begin / be-gin ( het (o) | znw | g.m.v. )
1始まり; 初め; 最初; 初頭; 冒頭; 立ち上がり; 開始; スタート
Kruisverwijzing
begin
| lemma | meaning |
|---|---|
| abaredasu-暴れ出す | onrustig [wild] (beginnen te) worden; beginnen tekeer te gaan |
| ake-明け | begin van een nieuw jaar, een nieuwe maand of een nieuwe dag |
| akeru-明ける | (nieuw) beginnen |
| akete-明けて | het begin van het jaar; januari |
| akiguchi-秋口 | het begin van de herfst |
| aku-開く | opengaan; geopend worden; beginnen |
| amidasu-編み出す | beginnen te breien [haken; vlechten] |
| ano-あの | (tussenwerpsel, aan het begin van een zin) hallo; zeg; pardon; eh; nou ja; welnu |
| anō-あのう | (tussenwerpsel, aan het begin van een zin) hallo; zeg; pardon; eh; nou ja; welnu |
| anone-あのね | (tussenwerpsel, aan het begin van een zin) kijk; nou; trouwens; ik zal je eens wat vertellen; wacht even; luister; let op |
| aratamano-新玉の | (uitdrukking voor) de verwelkoming [begroeting] van een nieuw begin (het nieuwe jaar, de nieuwe lente, etc.) |
| āru・deko-アール・デコ | Art Deco (populaire kunststroming of stijl die zijn oorsprong kent in Frankrijk in het begin van de 20e eeuw; Fr. afkorting van Arts Décoratifs) |
| asaren-朝練 | oefeningen (voor speciale schoolactiviteiten) in de vroege ochtend voordat de school begint |
| ashigakari-足掛かり | aanzet; afzet; begin; sleutel (tot iets) |
| atamakara-頭から | vanaf het (allereerste) begin |
| baiu-梅雨 | regentijd (in Japan in begin juni) |
| bakari-ばかり | (achter een ww.) drukt een handeling uit die op het punt staat [stond] te beginnen |
| bangaku-晩学 | studie laat in je leven; studie [opleiding] (beginnen) op oudere [hoge] leeftijd |
| bāsaru-バーサル | versal (typografie: versierde hoofdletter als begin van een gedicht of tekst) |
| biginā-ビギナー | beginner; nieuweling |
| bō-冒 | (in kanjicombinaties) risico; gevaar; begin; opening |
| bōtō-冒頭 | begin; opening |
| buntō-文頭 | begin van een zin [tekst] |
| chakushu-着手 | begin; start; aanvang |
| chikaramake-力負け | verlies door teveel verspilling van kracht (in het begin) |
| daiippo-第一歩 | de eerste stap; het begin |
| dasu-出す | (in combinatie met andere werkwoorden) beginnen te; naar buiten doen [gaan; bewegen] |
| datsusara-脱サラ | het zich bevrijden uit de tredmolen van een kantoorbaan, en voor zichzelf beginnen om leuk en zinvol werk te gaan doen |
| da・kāpo-ダ・カーポ | (muziekterm) da capo (d.c.); nog eens van het begin af aan |
| deashi-出足 | start; begin |
| dedashi-出だし | start; begin |
| dehana-出鼻 | startpunt; begin; moment van vertrek |
| deokureru-出遅れる | laat vertrekken; laat ergens aan beginnen; een late start maken |
| deru-出る | beginnen; ontstaan; voortkomen uit |
| dohyōiri-土俵入り | de ceremonie uitgevoerd door de sumo-worstelaars bij het betreden van de ring voordat het toernooi gaat beginnen |
| ekiteikyoku-駅逓局 | bagagetransport bureau (het bureau dat het bagagevervoer tussen de stations regelde in het begin van de Meiji periode) |
| ē・bī・shī-エー・ビー・シー | basis; grondbeginselen |
| fudetate-筆立て | begin [openingszinnen] van een brief, e.d. |
| fukidasu-吹き出す | beginnen te waaien [blazen; ademen] |
