Kruisverwijzing
mens
| lemma | meaning |
|---|---|
| adamu-アダム | Adam (naam van de eerste mens in de Bijbel) |
| aijin-愛人 | het houden van mensen; mensenliefde |
| aisatsu-挨拶 | relatie [band] (tussen 2 mensen bemiddelen; bemiddeling; interventie; bemiddelaar |
| aishō-相性 | affiniteit; goed samengaan; bij elkaar passen; chemie (tussen mensen) |
| akki-悪鬼 | een kwade geest [godheid] die de mensen op het slechte pad brengt; de god van de onderwereld |
| akubyōdō-悪平等 | gelijke behandeling van mensen ongeacht hun kwaliteiten; op valse [verkeerde] gronden gebaseerde gelijkheid |
| akuchi-悪血 | slecht bloed (bloed dat door ziekte een verkeerde samenstelling heeft) |
| akuchishiki-悪知識 | een kwaadaardig iemand die mensen op het slechte pad brengt |
| akugi-悪戯 | kattenkwaad; ondeugendheid; schelmenstreken |
| akugyaku-悪逆 | ondeugendheid; kattenkwaad; schelmenstreek |
| akuma-悪魔 | een door en door slechte [wrede; onmenselijke] persoon |
| akuninshōkisetsu-悪人正機説 | juist slechte mensen ontvangen de gunsten van Amida Boeddha (een theorie van Shinran (1173-1262), de stichter van de boeddhistische Jōdoshin school) |
| akutare-悪たれ | met opzet kattenkwaad uithalen; een schelmenstreek uithalen; zich slecht [wild] gedragen |
| ama-尼 | (hatelijke aanduiding voor vrouw) wijf; mens; trut |
| amu-編む | samenstellen; redigeren (publicaties e.d.) |
| araebisu-荒夷 | wildeman; barbaar (denigrerende term die door mensen in de hoofdstad wordt gebruikt om te verwijzen naar mensen uit het oosten van Japan) |
| atamakazu-頭数 | aantal personen [mensen]; quorum; numerieke sterkte |
| au-合う | bij elkaar komen; samensmelten |
| a'nekumēne-アネクメーネ | gebieden op aarde die door extreme omstandigheden (droogte, hitte, hoogte, etc.) niet permanent door mensen bewoond kunnen worden |
| bakudai-莫大 | enorm [immens; kolossaal] zijn |
| banjin-万人 | iedereen; alle (soorten) mensen |
| banjin-蛮人 | barbaar; wildeman; onbeschaafd mens |
| bannen-晩年 | laatste jaren (van een mensenleven); levensavond; oude dag; ouderdom |
| bannin-万人 | iedereen; alle (soorten) mensen |
| baria・furī-バリア・フリー | toegankelijkheid (voor ouderen en mensen met een beperking) |
| bebiibūmā-ベビーブーマー | babyboomer(s) (generatie mensen geboren na de tweede wereldoorlog, ca. 1946-1960) |
| binbōgami-貧乏神 | god van de armoede [van de arme mensen] |
| bonge-凡下 | gewone mensen; het gewone volk; het grote publiek |
| bonryo-凡慮 | de gewone mens; middelmatige persoon |
| bonzoku-凡俗 | gewone mensen; een middelmatige persoon |
| bunkakunshō-文化勲章 | Japanse Orde van Culturele Verdienste (onderscheiding voor mensen die een bijdrage hebben geleverd aan behoud en ontwikkeling van de cultuur) |
| burakumin-部落民 | (lett. de mensen van het dorp) van oudsher een autochtone minderheid in Japan |
| burū・dē-ブルー・デー | menstruatiedag |
| chi-癡 | (boeddh.) (één van de drie giftigheden in de menselijke ziel) stompzinnigheid; onwetendheid |
| chi-稚 | (in samenstellingen) jong; kinderlijk |
| chibutsu-地物 | alle natuurlijke en door de mens gemaakte elementen in een landschap (zoals bossen, rivieren, (spoor)wegen, huizen, e.d.) |
| chijōi-知情意 | verstand, emotie en wil (van de menselijke geest) |
| chīmupurē-チームプレー | teamspel; goed samenspel binnen een team |
| chīmuwāku-チームワーク | teamwerk; samenspel; samenwerking |
| chōjin-超人 | supermens; iemand met uitzonderlijke krachten [talenten; vaardigheden] |
| chōjin-超人 | (in de filosofie van Nietzsche) übermensch (lichamelijk en geestelijk hoger type mens) |
| chōjin-鳥人 | (lett. vogelmens) een woord dat gebruikt wordt voor piloten, skiërs, atletiekspringers, e.d. |
| chōjin-鳥人 | Mythologisch wezen dat half mens, half vogel is |
| chokusen-勅撰 | keizer die zelf gedichten schrijft, of dichtbundels samenstelt |
| chōmin-町民 | stedeling; stadsmens |
| chōsanrishi-張三李四 | gewone mensen; mensen zonder status; Jan en alleman |
| chū-仲 | relatie tussen mensen |
| chūgen-中元 | zomergeschenk (veel Japanners geven tijdens het Obon festival geschenken aan mensen die het afgelopen half jaar veel voor hen hebben betekend) |
| chūkenshotokusō-中堅所得層 | (mensen met) middenklasse inkomens |
| daiben-代弁 | woordvoerder; spreker (bij volmacht, namens iemand anders) |
| daigan-代願 | voorbede; voorspraak; als tussenpersoon fungeren; bidden tot god {Boeddha] namens een ander |
| daigen-代言 | een pleidooi [het pleiten] namens een ander (advocatuur) |
| daihitsu-代筆 | schrijven namens iem. anders |
