (huidige betekenis) iemand die in Tokio is geboren en opgegroeid |
| eidatsu-穎脱 | het uitblinken; excelleren; uitsteken boven (iemand) |
| eiseisen-衛星船 | bemande satelliet |
| ekohiiki-依怙贔屓 | partijdigheid; het iemand voortrekken; vooroordeel; vooringenomenheid |
| ekohiikisuru-依怙贔屓する | partijdig zijn; bevooroordeeld zijn; iemand voortrekken |
| emono-得物 | handwapen; iemands favoriete [beste] wapen |
| engoshageki-援護射撃 | iemand steunen [bijvallen] tijdens een discussie |
| enja-演者 | iemand die optreedt (tv of toneel); artiest; acteur |
| enja-演者 | iemand die een toespraak houdt; spreker |
| en'ō-鴛鴦 | mandarijneend (Aix galericulata) |
| esupā-エスパー | (Extra Sensory Perception) helderziende; paragnost; iemand met bovennatuurlijke gaven |
| esutopperu-エストッペル | estoppel (juridisch principe dat voorkomt dat iemand recht kan doen gelden dat in strijd is met zijn eerdere handelingen of uitspraken) |
| esutopperunogensoku-エストッペルの原則 | estoppel principe (juridisch principe dat voorkomt dat iemand recht kan doen gelden dat in strijd is met zijn eerdere handelingen of uitspraken) |
| ete-得手 | (iemand's) sterke kant; waar je goed in bent |
| fikusā-フィクサー | bemiddelaar; iemand die (achter de schermen) dingen regelt [voor elkaar krijgt] |
| furiagebashi-振り上げ箸 | eetstokjes die omhoog gehouden worden en waar gebaren mee worden gemaakt, of naar iets of iemand gewezen wordt (onjuist gebruik van eetstokjes) |
| furīku-フリーク | (Eng.: freak) iemand die gek is op [enthousiast; geobsedeerd door] iets (b.v. film, computer, snelheid, etc.) |
| furī・ējento-フリー・エージェント | (Eng.: free agent) iemand die onafhankelijk [zonder verplichtingen] is; een sporter die niet contractueel gebonden is |
| furokyan-風呂キャン | iemand die niet in bad gaat (vanwege vermoeidheid, tijdgebrek, e.d.) |
| furunajimi-古馴染み | een goede [oude] vriend(in); iemand waar je al heel lang mee bevriend bent |
| futokui-不得意 | iemands zwakke punt; slecht zijn in bepaalde vaardigheden |
| fuwaraidō-付和雷同 | (iemand) blindelings volgen (zonder zelf na te denken); afgaan op het oordeel van een ander |
| gagyō-画業 | (iemands) schilderkunst; schilderwerk; prestaties van een schilder |
| gariben-がり勉 | iemand die hard studeert |
| geiiki-芸域 | reikwijdte van iemand's vaardigheden (in een kunstvorm) |
| geji-下知 | bevel; commando; mandaat |
| gekitsū-劇通 | iemand met kennis van het toneel [de theaterwereld} |
| geko-下戸 | een niet-drinker; geheelonthouder; iemand die geen alcohol drinkt [kan drinken] |
| gekon-下根 | (boeddh.) iemand met heel weinig spiritueel talent [vermogen] om het Boeddhisme optimaal te kunnen bestuderen [volgen] |
| gen-厳 | het wordt als beleefde toevoeging gebruikt voor de vader van iemand anders |
| gendansuru-厳談する | iemand streng toespreken; (bij iemand) protesteren; een antwoord eisen |
| genin-下人 | iemand van lagere klasse [status; rang}; ondergeschikte; bediende; dienaar |
| gesu-下種 | iemand met een lage status [positie] |
| giketsukennodairikōshi-議決権の代理行使 | uitoefening van stemrecht bij volmacht; het stemmen bij volmacht (namens iemand anders) |
| gobusata-御無沙汰 | langdurige afwezigheid van communicatie; iemand lange tijd niet bezoeken of schrijven |
| gogataki-碁敵 | tegenspeler (in het go-spel); iemand die regelmatig go speelt |
| gomenkudasai-御免下さい | (begroeting bij het binnenkomen van iemand's huis) Hallo, is daar iemand?; Mag ik binnenkomen? |
| gomiyashiki-ごみ屋敷 | huis met veel afval binnen en buiten; huis van iemand die veel troep verzamelt |
| gōrei-号令 | bevel; order; commando; gebod |
| gōriki-強力 | iemand die de bagage van bergasceten draagt |
| gosai-後妻 | (iemands) tweede vrouw (na overlijden of scheiding van zijn eerste vrouw) |
| goshichinichi-五七日 | de 35ste dag na iemands overlijden |
| gōshigaisha-合資会社 | commanditaire vennootschap |
| goshinpu-御親父 | (beleefd woord voor de vader van iemand anders) uw [jouw] vader |
| goshujin-御主人 | (respectvolle de term voor de echtgenoot van iemand anders) uw echtgenoot |
| gū-寓 | (in kanji combinaties) tijdelijke verblijfplaats; (beleefde term voor de) woning (van iemand); fabel |
| gurīn・berē-グリーン・ベレー | commando (soldaat); speciale (militaire) eenheid |
| gyakuen-逆縁 | slechte daad die iemand uiteindelijk tot de Boeddhistische leer leidt |
| gyokuseki-玉石 | diamand en steen; iets goeds en iets slechts; iets waardevols en iets dat waardeloos is |
| gyūgo-牛後 | metafoor voor een navolger (iemand die achter iemand met macht aanloopt) |
| hāfu-ハーフ | halfbloed; iemand van gemengde afkomst (met name half-Japans, half niet-Japans) |
| hagemasu-励ます | iemand aanmoedigen [bemoedigen] |
| haikā-ハイカー | wandelaar; trekker; iemand die trektochten maakt |
| haikinshugisha-拝金主義者 | mammonist (iemand die de geldgod Mammon aanbidt, en streeft naar rijkdom) |
| hajishirazu-恥知らず | een schaamteloos persoon; iemand die geen schaamte kent |
| hakutō-白頭 | iemand met grijs [wit] haar; grijs hoofd; witte pruik |
| hanakago-花籠 | bloemenmand; mand met bloemen |
| hanamagari-鼻曲がり | iemand met een slecht humeur; brombeer; chagrijn |
| hanamori-花守 | iemand die bloemen beschermt [bewaakt] (m.n. kersenbloesems) |
| hanashiburi-話し振り | (iemand's) manier van praten |
| hanashizuki-話し好き | een kletskous; iemand die graag [veel] praat |
| haneru-刎ねる | onthoofden; iemands hoofd afhakken. |
| haragei-腹芸 | (op subtiele manier) iemand overhalen om iets te doen |
| hasurā-ハスラー | ondernemend iemand; slimme zakenman; doorzetter |
| hatago-旅籠 | (Edo-periode) mand [kist] met het voedsel voor de paarden op reis |
| hatago-旅籠 | (Edo-periode) mand met etenswaren op reis |
| hatankyō-巴旦杏 | amandel(boom) (Prunus dulcis) |
| hatarakaseru-働かせる | (iemand) laten werken; aan het werk zetten |
| hatarakasu-働かす | (iemand) aan het werk zetten; laten werken |
| hatarakimono-働き者 | een harde werker; iemand die hard werkt |
| hatarakite-働き手 | kostwinner; iemand die werkt |
| hatsubon-初盆 | het eerste Bon festival na iemand's overlijden |
| hatsugo-初子 | iemands eerste kind; eerstgeborene |
| hatsumonogui-初物食い | een voorkeur voor de eerste oogst [producten] van het seizoen; iemand met een voorkeur voor de eerste oogst [producten] van het seizoen |
| hatsumonogui-初物食い | iemand die altijd op zoek is naar nieuwe dingen |
| hayamimi-早耳 | iemand met een goed gehoor |
| hayamimi-早耳 | iemand die snel iets (gerucht, informatie e.d.) te weten komt |
| henreihin-返礼品 | bedank-cadeautje; retourgeschenk (in waardering voor een gunst of schenking van iemand) |
| hetsurau-諂う | vleien; ophemelen; stroop om de mond smeren; bij iemand in de gunst [in het gevlij] proberen te komen |
| hi-被 | (als voorvoegsel in kanji combinaties) geeft aan dat iemand (of jezelf) object van een handeling is |
| hību-ヒーブ | (home economist in business) iemand die werkzaam is op de consumentenafdeling van een bedrijf |
| hidari-左 | veel alcohol drinken; iemand die veel alcohol drinkt |
| hidarikiki-左利き | iemand die linkshandig is |
| hihokensha-被保険者 | iemand die verzekerd is; iemand die een verzekering(polis) heeft |
| hikagemono-日陰者 | uitgestotene (uit de maatschappij); paria; iemand met een duister verleden |
| hikagemono-日陰者 | iemand die door de wereld is vergeten; iemand die in de anonimiteit leeft |
| hikasu-引かす | schulden (van iemand anders) betalen (b.v. om een geisha of prostituee vrij te kopen) |
| hikiiru-率いる | aanvoeren; de leiding [het commando] hebben over |
| hikite-引き手 | iemand die trekt |
| hikizuriorosu-引き摺り下ろす | iemand met een hoge positie afzetten [degraderen] |
| hikizuru-引き摺る | iemand dwingen (om mee te komen) |
| hikokumin-非国民 | iemand die niet patriottisch is; landverrrader |
| hikute-引く手 | iemand die de aandacht trekt; iemand die bewonderd wordt; iemand die populair [in trek] is |
| hikute-引く手 | iemand die mensen uitnodigt |
| himajin-閑人 | iemand die veel vrije tijd [niets te doen] heeft; een luilak |
| hirou-拾う | oppikken (geluid, etc.); iemand oppikken [ophalen] |
| hissei-筆生 | kopiist; iemand die teksten kopieert (als beroep) |
| hitoatari-人当たり | (iemands) houding; gedrag; manieren |
| hitochigai-人違い | het iem. verwarren met iemand anders; iem. aanzien voor iemand anders |
| hitodanomi-人頼み | afhankelijk zijn van iemand anders; rekenen [vertrouwen] op iemand anders |
| hitomachigao-人待ち顔 | eruitzien alsof je op iemand wacht |
| hitotarashi-人たらし | mensenmens (iemand die graag onder de mensen is) |