| fumidasu-踏み出す | vooruitgaan; vooruitlopen; een stap naar voren doen; uitstappen; (fig.) een eerste stap zetten; beginnen; van start gaan |
| funade-船出 | (iets nieuws) beginnen [starten]; een nieuw begin maken |
| funinsuru-赴任する | beginnen met een nieuwe baan; voor het eerst naar het werk gaan |
| furidashi-振り出し | start; begin(punt) |
| futaba-二葉 | eerste begin; vroeg stadium |
| ganrai-元来 | in de eerste plaats; om te beginnen |
| genri-原理 | principe; grondbeginsel |
| genshi-元始 | oorsprong; begin; bron |
| gensoku-原則 | beginsel; principe; regel |
| genten-原点 | referentiepunt; beginpunt; uitgangspunt; vertrekpunt |
| gohasan-御破算 | het helemaal opnieuw beginnen; beginnen met een schone lei; teruggaan naar af |
| gyakuhitsu-逆筆 | (kalligrafie) tegengestelde schrijfrichting aan het begin van een penseelstreek |
| hachijūhachiya-八十八夜 | de 88ste dag sinds het begin van de lente (wordt beschouwd als een goede dag om te zaaien) |
| hairu-入る | (aan iets) beginnen; overgaan tot; een bepaalde tijd [situatie] (beginnen te) worden |
| hairu-入る | (beginnen te) scheuren; barsten |
| hajimaru-始まる | beginnen; starten |
| hajimaru-始まる | (steeds weer) opnieuw beginnen; van voren af aan beginnen |
| hajime-初め | het begin; de oorsprong; het ontstaan |
| hajimeni-初めに | (aller)eerst; in eerste instantie; om te beginnen |
| hajimeru-始める | beginnen (met); starten; openen (een winkel, e.d.) |
| hajimeru-始める | weer [opnieuw] beginnen (met); herstarten |
| hajimeru-始める | (gevoegd achter de renyōkei van een ander ww.) beginnen te...; gaan... |
| hakujin-白人 | beginneling; amateur |
| haruasashi-春浅し | het allereerste [nog nauwelijks waarneembare] begin van de lente; de eerste vage tekenen van de lente |
| haruichiban-春一番 | de eerste lentestorm; krachtige zuidenwind in het begin van de lente |
| harusaki-春先 | het begin van de lente; het vroege voorjaar |
| hasshō-発症 | de aanvang [het begin; de eerste symptomen] van een ziekte |
| hassō-発走 | het starten; van start gaan; beginnen |
| hassuru-発する | beginnen; ontstaan |
| hatsu-初 | de eerste; het begin |
| hatsuaki-初秋 | vroege herfst; het begin van de herfst |
| hatsufuyu-初冬 | de vroege winter; het begin van de winter |
| hatsugo-発語 | (een woord dat gebruikt wordt om een gesprek of een tekst te beginnen, zoals さて) nou; welnu |
| hatsuharu-初春 | de vroege lente; het begin van de lente |
| hatsuharu-初春 | het begin [de eerste maand] van het jaar; Nieuwjaar |
| hatsunatsu-初夏 | vroege zomer; vroeg in de zomer; in het begin van de zomer |
| hayaumare-早生まれ | geboren tussen 1 januari en 1 april ( de datum van schoolbegin); vroege leerling |
| hittō-筆頭 | beginfase van opschrijving |
| hō-法 | wet; recht; grondbeginsel; principe; (boeddhistische) doctrine; religie; rede; code |
| hōga-萌芽 | een vroeg teken; het begin (van) |
| hohoemu-微笑む | (beginnen te) glimlachen |
| hohoemu-微笑む | (van bloemen) beginnen te bloeien; opengaan |
| hōmurūmu-ホームルーム | schoollokaal waar een groep leerlingen extra begeleiding krijgt van een vaste leraar (vaak voordat de reguliere lessen beginnen) |
| hōmu・suchīru-ホーム・スチール | (honkbal) het stelen van het thuishonk (d.w.z. dat de honkloper begint te rennen naar de thuisplaat al voordat de pitcher heeft gegooid) |
