Kruisverwijzing
slaan
| lemma | meaning |
|---|---|
| agaku-足掻く | het worstelen [fladderen; slaan] met armen en benen |
| aiuchi-相打ち | elkaar op het zelfde moment slaan [raken] (b.v. bij vechtsporten, zoals Kendo) |
| ataru-当たる | slaan; raken; treffen |
| ate-当て | het slaan; een klap; slag; stomp |
| ateru-当てる | slaan |
| batsu-伐 | (in kanji combinaties) hout hakken; (de vijand) verslaan |
| battingu-バッティング | het slaan; de slag (sport) |
| bichiku-備蓄 | reserve; opslag; voorraad; het in reserve [voorraad] houden [opslaan] |
| bichikusuru-備蓄する | opslaan; in reserve [voorraad] houden |
| bishibishi-びしびし | (onomatopee) het geluid van klappen [slaan; snuiven] |
| bokusatsu-撲殺 | doodslag; het doodslaan |
| bokusatsusuru-撲殺する | doodslaan |
| bōsō-暴走 | wilde vlucht; het wild rondrennen; op hol slaan |
| buchikomu-打ち込む | slaan; hameren; spijkeren |
| butsukeru-ぶつける | slaan; stoten; botsen |
| chosui-貯水 | wateropslag; het opslaan van water |
| chūshi-注視 | observatie; het observeren [gadeslaan] [staren]; gestaar |
| chūshisuru-注視する | iets observeren; iets gadeslaan; ergens naar staren |
| dabō-打棒 | honkbalslag; het slaan (bij honkbal, e.d.) |
| dahasuru-打破する | neerslaan; vernietigen; slopen; omverwerpen |
| dakyū-打球 | slag; geslagen bal; het slaan van een bal (met een knuppel, golfclub, racket, e.d.) |
| daseki-打席 | (honkbal) verschijning van de slagman aan de (thuis)plaat om te slaan |
| datōsuru- 打倒する | verslaan; ten val brengen; omverwerpen |
| doyasu-どやす | intimideren; (naar iem.) schreeuwen [schoppen; slaan] |
| esukēpu-エスケープ | een les overslaan op school (door de klas uit de sluipen) |
| fuhatsu-不発 | het niet aanslaan (van een motor, machine, e.d.) |
| funsaisuru-粉砕する | vernietigen; in stukken slaan |
| furiageru-振り上げる | omhoog [boven je hoofd] tillen [zwaaien; slaan] |
| furippu-フリップ | omslaan; omdraaien; wegtikken; boos worden |
| gaishūisshoku-鎧袖一触 | de vijand gemakkelijk verslaan (lett. de vijand verslaan met één klap van een armstuk van een harnas); (fig.) winnen met één hand op de rug |
| geki-撃 | (in kanji combinaties) (hard) slaan; (met kracht) aanvallen; schieten; hard raken (ook fig.) zien; voelen; tasten |
| gekisai-撃砕 | het verpulveren; stukslaan; vernietigen |
| gekisaisuru-撃砕する | verpulveren; stukslaan; vernietigen |
| gōma-降魔 | (Boeddh.) het verslaan [overwinnen] van de duivel |
| gyakugire-逆切れ | tegenaanval; tegenstoot; terugslaan (ook fig.) |
| habataku-羽撃く | flapperen met vleugels; de vleugels uitslaan; de wereld intrekken |
| hanekaesu-跳ね返す | terugslaan; terugduwen; zich verzetten (tegen) |
| haritaosu-張り倒す | (iem.) neerslaan; omverlopen; vloeren; onderuithalen |
| hashiru-走る | vluchten; op de vlucht slaan |
| hataki-叩き | het slaan op een trommel, e.d. |
| hataku-叩く | neerslaan; naar beneden slaan (sumo) |
| hatato-はたと | het slaan |
| hatoninaru-ハトになる | in vrijheid stellen; vrijspreken; ontslaan van rechtsvervolging |
| hayauchi-早打ち | het snel slaan op een instrument (trommel, bel, gong, e.d.) |
| heddo・appu-ヘッド・アップ | (honkbal), golf omhoog kijken tijdens het slaan van de bal |
| hiku-轢く | (iem.) overrijden; aanrijden; neerslaan |
| hittingu-ヒッティング | (honkbal) de bal (voluit) slaan (i.t.t. een stootslag geven) |
| hitto-ヒット | slaan; slag; klap; dreun |
| hōan-奉安 | (m.n. religieuze) kostbaarheden zorgvuldig en veilig bewaren [opslaan] |