| daredare-誰誰 | wie; welke personen [mensen] |
| deashi-出足 | opkomst (van mensen, publiek) |
| deharau-出払う | verlaten [zonder mensen] zijn; niemand thuis zijn |
| dimenshon-ディメンション | dimensie; omvang |
| dōbutsuyuraikansenshō-動物由来感染症 | zoönose (infectie die van dier op mens kan overgaan) |
| doggu・iyā-ドッグ・イヤー | (Eng.: dog's year) een levensjaar van een hond (ca. gelijk aan 7 mensjaren), geeft aan de snelheid van veranderingen in de informatiemaatschappij |
| dogū-土偶 | werkstuk [figuur] in klei van mens, dier e.d. |
| dōhō-同胞 | broeder; kameraad; landgenoot; medemens |
| dokkyorōjin-独居老人 | alleenstaande [alleenwonende] oudere mensen |
| don-貪 | (boeddh.) (één van de drie giftigheden in de menselijke ziel) hebzucht |
| donto・nō・gurūpu-ドント・ノー・グループ | (Eng.: don't-know-group) mensen die b.v. bij een enquête iets niet weten of begrijpen |
| dorafuto-ドラフト | ploegen-samenstelling (honkbal) |
| dōshi-同志 | kameraden; medestanders; gelijkgestemde mensen;; verwante zielen; mensen met dezelfde overtuiging |
| doyadoya-どやどや | geluid van vele voetstappen [van een menigte mensen] (onomatopee) |
| dōzei-同勢 | gezelschap; groep mensen |
| eiketsu-英傑 | geweldig persoon; bijzonder mens; genie; held |
| ekichū-益虫 | (voor mensen en milieu) nuttig insect |
| ekisutikkusu-エキスティックス | wetenschap van menselijke vestiging; planologie |
| ekonomikku・animaru-エコノミック・アニマル | economisch dier (term gebruikt voor mensen die alleen economische winst nastreven) |
| en-縁 | relatie; verbintenis; binding; connectie (tussen mensen) |
| enjin-遠人 | mensen uit een verre streek [een ver land]; buitenlander |
| enpu-怨府 | een plek [oord] waar de wrok van mensen zich verzamelt |
| fain・seramikkusu-ファイン・セラミックス | fijn keramiek (dat nieuwe functies en eigenschappen heeft door de samenstelling, structuur, vorm) |
| fukatoku-不可得 | (boeddh.) onbereikbaarheid; ongrijpbaarheid van de absolute waarheid (vanwege menselijke beperkingen) |
| fukugō-複合 | samenstelling; mengsel; samengesteld geheel |
| fukugōgo-複合語 | een samengesteld woord; samenstelling |
| fukuzatsukei-複雑系 | een complex systeem (d.w.z. dat de eigenschappen van het geheel niet zijn af te leiden uit de eigenschappen van de samenstellende delen afzonderlijk) |
| furikomeru-降り籠める | regenen [sneeuwen] waardoor mensen binnen blijven |
| furītā-フリーター | freeter, Japanse uitdrukking voor mensen (meestal jongeren) die geen vaste baan hebben maar (wisselende) parttime baantjes |
| furugitsune-古狐 | sluwe oude vos; listig mens |
| fūzu・fū-フーズ・フー | wie is dat; wie is wie (biografisch woordenboek van bekende mensen) |
| fyūjon-フュージョン | samenvoeging; samensmelting, |
| ganryō-含量 | inhoud; samenstelling |
| gappei-合併 | combinatie; samenvoeging; samensmelting; fusie |
| gassō-合奏 | een ensemblestuk (muziek); samenspel |
| gattai-合体 | samensmelting |
| gege-下下 | mensen met een lage status; het gewone volk; de massa; de lagere klassen van de samenleving |
| gekkei-月経 | menstruatie; menstruatieperiode |
| genjin-原人 | de eerste mens (Pithecanthropus-Erectus of Javamens) |
| genseijinrui-現生人類 | de moderne mens; homo sapiens |
| genshijin-原始人 | primitieve mens; oermens |
| giketsukennodairikōshi-議決権の代理行使 | uitoefening van stemrecht bij volmacht; het stemmen bij volmacht (namens iemand anders) |
| go-後 | later; (daar)na; na afloop van (in samenstellingen) |
| go-御 | erend voorvoegsel, uit beleefdheid toegevoegd aan woorden m.b.t. mensen of waardevolle voorwerpen |
| gobōnuki-牛蒡抜き | het oppakken [uit een groep halen] van mensen (b.v. bij demonstraties) |
| gobōnuki-牛蒡抜き | het meerdere mensen achter elkaar inhalen tijdens een race |
| gōdōkonpa-合同コンパ | gezellige bijeenkomst van alleenstaande jonge mensen (m.n. om een (huwelijks)partner te vinden) |
| gōkon-合コン | gezellige bijeenkomst van alleenstaande jonge mensen (m.n. om een (huwelijks)partner te vinden) |
| gomigomi-ごみごみ | druk; vol (teveel mensen) |
| gomyaku-語脈 | (semantische en grammaticale) woordkoppeling; samenstelling van twee woorden |
| gorin-五倫 | (Confucianisme) de vijf fundamentele morele deugden van menselijke relaties (tussen vader-zoon, heerser-onderdaan, man-vrouw, jong-oud, vrienden) |
| gōseigo-合成語 | samengesteld woord; samenstelling |
| goun-五蘊 | (boeddhisme) de vijf khandhas (groepen van bestaan van de mens) |
| guchi-愚癡 | (boeddh.) (één van de drie giftigheden in de menselijke ziel) stompzinnigheid; onwetendheid |
| gunshū-群衆 | menigte; (grote) groep mensen; (mensen)massa |