| honmatsu-本末 | oorzaak en gevolg; begin en einde; de middelen en het doel; wortel en tak; hoofd- en bijzaak |
| hottan-発端 | de oorsprong, het ontstaan; het begin |
| hyōbyaku-表白 | (bij het begin van een boeddhistische dienst) de verkondiging van het doel van de dienst door de hoofdpriester voor het boeddhabeeld en de aanwezigen |
| ichibushijū-一部始終 | het hele verhaal, van begin tot eind; alle details [bijzonderheden] |
| iidasu-言い出す | beginnen met praten; als eerste spreken |
| inisharu・kosuto-イニシャル・コスト | aanvangskosten; beginkosten; startkosten |
| ippon'yari-一本槍 | het doorzetten [volharden] met slechts één methode van begin tot eind |
| iroha-伊呂波 | het ABC; de (eerste) beginselen; grondslagen; basis(principes) |
| iru-入る | ingaan; beginnen; instellen |
| izu-出づ | beginnen; ontstaan; voortkomen uit |
| jakuhai-若輩 | beginneling; onervaren persoon |
| joban-序盤 | beginfase (van een campagne, oorlog, etc.) |
| jobiraki-序開き | begin; oorsprong |
| jōjun-上旬 | de eerste tien dagen van de maand; het begin van de maand |
| jomaku-序幕 | het begin (van iets) |
| jonokuchi-序の口 | begin; start; opening |
| junpitsu-順筆 | (kalligrafie) schrijftechniek van beginpunt tot eindpunt in volgorde zonder tegengestelde schrijfrichting |
| kadode-門出 | een nieuw leven beginnen |
| kadoguchi-門口 | beginpunt van iets (een gebeurtenis, e.d.) |
| kaibyaku-開白 | (boeddh.) het begin [de eerste dag] van de rituelen van bidden tot [het doen van geloften aan] Boeddha |
| kaibyaku-開闢 | de schepping; het begin van de wereld |
| kaien-開演 | het begin van een voorstelling [optreden] |
| kaigyōsuru-改行する | met een nieuwe regel [paragraaf] beginnen |
| kaikō-開口 | de mond opendoen; beginnen met spreken |
| kaikō-開講 | het begin [de openingswoorden] van een lezing |
| kaikōichiban-開口一番 | eerste woorden; openingswoorden; begin van een toespraak |
| kaishi-開始 | begin; start; aanvang; opening; introductie |
| kaishiki-開式 | het begin [de opening] van een ceremonie [plechtigheid] |
| kaishisuru- 開始する | beginnen; starten; aanvangen; openen |
| kakedashi-駆け出し | beginneling; nieuweling; groentje |
| kakedasu-駆け出す | wegrennen; beginnen te rennen |
| kakidashi-書き出し | de eerste zin [alinea]; het begin van een (geschreven) tekst; openingswoord(en) |
| kakidasu-書き出す | beginnen te schrijven; uitschrijven; exporteren (computerbestand) |
| kakiokoshi-書き起こし | (begin van) de eerste zin; openingswoord(en) |
| kakiokosu-書き起こす | beginnen te schrijven [opschrijven; noteren] |
| kakki-画期 | overgang van het ene tijdperk naar het andere; verandering van tijdperk; begin van een nieuw tijdperk |
| kangaedasu-考え出す | beginnen (na) te denken |
| kannoiri-寒の入り | het begin van de midwinter periode (6 januari) |
| kanshu-巻首 | begindeel [titelpagina; eerste pagina] van een boek(rol) |
| kantō-巻頭 | begindeel [titelpagina; eerste pagina] van een boek(rol) |
| kashiramoji-頭文字 | beginletter; hoofdletter |
| katasaki-肩先 | topje [punt; uiteinde] van de schouder (begin van de bovenarm) |
| kawakiri-皮切り | begin; start |
