話（咄、噺） hanashi
1 het praten [zeggen; spreken]; gepraat; conversatie; gesprek
あの人は短気で話し相手 にはならない。
Die man is te ongeduldig om een gesprek mee te kunnen voeren.
Die man is te ongeduldig om een gesprek mee te kunnen voeren.
話がとぎれる。
Het praatje [gepraat] is onderbroken.
Het praatje [gepraat] is onderbroken.
話に尾鰭 (おひれ) が付く。
Een verhaal wordt alsmaar groter. (dwz. men overdrijft)
Een verhaal wordt alsmaar groter. (dwz. men overdrijft)
子供の話し相手をする
(zich) tot gesprekspartner van het kind maken
(zich) tot gesprekspartner van het kind maken
話し合い十分に話し相手 がつく
tot volledige overeenstemming komen
tot volledige overeenstemming komen
話し相手にする
met iem. als gesprekspartner een gesprek voeren
met iem. als gesprekspartner een gesprek voeren
話し合いの上で
na overleg
na overleg
話し合いの結果
het resultaat van de besprekingen
het resultaat van de besprekingen
話が合う
veel (gemeenschappelijks) om over te praten hebben
veel (gemeenschappelijks) om over te praten hebben
話が合わない
niets (gemeenschappelijks) om over te praten hebben
niets (gemeenschappelijks) om over te praten hebben
話が落ちる
grove taal bezigen
grove taal bezigen
話が弾む(はずむ )
een levendige conversatie voeren
een levendige conversatie voeren
話にならない
niet waard zijn om mee te praten; niet waard zijn om over te praten
niet waard zijn om mee te praten; niet waard zijn om over te praten
話に花が咲く
een levendige conversatie hebben (over)
een levendige conversatie hebben (over)
話に実 (み) が入る
volledig opgaan in een gesprek
volledig opgaan in een gesprek
話の腰を折る
(iem.) onderbreken [interrumperen; in de rede vallen]
(iem.) onderbreken [interrumperen; in de rede vallen]
話の種
het onderwerp van gesprek
het onderwerp van gesprek
話の継ぎ穂
de draad van het gesprek
de draad van het gesprek
話をする
een gesprek hebben met; praten met
een gesprek hebben met; praten met
2 wat er verteld wordt; vertelling; relaas; verhaal; sprookje
実のある話
een inhoudelijk verhaal
een inhoudelijk verhaal
つまらない話
een vervelend [saai] verhaal
een vervelend [saai] verhaal
話をする
een verhaal vertellen
een verhaal vertellen
3 gespreksonderwerp [item]
話を変える
veranderen van (gespreks)onderwerp
veranderen van (gespreks)onderwerp
4 gerucht; nieuws
それは耳寄りな話だ。
Dat is goed nieuws.
Dat is goed nieuws.
次の選挙に出るという話だ。
Het gerucht gaat dat hij bij de volgende verkiezingen mee zal doen [zich verkiesbaar zal stellen].
Het gerucht gaat dat hij bij de volgende verkiezingen mee zal doen [zich verkiesbaar zal stellen].
…という話だ
men zegt [er wordt gezegd] dat ...
men zegt [er wordt gezegd] dat ...
5 consultatie; plan; onderhandelingen
話がつく
(met iem.) tot overeenstemming komen
(met iem.) tot overeenstemming komen
話をつける
onderhandelen
onderhandelen
6 lezing; praatje; rede(voering); voordracht; speech; toespraak
大臣の話
de toespraak [speech] van de minister
de toespraak [speech] van de minister
7 reden(en); feit(en); begrip
話が早い
snel van begrip
snel van begrip
話が分かる
begrip hebben
begrip hebben
話のわかる人
een begrijpend iemand
een begrijpend iemand
8 ijdel gepraat; woorden zonder daden; loze woorden; leugen
あんなのはただの話さ。
Dat zijn slechts loze woorden.
Dat zijn slechts loze woorden.
単なる話にすぎない。
Alleen maar woorden is niet genoeg.
Alleen maar woorden is niet genoeg.