| habitatto-ハビタット | (van mens, plant of dier) natuurlijk leefgebied; habitat |
| haiburiddo-ハイブリッド | mengsel; samenstelling |
| haizai-配剤 | het samenstellen [klaarmaken; mengen] van medicijnen |
| hai・tatchi-ハイ・タッチ | (high touch) de (broodnodige) menselijke inbreng in de technologische samenleving |
| hanabasami-花鋏 | bloemenschaar |
| hanawa-花輪 | bloemkrans; guirlande; bloemenslinger |
| hanaya-花屋 | bloemenwinkeltje; bloemenstalletje |
| hannin-半人 | half mens |
| han'i-犯意 | criminele bedoeling; voorbedachte raad; mens rea (Lat.: een schuldige geest) |
| harakara-同胞 | landgenoot; broeder; kameraad; medemens |
| hatameiwaku-傍迷惑 | overlast [ongemak] (veroorzaken) voor andere mensen [de mensen om je heen] |
| henja-編者 | redacteur; samensteller |
| hensan-編纂 | compilatie; samenstelling; bewerking |
| hensei-編成 | het samenstellen; compileren; in elkaar zetten |
| hensei-編製 | het opstellen [samenstellen] van een familieregister [kiesregister, schoolkinderen register, e.d.] |
| henshū-編修 | samenstelling; compilatie; bewerking |
| henshū-編集 | redactie; samenstelling; bewerking |
| hiebie-冷え冷え | (tussen mensen) kilheid; kilte |
| hikikomori-引き籠もり | mensen die zich uit de maatschappij terugtrekken [in sociaal isolement leven) |
| hikimekagibana-引き目鉤鼻 | een schildertechniek voor het tekenen van menselijke gezichten (gebruikt in Yamato-e tijdens de Heian-periode) |
| hikute-引く手 | iemand die mensen uitnodigt |
| himachi-日待ち | (lett.: het wachten op de zon) een bijeenkomst waarbij mensen samen bidden en wachten op de opkomst van de zon (Shinto) |
| hinkonsha-貧困者 | arme mensen; de armen; minderbedeelden; pauper(s) |
| hinsei-品性 | (menselijk) karakter; aard; inborst; persoonlijkheid |
| hippuhippu-匹夫匹婦 | het gewone volk; onwetende [domme; onverstandige] mensen |
| hito-人 | mens; persoon |
| hitobarai-人払い | alle mensen wegsturen (uit een kamer, zaal, etc,) |
| hitobashira-人柱 | mensenoffer |
| hitobito-人人 | veel mensen; iedereen |
| hitodakari-人集り | een mensenmenigte; menigte [massa] mensen |
| hitodasuke-人助け | een vriendelijke daad; gunst; hulp aan andere mensen |
| hitode-人手 | (menselijke) hand |
| hitodenashi-人でなし | een bruut; beest; monster; onmenselijk wezen |
| hitodoori-人通り | voetgangers verkeer; komen en gaan van mensen |
| hitogaki-人垣 | menigte; mensenmassa |
| hitogirai-人嫌い | misantropie; mensenhaat |
| hitogirai-人嫌い | misantroop; mensenhater |
| hitogoe-人声 | (het geluid van) de (menselijke) stem |
| hitogomi-人込み | mensenmassa; drukte (van mensen); gedrang |
| hitoikire-人熱れ | muffe [benauwde] lucht (van veel mensen in een kleine ruimte) |
| hitokage-人影 | menselijke figuur [silhouet] |
| hitokazu-人数 | een groep mensen |
| hitokurōn-ヒトクローン | menselijke kloon |
| hitomae-人前 | publiek; openbaar; (in) aanwezigheid van (andere) mensen |
| hitomigokū-人身御供 | mensenoffer |
| hitomoji-人文字 | een letter [karakter] uitgebeeld door een groep mensen |
| hitonadare-人雪崩 | aanzwellende menigte; lawine van mensen |
| hitonakase-人泣かせ | een last voor ander mensen; anderen tot last zijn |
| hitonami-人波 | een kolkende menigte; opdringende massa (mensen) |
| hitosama-人様 | anderen; andere mensen |
| hitotarashi-人たらし | mensenmens (iemand die graag onder de mensen is) |
| hitoyama-人山 | mensenmenigte |
| hitozukai-人使い | de wijze van omgaan met [behandeling van] werknemers [personeel]; mensen 'gebruiken' |
| hitozukiai-人付き合い | het sociaal zijn; goed met mensen overweg kunnen |
| hito・genomu-ヒト・ゲノム | menselijk genoom |
| hōkyō-法橋 | (boeddh.) de brug van de Dharma (deze term vergelijkt de leer van Boeddha met een brug die mensen naar de overkant brengt) |
| homo-ホモ | (wetenschappelijke naam voor) mens |
| homo・ekonomikusu-ホモ・エコノミクス | homo economicus (de mens die zich laat leiden door economische en rationele overwegingen) |
| homo・erekutosu-ホモ・エレクトス | de rechtopstaande mens |
| homo・fāberu-ホモ・ファーベル | (filosofie) homo faber (lett. de werkende mens) |
| homo・habirisu-ホモ・ハビリス | Homo habilis (uitgestorven menssoort, die 2,3 tot 1,5 miljoen jaar geleden leefde in Oost-Afrika)) |
| homo・rūdensu-ホモ・ルーデンス | homo ludens (lett. de spelende mens) |
| homo・sapiensu-ホモ・サピエンス | (wetenschappelijke naam voor) de moderne mens; homo sapiens |
| hotaruzoku-蛍族 | (een informele term voor) mensen die niet binnen mogen roken en daarom buiten gaan roken (en op vuurvliegjes lijken) |
| hyakkazensho-百科全書 | het samenstellen van een encyclopedie |