| keibyaku-啓白 | (bij het begin van een boeddhistische dienst) de verkondiging van het doel van de dienst door de hoofdpriester voor het boeddhabeeld en de aanwezigen |
| ken'yo-権輿 | begin; oorsprong |
| kigyōsuru-起業する | een nieuw bedrijf beginnen [starten; oprichten] |
| kihitsu-起筆 | beginpunt van een penseelstreek (bij het kalligraferen) |
| kikidasu-聞き出す | beginnen te luisteren |
| kikkake-切っ掛け | signaal [teken; aanwijzing; gelegenheid] om iets te beginnen; oorzaak; motief |
| kiku-起句 | het begin van een zin |
| kirihitoha-桐一葉 | één (vallend) blad van de Anna Paulownaboom (als teken van het begin van de herfst) |
| kiru-切る | starten; beginnen; aanzetten |
| kishuzandaka-期首残高 | beginsaldo |
| kiten-基点 | beginpunt; uitgangspunt |
| kiten-起点 | beginpunt; startpunt |
| kogarashi-木枯らし | koude wind (aan het einde van de herfst tot begin van de winter) |
| koguchi-小口 | begin |
| koharu-小春 | warme nazomer; warme [zonnige] dag in (het begin van de) winter |
| kōhatsu-後発 | het later vertrekken [starten; beginnen; deelnemen]; volgen |
| kokkan-骨幹 | basis; grondbeginsel; bron |
| kokusho-国初 | het begin [ontstaan] van een natie |
| kontei-根底 | basis; fundament; oorsprong; grondslag; grondbeginsel |
| kōrishugi-功利主義 | utilitarisme; utilisme; nuttigheidssysteem; utiliteitsbeginsel |
| kotohajime-事始め | begin; start; eerste opzet; eerste stap |
| kuchiake-口開け | begin; start; opening |
| kuchikiri-口切り | begin; start |
| kuiaratameru-悔い改める | berouw hebben; tot inkeer komen; een nieuw begin maken; met een schone lei beginnen |
| kurohae-黒南風 | een zuidelijke wind die aan het begin van het regenseizoen waait |
| makuake-幕開け | (fig.) het begin van iets |
| makuaki-幕開き | (fig.) het begin van iets |
| massaki-真っ先 | het begin; hoofdeinde |
| matsugaku-末学 | jonge [beginnende; onervaren] student [wetenschapper] |
| mattanashi-待った無し | niet meer wachten; de tijd is om; nu of nooit; (bij sumo) klaar om te beginnen |
| mazuwa-先ずは | allereerst; ten eerste; om te beginnen |
| meshiudo-囚人 | een persoon die werd uitgekozen om een waka-gedicht te componeren aan het begin van een poëzieceremonie aan het keizerlijk hof |
| meshūdo-召人 | een persoon die werd uitgekozen om een waka-gedicht te componeren aan het begin van een poëzieceremonie aan het keizerlijk hof |
| mijukumono-未熟者 | nieuweling; beginner; beginneling |
| mō-孟 | (in kanji combinaties) begin; eerste |
| mōshū-孟秋 | het begin van de herfst; het vroege najaar |
| mōshun-孟春 | begin van de lente; vroege lente |
| mōtō-孟冬 | begin van de winter; de vroege winter |
| naa-なあ | (in het begin van de zin) kijk [luister] (eens); zeg, ...; hoor eens even; tja... |
| nagorinoyuki-名残の雪 | aanhoudende sneeuwval in het begin van de lente |
| nakidasu-泣き出す | in tranen [huilen] uitbarsten; beginnen te huilen |
| naresome-馴れ初め | het begin van een romance [liefde] |
| narōdoniki-ナロードニキ | Russische revolutionaire beweging (uit de tweede helft van de 19e en het begin van de 20e eeuw) |
| nekkara-根っから | vanaf het begin; oorspronkelijk |
| nenshi-年始 | Nieuwjaarsdag; het begin van het (nieuwe) jaar |
| nensho-年初 | Nieuwjaarsdag; het begin van het (nieuwe) jaar |
