撓垂れる shinadareru
1 (neer)hangen; afhangen; bungelen
彼女は首をしなだれて微笑んだ。
Zij boog haar hoofd en glimlachte.
Zij boog haar hoofd en glimlachte.
雨にしなだれた柳の枝
door de regen neerhangende wilgentakken
door de regen neerhangende wilgentakken
2 tegenaan leunen; zich tegen iemand aanvlijen [aankruipen]
母親に撓垂れる
dicht tegen je moeder aankruipen
dicht tegen je moeder aankruipen