| hiyamizu-冷や水 | (fig.) een domper; een koude douche; het bekoelen [dempen] (van iemand's enthousiasme) |
| hizamakura-膝枕 | met je hoofd op iemand's schoot [knieën] |
| hodohodo-程程 | passend bij iemands status zijn |
| hōnen-放念 | geruststelling; het iemand geruststellen; iets van je afzetten |
| honenashi-骨無し | slapheid; zonder ruggengraat (fig.); een slap iemand; iem. zonder ruggengraat |
| hongyō-本業 | iemands hoofdberoep |
| honji-本地 | oorspronkelijke vorm; (iemand's) ware aard; (iemand's) diepste gedachten |
| honmyō-本名 | (iemands) echte naam |
| honnomushi-本の虫 | boekenwurm; boekenworm (iemand die veel van lezen houdt) |
| honsai-本妻 | (iemands) wettige echtgenote |
| honsei-本性 | (iemands) ware aard [karakter] |
| honseki-本籍 | (iemands) wettelijke [officiële] adres [woonplaats] |
| honshō-本性 | (iemands) ware aard [karakter] |
| honzuki-本好き | boekenwurm; boekenworm (iemand die veel van lezen houdt) |
| hora-ほら | (uitroep om iemands aandacht te trekken) hé; hallo |
| horudā-ホルダー | (iemand) bezitter; houder (van een record, titel, etc.) |
| hōshi-法師 | Boeddhistische priester [monnik]; iemand in monniksgewaad |
| hoshimawari-星回り | een van de sterren aan de hand waarvan (via het geboortejaar) het lot [geluk] van iemand wordt bepaald |
| hosu-干す | (iemand) iets afnemen [ontnemen]; afpakken (van een baan, rol, etc) |
| howaito・karā-ホワイト・カラー | witteboordenwerknemer; iemand die op kantoor werkt |
| hyakusenrenma-百戦錬磨 | een veteraan; een ervaren iemand; een doorgewinterde vakman |
| ibasho-居場所 | de eigen plek [plaats] van iemand; de plek waar men zich thuisvoelt |
| ichigenkoji-一言居士 | iemand die altijd overal commentaar op heeft |
| ichimaikanban-一枚看板 | de enige attractie; de enige trekpleister; iemands enige trots |
| ichimei-一命 | een leven; het (mensen)leven; iemands leven |
| ichinin-一任 | het iets overlaten [toevertrouwen] aan (iemand anders) |
| ichininsuru-一任する | iets toevertrouwen [overlaten] aan (iemand anders) |
| ichiroheian-一路平安 | een uitdrukking om iemand een goede reis te wensen |
| iedesuru-家出する | van huis weglopen; voorgoed uit huis gaan; er met iemand vandoor gaan |
| iigusa-言い草 | opmerking(en); commentaar; wat iemand zegt |
| iijō-言い条 | argument; wat iemand zegt; het punt dat men maakt |
| iimeiwaku-好い迷惑 | grote ergernis; problemen veroorzaakt door iemand anders |
| iitsukeru-言いつける | iem. iets opdragen; commanderen |
| ijin-異人 | buitengewoon iemand; bijzonder persoon |
| ijin-異人 | iemand anders; een andere persoon |
| ikerukuchi-いける口 | drinker; iemand die veel drinkt; iemand die goed tegen alcohol kan |
| ikiryō-生き霊 | een levende (lichaamsloze) geest die zijn eigen lichaam heeft verlaten om wraak te nemen op iemand; een wraakzuchtige geest |
| imējiappu-イメージアップ | verbetering van het imago [de reputatie] van iemand |
| imējidaun-イメージダウン | het imago [de reputatie] van iemand schaden[verpesten] |
| imēji・mēkā-イメージ・メーカー | iemand die het imago creëert voor een persoon, product of bedrijf |
| imohori-芋掘り | (scherts, beledigend) plattelander; iemand die uit de klei is getrokken |
| imon-慰問 | bezoek (uit medeleven) aan een ongelukkig persoon of iemand die het moeilijk heeft |
| imonsuru-慰問する | (uit medeleven) een ongelukkig persoon of iemand die het moeilijk heeft bezoeken |
| ingai-員外 | niet-leden; iemand zonder lidmaatschap |
| inin-委任 | opdracht; taak; mandaat |
| ininkeiyaku-委任契約 | overeenkomst van opdracht; mandaatovereenkomst |
| inja-隠者 | kluizenaar; iemand die in afzondering leeft |
| inshi-隠士 | kluizenaar; iemand die in afzondering leeft |
| insō-印相 | toekomstvoorspelling via de bestudering van iemand's persoonlijke zegel |
| intaku-隠宅 | toevluchtsoord; retraite; verblijf van iemand die zich heeft teruggetrokken uit het maatschappelijk leven |
| ippon'yari-一本槍 | (iemands) speciale vaardigheid |
| ishi-頤使 | het de baas spelen; iemand onder controle houden |
| ishisuru-頤使する | de baas spelen; iemand onder controle [onder de duim] houden |
| isōrō-居候 | iemand die parasiteert (zonder te betalen kost en inwoning geniet); uitvreter; parasiet |
| isshūki-一周忌 | iemands eerste sterfdag |
| izumai-居住まい | (iemands) zithouding; manier van zitten |
| jamamono-邪魔者 | iemand die [iets dat] een belemmering [obstakel; last] is |
| jigane-地金 | (iemands) ware karakter [aard] |
| jige-地毛 | (iemands) eigen [echte; natuurlijke] haar |
| jigoe-地声 | (iemands natuurlijke [gewone] stem |
| jihi-自費 | (iemands) kosten; uitgaven |
| jika-自火 | een brand in eigen huis; een vuur [brand] die in iemands eigen huis uitbreekt |
| jikoshōkai-自己紹介 | zelfintroductie; het zichzelf (aan iemand) voorstellen |
| jinsei-人生 | een mensenleven; het leven (van iemand) |
| jinsha-仁者 | een deugdzaam iemand [mens] |
| jinshi-人士 | persoon met een hoge status [opleiding]; iemand van goede komaf |
| jinshin-人身 | (iemands) persoonlijkheid |
| jisaku-自作 | (iemands) eigen werk; iets dat men zelf maakte |
| jisetsu-自説 | iemands persoonlijke mening |
| jishoku-辞色 | iemands taalgebruik en uiterlijke verschijning [gelaatstrekken; gelaatsuitdrukking] |
| jisshō-実性 | de ware aard (van iemand) |
| jitsuzō-実像 | echte [waarheidsgetrouwe] afbeelding [beeltenis] (van iets of iemand) |
| jōgo-上戸 | iemand die graag [veel] alcohol drinkt (en dan emotioneel wordt) |
| jōjin-常人 | een gewone [middelmatige] persoon; iemand met middelmatige talenten of bekwaamheden |
| jōki-乗機 | bemand vliegtuig; vliegtuig met mensen aan boord |
| jōkon-上根 | (boeddh.) iemand met heel veel spiritueel talent [vermogen] om het Boeddhisme optimaal te kunnen bestuderen [volgen] |
| jomei-助命 | het sparen van iemand's leven; genade; clementie; gratie verlening |
| jomei-除名 | royement; het schrappen van iemands naam van de lijst |
| jōshūhan-常習犯 | veelpleger; recidivist; iemand die steeds dezelfde fouten maakt |
| jugyo-入御 | (respectvolle term voor de verplaatsing van een keizer, keizerin, mikoshi, en later ook iemand van adel) de binnenkomst; het binnengaan |
| jūhachiban-十八番 | iemand's specialiteit [sterke kant] |
| jundaijin-准大臣 | (Heian periode) iemand die de taken van de hoofdstaatsdienaar kan behartigen |
| jūsho-住所 | (iemands) adres; verblijfplaats |
| jussaku-述作 | de leer [theorie] van iemand |
| kabanmochi-鞄持ち | tassendrager (een denigrerende term voor iemand die zijn baas slaafs volgt en zijn tas draagt) |
| kabau-庇う | iemand beschermen; behoeden (voor); onder de hoede nemen; dekking geven |
| kaesu-帰す | (iemand) terugsturen; ontslaan; laten gaan |
| kafū-下風 | (in) een ondergeschikte positie; onder iemand werken |
| kageguchi-陰口 | kwaadsprekerij; boosaardige roddel [laster]; achterklap; geroddel achter iemand's rug |
| kagemusha-影武者 | iemand (het brein, de feitelijke leider) die achter de schermen werkt en anderen als marionetten bespeelt of gebruikt |
| kago-籠 | mand; korf |
| kagonuke-籠抜け | iemand oplichten en dan met geld of goederen (via de achterdeur) ervandoor gaan [wegglippen] |
| kaikoku-戒告 | waarschuwing; reprimande |
| kaimonokago-買い物籠 | boodschappenmand; winkelmandje |
| kaiten-回天 | bemande (kamikaze) torpedo in gebruik bij de Japanse Marine tijdens de 2de wereldoorlog |
| kakashi-案山子 | iem. die iets [iemand] lijkt te zijn, maar dat in werkelijkheid niet is |
| kakeyoru-駆け寄る | naar iemand toe [op iemand af] rennen |
| kakō-華甲 | iemand van 61 jaar oud (het eerste karakter kan worden opsplitst in een zes, een tien, en een één) |
| kakuin-客員 | iemand die op uitnodiging werkzaamheden verricht (en niet in vaste dienst aldaar is) |
| kakumau-匿う | iemand onderdak [een schuilplaats] bieden; herbergen |
| kamisan-上さん | (iemands) vrouw |
| kamitsuku-噛み付く | iem. afsnauwen [aanvallen]; uitvaren tegen iemand |
| kamon-家門 | iemands familie of clan |
| kanai-家内 | iemand's familie(leden) |
| kanazuchi-金槌 | iemand die niet kan zwemmen |
| kanbutsu-奸物 | een sluwe persoon; iemand met slechte bedoelingen |
| kanemochi-金持ち | een rijk iemand; rijkaard |
| kanjin-閑人 | iemand die veel vrije tijd [niets te doen] heeft; een luilak |
| kanjin-閑人 | iemand die alleen ver weg [teruggetrokken van de wereld] leeft |
| kanjō-灌頂 | esoterisch-boeddhistisch ritueel (het gieten van geparfumeerd water over iemands hoofd tijdens de overdracht van de Dharma) |
| kankan-漢奸 | een Chinese landverrader (iemand die collaboreerde met de Japanners) |