| nihyakuhatsuka-二百二十日 | de 220ste dag sinds het begin van de lente (maankalender) |
| ninjōbon-人情本 | (Japans literaar genre uit het begin van de 19de eeuw)) sociale roman die het liefdes- en familieleven van de burgers van Edo beschrijft |
| noboriguchi-上り口 | de plek waar de beklimming begint (van een trap, berg, etc.) |
| nokke-のっけ | de start; het begin |
| noridasu-乗り出す | beginnen met rijden; een ritje maken |
| norikakaru-乗りかかる (乗り掛かる) | beginnen [aanstalten maken] iets te doen |
| nyozegamon-如是我聞 | woorden aan het begin van een soetra: Aldus heb ik gehoord |
| nyūgakusuru-入学する | zich inschrijven (bij een school); met een opleiding beginnen |
| okori-起こり | bron; oorsprong; begin |
| okoru-熾る | beginnen te branden; vlam vatten |
| okoru-興る | opnieuw beginnen; weer (op)starten |
| ōpuningu-オープニング | opening; start; beginfase |
| oriru-下りる | beginnen; neerdalen; invallen (vorst; dooi; duisternis) |
| purē-プレー | (afk. van play ball) oproep van de scheidsrechter bij balsporten, zoals b.v. honkbal, om te beginnen |
| purēbōru-プレーボール | oproep van de scheidsrechter bij balsporten, zoals b.v. honkbal, om te beginnen |
| purē・bōru-プレー・ボール | (honkbal, tennis, etc.) aankondiging dat een wedstrijd kan beginnen |
| purē・bōru-プレー・ボール | (figuurlijk) beginnen; aan het werk gaan |
| purinshipuru-プリンシプル | grondbeginsel; principe |
| rasotsu-邏卒 | politieagent (begin Meiji tijdperk |
| reimeiki-黎明期 | (fig.) dageraad; eerste begin; geboorte |
| ren'on-連音 | (taalkunde) sandhi (gelijkwording van eind- en beginklank van opeenvolgende delen) |
| ri-理 | principe; beginsel; wet |
| rikkensuru-立件する | een rechtszaak aanspannen [beginnen]; procederen; een vervolging instellen |
| rin-鈴 | belletje om begin of eind van iets aan te geven |
| risshū-立秋 | het begin [de eerste dag] van de herfst (volgens de maankalender op 8 augustus) |
| risshun-立春 | het begin van de lente; de dag waarop de lente begint (4 febr.) |
| rittō-立冬 | het begin van de winter; de eerste winterdag (volgens de maankalender) |
| ryūtōdabi-竜頭蛇尾 | een veelbelovend begin dat uitloopt op een teleurstellend einde; een anticlimax |
| saisho-最初 | het begin; de start; aanvang; het eerst; de eerste |
| sakugen-遡源 | het teruggaan naar de bron [de oorsprong; het begin] |
| senpatsu-先発 | het als eerste vertrekken [starten; beginnen; deelnemen]; voor(af)gaan |
| shidōgenri-指導原理 | leidend principe [grondbeginsel]; richtlijn; leidraad |
| shidōhōshin- 指導方針 | leidend principe [grondbeginsel]; richtlijn; leidraad |
| shijū-始終 | de hele tijd; van begin tot eind; altijd |
| shikakeru-仕掛ける | beginnen; starten |
| shiki-始期 | startdatum; beginperiode |
| shiki-始期 | (jur.) begintermijn (voor een rechtshandeling) |
| shinmai-新米 | beginneling; beginner; nieuweling; novice |
| shinpatsu-進発 | start; begin; opmars |
| shinryō-新涼 | de nieuwe (eerste) koelte van het begin van de herfst |
| shirouto-素人 | amateur; leek; beginneling |
| shisō-志操 | beginselvastheid; integriteit; standvastigheid; het vasthouden aan je principes |
| shoe-所依 | (boeddh.) basis; grondslag; grondbeginsel |