| hōridasu-放り出す | wegsturen; ontslaan |
| hōru・auto-ホール・アウト | (golf term) de bal in de hole slaan |
| ibarakidasshu-茨城ダッシュ | rijgedrag van automobilisten die zodra het stoplicht op groen springt, snel rechtsaf slaan voor het tegemoetkomend verkeer (genoemd naar Ibaraki Pref) |
| issekinichō-一石二鳥 | (spreekwoord) twee vliegen in één klap slaan |
| itametsukeru-痛めつける | straffen; martelen; kwellen; in elkaar slaan |
| jōshō-常勝 | onoverwinnelijkheid; onverslaanbaar zijn; voortdurende overwinningen |
| kaesu-帰す | (iemand) terugsturen; ontslaan; laten gaan |
| kaidame-買い溜め | het hamsteren; veel (op)kopen [inslaan] |
| kaidamesuru-買い溜めする | hamsteren; veel opkopen [inslaan] |
| kaiireru-買い入れる | inkopen; (zich) aanschaffen; inslaan |
| kaisō-壊走 | het op de vlucht slaan (na een strijd); vlucht; aftocht |
| kakiotosu-書き落とす | bij het schrijven iets (per abuis) weglaten [overslaan] |
| kamoru-鴨る | een tegenstander makkelijk [listig] verslaan |
| kamu-噛む | te pletter slaan (b.v. van golven op de rotsen) |
| kanetataki-鉦叩き | het slaan met een stok [hamertje] op een kleine metalen bel [gong] (bij boeddhistische rituelen, zoals het reciteren van soetra's) |
| kannonbiraki-観音開き | openslaande deuren [ramen] |
| karikomu-刈り込む | oogsten (maaien [afsnoeien] en opslaan) |
| kattobasu-かっ飛ばす | (hard) slaan; meppen |
| keotosu-蹴落とす | naar beneden [onderuit] schoppen; verslaan |
| kesshoku-欠食 | een maaltijd overslaan; niet eten |
| kesshokusuru-欠食する | niet eten; een maaltijd overslaan |
| kirifuseru-切り伏せる | (vijand) verslaan; vellen; afmaken |
| kirikaesu-切り返す | terugslaan; terugvechten; weerwoord geven |
| kiritsukeru-切りつける | steken [slaan] met een wapen (mes, zwaard, e.d.) |
| kiru-切る | ophouden; beëindigen; ophangen; verbreken; afbreken; uitdoen; uitzetten; (iem.) ontslaan |
| kiru-切る | (snel) (om)draaien; van richting veranderen; (een bal) met effect slaan [gooien] |
| kizamu-刻む | verstrijken [wegtikken] van tijd; de maat slaan |
| ko-鼓 | het slaan op de handdrum |
| kobamu-拒む | weigeren; afslaan |
| kokufukusuru-克服する | overwinnen; verslaan; onderwerpen; te boven komen |
| koppamijin-木っ端微塵 | het in kleine stukjes breken; aan diggelen slaan; iets aan gort slaan; verpulveren |
| koshitantan-虎視眈々 | waakzaamheid; alertheid; klaar zijn om toe te slaan [aan te vallen] |
| koshitantan-虎視眈眈 | waakzaamheid; het loeren op een kans (om toe te slaan) |
| kotowaru-断る | weigeren; afhouden; afslaan; afwijzen; zich verontschuldigen (voor afwezigheid) |
| kubihiki-首引き | het voortdurend zinspelen (op) [verwijzen (naar); naslaan; opzoeken] |
| kubippiki-首っ引き | het voortdurend zinspelen (op) [verwijzen (naar); naslaan; opzoeken] |
| kuihagureru-食い逸れる | een maaltijd overslaan [mislopen] |
| kumu-組む | de benen [armen] kruisen [over elkaar slaan] |
| kurōzudo・sutansu-クローズド・スタンス | (golf, honkbal) stand bij het slaan met de voeten naast elkaar |
| kuru-繰る | omslaan (bladzijde); (naslagwerk) raadplegen; opzoeken (in een boek, e.d.) |
| kyōdōsuru-共同する | samenwerken; zich verenigen; de handen ineenslaan |
| kyōgenkigo-狂言綺語 | woorden die nergens op slaan, denigrerende term voor romans, verhalen, toneelstukken, e.d. |
| magaru-曲がる | afslaan (in het verkeer) |
| makasu-負かす | (iem.) overwinnen [verslaan]; (van iemand) winnen |
| mekuru-捲る | (door)bladeren; (bladzijde) omslaan |