| kankiwamaru-感極まる | zeer geëmotioneerd raken; overmand worden door emoties |
| kanpasuru-看破する | doorzien; doorhebben; in de gaten hebben; (iemands) gedachten lezen |
| kansō-感想 | iemands mening [indruk; gedachten; gevoelens] |
| kansō-観相 | fysionomie; iemands gezicht of uiterlijk beschouwd als spiegel van zijn aard en karakter |
| kanwa-官話 | het mandarijn (Chinese taal) |
| kaomuke-顔向け | iemand (recht) in de ogen kijken [aankijken] |
| karaoke-カラオケ | karaoke (iemand zingt live mee met muziek die wordt afgespeeld) |
| karatō-辛党 | een drinker; iemand die wel een glaasje lust |
| karikata-借り方 | lener; iemand die leent; debiteur |
| kashi-下賜 | een gift [geschenk] van iemand van een hogere rang aan iemand van een lagere rang; keizerlijk geschenk |
| kasuru-嫁する | iemand anders de schuld geven; de verantwoording leggen bij iemand anders |
| katami-筐 | een (fijn) gevlochten bamboemand |
| katatataki-肩叩き | iemand lichtjes op de schouders kloppen (tegen stijfheid) |
| katatataki-肩叩き | in een bedrijf iemand met een schouderklopje aansporen om vervroegd met pensioen te gaan [ ontslag te nemen] |
| kataude-片腕 | iemands meest capabele en betrouwbare assistent |
| katawa-片端 | (iemand met) een lichaamsgebrek |
| kataware-片割れ | één iemand (van een groep) |
| katsu-喝 | (zen boeddhisme) uitroep om iemand uit een spirituele impasse [fixatie] te halen |
| kawago-皮籠 | een mand bekleed met leer (of met papier) |
| kawanagare-川流れ | drenkeling; iemand die verdronken is (in de rivier) |
| kazamidori-風見鶏 | opportunist; draaier; iemand die met alle winden meewaait |
| kazehiki-風邪引き | iemand die verkouden is |
| kazukeru-被ける | iemand de schuld [verantwoordelijkheid] geven |
| kazukeru-被ける | bij iemand een hoed op het hoofd zetten |
| kazukeru-被ける | iemand een kledingstuk schenken |
| keibaku-繋縛 | (iemand) vastbinden; boeien; ketenen |
| keien-敬遠 | respectvolle afstand (tussen personen); het iemand omzeilen; in een boog om iemand heen lopen |
| keijō-啓上 | het (iem.) respectvol toespreken [aanspreken]; het woord richten tot iemand |
| keikaku-圭角 | scherpe [ruwe] kant (van iemands karakter, e.d.) |
| keikōtō-蛍光灯 | iemand die traag van begrip is [traag reageert] |
| keizaika-経済家 | iemand die verstand heeft van economie |
| kenji-献辞 | dedicatie; opdracht (woorden van toewijding waarmee een werk aan iemand wordt opgedragen) |
| kenjin-県人 | iemand die afkomstig uit een bepaalde prefectuur; inwoner van een bepaalde prefectuur |
| kenjō-献上 | schenking [het schenken] van iets aan iemand die hoger in rang of sociale positie is |
| kenjōsha-健常者 | een gezonde persoon; iemand die gezond van lijf en leden is |
| kenpo-兼補 | benoeming [aanstelling] van iemand in een nevenfunctie naast zijn hoofdfunctie |
| kenshi-献詞 | dedicatie; opdracht (woorden van toewijding waarmee een werk aan iemand wordt opgedragen) |
| kentei-賢弟 | beleefde uitdrukking om de jongere broer van iemand anders aan te duiden |
| kentei-賢弟 | beleefde uitdrukking om een jonger iemand aan te spreken in (bijv. een brief) |
| keosareru-気圧される | geïmponeerd [geintimiteerd] worden; zich (door iemand) overweldigd [overrompeld voelen] |
| ketsurei-欠礼 | het nalaten iemand te begroeten [te complimenteren]; gebrek aan respect [beleefdheid; manieren] |
| kibutsusonkai-器物損壊 | eigendomsschade, schade aan iemands eigendom |
| kidaore-着倒れ | iemand die al zijn geld uitgeeft voor kleren |
| kijin-貴人 | iemand met een hoge sociale status; iemand uit een hoogstaande familie; edelman |
| kikaseru-聞かせる | laten weten [horen]; (iemand over iets) informeren; (iemand iets) vertellen |
| kikaseru-聞かせる | (iemand iets) aan het verstand brengen; (fig.) het erin stampen |
| kiken-貴顕 | iemand met een goede [grote] reputatie [status] |
| kikensha-棄権者 | niet-stemmer; iemand die zich onthoudt van stemming |
| kikiireru-聞き入れる | goed luisteren naar; (iemand's advies) volgen; toestemmen; toegeven |
| kikite-利き手 | (iemands) voorkeurshand; dominante hand |
| kikitogameru-聞き咎める | terechtwijzen; berispen; aanmerkingen hebben (op); in twijfel trekken (wat iemand zegt) |
| kikitoru-聞き取る | horen [begrijpen; verstaan] wat iemand zegt |
| kikiude-利き腕 | (iemands) voorkeursarm; dominante arm |
| kikusuru-掬する | iemand begrijpen; zich inleven; meeleven; empathie tonen |
| kikyo-起居 | iemands houding en gedrag [handelingen]; iemands bewegingen [staan of zitten]; iemands dagelijkse leven |
| kimodameshi-肝試し | dapperheidstest; test van iemands moed |
| kinhangen-禁反言 | estoppel (juridisch principe dat voorkomt dat iemand recht kan doen gelden dat in strijd is met zijn eerdere handelingen of uitspraken) |
| kinmuseiseki-勤務成績 | werkprestatie; (iemands) functioneren |
| kinsaku-近作 | iemands laatste [meest recente] werk; iemands allernieuwste werk |
| kin'ei-近影 | recente foto (van iemand) |
| kiōshō-既往症 | ziektegeschiedenis (van iemand); anamnese |
| kirau-嫌う | iemand [iets] haten; een hekel hebben aan iemand [iets] |
| kireizuki-奇麗好き | (iemand met) een voorkeur voor netheid |
| kiritsukeru-切り付ける | iemand steken [snijden; verwonden] (met een mes, zwaard, e.d.) |
| kirokukei-記録係 | iemand die de score [tijd; stukken] bijhoudt; archivaris |
| kiryō-器量 | iemands uiterlijk [gelaatstrekken] |
| kiryō-器量 | iemands capaciteiten [competentie] |
| kisai-鬼才 | genie; uitzonderlijk talent; bijzonder begaafd iemand |
| kisama-貴様 | (denigrerende, vaak uitscheldende, term gebruikt door mannen, om iemand aan te spreken die zijn mindere of gelijke is) jij; jij schoft [klootzak] |
| kiseru-着せる | (iemand) kleden; aankleden |
| kiseru-着せる | iemand de schuld geven; iemand (vals) beschuldigen; aangeven |
| kishin-貴紳 | een edelman; een hooggeplaatste [rijke] persoon; iemand met een hoge status |
| kizawari-気障り | irritatie [onprettig gevoel] (door het gedrag van iemand anders) |
| kōban-降板 | iemand, b.v. na arrestatie, vervangen door een ander |
| kōbin-後便 | (iemands) volgende [latere] brief [bericht; post] |
| kobonnō-子煩悩 | iemand die erg veel van zijn kind(eren) houdt |
| kōchā-コーチャー | coach; trainer; iemand die coacht |
| kodoku-孤独 | eenzelvig mens; iemand die zijn eigen weg gaat [zich afzondert] |
| kōei-高詠 | (respectvolle term voor de poëzie van iemand anders) mooi gedicht |
| kogō-古豪 | veteraan; iemand met veel ervaring |
| kōhansei-後半生 | tweede helft [laatste deel] van iemand's leven |
| koinoyokan-恋の予感 | voorgevoel van liefde; onvermijdelijke verliefdheid; al direct [van te voren] weten dat je verliefd gaat worden op iemand |
| koishii-恋しい | (vurig) smachtend [verlangend] zijn (naar); (iets of iemand) erg missen |
| komando-コマンド | opdracht; bevel; command (computer term) |
| komando-コマンド | (mil.) commandotroepen; stoottroepen |
| korashimeru-懲らしめる | straffen; iemand een lesje leren; disciplineren; kastijden |
| kori-梱 | (omwikkelde) baal; pakket; bagage; tenen mand |
| kōri-行李 | reiskoffer [mand met deksel] (van gevlochten bamboe of wilgenhout); reisbagage |
| koroshimonku-殺し文句 | wervende openingszin (bij een eerste ontmoeting); vlotte uitspraak om iemand de versieren |
| kōshi-講師 | docent (hoger onderwijs); spreker; iemand die een lezing geeft |
| kosoguru-擽る | prikkelen (iemands nieuwsgierigheid, ijdelheid, etc.); opwekken |
| kosoguru-擽る | iemand aan het lachen maken; amuseren; vermaken |
| kotohogu-言祝ぐ | feliciteren; iemand succes wensen; de beste wensen doen |
| kotowaru-断る | vooraf iemand waarschuwen [(iets) doorgeven; toestemming vragen] |
| kou-恋う | (iemand, iets) missen; verlangen naar; houden van; beminnen |
| kōwa-高話 | met eerbied refereren aan wat iemand anders zegt |
| kowairo-声色 | geïmiteerde stem; imitatie [nabootsing] van iemands stem |
| kuchibeta-口下手 | een slechte spreker; iemand die slecht uit zijn woorden kan komen |
| kuchibuchōhō-口不調法 | slechte spreker; iemand die slecht uit zijn woorden kan komen |
| kuchidomesuru-口止めする | iemand het zwijgen opleggen; iemand verbieden te spreken |
| kuchifūji-口封じ | iemand laten [dwingen te] zwijgen (over iets); iemand het zwijgen opleggen |
| kuchifūji-口封じ | (straattaal) iemand omleggen; laten slapen; voorgoed het zwijgen opleggen |
| kuchiguse-口癖 | (door iemand) veel gebruikte uitdrukking [zegswijze]; iets dat iemand graag zegt |
| kuchikazu-口数 | aantal woorden (dat iemand spreekt) |
| kuchiura-口裏 | de ware betekenis van [achter] (iemand's) woorden of gesprek |