| shogaku-初学 | iemand die voor het eerst studeert; iemand die begint met leren |
| shogakusei-初学者 | beginneling; nieuweling; eerstejaars student |
| shoho-初歩 | de basis; de grondbeginselen; het beginstadium; de eerste stappen; het ABC (van) |
| shoka-初夏 | vroege zomer; vroeg in de zomer; in het begin van de zomer |
| shoki-初期 | de beginfase; het beginstadium; de eerste periode |
| shokijōken-初期条件 | de beginvoorwaarde; de initiële voorwaarde |
| shokyū-初級 | het beginnersniveau; de introductiecursus |
| shonen-初年 | het eerste jaar; de eerste jaren; de beginjaren |
| shoninkyū-初任給 | het beginsalaris; startsalaris |
| shoppana-初っ端 | het begin; de (aller)eerste |
| shorō-初老 | de middelbare leeftijd; begin van de ouderdom; vroegoud zijn |
| shosen-緒戦 | het begin van een oorlog [strijd] |
| shoshinsha-初心者 | de beginneling |
| shōsho-小暑 | het (milde) begin van de steeds warmer wordende zomerperiode (rond 7 juli) |
| shoshū-初秋 | de vroege herfst; het begin van de herfst |
| shoshun-初春 | de vroege lente; het begin van de lente |
| shoshun-初春 | het begin [de eerste maand] van het jaar; Nieuwjaar |
| shosoku-初速 | de beginsnelheid; aanvangssnelheid |
| shosokudo-初速度 | beginsnelheid |
| shotchū-しょっちゅう | de hele tijd; van begin tot eind; altijd |
| shote-初手 | het begin; de start; de eerste zet (bij schaken, go, etc.) |
| shotō-初冬 | de vroege winter; het begin van de winter |
| shotō-初等 | elementair onderdeel; het beginnersniveau |
| shotō-初頭 | het begin; de start |
| shotōka-初等科 | de basiscursus; de beginnersklas |
| shubi-首尾 | begin en einde; van het begin tot het einde |
| shūbunnohi-秋分の日 | herfstnachtevening, Japanse nationale feestdag voor de viering van het begin van de herfst (op 22 of 23 september) |
| shugi-主義 | principe; beginsel; dogma; -isme; doctrine |
| shukka-出火 | het begin [uitbreken] van een brand; branduitbraak |
| shunbunnohi-春分の日 | lentenachtevening, Japanse nationale feestdag voor de viering van het begin van de lente (op 20 of 21 maart) |
| shūryō-秋涼 | de koelte van de (beginnende) herfst; koele herfstwind |
| shūshi-終始 | het einde en het begin; de hele tijd |
| shūshi-終始 | van begin tot eind; voortdurend; onveranderlijk; altijd |
| shūshiikkan-終始一貫 | consequent [standvastig] zijn (van begin tot eind) |
| shūsho-秋暑 | aanhoudende (zomer)warmte in (het begin van) de herfst |
| sogen-遡源 | het teruggaan naar de bron [de oorsprong; het begin] |
| sōhitsu-送筆 | penseelstreek interim beginpunt en eindpunt (bij het kalligraferen) |
| someru-初める | beginnen (te...) |
| somosomo-抑 | ten eerste; om te beginnen |
| suberidashi-滑り出し | aanvang; begin; start |
| sunappu-スナップ | (American football) beginpass (door de benen van de center naar de back) |
| sutātingu・menbā-スターティング・メンバー | (sport) deelnemer die meedoet aan het begin van een wedstrijd (in de startopstelling) |
| sutoringu-ストリング | (biljarten) voorstoot (om te bepalen wie er begint) |
| tachiageru-立ち上げる | beginnen; starten; opzetten |
| tachiai-立ち合い | opstaan (uit de hurkzit) om te beginnen met worstelen |
| tachiokureru-立ち遅れる | achterblijven; achterop raken; laat beginnen [starten] |