| hyakusei-百姓 | het gewone volk; de gewone mensen |
| hyakushō-百姓 | het gewone volk; de gewone mensen; burgers |
| hyūman-ヒューマン | (Eng.: human) mens |
| hyūmanitī-ヒューマニティー | (Eng.: humanity) mensheid |
| hyūman・asesumento-ヒューマン・アセスメント | (Eng.: human assessment) beoordeling van mensen (b.v. personeel) |
| hyūman・rirēshonzu-ヒューマン・リレーションズ | (Eng.: human relations) menselijke betrekkingen [relaties] |
| ichigo-一期 | een (mensen)leven |
| ichimei-一命 | een leven; het (mensen)leven; iemands leven |
| idokoro-居所 | achterwerk; achterste; billen (van mens, dier e.d.) |
| iinasu-言い做す | bemiddelen (tussen); proberen (mensen) te verzoenen |
| ijigen-異次元 | een andere dimensie |
| ijū-移住 | migratie (van mensen) |
| ikigao-生き顔 | het gezicht van een levende (mens) |
| ikkō-一行 | een groep (mensen); gevolg; begeleiders |
| ikoboreru-居溢れる | (bom)vol [afgeladen] met mensen zijn |
| infaitingu-インファイティング | (verborgen) machtsstrijd; stammenstrijd; heimelijke concurentie |
| inkamu・akaunto-インカム・アカウント | (Eng.: income account) inkomensrekening |
| issei-一世 | mensenleven; een leven lang |
| isseifūbi-一世風靡 | de heerschappij voeren; overwicht [controle] hebben op de gedachten van mensen |
| itazura-悪戯 | kattenkwaad; ondeugendheid; schelmenstreken |
| jakuhai-若輩 | jong persoon; jongeling; jongmens |
| jigen-字源 | de regels voor het samenstellen van Chinees karakter [kanji] |
| jigen-次元 | dimensie; omvang |
| jijin-時人 | mensen van een (bepaald) tijdperk; tijdgenoten |
| jin-人 | mens; persoon |
| jinbun-人文 | mensheid; beschaving; cultuur |
| jinchūmimai-陣中見舞い | een helpend [aanmoedigend] bezoek aan mensen die hard moeten werken |
| jindōteki-人道的 | humaan; menswaardig; menslievend |
| jingai-人外 | een plek buiten de door mensen bewoonde wereld |
| jingai-人外 | onmenselijk zijn |
| jingo-人後 | na anderen; minder dan andere mensen |
| jingo-人語 | mensentaal |
| jingo-人語 | het praten van mensen |
| jinjūkyōtsūkansenshō-人獣共通感染症 | zoönose (infectie die van dier op mens en v.v. kan overgaan) |
| jinkai-人海 | (lett.: zee van mensen) overmacht aan mensen [personeel, soldaten, e.d.] |
| jinkai-人界 | de menselijke wereld; mensenwereld |
| jinkan-人間 | de wereld; de mensheid |
| jinken-人権 | mensenrechten; burgerlijke vrijheden |
| jinkendantai-人権団体 | mensenrechtenorganisatie |
| jinkengaikō-人権外交 | mensenrechtendiplomatie |
| jinkenjūrin-人権蹂躙 | schending van mensenrechten |
| jinkenkatsudōka-人権活動家 | mensenrechtenactivist(e) |
| jinkenmondai-人権問題 | mensenrechtenkwestie |
| jinkenseisaku-人権政策 | mensenrechtenbeleid |
| jinkensengen-人権宣言 | de Verklaring van de rechten van de mens |
| jinkenshingai-人権侵害 | mensenrechtenschending |
| jinketsu-人傑 | een intelligent [getalenteerd] persoon; een groot mens |
| jinki-人気 | het temperament [de stemming] van mensen in een bepaald gebied |
| jinkō-人工 | mensenwerk; vakwerk; kunstmatig iets |
| jinkokki-人国記 | een register met biografieën van belangrijke mensen (gerangschikt per geboorteplaats) |
| jinmei-人命 | het (menselijk) leven |
| jinmenjūshin-人面獣心 | een monster [beest] in menselijke gedaante; een bruut; meedogenloos [wreed] mens |
| jinmon-人文 | mensheid; beschaving; cultuur |
| jinpun-人糞 | menselijke uitwerpselen |
| jinrin-人倫 | de mensheid |
| jinrin-人倫 | menselijke betrekkingen [relaties]; moraliteit, |
| jinrui-人類 | menselijk wezen; de mens (Homo sapiens); de mensheid |
| jinruiai-人類愛 | mensenliefde; humanisme |
| jinryoku-人力 | mankracht; menselijke kracht |
| jinsei-人世 | de mensenwereld; deze wereld; het (menselijk) bestaan; de maatschappij |
| jinsei-人生 | een mensenleven; het leven (van iemand) |
| jinsha-仁者 | een deugdzaam iemand [mens] |
| jinshi-人士 | mensen; bevolking |
| jinshin-人身 | menselijk lichaam |
| jinshinbaibai-人身売買 | slavenhandel; mensenhandel |
| jinshu-人種 | (mensen) ras |
| jintai-人体 | het menselijk lichaam |
| jintaijikken-人体実験 | experimenteren op mensen; onderzoek met menselijke proefpersonen |
| jintaikaibō-人体解剖 | menselijke anatomie |
| jintaikaibōgaku-人体解剖学 | de studie van de menselijke anatomie |
| jintaimokei-人体模型 | anatomisch model van het menselijk lichaam |
| jintō-人頭 | mensenhoofd; het hoofd van een mens |
| jintō-人頭 | aantal mensen; bevolking |
| jinzōningen-人造人間 | androïde; kunstmatige mens; robot |
| jin'en-人煙 | menselijke bewoners (te zien door rook uit hun huizen) |
| jin'in-人員 | het aantal mensen |
| jishohenshū-辞書編集 | lexicografie; het samenstellen van een woordenboek |