| kuchiutsushi-口写し | het iemand napraten; herhalen wat iemand zegt |
| kudaku-砕く | (fig.) verbrijzelen (van iemands hoop, vertrouwen, etc.); dwarsbomen; pijnigen; kwellen |
| kudokiotosu-口説き落とす | (iemand) overtuigen; overhalen om (iets te doen) |
| kuidaore-食い倒れ | iemand die al zijn geld uitgeeft voor eten |
| kuitaosu-食い倒す | je consumptie (eten en drinken) niet betalen; op iemand ander's kosten leven |
| kuitsubusu-食い潰す | (al je geld) opmaken [opsouperen]; iemand de oren van het hoofd eten |
| kumen-工面 | iemands financiële situatie |
| kumifuseru-組み伏せる | (iemand) neerdrukken [vastklemmen] (op de grond) |
| kumishiku-組み敷く | iemand tegen de grond drukken (en zo in bedwang houden) |
| kumisuru-与する | meedoen; deelnemen; instemmen met; het eens zijn met; iemands kant kiezen |
| kumitsuku-組みつく | iemand te lijf gaan [bespringen; vastgrijpen] |
| kunkoku-訓告 | reprimande; (mondelinge of schriftelijke) waarschuwing |
| kurazukuri-蔵造り | iemand die pakhuizen, opslagplaatsen, e.d. bouwt |
| kurementain-クレメンタイン | clementine (soort mandarijn) |
| kurodaiya-黒ダイヤ | zwarte diamand |
| kuromaku-黒幕 | belangrijke figuur op de achtergrond; iemand die achter de schermen aan de touwtjes trekt |
| kuronbō-黒ん坊 | iemand met een donkere huid; neger; iemand die bruinverbrand is (door de zon) |
| kusetsu-苦節 | onwankelbare trouw; het iemand door dik en dun blijven steunen |
| kussō-屈葬 | het iemand begraven in gehurkte [gebogen; zittende] houding |
| kuzuire-屑入れ | afvalbak; prullenmand; prullenbak |
| kuzukago-屑籠 | prullenmand, prullenbak; afvalbak |
| kyōgai-境涯 | (iemands) omstandigheden; situatie |
| kyōge-教化 | bekering; (iemand) bekeren tot (het Boeddhisme) |
| kyōgenmawashi-狂言回し | iemand die achter de schermen werkt [aan de touwtjes trekt] |
| kyōke-教化 | bekering; (iemand) bekeren tot (het Boeddhisme) |
| kyōkoku-郷国 | iemands geboorteland |
| kyotaku-居宅 | (iemand's) woning; (woon)huis; thuis |
| kyōzō-経蔵 | soetra-pitaka (verzameling van soetra's, die samen met de voorschriften en de verhandelingen de Tripitaka (drie manden) van het boeddhisme vormen) |
| kyozō-虚像 | vals beeld [valse voorstelling] (van iemand) |
| kyūkyo-旧居 | iemands voormalige [vorige] huis [woning] |
| kyūmei-救命 | redding; het redden van iemand in nood [van een mensenleven] |
| kyūshu-旧主 | iemands voormalige meester [heer] |
| maamaa-まあまあ | (gebruikt om iemand te kalmeren) |
| machiakasu-待ち明かす | (voor iemand) de hele nacht wachten [opblijven] |
| machiawaseru-待ち合わせる | wachten op iemand (op de afgesproken plek) |
| machibōke-待ち惚け | het tevergeefs wachten (op iemand); niet komen opdagen (van iemand) |
| maihōmu-マイホーム | iemands eigen huis [thuis] |
| maindo・kontorōru-マインド・コントロール | zelfbeheersing; controle over de geest van iemand anders; hersenspoeling |
| mākā-マーカー | teller; optekenaar; iemand die de stand [score] bijhoudt |
| makasu-負かす | (iem.) overwinnen [verslaan]; (van iemand) winnen |
| mamachari-ママチャリ | omafiets; (dames)fiets met mandje voorop |
| manamusume-愛娘 | geliefde dochter; lievelingsdochter (van iemand anders) |
| mandara-曼荼羅 | mandala (geometrische afbeelding die metafysisch of symbolisch de kosmos uitbeeldt in Oosterse religies) |
| mandarin-マンダリン | mandarijn (vrucht) |
| mandarin-マンダリン | Mandarijn (hoge staatsambtenaar in het oude China) |
| mandorin-マンドリン | mandoline |
| manmonisuto-マンモニスト | mammonist (iemand die de geldgod Mammon aanbidt, en streeft naar rijkdom) |
| mantsūman・difensu-マンツーマン・ディフェンス | mandekking (in de verdediging) |
| matsuwaru-纏わる | (om iets of iemand) heen draaien; omringen; volgen |
| matsuyoi-待宵 | nacht waarop men op iemand wacht (die zou komen) |
| mazekaesu-混ぜ返す | interrumperen; iemand onderbreken; spottende opmerkingen maken |
| meisū-命数 | levensduur ( het aantal dagen in iemands leven) |
| mekago-目籠 | opengewerkte bamboe mand |
| mekusare-目腐れ | iemand met een wazige blik; kortzichtig persoon |
| menba-面罵 | het iemand openlijk [ronduit; in zijn gezicht] beledigen |
| menjiru-免じる | ontslaan; iemand uit zijn functie ontheffen |
| menkui-面食い | iemand die alleen maar op het gezicht [uiterlijk] afgaat |
| menzuru-免ずる | ontslaan; iemand uit zijn functie ontheffen |
| meromero-めろめろ | een zacht ei(tje); een slappeling; een zwak hebben voor iemand |
| meshita-目下 | (iemand's) ondergeschikte; lagere in rang |
| meshiyoseru-召し寄せる | iemand oproepen [bij zich roepen; laten komen] |
| metoru-娶る | trouwen; iemand tot je vrouw maken |
| meue-目上 | (iemand's) meerdere; hogere in rang |
| mezaru-目笊 | opengewerkte bamboe mand |
| miageru-見上げる | bewonderen; (tegen iemand) opzien |
| mibun-身分 | iemands persoonlijke situatie |
| mibun-身分 | iemands status; positie |
| michiannai-道案内 | gids; iemand die de weg wijst |
| michigaeru-見違える | iem. niet herkennen; iem. verwarren met [aanzien voor] iemand anders |
| michizure-道連れ | het iemand tegen zijn zin meenemen |
| migara-身柄 | (iemands) lichaam; persoon; identiteit |
| migikiki-右利き | iemand die rechtshandig is |
| migoroshi-見殺し | het iemand aan zijn lot overlaten; iemand laten sterven zonder te helpen |
| miihaa-みいはあ | iemand die met alle winden meedraait; aansteller; navolger |
| mijika-身近 | een hechte relatie (met iets of iemand) |
| mikan-蜜柑 | mandarijn (vrucht) |
| mikkabōzu-三日坊主 | (lett. een boeddhistische priester voor drie dagen) een uitdrukking voor iemand die snel ergens mee ophoudt [het bijltje erbij neergooit] |
| mimai-見舞い | het iemand beterschap [sterkte] wensen; het uiten van bezorgdheid [medeleven] (per kaart, brief, pakje, etc.) |
| mimau-見舞う | het iemand beterschap [sterkte] wensen; het uiten van bezorgdheid [medeleven] (per kaart, brief, pakje, etc.) |
| mimekatachi-見目形 | (iemand's) voorkomen; verschijning; (gelaat en) gestalte |
| miokuru-見送る | iemand uitgeleide doen [uitzwaaien; wegbrengen] |
| mioyoseru-身を寄せる | onder andermans dak leven; afhankelijk zijn [worden] van iemand; hulp [bescherming] zoeken |
| mitake-身丈 | iemands lengte; lichaamslengte |
| mochiba-持ち場 | iemand's werkplek [wachtpost; standplaats] |
| mochibun-持ち分 | iemand's deel [percentage; rente]; quotum |
| mochikabu-持ち株 | iemand's aandelen [effecten] |
| mochimae-持ち前 | iemand's karakter [eigenschappen; aard] |
| mochite-持手 | handvat (aan een koffer, mand, amfoor e.d.); greep [gevest] (van een zwaard e.d.) |
| mōja-亡者 | iemand die bezeten [geobsedeerd] is |
| mōjin-盲人 | een blinde; iemand die blind is |
| momu-揉む | iemand trainen door hem [haar] zware ontberingen te laten ondergaan |
| mon-者 | een persoon; iemand |
| mongai-門外 | buiten het vakgebied [de expertise] (van iemand) |
| mōningu・kōru-モーニング・コール | wake-upcall; telefoontje om iemand (b.v. een hotelgast) op verzoek te wekken 's morgens |
| mono-者 | een persoon; iemand |
| monogusa-物臭 | luiheid; sloomheidheid; luiaard; een lui iemand |
| monomochi-物持ち | een rijke (persoon); iemand met veel geld |
| monoshiri-物知り | iemand met veel kennis [informatie]; een goed geïnformeerde [erudiete] persoon |
| morainaki-貰い泣き | (uit sympathie) met iemand mee huilen; tranen van medeleven |
| morau-貰う | een gunst [handeling] ontvangen; iemand iets laten doen voor je |
| mōsha-盲者 | een blinde; iemand die blind is |
| moshi-もし | (om iemand aan te spreken) hallo; pardon |
| moshimoshi-もしもし | pardon (bij het aanspreken van iemand die je niet kent) |
| muenbotoke-無縁仏 | iemand die is overleden zonder nabestaanden |
| mujin-無人 | onbemand zijn; onderbezetting; met te weinig personeel |
| mujinfumikiri-無人踏切 | onbemande [onbewaakte] spoorwegovergang |
| mujinhansōsha-無人搬送車 | automatische geleid voertuig; onbemand (robot)voertuig |
| mujinka-無人化 | onbemand; volledig geautomatiseerd |
| mujinki-無人機 | ombemand luchtvaartuig (voor militaire of burger doeleinden) |
| mujin'eisei-無人衛星 | onbemande satelliet |
| mujin'eki-無人駅 | onbemand treinstation |
| mujin'uchūhikō-無人宇宙飛行 | onbemande ruimtevlucht |
| mukae-迎え | ontmoeting; het iemand opwachten [afhalen] |
| mukae-迎え | persoon [voertuig] die iemand opwacht [komt afhalen] |
| mukan-無官 | iemand die geen officiële functie [positie; rang] bij de overheid heeft |
| mukōkizu-向こう傷 | wond op iemands voorhoofd [gezicht; voorkant] |
| munin-無人 | onbemand; onderbezetting; met te weinig personeel |
| muriōjō-無理往生 | het met dwang iemand iets te laten doen; gedwongen medewerking |
| muriyari-無理やり | tegen iemands zin [wil]; geforceerd; gedwongen |