| tatakiageru-叩き上げる | zichzelf opwerken; van onderaf beginnen |
| tatakidaiku-叩き大工 | een beginnende [slechte; onhandige] timmerman |
| tatakidasu-叩き出す | beginnen te slaan [timmeren; hameren] |
| teba-てば | (als introductie aan het begin van een zin) nu we het daar toch over hebben; wat betreft |
| tebikisho-手引書 | handleiding; inleiding; handboek voor beginners |
| tehajime-手始め | begin; start; aanvang |
| tenkara-てんから | vanaf het begin |
| tetteiteki-徹底的 | grondig; diepgaand; volledig; compleet; intensief; van begin tot eind; van onder tot boven |
| tettōtetsubi-徹頭徹尾 | grondig; door en door; van begin tot eind |
| tī・guraundo-ティー・グラウンド | de afslagplaats (voor het begin van een hole bij golf) |
| tobakuchi-とば口 | begin; start |
| tōgekō-登下校 | het van en naar school gaan (met het huis als beginpunt of eindpunt) |
| toikakeru-問い掛ける | een vraag stellen; beginnen te vragen |
| tokiokosu-説き起こす | beginnen te bespreken [vertellen] |
| tokuhon-読本 | leerboek; lesboek; tekstboek; boek voor beginners |
| tooshi-通し | helemaal van begin tot eind |
| tooshikyōgen-通し狂言 | de opvoering van een heel kyōgen stuk (van begin tot eind) |
| toppana-突端 | het begin |
| torikakaru-取りかかる | beginnen; starten; gaan doen; aan het werk gaan |
| toshikoshi-年越し | oudejaarsavond; oudejaarsnacht; einde van het oude jaar en begin van het nieuwe jaar |
| tōsho-当初 | begin |
| tōze-党是 | beginselprogramma van een politieke partij; partijprincipes |
| tsūdoku-通読 | volledig lezen (van begin tot eind); uitlezen |
| tsuyuiri-梅雨入り | begin van de regentijd; begin van het regenseizoen |
| tteba-ってば | (als introductie aan het begin van een zin) nu we het daar toch over hebben; wat betreft |
| uchidasu-打ち出す | beginnen met slaan [met de slagbeurt] (honkbal, e.d.); serveren (tennis); beginnen met typen |
| ui-初 | (in samenstellingen) begin; eerste |
| umibiraki-海開き | opening [begin] van het strandseizoen |
| wakarejimo-別れ霜 | late [laatste] vorst (voor de lente begint) |
| yamabiraki-山開き | het begin [de opening] van het klimseizoen (in de bergen) |
| yaridasu-遣り出す | beginnen (te doen) |
| yarinaosu-遣り直す | opnieuw [weer] doen; overdoen; opnieuw beginnen |
| yoi-宵 | de vroege avond; het begin van de avond (net na zonsondergang) |
| yōkō-要綱 | hoofdpunt; kernpunt; (grond)beginsel; overzicht |
| yūhisuru-雄飛する | (energiek; voortvarend) van start gaan; beginnen |
| yūtiritarianizumu-ユーティリタリアニズム | utilitarisme; utilisme; nuttigheidssysteem; utiliteitsbeginsel |
| zansho-残暑 | aanhoudende (zomer)hitte (aan het begin van de herfst) |
| zenbun-前文 | inleiding (van een clausule, wet, e.d.); preambule; beginzin |
| zenki-前期 | eerste termijn [beginperiode] (van een wisseltentoonstelling) |
| zenkikurikoshirieki-前期繰越利益 | ingehouden winsten aan het begin van een periode |
| zenryaku-前略 | inkorting van een citaat aan het begin; een uitdrukking in een brief, om aan te geven dat er zinnen in het begin weggelaten worden |
| zensen-全線 | (van trein, tram, bus) de hele lijn (van begin tot eind); alle lijnen [routes] |
| zentai-全体 | het geheel; totaliteit; van begin tot eind |
| zokuchishugi-属地主義 | territorialiteitsbeginsel |