| menjiru-免じる | ontslaan; iemand uit zijn functie ontheffen |
| menzuru-免ずる | ontslaan; iemand uit zijn functie ontheffen |
| miiru-見入る | bekijken; kijken [staren; turen] naar; gadeslaan; observeren |
| mikaesu-見返す | een oude vijand verslaan |
| miru-見る | bekijken; gadeslaan; nakijken |
| mochitsuki-餅搗き | mochi slaan (het met een houten hamer tot kleverige massa slaan van rijstdeeg, voor het maken van rijst cakes) |
| mogurauchi-土竜打ち | ceremonie voor een goede oogst op 14 januari waarbij kinderen met stokken of bundels van strooi op de grond slaan om mollen te verjagen |
| moraibi-貰い火 | overslaand vuur; overslaande brand |
| moraibisuru-貰い火する | overslaan van vlammen; verspreiden van vuur |
| muchiutsu-鞭打つ | afranselen; ranselen; geselen; met de zweep slaan; een pak slaag geven |
| nadegiri-撫で切り | het verslaan [vernietigen] van vele tegenstanders tegelijk |
| nagashiuchisuru-流し打ちする | (bij honkbal) naar het tegenovergelegen veld slaan |
| nagekakeru-投げかける | omdoen; omslaan (b.v. een sjaal, e.d.) |
| naguru-殴る | slaan; stoten; meppen |
| namiutsu-波打つ | (van golven) op de kust beuken [slaan] |
| naru-鳴る | klinken; luiden; bellen; rinkelen; slaan (van een klok bv.) |
| nitōryū-二刀流 | goed zijn in twee tegengestelde disciplines (b.v. in honkbal zowel goed kunnen slaan als werpen) |
| nozoku-除く | uitzonderen; uitsluiten; weglaten; overslaan; (fig.) aan de kant zetten |
| nukasu-抜かす | weglaten; overslaan |
| nuki-抜き | het weglaten; overslaan; schrappen; achtereenvolgens verslaan |
| nuku-抜く | weglaten; overslaan |
| oidasu-追い出す | ontslaan; (iem.) wegsturen |
| okura-お蔵 | het iets wegleggen [opzijleggen; bewaren; opslaan] (voor later gebruik) |
| ōpun・sutansu-オープン・スタンス | (golf, honkbal) stand bij het slaan met de voeten uit elkaar |
| orikaesu-折り返す | omslaan; terugvouwen; dubbelvouwen |
| osameru-収める | leveren; opslaan; opbergen |
| ponchi-ポンチ | werktuig om gaten te slaan; ponsmachine; perforator |
| rakkī・zōn-ラッキー・ゾーン | (honkbal) de gelukszone (tussen het gewone hek rond het veld en een hek dat daarbinnen is geplaatst om het slaan van homeruns makkelijker te maken) |
| randa-乱打 | het wild [hevig] slaan; veel klappen geven |
| randa-乱打 | (de bal) het herhaaldelijk slaan; heen en weer slaan |
| reizōsuru-冷蔵する | koelen; in de koeling doen [opslaan] |
| saikuru・hitto-サイクル・ヒット | (hitting for the cycle) een cycle slaan (bij honkbal, het slaan van een honkslag, een dubbeslag, een driehonkslag en een homerun in één wedstrijd) |
| sēbu-セーブ | opslaan (computer) |
| semeotosu-攻め落とす | een vijandelijk leger aanvallen en verslaan |
| senkyū-選球 | bij honkbal, de keuze een slag of wijd te slaan door een slagman |
| senzogaeri-先祖返り | atavisme; erfelijke terugslag (genetische eigenschappen die generaties overslaan en dan weer terugkomen) |
| shiireru-仕入れる | inkopen; inslaan; in voorraad nemen; opslaan |
| shikujiru-しくじる | falen; mislukken; een blunder begaan; een flater slaan |
| shimeru-占める | in beslag nemen; omvatten; bevatten; vormen; beslaan; |
| shippaisuru-失敗する | mislukken; zakken (voor een examen, etc.); tekortschieten; iets verknallen [verknoeien]; een flater slaan; een domme fout begaan |
| shōsho-消暑 | afkoelen; de zomerhitte verslaan |
| suitchihittā-スイッチヒッター | (Eng.: switch hitter) een honkbalspeler die zowel rechts- als linkshandig kan slaan |
| sukippu-スキップ | overslaan |