| musoji-六十路 | leeftijd van 60 jaar; iemand van 60 jaar |
| nagekakeru-投げかける | naar iemand sturen; aan iemand richten |
| nagekakeru-投げかける | ter sprake brengen; (aan iemand) voorleggen |
| nagusamimono-慰み者 | speelbal (een persoon); iemand waarmee gespeeld wordt (fig.) |
| nakaseru-泣かせる | (iemand) aan het huilen maken; laten huilen |
| nakasu-泣かす | (iemand) aan het huilen maken; laten huilen |
| nakibokuro-泣き黒子 | een moedervlek onder een oog (volgens een Japans volksgeloof een teken dat iemand gevoelig is voor huilen) |
| nakijōgo-泣き上戸 | huilerige dronkelap; iemand die huilt als hij dronken is |
| nandemoya-何でも屋 | een alleskunner; een veelzijdig iemand; een allround persoon; een duizendpoot |
| nanisama-何様 | een belangrijk iemand; een persoon van belang |
| nanzo-なんぞ | zo iets (of zo iemand) als... |
| narisumasu-成り済ます | zich voordoen [optreden] als (iemand anders) |
| narite-為り手 | iemand die een rol [functie] op zich wil nemen; (beschikbare) sollicitant (voor een functie) |
| nasakeshirazu-情け知らず | een genadeloos [harteloos] iemand |
| nasha-無者 | iemand die niets heeft; iemand zonder talent of bezit |
| natori-名取り | iemand met een grote reputatie; een beroemd persoon |
| nawabari-縄張り | het gebied [invloedssfeer] (van iemand); territorium |
| nebō-寝坊 | iemand die laat opstaat; slaapkop |
| nebosuke-寝坊助 | iemand die veel slaapt [zich verslaapt]; slaapkop |
| negao-寝顔 | gelaatsuitdrukking van een slaper [iemand die slaapt] |
| negirau-労う | dankbaarheid [waardering] tonen; iemand bedanken |
| nejiageru-捩じ上げる | iemand de arm omdraaien [verdraaien; omwringen]; iemand in bedwang houden |
| nejifuseru-捩じ伏せる | iemand tegen de grond werken; iemand op de grond gooien [vasthouden] |
| nejiro-根城 | hoofdkwartier; commandopost |
| nekokawaigari-猫可愛がり | het iemand verwennen [vertroetelen] (als een kat) |
| nenashigusa-根無し草 | zwerver; iemand zonder vaste verblijfplaats |
| nigate-苦手 | lastige klant; moeilijk persoon; iemand met een gebruiksaanwijzing |
| nigiriya-握り屋 | een zuinig [gierig] iemand; een vrek [krent; gierigaard] |
| niibon-新盆 | het eerste Bon festival na iemand's overlijden |
| niku-肉 | het postuur [de grootte; dikte; omvang] van iemand |
| nisemono-偽者 | iemand die zich voor een ander uitgeeft |
| nobanashi-野放し | iemand zijn gang laten gaan; (iets) op zijn beloop laten; zich ergens niet mee bemoeien |
| nochizoi-後添い | (iemands) tweede vrouw (na overlijden of scheiding van zijn eerste vrouw) |
| nomaseru-飲ませる | iemand laten drinken; iemand te drinken geven; iemand op een drankje trakteren; iemand dwingen te drinken; iemand medicijnen laten innemen |
| nomitsubusu-飲み潰す | zich bezatten; iemand onder de tafel drinken |
| nonbee-飲兵衛 | iemand die veel alcohol drinkt; een stevige [zware] drinker |
| noriawaseru-乗り合わせる | (toevallig) met iemand samen reizen [in dezelfde auto, trein, boot, etc.) |
| nyōbō-女房 | echtgenote; mijn [iemands] vrouw |
| nyūgyo-入御 | (respectvolle term voor de verplaatsing van een keizer, keizerin, mikoshi, en later ook emand van adel) de binnenkomst; het binnegaan |
| nyūinkanja-入院患者 | een ziekenhuispatiënt (iemand die in het ziekenhuis ligt) |
| oazuke-お預け | (een huisdier laten wachten op commando) wacht!; zit! |
| odorasu-踊らす | manipuleren; (fig.) aan de touwtjes trekken; iemand laten doen wat je wilt; iemand naar je pijpen laten dansen |
| ofumi-御文 | (respectvol) brief van iemand anders |
| ogoru-奢る | iemand trakteren (op een drankje of etentje) |
| ogushi-御髪 | (beleefd woord voor) het haar van iemand |
| ōhō-往訪 | een bezoek (aan iemand); op bezoek gaan |
| oi-笈 | draagmand; houten kistje (door pelgrims op de rug gedragen) |
| oikakeru-追いかける | achtervolgen; volgen; achter (iets of iemand) aangaan; achternazitten |
| oiyaru-追い遣る | iemand tot iets dwingen; forceren |
| okakae-お抱え | in iemands persoonlijke dienst; privé werknemer; iemand die voor een particulier werkt |
| okami-御上 | aanspreektitel voor iemand van adel |
| okashira-お頭 | hoofd (van iemand anders) |
| okasu-冒す | de achternaam van iemand anders aannemen [gebruiken] |
| okata-御方 | (arch.) beleefd woord voor de vrouw van iemand anders |
| okinushi-置主 | pandgever (iemand die bezittingen in onderpand geeft) |
| okizari-置き去り | het achterlaten (van iemand, iets, e.d.); in de steek laten; verlaten |
| okkabuseru-押っ被せる | iemand anders de schuld geven; de verantwoordelijkheid afschuiven [bij iemand anders leggen] |
| okoraseru-怒らせる | (iemand) boos [woedend] maken; (iemand) ergeren; opstoken; provoceren |
| okugata-奥方 | (erend) de vrouw [echtgenote] van iemand hoog in rang binnen de hofadel, krijgsadel, e.d. |
| okuriookami-送り狼 | een wolf die iemand die in de bergen of bossen loopt een tijd lang achtervolgt en dan plotseling aanvalt |
| okute-晩稲 | een laatbloeier (iemand wiens talenten laat tot bloei komen) |
| okuyuki-奥行き | (fig.) diepgang (van iemands persoonlijkheid, gedachten, e.d.) |
| omedama-お目玉 | standje; uitbrander; reprimande |
| omemoji-御目文字 | persoonlijke ontmoeting met iemand (vooral door vrouwen gebruikt) |
| omoiomoi-思い思い | naar believen; zoals iemand zelf wil; naar eigen keuze |
| omoneru-阿る | (Iemand) vleien; naar de mond praten |
| omowasure-面忘れ | het iemand niet herkennen; vergeten zijn hoe iemand eruit ziet |
| ōmugaeshi-鸚鵡返し | het (iemand) napraten; papegaaien |
| ondemandoshuppan-オンデマンド出版 | (print on demand, POD) afdrukken [printen] op aanvraag |
| oneesan-お姉さん | (iemand aanspreken met) zus; mevrouw; juffrouw |
| onimotsu-お荷物 | bagage; koffers (van iemand anders) |
| oomonogui-大物食い | reuzendoder; iemand die de grote kampioen(en) verslaat |
| oosetsukeru-仰せつける | opdracht [bevel] geven; commanderen |
| operētā-オペレーター | iemand die een machine [toestel) bedient [bestuurt]; operateur; bedieningstechnicus; telegrafist |
| osaekomi-押さえ込み | het iemand (op de grond) neerdrukken; iemand (op de grond) vasthouden [vastpinnen] |
| osaekomu-押さえ込む | iemand (op de grond) neerdrukken; iemand (op de grond) vasthouden [vastpinnen] |
| oshidori-鴛鴦 | mandarijneend (Aix galericulata) |
| oshiego-教え子 | iemands (oud-)leerling [(oud-)student; vroegere discipel] |
| otaiko-お太鼓 | iemand die (als beroep) zorgt voor een goede sfeer tussen gasten tijdens een feest; stemmingmaker; grappenmaker; entertainer |
| otazune-御尋ね | (afk. voor) verdachte (ter opsporing); iemand die door de politie gezocht wordt; iemand die op de vlucht is |
| otazunemono-御尋ね者 | iemand die door de politie gezocht wordt; iemand die op de vlucht is |
| ote-御手 | beleefdheidsvorm voor iemands handschrift |
| ote-御手 | commando aan een hond om een pootje te geven |
| otokodate-男伊達 | iemand die opkomt [strijdt] voor de zwakkeren (in de samenleving) |
| otoshi-落とし | het (iets of iemand) laten vallen |
| oyabaka-親馬鹿 | iemand die (overdreven) dol is op zijn kind(eren) (en blind is voor de tekortkomingen) |
| oyago-親御 | (een beleefd woord voor) de ouder(s) van iemand anders |
| paisen-パイセン | (slang voor senpai) senior (b.v. iemand met meer ervaring of kennis dan jijzelf op een bepaald vakgebied) |
| parapara-ぱらぱら | (onomatopee) schaars; verspreid; (van iemands haar) piekerig; in losse plukken geknipt |
| pēpā・doraibā-ペーパー・ドライバー | iemand die wel een rijbewijs heeft, maar geen rijervaring |
| poketto-ポケット | bij langeafstandslopers een situatie waarin iemand omringd is door andere lopers (en niet de mogelijkheid heeft om zelf het pad te kiezen) |
| ponkan-ポン柑 | Ponkan mandarijn (Citrus reticulata) |
| pōtā-ポーター | valet (iemand belast met het parkeren en ophalen van auto's van gasten van restaurants, hotels, vliegvelden, etc.) |
| pottode-ぽっと出 | iemand die voor het eerst van het platteland nar de grote stad gaat |
| rabu・ōru-ラブ・オール | (Eng.: love all) (score bij sportwedstrijd, b.v. tennis) 0-0; nul-nul; (bij bridge) niemand kwetsbaar |
| raihō-来報 | bezoek om iemand iets mede te delen; persoonlijk overgebracht bericht; boodschap; tijding |
| raihō-来訪 | een bezoek (van iemand); bezoek ontvangen |
| rakujin-楽人 | een zorgeloos persoon; iemand die een zorgeloos leventje leidt |
| ranbōmono-乱暴者 | een gewelddadig iemand; schurk; agressieveling; ruige kerel |
| reijō-令嬢 | (beleefd woord voor) de dochter van iemand anders |
| reimawari-礼回り | een bedank-bezoek; het bij iemand langsgaan om te bedanken |
| reisui-冷水 | (fig.) een domper; een koude douche; het bekoelen [dempen] (van iemand's enthousiasme) |