| jishohenshūsha-辞書編集者 | lexicograaf; samensteller van een woordenboek |
| jō-譲 | (in samenstellingen) geven; overhandigen; toekennen; doorgeven; verkopen |
| jōki-乗機 | bemand vliegtuig; vliegtuig met mensen aan boord |
| jōmyō-常命 | levensduur (van een mensenleven) |
| jukugo-熟語 | een samenstelling (samengesteld woord); kanji combinaite |
| jukusei-塾生 | student aan een privéschool (voor extra onderwijsdoeleinden ter voorbereiding van toelatingsexamens aan middelbare scholen) |
| jukutō-塾頭 | hoofdonderwijzer [docent; leraar] aan een privéschool (voor extra onderwijsdoeleinden ter voorbereiding van toelatingsexamens aan middelbare scholen) |
| juniku-受肉 | de incarnatie van Christus (de Zoon van God als mens; geest en vlees) |
| jun'en-順縁 | het feit dat in de natuurlijke loop der dingen de mensen sterven in volgorde van ouderdom |
| kagōbutsu-化合物 | chemische samenstelling [verbinding] |
| kai-下意 | gedachten [mening; gevoelens; wens] van de gewone mensen |
| kaigoken-介護犬 | assistentiehond; ADL-hond (om mensen met een handicap te helpen met Activiteiten van het Dagelijks Leven) |
| kaimei-開明 | civilisatie; (menselijke) beschaving; culturele verlichting |
| kamiwaza-神業 | het werk van god; wonder; bovenmenselijke prestatie |
| kanjin-勧進 | boeddhistisch zendingswerk; het mensen aanmoedigen het boeddhistische pad [de boeddhistische leer] te volgen |
| kansō-観相 | Japanse gedicht over menselijke (sociale) omstandigheden en het leven |
| kanzenshitsugyōritsu-完全失業率 | het volledige werkloosheidspercentage (gebaseerd op het aantal mensen dat actief op zoek is naar werk) |
| kareishū-加齢臭 | oudemensengeur; de geur van oude mensen |
| karyōbinga-迦陵頻伽 | (in het (Boeddhisme) Kalaviṅka, onsterfelijk wezen met een menselijk hoofd en het lichaam van een vogel |
| kasei-化成 | chemische synthese [samenstelling] |
| kasha-火車 | (boeddh.) vuurwagen (vervoert dode mensen die tijdens hun leven slechte daden hebben begaan naar de hel) |
| kasu-滓 | minderwaardig [waardeloos] overschot [restant]; rotzooi; uitschot; waardeloze mensen |
| katen-加点 | de optelling en notering van scores en punten van testen, examens, wedstrijden, etc. |
| kattō-葛藤 | problemen [moeilijkheden; onenigheid; geschillen] tussen mensen |
| kē-ケー | k, afk. voor Korea (in samenstellingen, zoals k-pop) |
| kechijū-結集 | (boeddh.) concilie; samenkomst; vergadering (voor de samenstelling van soetra's op schrift) |
| kedamono-獣 | een bruut; beest; onmens; barbaar; schoft |
| keganin-怪我人 | gewonde(n); gewonde mensen |
| kehheru-ケッヘル | Ludwig von Köchel (1800-1877), Oostenrijkse jurist en musicoloog (bekend van de catalogus van de werken van Mozart die hij samenstelde) |
| keifu-系譜 | verbinding [relatie] tussen groepen (mensen of dingen); tak |
| keigun-鶏群 | een samenkomst [bijeenkomst] van gewone mensen |
| keijishūkyō-啓示宗教 | (door God aan de mensen) geopenbaarde religie |
| keiro-毛色 | haarkleur (bij mensen); de kleur van de vacht (bij dieren) |
| kenjinkai-県人会 | prefectuur-vereniging; vereniging [bijeenkomst] van mensen die uit dezelfde prefectuur afkomstig zijn |
| keshin-化身 | incarnatie; manifestatie; het verschijning van goden, Boeddha's, demonen, e.d, in menselijke vorm |
| ketsujū-結集 | (boeddh.) concilie; samenkomst; vergadering (voor de samenstelling van soetra's op schrift) |
| kidoairaku-喜怒哀楽 | de 4 menselijke emoties: vreugde, woede, verdriet en plezier |
| ko-股 | (van een mens) onderbuik; kruis; lies |
| kodoku-孤独 | eenzelvig mens; iemand die zijn eigen weg gaat [zich afzondert] |
| koe-声 | (menselijke) stem |
| koegoe-声声 | (pratende) stemmen (van vele mensen) |
| kōen-広遠 | iets dat groot [immens; enorm; omvangrijk; uitgestrekt; verstrekkend] is |
| kōhōto-コーホート | cohort (een groep mensen met een gemeenschappelijk kenmerk, in een demografisch onderzoek) |
| kojin-古人 | de mensen uit de oudheid |
| kōkō-膏肓 | een plek diep in (het binnenste deel) van het (menselijk) lichaam |
| koku-黒 | (in samenstellingen) zwart |
| kokuhaku-酷薄 | onmenselijkheid; wreedheid |
| kōmō-膏肓 | een plek diep in (het binnenste deel) van het (menselijk) lichaam |
| konbinēshon-コンビネーション | combinatie; samenstelling; verbinding |
| konbinēshon-コンビネーション | het combineren; samenspel |
| koninzū-小人数 | klein aantal mensen [personen] |
| konkō-混交 | mengsel; vermenging; mengeling; samenstelling |
| konkyūsha-困窮者 | arme mensen; de armen; de behoeftigen |
