はし(奔る、趨る) hashiru
1 rennen
廊下を走ってはいけない。
In de gangen mag men niet rennen.
犬が走ってくる。
De hond kwam naar mij toe rennen.
全速力で走る
in volle vaart rennen; sprinten
2 voortsnellen; (hard) rijden; (snel) varen
電車が走る。
De trein rijdt [snelt] voort.
高速道路を走るバス
de bus die over de snelweg rijdt (Ned.: Interliner)
3 (zich) haasten
現場へ走る
zich haasten naar de plaats van handeling [de plek waar het gebeurt]
使いに走る
snel een boodschap doen
4 vluchten; op de vlucht slaan
西国へ走る
naar de westelijke provincies vluchten
5 (samen) ervandoor gaan; wegvluchten; de benen nemen; van huis weglopen
若い女のもとへ走る
van huis [van zijn echtgenote] weglopen naar een jonge vrouw; vreemdgaan
敵国側へ走る
overlopen naar de vijand
6 zich wenden tot; een sterke neiging hebben tot; zich storten in
何事も極端に走るきらいがある。
Hij heeft de neiging tot het uiterste te gaan.
悪事に走る
zich storten in het kwaad
7 snel bewegen; flitsen
夜空に稲妻が走る。
De bliksemflitsen schieten door de nachtelijke lucht.
8 snel komen en gaan; doorheen schieten
肩にするどい痛みが走った。
Er schoot een scherpe pijn door mijn schouder
顔に不安の影が走った。
Een zweem van ongerustheid gleed over zijn gezicht.
9 soepel [vrijelijk] bewegen; glijden
ペンが走りすぎて物議をかもす。
Met zijn te snelle [scherpe] pen lokt hij controversen uit.
刀さやから走る
een zwaard uit de schede laten glijden
10 (van een weg, e.d.) lopen (door)
町の中央を大通りが東西に走る。
De hoofdstraat loopt van oost naar west door het centrum van de stad.
国境を南北に走る山脈
de bergketen die over de grens van noord naar zuid loopt
11 (van vloeistoffen) stromen [spuiten] uit
血が走る。
Het bloed stroomt door het lichaam.
石の上に走りかかる水
het water dat over de steen stroomt [klatert]

Spreekwoord(en)/gezegde(s)
走り馬にも鞭
Je moedigt iemand aan zelfs wanneer hij al zijn best doet. (lett. een zweep op een rennend paard)
走ればつまずく
Haastige spoed is zelden goed. (lett. als je te hard rent dan struikel je)