| reitei-令弟 | (beleefd woord voor de (jongere) broer van iemand) uw [zijn] broer |
| retteru-レッテル | etiket; label (op iemand als waardeoordeel) |
| rijin-里人 | iemand uit de streek [de plaats] waar je vandaan komt; iemand uit de buurt van je ouderlijk huis |
| rikugunkyōshūhan-陸軍強襲班 | overvalcommando |
| rireki-履歴 | iemands voorgeschiedenis [achtergrond; verleden; carrière] |
| risōka-理想化 | idealisering; het idealiseren (van iets of iemand) |
| roakuka-露悪家 | iemand die graag opschept over hoe slecht hij of zij is; iemand die zich voordoet als een slecht persoon |
| rōasha-聾唖者 | iemand die doofstom is; een doofstomme |
| rōbashin-老婆心 | sterke [overdreven] bezorgdheid; grote aandacht voor iemands welzijn] |
| rōnin-浪人 | iemand die het toelatingsexamen voor de universiteit niet heeft gehaald (en moet wachten op een volgende kans) |
| rōnin-浪人 | een werkloze; iemand zonder baan |
| rōnin-浪人 | (in de oudheid) wereldreiziger; iemand die rondreiste zonder een direct einddoel |
| rōsha-聾者 | iemand die doof is; een dove |
| runin-流人 | iemand die tot ballingschap is veroordeeld; banneling; gedeporteerde |
| rusuban-留守番 | het op (iemand's) huis passen; thuis zitten [blijven] |
| rusuban-留守番 | huisbewaarder; iemand die op het huis past |
| rusui-留守居 | het op (iemand's) huis passen; thuis zitten [blijven] |
| rusui-留守居 | huisbewaarder; iemand die op het huis past |
| ryakuhuyūkaizai-略取誘拐罪 | de misdaad van het iemand ontvoeren [kidnappen] |
| ryakureki-略歴 | kort profieloverzicht; korte (beschrijving van de) persoonlijke geschiedenis (van iemand) |
| ryōjo-諒恕 | acceptatie; inwilliging (in overweging van iemand's situatie); consideratie |
| ryōtōzukai-両刀遣い | met twee zwaarden tegelijk kunnen vechten; iemand die met twee zwaarden tegelijk vecht |
| ryōtōzukai-両刀遣い | het houden van zowel alcohol als snoep; iemand die zowel van sake houdt als van zoetigheid |
| ryūjin-流人 | iemand die rondzwerft [rondtrekt] buiten het geboorteland; zwerver |
| ryūjin-流人 | iemand die tot ballingschap is veroordeeld; banneling; gedeporteerde |
| ryūkeisha-流刑者 | iemand die tot ballingschap is veroordeeld; banneling; gedeporteerde |
| saigo-最期 | levenseinde; iemands laatste moment (voor de dood) |
| saihai-采配 | bevel; commando |
| saihai-采配 | een staf [scepter] als teken van rang (zoals van die van de samoerai-commandanten in het feodale Japan) |
| saikun-細君 | (term voor) de vrouw van iemand anders |
| saishi-妻子 | (iemand's) vrouw en kinderen; gezin |
| saisunsuru-採寸する | aanmeten; de maat nemen (van iemand) |
| sakezuki-酒好き | het houden van (sake; sterke drank) drinken; iemand die graag (sake; sterke drank) drinkt |
| sakidateru-先立てる | (iemand) vooruit [voor] laten gaan |
| sakuchū-作中 | iets dat [iemand die] wordt beschreven in een verhaal |
| samugari-寒がり | een koukleum; iemand die het gauw koud heeft |
| samugariya-寒がりや | een koukleum; iemand die het gauw koud heeft |
| sanbi-賛美 | lofprijzing; aanprijzing; aanbeveling; recommandatie |
| sandoitchiman-サンドイッチマン | sandwichman (iemand met reclameborden op borst en rug) |
| sanka-参稼 | iemand met een speciale functie [vaardigheid] binnen een organisatie |
| sanko-三顧 | drie keer bezoeken (verwijst naar een Chinese legende waarin Liu Bei drie keer Zhuge Liang bezocht m hem als militaire commandant te verwelkomen) |
| sanshōuo-山椒魚 | salamander |
| sansō-三蔵 | Tripitaka, de drie manden (soetra's, voorschriften en verhandelingen van de boeddhistische leer) |
| sanzuke-さん付け | het beleefde achtervoegsel san aan iemands naam toevoegen |
| saseru-させる | (iemand) iets laten doen; toestaan |
| saseru-させる | iemand aanzetten [dwingen] om iets te doen |
| sasu-さす | (iemand) iets laten doen; toestaan; veroorzaken |
| satobito-里人 | iemand uit de streek [de plaats] waar je vandaan komt; iemand uit de buurt van je ouderlijk huis |
| satsumanokami-薩摩守 | een gratis ritje; iemand die gratis meerijdt |
| sēbingu-セービング | het redden (van iemand) |
| segare-倅 | (denigrerende term voor de zoon van iemand anders, of voor een jonge man) zoon |
| sei-所為 | consequentie; (iemand's) schuld; blaam; verantwoording |
| seibetsu-生別 | bij leven gescheiden; apart [gescheiden] leven; niet meer samenwonen met iemand |
| seichi-生地 | onbekende plek; plaats waar iemand voor het eerst komt |
| seigan-晴眼 | een ziende; iemand die (goed) kan zien |
| seigansha-晴眼者 | een ziende; iemand die (goed) kan zien |
| seiippai-精一杯 | uit alle macht; naar (iemand's) beste vermogen; zo goed mogelijk |
| seijinnohi-成人の日 | (nationale feestdag) dag van de volwassenwording (2de maandag in januari, als iemand 20 jaar wordt) |
| seinen-青年 | de jeugd; jongere(n); jongere generatie; een jong iemand; teenager; tiener |
| seirō-蒸籠 | bamboe stoommandje |
| seiyō-整容 | het corrigeren van iemands houding [voorkomen] |
| sekaikan-世界観 | iemands kijk op de wereld [maatschappij]; wereldbeeld; wereldbeschouwing; maatschappijbeeld |
| sekakkō-背格好 | (iemands) lichaamsbouw; grootte; gestalte; statuur |
| sekaseru-急かせる | (iemand) opjagen; opjutten |
| sekigaku-碩学 | een erudiet persoon; iemand met uitgebreide kennis; een groot geleerde |
| sekken-接見 | audiëntie (bij iemand hoger in rang) |
| semeru-責める | [iemand, iets] de schuld geven; veroordelen |
| senbin-先便 | (iemands) vorige [laatste] brief [bericht; post] |
| senbyōshisha-戦病死者 | iemand die door ziekte aan het front overlijdt |
| senjin-先人 | voorouder(s); voorloper; iemand uit de (klassieke) oudheid |
| sennin-仙人 | kluizenaar; iemand die de wereld van bekommeringen e.d. achter zich heeft gelaten |
| senshu-僭主 | usurpator; onwettige heerser; iemand die zich met geweld de keizerstroon toe-eigent |
| senshutsu-選出 | selectie [verkiezing; keuze] (van iets of iemand uit een verzameling) |
| separētā-セパレーター | iemand [iets] dat scheidt; afscheider; afscheidingstoestel; centrifugaal machine |
| serifu-台詞 | iemands woorden [opmerkingen] |
| setto・sukuramu-セット・スクラム | (rugby) scrum (na het commando: set, mogen de spelers inkomen) |
| shian-私案 | iemands (persoonlijke) plan [voorstel] |
| shibetsu-死別 | door de dood gescheiden; iemand verliezen door de dood |
| shiboriageru-絞り上げる | de stem verheffen; iemand uitschelden |
| shiboriageru-絞り上げる | iemand afpersen [onder druk zetten] |
| shiboru-絞る | een uitbrander [berisping] geven; tekeergaan tegen iemand |
| shichishichinichi-七七日 | de 49ste dag na iemands overlijden |
| shichishichinichi-七七日 | ceremonie op de 49ste dag na iemands overlijden |
| shigyaku-弑逆 | het doden (door iemand) van zijn vader [meester; heer] |
| shihyō-師表 | iemand met een voorbeeldfunctie |
| shiigyaku-弑逆 | het doden (door iemand) van zijn vader [meester; heer] |
| shiji-師事 | bij iemand studeren; onder iemands leiding iets leren |
| shijikiban-支持基盤 | iemands achterban [politieke machtsbasis] |
| shijin-至人 | iemand die de geheimen van Tao heeft doorgrond |
| shiki-指揮 | commando; supervisie; leiding |
| shikikan-指揮官 | (leger)aanvoerder; commandant |
| shikikan-指揮艦 | commandoschip |
| shikisha-指揮者 | leider; commandant; directeur |
| shinadareru-撓垂れる | tegenaan leunen; zich tegen iemand aanvlijen [aankruipen] |
| shinjin-神人 | een nobel [goddelijk] persoon; iemand met spirituele krachten |
| shinkyo-新居 | iemands nieuwe huis [woning] |
| shinpuku-心腹 | het vertrouwen; iemand die je volledig vertrouwt |
| shinseki-真跡 | iemands (persoonlijk) handschrift |
| shinshi-進士 | (Oud China) iemand die is geslaagd voor een examen om in overheidsdienst te treden |
| shinshi-進士 | (Nara-Heian periode in Japan) iemand die na een overheidsexamen in het Ministerie van Riten en Ceremoniën wordt toegelaten |
| shinsotsu-新卒 | een pas [recent] afgestudeerd iemand; iemand die net zijn (school, universiteit, etc.) opleiding heeft voltooid |
| shin'yu-新湯 | (schoon heet water voor) een bad (waar nog niemand in heeft gezeten) |
| shippe-竹篦 | een tik (geven) met de wijsvinger en middelvinger op iemands hand [pols] |
| shippei-竹篦 | een tik (geven) met de wijsvinger en middelvinger op iemands hand [pols] |
| shirei-司令 | bevelhebber; commandant |
| shireifune-司令船 | (van een ruimteschip) commando module; bemanningscompartiment |
| shireikan-司令官 | bevelhebber; commandant |
| shirizokeru-退ける | iemand uit zijn ambt [positie] zetten |
| shiseki-咫尺 | ontmoeting met [audiëntie bij] iemand van hoge status |