| sunappu-スナップ | snelle polsbeweging bij het gooien of slaan van een bal (honkbal, golf) |
| sutōru-ストール | overtrokken vlucht van een vliegtuig (door vergroting van de invalshoek van een vleugel); het afslaan van een motor |
| tairageru-平らげる | onderdrukken; de kop indrukken; beteugelen; neerslaan; stuiten |
| taizō-退蔵 | het opslaan [bewaren; opsparen] |
| takatobi-高飛び | (voor de politie) het vluchten; ervandoor gaan; op de vlucht slaan |
| takuwaeru-蓄える | (iets) opslaan; opsparen; voorraad opbouwen [inslaan] |
| taosu-倒す | omverwerpen; neerslaan |
| taosu-倒す | verslaan |
| tataki-叩き | het hakken; slaan; kloppen |
| tatakidasu-叩き出す | beginnen te slaan [timmeren; hameren] |
| tatakidasu-叩き出す | uitslaan; uitdeuken; uitsmeden (in reliëf) |
| tatakinaosu-叩き直す | in de oude vorm herstellen [terugbrengen]; in de oude vorm slaan |
| tatakinomesu-叩きのめす | neerslaan |
| tatakitsukeru-叩きつける | hard slaan; gooien; smijten |
| tataku-叩く | slaan; kloppen; tikken |
| tazusaeru-携える | samen handelen [iets doen]; (fig.) de handen ineenslaan |
| tebyōshi-手拍子 | de maat slaan met een hand; op de maat met de handen klappen |
| tobikyū-飛び級 | het (een klas) overslaan |
| tobikyūsuru-飛び級する | (een klas) overslaan |
| tobira-扉 | deur; openslaande deuren; poort |
| tobu-飛ぶ | overslaan; weglaten; ontbreken |
| tojikomu-綴じ込む | archiveren; opslaan |
| toku-解く | vrij laten; laten gaan; ontslaan (van een plicht); ontbinden (van een contract) |
| torikowasu-取り壊す | neerslaan; neerhalen; vernielen; afbreken; slopen |
| tsubusu-潰す | plat slaan; verpletteren |
| uchiau-打ち合う | elkaar slaan; vechten; op de vuist gaan |
| uchiawaseru-打ち合わせる | elkaar slaan |
| uchidasu-打ち出す | bosseleren; in reliëf maken [slaan] |
| uchidasu-打ち出す | beginnen met slaan [met de slagbeurt] (honkbal, e.d.); serveren (tennis); beginnen met typen |
| uchiharau-打ち払う | (van zich af) slaan; wegslaan; wegvegen; wegjagen |
| uchikaesu-打ち返す | terugslaan (letterlijk en figuurlijk) |
| uchikata-打ち方 | manier van slaan (b.v. bij tennis); manier van spelen; spelregels |
| uchikatsu-打ち勝つ | verslaan; overwinnen |
| uchikomu-打ち込む | inslaan; inhameren |
| uchikomu-打ち込む | slaan (een bal. etc.); iem. (neer)slaan |
| uchikorosu-打ち殺す | doodslaan; doodschieten |
| uchikowasu-打ち壊す | kapotslaan; in stukken slaan |
| uchikudaku-打ち砕く | in stukken slaan; kapotslaan; verbrijzelen |
| uchikuzusu-打ち崩す | verslaan; overwinnen; vernietigen |
| uchinomesu-打ちのめす | (iem.) neerslaan; tegen de grond slaan; in elkaar slaan |
| uchiotosu-打ち落とす | neerslaan; neerschieten; afschieten |
| uchisueru-打ち据える | meedogenloos slaan; afranselen |
| uchitaosu-打ち倒す | neerslaan; tegen de grond slaan; omverwerpen |
| uchitoru-討ち取る | verslaan; doden |
| uchiyaburu-打ち破る | breken; kapotslaan; verbrijzelen |
| uchiyoseru-打ち寄せる | slaan [rollen] tegen; overspoelen; breken (golven) |
| utsu-打つ | slaan; kloppen; klappen; stoten |
| watauchiyumi-綿打ち弓 | gereedschap voor het slaan van katoen |
| yaburu-敗る | verslaan; overwinnen |
| yattsukeru-やっつける | en aanval plaatsen; aanvallen; achter iemand aangaan; (neer)slaan; verslaan; opruimen; vermoorden |
| yomikomu-読み込む | (computer) gegevens vanaf een extern apparaat (b.v. USB-stick) inlezen en opslaan |
| yonige-夜逃げ | het in de nacht (alles in de steek laten en) op de vlucht slaan |
| zōhei-造幣 | aanmunting; het munten; geldslaan |