なあ naa
1 (in het begin van de zin) kijk [luister] (eens); zeg, ...; hoor eens even; tja...
なあ、そうだろう。
Tja, vind je ook niet?
2 (aan het eind van de zin) drukt uit een wens [verzuchting]
一度、会いたかったろうになあ。
Wat zou ik hem graag één keer ontmoeten, zeg.
早くバスが来ないかなあ。
Het zou fijn zijn als de bus gauw kwam, hè?
ほんとにきれいだなあ。
Het is het hier prachtig, hoor!