| shisō-死相 | de schaduw des doods (op iemand's gezicht); doodsblik |
| shisō-詞藻 | iemand die goed is in poëtisch taalgebruik |
| shisoku-子息 | de zoon (van iemand anders); zijn [haar] zoon; jouw [uw] zoon |
| shisseki-叱責 | berisping; verwijt; reprimande |
| shitame-下目 | het op iemand neerkijken; verachting |
| shitashimu-親しむ | iemand goed leren kennen; bevriend zijn [worden] met; op vriendschappelijke voet staan met; vertrouwd raken met |
| shiteyaru-為て遣る | (iemand anders) te slim af zijn; misleiden; om de tuin leiden; foppen |
| shiyō-使用 | gebruik; toepassing; gebruikmaking (van iets of iemand) |
| shōdō-衝動 | aanzetting [aansporing] (aan iemand om iets te doen) |
| shogaku-初学 | iemand die voor het eerst studeert; iemand die begint met leren |
| shōgun-将軍 | shogun; groot opperbevelhebber; legerleider; generaal; veldheer (met tijdelijk mandaat van de keizer) |
| shojoshuppan-処女出版 | iemands eerste publicatie; debuutwerk |
| shōkaisha-紹介者 | een persoon die iemand [iets] introduceert |
| shōmeisha-証明者 | getuige (iemand die getuigenis aflegt) |
| shonanoka-初七日 | de herdenkingsdienst gehouden op de zevende dag na het overlijden van iemand |
| shōnen-生年 | (iemands) leeftijd |
| shosei-処世 | (iemand's) levenswandel; levenshouding |
| shōsei-小生 | (in briefwisseling aan iemand die gelijk of lager in rang is) ik |
| shōshi-小史 | achtervoegsel na iemands pseudoniem (m.n. van een kunstenaar) |
| shoshin-所信 | (iemands) geloof; overtuiging |
| shotaimen- 初対面 | de eerste ontmoeting (met iemand) |
| showaseru-背負わせる | op iemands schouders leggen; iemand laten dragen |
| shubihan'i-守備範囲 | iemands expertise [vakgebied] |
| shuhei-手兵 | (iemands) soldaten [troepen] |
| shūheki-習癖 | (iemands) gewoonte |
| shūki-周忌 | dag van overlijden; sterfdag (van iemand) |
| shūryōsha-修了者 | iemand die iets heeft afgemaakt [afgerond] (b.v. een studieprogramma) |
| shusen-酒仙 | een zware drinker; drankorgel; iemand die veel sterke drank drinkt |
| shutsuba-出馬 | zelf op pad gaan; persoonlijk iemand bezoeken |
| sō-壮 | de leeftijd vol kracht, energie en gezondheid; iemand van ca. 30 jaar; iemand in de bloei van zijn leven |
| sobame-側妻 | dienares(se) (van iemand met hoge status) |
| sōga-爪牙 | een (trouwe) dienaar die zijn meester beschermt; iemands rechterhand (fig.) |
| sogai-疎外 | het negeren [op afstand houden] van iemand; iemand koeltjes behandelen |
| sogaisuru-疎外する | iemand op afstand houden [negeren; koeltjes behandelen; met de nek aankijken] |
| sokkin-側近 | (iemands persoonlijke) hofhouding; entourage [naaste medewerkers; staf] |
| sōku-走狗 | (fig.) marionet; speelbal; dupe; werktuig (iemand die het (vuile) werk moet opknappen) |
| sokudokuka-速読家 | snellezer; iemand die snel leest |
| sokuga-側臥 | naast iemand liggend |
| sokugasuru-側臥する | naast iemand gaan liggen |
| sōmi-総身 | (iemands) hele lichaam; het hele lijf; ten voeten uit |
| songan-尊顔 | (respectvol woord voor het gezicht van iemand anders) uw gezicht [gelaat; voorkomen] |
| sonka-尊家 | (respectvol woord voor het huis of de familie van iemand anders) uw huis; uw familie |
| sonpu-尊父 | (beleefd woord voor de vader van iemand anders) uw [jouw] vader |
| sonzaikan-存在感 | voelbare aanwezigheid (van iets, iemand, e.d.) |
| sorame-空目 | hallucinatie; verkeerd zien; iemand aanzien voor iemand anders |
| sōseki-踪跡 | (iemands) (voet)sporen |
| sōseki-踪跡 | (iemands) verblijfplaats |
| sōsharu・kurakkingu-ソーシャル・クラッキング | sociaal kraken; het achter iemands wachtwoord proberen te komen [een wachtwoord kraken] buiten de computerwereld om (Engels: social cracking) |
| suezen-据え膳 | een maaltijd voor iemand opdienen |
| suingā-スインガー | (Eng.: swinger) iemand die aan partnerruil (swinging) doet |
| suishitai-水死体 | lichaam [lijk] van iemand die is verdronken |
| suitai-推戴 | onder de leiding [het voorzitterschap] van; (iemand) laten voorzitten; iemand de leiding geven |
| suitsuketabako-吸い付け煙草 | een al aangestoken sigaret (om aan iemand te geven) |
| sumai-住まい | (iemand's) woning; (woon)huis; thuis |
| sumaki-簀巻き | het iemand in een bamboemat wikkelen en in een rivier gooien (straf in de Edo-periode) |
| sumire-菫 | viooltje (Viola mandshurica) |
| sumiyaki-炭焼き | het maken [branden] van houtskool; iemand die houtskool maakt |
| sumōkā-スモーカー | roker; iemand die rookt |
| sunekajiri-脛齧り | klaploper; iemand die profiteert van een ander |
| surikogi-擂り粉木 | een scheldwoord voor iemand die langzaam aan het aftakelen is (net zoals het afslijten van een houten stamper) |
| sutandoin-スタンドイン | vervanger (iemand die bij filmopnames een acteur vervangt) |
| suzume-雀 | een spraakzaam persoon; iemand die op de hoogte is [veel weet over iets] |
| tachifusagaru-立ち塞がる | het in de weg [voor iemand] gaan staan; met gespreide handen staan; iem. blokkeren [tegenhouden] |
| tachimukau-立ち向かう | tegenover iemand staan; tegenstand [weerstand] bieden |
| tachisabaki-太刀捌き | (de wijze van) het hanteren van een zwaard; hoe iemand zijn zwaard hanteert; schermkunst |
| taichō-隊長 | commandant; bevelhebber; leider |
| taigakusha-退学者 | drop-out; een voortijdige schoolverlater; iemand die stopt met de studie |
| taihojutsu-逮捕術 | arrestatietechniek voor politie (om iemand die zich verzet tegen arrestatie de handboeien aan te doen) |
| taikomochi-太鼓持ち | iemand die (als beroep) zorgt voor een goede sfeer tussen gasten en geisha tijdens een feest; stemmingmaker; animator |
| tairei-頽齢 | (iemands) oude dag; laatste jaren; gevorderde [hoge] leeftijd |
| taishin-大身 | een hooggeplaatst persoon; iemand van hoge rang |
| taishokudaikō-退職代行 | het ontslag regelen (voor iemand); ontslaghulp |
| taishōsha-対象者 | doelgroep; iemand die in aanmerking komt voor |
| takaru-集る | iemand afpersen |
| tarashikomu-誑し込む | (iemand) verleiden; inpalmen; versieren |
| tarumono-たる者 | zo iemand als; iemand die zich ... kan noemen; degene die ... (moet) zijn |
| tatekaeru-立て替える | voor iemand betalen; geld voorschieten |
| tatsujin-達人 | expert; meester; deskundige; iemand die in een bepaalde vak, kunst of ambacht excelleert |
| tazusaeru-携える | (iemand) meenemen; vergezeld worden door |
| tekagen-手加減 | iemand de rij hand geven; iemand zijn gang laten gaan |
| tekago-手籠 | kleine mand |
| tekaki-手書き | iemand die goed [mooi] kan schrijven; iemand met een mooi handschrift; een kalligraaf |
| tekishisuru-敵視する | vijandig staan tegenover; iemand als vijand beschouwen [tegemoet treden] |
| temukau-手向かう | weerstand [tegenstand] bieden; de hand opheffen (tegen iemand) |
| tenaga-手長 | lange vingers; diefachtig zijn; een dief (iemand met lange vingers) |
| tenmei-天命 | missie; mandaat; roeping |
| teoi-手負い | een gewonde; iemand die gewond is |
| tesage-手提げ | mandje; handbagage; handtas |
| tesaki-手先 | loopjongen; stroman; iemand die het vuile werk opknapt voor anderen |
| teuchi-手打ち | een samurai die eigenhandig iemand lager in rang executeerde |
| teusu-手薄 | onderbemand; schaars bemand; met weinig personeel |
| tezei-手勢 | zijn troepen; de soldaten [manschappen] onder zijn commando |
| tīnējā-ティーンエージャー | tiener (jong iemand tussen 10 en 20 jaar oud) |
| tō-党 | iemand die dol is op [een fan is van] |
| tobikakaru-飛びかかる | op (iemand) afspringen; bovenop springen [duiken] |
| tobikakaru-飛びかかる | zich op iemand [iets] storten; aanvallen |
| tobitsuku-飛びつく | op (iemand of iets) afspringen; een uitval [duik] doen (naar) |
| tokinoujigami-時の氏神 | iemand die precies op het juiste moment komt om te helpen |
| tokitsukeru-説きつける | (iemand) overtuigen; overhalen |
| tokkuri-徳利 | (een term die wordt gebruikt om de spot te drijven met) iemand die niet kan zwemmen |
| tokorobanchi-所番地 | (iemands) adres |
| toku-説く | (iemand) overhalen; overtuigen |
| tokui-得意 | (iemands) specialiteit; sterke punt; vaardigheid |
| tokuiwaza-得意技 | de favoriete [karakteristieke] techniek (van iemand in een vechtsport) |
| tokuri-徳利 | (een term die wordt gebruikt om de spot te drijven met) iemand die niet kan zwemmen |
| tomobiki-友引 | een dag (in de zesdaagse cyclus) waarop iemands geluk dat van zijn vrienden beïnvloedt (daarom gunstig voor bruiloften, maar niet voor begrafenissen) |
| tono-殿 | aanspreektitel voor iemands (leen)heer, meester of echtgenoot |
| torēdomāku-トレードマーク | handelsmerk; typisch kenmerk (van iemand) |
| toribun-取り分 | (iemand's) deel [portie] |