| konsei-混成 | mengeling; vermenging; mengsel; samenstelling |
| konzatsu-混雑 | vermenging; samensmelting |
| kōreisha-高齢者 | oude mensen; ouderen; bejaarden; mensen op hoge leeftijd |
| korō-虎狼 | een genadeloze en wrede bruut [woesteling; onmens] |
| kōza-広座 | ruime zitplaats; zitplaats waar meerdere mensen kunnen zitten; sofa |
| kubihiki-首引き | een traditioneel Japans nek-trek spel, (een soort touwtrekken, waarbij twee mensen tegenover elkaar op de grond zitten met een touw rond hun nek) |
| kubippiki-首っ引き | een traditioneel Japans nek-trek spel, (een soort touwtrekken, waarbij twee mensen tegenover elkaar op de grond zitten met een touw rond hun nek) |
| kuchikazu-口数 | aantal mensen; aantal gezinsleden; aantal monden te voeden |
| kugai-苦界 | (boeddh.) de (mensen)wereld van eindeloos lijden |
| kumikaeru-組み換える | herschikken; herindelen; opnieuw samenstellen |
| kumu-組む | samenstellen; (op)zetten |
| kuratchi-クラッチ | kruis (van mens of broek) |
| kurōnningen-クローン人間 | een menselijke kloon; gekloonde mens |
| kuroyama-黒山 | een grote mensenmassa [menigte] |
| kusanone-草の根 | de gewone mensen; het algemene publiek |
| kyaku-客 | (informeel) menstruatie; ongesteldheid |
| kyatchi・sērusu-キャッチ・セールス | agressieve verkoopmethode (waarbij men mensen op straat aanspreekt om hen iets te verkopen) |
| kyōbō-共謀 | samenzwering; samenspanning; complot |
| kyōdōbōgi-共同謀議 | samenzwering; samenspanning; complot |
| kyōen-共演 | (film, toneelstuk, muziek) samenspelen; samen de hoofdrol delen |
| kyoman-巨万 | enorm groot bedrag; immens fortuin [vermogen] |
| kyōnokidaore-京の着倒れ | zichzelf financieel ruïneren door te veel kleding te kopen (wordt gezegd over mensen in Kyoto) |
| kyūkō-救荒 | het redden van mensen bij hongersnood |
| kyūmei-救命 | redding; het redden van iemand in nood [van een mensenleven] |
| kyūmin-救民 | rampenbestrijding; hulp aan mensen in nood |
| man-マン | man; mens |
| mannin-万人 | iedereen; alle (soorten) mensen |
| manzai-万歳 | entertainers, die vroeger bij Nieuwjaarsfeesten van deur tot deur gingen om de mensen te vermaken |
| masu-マス | een massa; grote groep; menigte (mensen) |
| me-奴 | vent; heerschap; mens |
| mei-名 | (wordt ook gebruikt voor het tellen van mensen) mens; persoon |
| menshebiki-メンシェビキ | mensjewiek |
| mensu-メンス | menstruatie |
| mezu-馬頭 | (boeddh.) demoon (beeld) met het hoofd van een paard en het lichaam van een mens |
| mi-身 | (menselijk) lichaam |
| mikaijin-未開人 | barbaar; wildeman; onbeschaafd mens; een barbaars [primitief] volk |
| minikomi-ミニコミ | minicommunicatie (communicatie tussen een beperkt aantal mensen) |
| minoue-身の上 | menselijk lot; lotsbestemming |
| mīnzutesuto-ミーンズ・テスト | inkomensonderzoek |
| mizantorōpu-ミザントロープ | misantroop; mensenhater |
| mochigoma-持ち駒 | reserve personeel [mensen] |
| mogidō-没義道 | onmenselijkheid; wreedheid; meedogenloosheid |
| mōhatsu-毛髪 | (van mensen) haar; beharing |
| mōja-亡者 | een dode; dood mens; een geest |
| morobito-諸人 | veel mensen; iedereen; allerlei mensen |
| moromoro-諸諸 | allerlei dingen [zaken; mensen] |
| mōshiwake-申し訳 | onbeduidend; klein; bescheiden; niet noemenswaard |
| muenbochi-無縁墓地 | een begraafplaats voor mensen zonder nabestaanden |
| muenboka-無縁墓 | een algemeen graf; een graf voor mensen zonder nabestaanden |
| mukuge-尨毛 | (van een mens) dun, zacht [donzig] haar |
| musubi-結び | band [verbinding] (tussen mensen) |
| na-名 | (slechts) in naam ; uiterlijk; uiterlijke schijn; voorwendsel; excuus; (in) naam (van); op titel van; namens |
| nagarazoku-ながら族 | mensen (leeringen; studenten) die de gewoonte hebben tijdens het studeren te luisteren naar muziek, radio enz. |
| nakaai-中間 | relatie tussen mensen (met name tussen familieleden). |
| namakemono-怠け者 | luiaard; luierik; lui mens |
| namida-涙 | (menselijke) gevoelens (zoals medeleven en verdriet) |
| nan-軟 | (in samenstellingen) zachtheid; zacht zijn |
| nanpa-軟派 | mensen die speculeren op de handelsmarkt |
| nareau-馴れ合う | samenspannen; samenzweren |
| neanderutārujin-ネアンデルタール人 | neanderthaler; neanderthalmens |
| nijigen-二次元 | tweedimensionaal; twee dimensies |
| nijigen-二次元 | tweedimensionale media (m.n. anime, videogames en manga, en de personages die daarin voorkomen) |
| nijigenkōdo-二次元コード | tweedimensionale barcode; QR code |
| nin-人 | mens; persoon |
| nin-人 | wordt gebruikt voor het tellen van mensen |
| ningai-人界 | (boeddh.) (een van de tien rijken) de wereld waarin mensen leven; de menselijke wereld |