| toriiru-取り入る | bij iemand in de gratie [in het gevlij] proberen te komen; zich aan iemand opdringen |
| torikata-捕り方 | agent; diender; politieman (die iemand arresteert) |
| torimusubu-取り結ぶ | (bij iemand) in de gunst proberen te komen; een goede relatie hebben (met) |
| torinasu-取り成す | bemiddelen; tussenbeide komen; een goed woordje doen (voor iemand) |
| torite-捕り手 | diender; agent; politieman (die iemand arresteert) |
| toshiyori-年寄り | een oudere; bejaarde; oud persoon; ouder iemand |
| tōshō-刀匠 | zwaardsmid; iemand die zwaarden smeedt |
| tosōkō-塗装工 | schilder; iemand die een coating (verflaag, laklaag, e.d.) op iets aanbrengt |
| tōsotsu-統率 | leiding; leiderschap; commando; gezag; autoriteit |
| tōsui-統帥 | (mil.) opperbevel; oppercommando |
| totchimeru-とっちめる | iemand berispen; terechtwijzen; de les lezen |
| tsuigō-追号 | postume titel [naam]; titel [naam] die na iemands dood wordt toegekend (b.v. aan een overleden keizer) |
| tsukae-痞え | iets dat op je gemoed drukt; iets dat een zware belasting voor iemand vormt |
| tsukamaseru-摑ませる | iemand iets laten gebruiken; iemand iets laten aannemen] (b.v. steekpenningen); omkopen |
| tsukamaseru-摑ませる | iemand misleiden tot het kopen van een (slecht) product |
| tsukamasu-摑ます | iemand iets laten gebruiken; iemand iets laten aannemen] (b.v. steekpenningen); omkopen |
| tsukamasu-摑ます | iemand misleiden tot het kopen van een (slecht) product |
| tsukiban-月番 | maanddienst; iemand die een maand lang dienst doet (en dan wordt afgelost) |
| tsukiotosu-突き落とす | naar beneden duwen; (iets of iemand) ergens af duwen |
| tsumako-妻子 | (iemand's) vrouw en kinderen; gezin |
| tsumamidasu-摘まみ出す | (iemand) met kracht naar buiten brengen [sleuren]; (iemand) wegsturen [verwijderen] |
| tsutomemuki-勤め向き | iemand's zaken [plichten; taken] |
| tsutomenin-勤め人 | ambtenaar; kantooremployé; iemand die op kantoor werkt |
| tsuyuharai-露払い | openingsact; iemand die als eerste optreedt bij een evenement [voorstelling] |
| tsuzura-葛籠 | rieten (kleding)mand |
| ubusunagami-産土神 | beschermgod van de geboorteplaats (van iemand) |
| uchibenkei-内弁慶 | iemand die thuis bazig is [de flinke held uithangt], maar daarbuiten verlegen is |
| udedameshi-腕試し | het testen van iemands vaardigheid [kracht] |
| ue-筌 | cylindrische bamboe mand voor het vangen van vis |
| uigo-初子 | iemands eerste kind; eerstgeborene |
| ukan-有官 | iemand met een officiële functie [rang; positie] bij de overheid; een ambtenaar |
| uke-筌 | cylindrische bamboe mand voor het vangen van vis |
| ukeguchi-受け口 | iemand met een (naar voren) uitstekende onderkaak |
| umanohone-馬の骨 | persoon van onbekende, twijfelachtige afkomst; iemand van twijfelachtig [bedenkelijk] allooi |
| umanori-馬乗り | schrijlingse zitpositie (alsof je op een paard zit, soms om iemand in bedwang te houden) |
| uramu-恨む | een wrok koesteren (tegen iemand); rancune voelen jegens iemand |
| uranari-末生り | metafoor voor (een zwak) iemand met een bleek gezicht |
| urayama-裏山 | berg aan de achterzijde [achterkant] (van iemands huis, dorp, etc.) |
| uriwatasu-売り渡す | iets aan iemand verkopen (en overhandigen) |
| uriwatasu-売り渡す | iemand verraden [aangeven] (bij de vijand, in ruil voor eigen voordeel) |
| urusagata-煩型 | iemand die spijkers op laag water zoekt; muggenzifter; mierenneuker; kommaneuker; pietlut |
| ushinotokimairi-丑の時参り | bezoek aan een heiligdom (om ca. 2 uur in de ochtend) om een vervloeking te doen door een effigie (strooien pop) van iemand aan een boom te spijkeren |
| ushiroyubi-後ろ指 | geroddel; gepraat achter iemands rug |
| uttaeru-訴える | iemand aanklagen; voor de rechter dagen; een proces [zaak] aanspannen |
| uttaeru-訴える | onder de aandacht van iemand brengen; ter sprake [te berde] brengen |
| uyoku-羽翼 | hulp; assistent; trouwe medewerker; (iemands) rechterhand (fig.) |
| wādorōbu-ワードローブ | garderobe (alle kleding van iemand) |
| wakachiau-分かち合う | (iets met iemand) delen; (iets) gemeen hebben (met iemand) |
| wākahorikku-ワーカホリック | workaholic. iemand die verslaafd is aan zijn werk; iemand die veel werkt |
| wakate-若手 | een jong iemand; jonge man [vrouw]; een junior employé [werknemer] |
| wako-和子 | (arch.) de zoon uit een welgestelde familie; de zoon van iemand met een hoge rang [status]; de zoon van een edelman |
| waniguchi-鰐口 | (spottende term voor iemand met) een brede [grote] mond |
| waraijōgo-笑い上戸 | een vrolijke drinker; iemand die vrolijk wordt als hij alcohol drinkt; iem. die een goede dronk heeft |
| warawasu-笑わす | iemand laten lachen; aan het lachen maken; iemand uitlachen |
| waromono-悪者 | (arch.) iemand zonder opleiding of talent; een middelmatige persoon |
| warudome-悪止め | uit alle macht (iemand) proberen tegen te houden |
| wazashi-業師 | een technische man; iemand met goede vaardigheden |
| wōkingu・dikushonarī-ウォーキング・ディクショナリー | een wandelend woordenboek (iemand met een zeer grote woordenschat) |
| yahi-野卑 | (iemand met) een zeer lage status |
| yajin-野人 | een (eenvoudig) iemand van het platteland |
| yakugara-役柄 | iemands rol [positie]; de aard [kenmerken] van iemands positie |
| yakumuki-役向き | iemands rol [positie]; de aard [kenmerken] van iemands positie |
| yakutaku-役宅 | woning toegewezen aan iemand op basis van zijn functie (m.n. bij de overheid) |
| yamake-山気 | ondernemend persoon; iemand die graag risico's neemt |
| yamaki-山気 | ondernemend persoon; iemand die graag risico's neemt |
| yamakke-山っ気 | ondernemend persoon; iemand die graag risico's neemt |
| yamanokami-山の神 | iemand's (vervelende; zeurende) vrouw |
| yamishōgun-闇将軍 | iemand die de macht heeft in de onderwereld; de baas van de gangsters; iemand die in het geheim (achter de schermen) de macht in handen heeft |
| yaoya-八百屋 | iemand met een wijde belangstelling [interesse] (lett. voor 800 onderwerpen) in wetenschap, kunst, e.d.; homo universalis |
| yasashikusuru-優しくする | aardig [vriendelijk] zijn tegen iemand |
| yase-瘦せ | iemand die afgevallen [dun] is |
| yasegisu-瘦せぎす | iemand die erg mager [vel over been] is |
| yaseppochi-瘦せっぽち | iemand die erg mager is |
| yattsukeru-やっつける | en aanval plaatsen; aanvallen; achter iemand aangaan; (neer)slaan; verslaan; opruimen; vermoorden |
| yobiko-呼び子 | fluitje (om iemand te waarschuwen of roepen) |
| yobuko-呼ぶ子 | fluitje (om iemand te waarschuwen of roepen) |
| yōdai-容態 | (iemand's) uiterlijk; uiterlijke verschijning |
| yokodori-横取り | het (zijdelings) weggrijpen; wegpakken van iemands goederen of kennis (en die als eigen bevindingen doen voorkomen, b.v. in een werksituatie) |
| yorikakaru-寄り掛かる | op iemand vertrouwen; (fig.) op iemand leunen; afhankelijk zijn van iemand |
| yorokobasu-喜ばす | behagen; verrukken; (iemand) blij maken; verblijden; plezier geven; vreugde brengen |
| yōshi-容姿 | (iemand's) verschijning; voorkomen; uiterlijk; gestalte |
| yūgekitai-遊撃隊 | commandotroepen; stoottroepen |
| yūgun-遊軍 | reserve; vervanger; iemand die stand-by staat om in te vallen |
| yūhitsu-右筆 | (bij de krijgsadel) iemand die belast is met het schrijven van documenten in adelijke families |
| yūjin-有人 | bemand zijn |
| yūkaku-遊客 | iemand die zich alleen maar vermaakt zonder te werken; lanterfanter; pretmaker |
| yukiau-行き合う | iemand (toevallig) tegenkomen [tegen het lijf lopen; ontmoeten] |
| yuriokosu-揺り起こす | iemand wakker schudden |
| yūshun-優駿 | voortreffelijkheid; iemand [iets] met bijzondere kwaliteiten |
| yūsoku-有職 | iemand die geleerd is [kennis heeft] |
| zanshitai-惨死体 | het (verminkte) lichaam van iemand die op brute wijze is vermoord |
| zenbin-前便 | (iemands) vorige [laatste] brief [bericht; post] |
| zenhansei-前半生 | de eerste helft van iemand's leven |
| zenkamono-前科者 | bajesklant; iemand die in de gevangenis heeft gezeten; persoon met een strafblad |
| zenmon-禅門 | iemand die formeel boeddhist wordt (inclusief scheren van het hoofdhaar en voorgeschreven kleding) |
| zennin-前任 | (iemands) voorganger |
| zenreki-前歴 | iemands verleden; achtergrond; historie |
| zensei-全盛 | het toppunt van iemands macht [kunnen; welvaart] |
| zenshin-前身 | (boeddh.) een eerdere incarnatie; iemands vorige leven |
| zetsugo-絶後 | (iemand of iets) zonder weerga; iets ongekends [unieks] |
| zettō-絶倒 | het overmand worden door hevige emoties |
| zonde-ゾンデ | sonde; (onbemand) ruimtevaartuig |
| zondo-ゾンド | Zond (onbemande maansonde van de Sovjet-Unie) |