| ningen-人間 | mens; persoon; mensheid |
| ningengaku-人間学 | menswetenschappen; humanistiek; filosofische antropologie |
| ningengirai-人間嫌い | misantropie; mensenhaat |
| ningengirai-人間嫌い | misantroop; mensenhater |
| ningenkankei-人間関係 | (inter)menselijke relaties [betrekkingen] |
| ningenmi-人間味 | menselijkheid; menslievendheid; zachtaardigheid |
| ningenmorumotto-人間モルモット | menselijk proefkonijn |
| ningennami-人間並み | (net) als een mens; met menselijke eigenschappen [intelligentie] |
| ningensei-人間性 | de menselijke natuur [aard]; menselijkheid |
| ningensogai-人間疎外 | ontmenselijking; dehumanisering |
| ningenteki-人間的 | menselijk |
| ningenwaza-人間業 | mensenwerk; wat mensen kunnen doen; waar mensen toe in staat zijn; wat menselijkerwijs mogelijk is |
| ningenzō-人間像 | (toon)beeld van een mens |
| ninjō-人情 | menselijk gevoel; menselijkheid; vriendelijkheid; menselijke aard |
| ninjōmi-人情味 | medemenselijkheid; warme menselijke gevoelens; vriendelijkheid |
| ninzū-人数 | veel mensen; een grote groep mensen |
| noarashi-野荒らし | de mens die [het dier dat} de gewassen vernielt of steelt |
| nobejin'in-延べ人員 | het totaal aantal mensen [personen] (dat nodig is om een taak te voltooien) |
| nobeninzū-延べ人数 | het totaal aantal mensen [personen] (dat nodig is om een taak te voltooien) |
| nyū・seramikkusu-ニュー・セラミックス | nieuw keramiek (dat nieuwe functies en eigenschappen heeft door de samenstelling, structuur, vorm) |
| o-御 | erend voorvoegsel, uit beleefdheid toegevoegd aan woorden m.b.t. mensen of waardevolle voorwerpen |
| ōdō-王道 | regering [koning; vorst] (die de natie op een een menselijke en rechtvaardige wijze bestuurt volgens de confucianistische leer) |
| ōjuhōshō-黄綬褒章 | Medaille met het gele lint, Japanse nationale onderscheiding (voor mensen die zich hebben onderscheiden in landbouw, handel, industrie, e.d.) |
| on-御 | erend voorvoegsel, uit beleefdheid toegevoegd aan woorden m.b.t. mensen of waardevolle voorwerpen |
| oomukō-大向こう | het publiek; de mensenmassa |
| ooninzū-大人数 | een groot aantal mensen; een menigte |
| oozei-大勢 | een menigte [grote groep] (mensen) |
| oshikakeru-押しかける | (van mensen) te hoop lopen; toestromen; met z'n allen tegelijk naar binnen gaan |
| osoba-御側 | (beleefde term voor) entourage, de mensen om u heen [aan uw zijde] |
| pekingenjin-北京原人 | pekingmens (Homo erectus pekinensis) |
| perusona-ペルソナ | mens; persoon; persoonlijkheid |
| perusona-ペルソナ | menselijke figuur (in de kunst) |
| pitekantoropusu・erekutosu-ピテカントロプス・エレクトス | Javamens (Homo erectus javanicus) |
| ran-覧 | (gebruikt als erende vorm in samenstellingen voor 見る) zien; kijken |
| ranritsu-乱立 | teveel [een overschot aan] (mensen, kandidaten, etc.) |
| rasetsu-羅刹 | Rakshasa, een bovennatuurlijk mensenetend wezen (Hindoeïsme en Boeddhisme) |
| remu-レム | röntgenequivalent mens (eenheid voor equivalente dosis ioniserende straling) |
| rikusho-六書 | de zes categorieën van de samenstelling en het gebruik van Chinese karakters [kanji] |
| rin-林 | (in kanji combinaties) verzameling van gelijksoortige dingen of mensen |
| rindoku-輪読 | het om beurten lezen (verschillende mensen lezen om de beurt hetzelfde boek) |
| rittaiteki-立体的 | driedimensionaal |
| rōnyakunannyo-老若男女 | alle mensen ongeacht leeftijd of geslacht; mannen en vrouwen van alle leeftijden |
| rōshū-老醜 | de lelijkheid van ouderdom [oude mensen] |
| rōyō-老幼 | oude mensen en kinderen |
| ruijin'en-類人猿 | mensaap; anthropoïde |
| ryōjin-良人 | een goed mens; een wijs persoon |
| ryōnin-良人 | een goed mens; een wijs persoon |
| saibōgu-サイボーグ | cyborg (cybernetisch organisme, fantasiewezen dat half mens half machine is) |
| saibōyūgō-細胞融合 | celfusie; celsamensmelting |
| saidaitasū-最大多数 | grootste aantal mensen; de meeste mensen |
| san-纂 | (in kanji combinaties) verzamelen; samenstellen |
| sanjigen-三次元 | drie dimensies |
| sansai-三才 | hemel, aarde en de mensen |
| sansei-三聖 | de drie mensen die het beste zijn in hun vakgebied (b.v. kalligrafie) |
| sei-勢 | (van mensen) energie; kracht; aantal (mensen) |
| seiakusetsu-性悪説 | de overtuiging dat de mens van nature slecht is |
| seibutsu-生物 | (in samenstellingen) bio-; biologisch |
| seikenjuritsu-政権樹立 | vorming [samenstelling] van een regering; kabinetsformatie |
| seikō-性交 | copulatie; geslachtsgemeenschap; paring (bij mensen) |
| seiri-生理 | menstruatie |
| seirifujun-生理不順 | onregelmatige menstruatie |
| seirikyūka-生理休暇 | verlof vanwege de menstruatie; menstruatieverlof |
| seiritsū-生理痛 | menstruatiepijn |
| seisei-整斉 | orde; regeling; samenstelling; rangschikking |
| seisoku-生息 | het leven; bewonen; bevolken (van mensen) |
| seisokubasho-生息場所 | (van mens, plant of dier) natuurlijk leefgebied; habitat |
| seitai-生態 | (van mensen of dieren) ecologie; leefomstandigheden; levensomstandigheden |
| seizensetsu-性善説 | de overtuiging dat de mens van nature goed is |
| sejin-世人 | het volk; de mensen (in de wereld) |
| seken-世間 | de wereld; de toestand in de wereld; hoe het er in de wereld aan toegaat; de mensen (in de wereld) |
| senja-撰者 | samensteller van een bloemlezing [anthologie] |
| senjutsu-撰述 | het samenstellen; schrijven; redigeren |
| sensuru-撰する | samenstellen (van woordenboeken e.d.) |
| shadō・purē-シャドー・プレー | schaduwspel; schimmenspel |
| shakaikōgaku-社会工学 | social engineering (het met technische middelen misbruik maken van menselijke zwakheden door criminelen) |
| shi-屍 | (mensen)lijk; stoffelijk overschot |
| shibotsu-死没 | het sterven [overlijden; doodgaan] (van mensen) |
| shidai-四大 | het menselijk lichaam |
| shidō-斯道 | het goede [rechtvaardige] pad; de menselijke manier [aanpak] |
| shigai-死骸 | (mensen)lijk; stoffelijk overschot |
| shijigen-四次元 | vierde dimensie |
| shikabane-屍 | (mensen)lijk; stoffelijk overschot |
| shikuhakku-四苦八苦 | (Boeddh.) het lijden van de mensen (ondervonden in de 4 stadia van geboorte, ouderdom, ziekte en dood) |
| shimogoe-下肥 | mest (gemaakt van menselijke uitwerpselen) |
| shimojimo-下下 | mensen met een lage status; het gewone volk; de massa; de lagere klassen van de samenleving |
| shin-瞋 | (boeddh.) (één van de drie giftigheden in de menselijke ziel, of één van de tien kwaden) woede; haat |
| shinantoropusu・pekinenshisu-シナントロプス・ペキネンシス | pekingmens (Homo erectus pekinensis) |
| shinigao-死に顔 | het gezicht van een dode (mens) |
| shinjin-新人 | cro-magnonmens; moderne Homo sapiens |
| shinjin-神人 | God en de mens |
| shinkui-身口意 | (in Boeddhisme) een woord voor het menselijk handelen, n.l. doen, spreken en denken (lett. lichaam, mond en geest) |
| shinmei-神明 | de menselijke ziel [geest] |
| shinsensenmō-振戦せん妄 | delirium tremens |
| shintaihappu-身体髪膚 | het hele (menselijk) lichaam (kop tot teen; huid en haar) |
| shin'i-瞋恚 | (boeddh.) (één van de drie giftigheden in de menselijke ziel, of één van de tien kwaden) woede; haat |
| shisei-市井 | een plek waar mensen samenkomen (vroeger in China was dat rond de waterput); dorp; straat; plein |
| shitajita-下下 | mensen met een lage status; het gewone volk; de massa; de lagere klassen van de samenleving |
| shitei-子弟 | jonge mensen; jongeren |
| shochō-初潮 | de eerste menstruatie |
| shōgaishakyōiku-障害者教育 | special onderwijs (voor mensen [kinderen]) met een beperking |
| shōka-上下 | mensen met een hoge status [rang] en mensen met een lage status [rang] |
| shokei-初経 | menarche; eerste menstruatie |
| shokō-諸公 | (term voor het respectvol aanspreken van een aantal mensen) dames en heren; hooggeëerd publiek |
| shokun-諸君 | (term voor het beleefd aanspreken van een aantal mensen, vaak m.b.t. een geheel mannelijk gezelschap) geachte aanwezigen |
| shōmakyō-照魔鏡 | een spiegel die ware aard van de mens [samenleving] onthult |
| shomin-庶民 | het (gewone) volk; de gewone mensen |
| shōninzū-少人数 | een klein aantal mensen |
| shoshi-諸氏 | vele [alle] mensen; iedereen |
| shotokusuijun-所得水準 | inkomensniveau |
| shotokuwari-所得割 | inkomensafhankelijke [inkomensgerelateerde] (belasting)heffing |
| shugendō-修験道 | Japans berg ascetisme (een samensmelting van verschillende religieuze stromingen, zoals Boeddhisme en Shinto) |
| shūroku-収録 | het publiceren; noteren; samenstelling; drukken |
| shūroku-集録 | compilatie; samenstelling; verzameling |
| shūryoku-衆力 | de kracht van vele mensen (tezamen); vereende krachten |
| shūsei-衆生 | alle mensen; veel mensen |
| shutchōin-出張員 | uitgezonden functionaris, agent (namens een bedrijf) |
| soen-疎遠 | vervreemding; verwijdering (tussen mensen) |
| sōgei-送迎 | het verwelkomen en uitzwaaien [afscheid nemen) (van mensen) |
| sōgosayō-相互作用 | interactie; wisselwerking; samenspel |
| sokumen-側面 | aspect; dimensie |
| sosei-組成 | samenstelling; opbouw; structuur |
| sōsharu・enjiniaringu-ソーシャル・エンジニアリング | social engineering (het met technische middelen misbruik maken van menselijke zwakheden door criminelen) |
| sōsharu・hakkingu-ソーシャル・ハッキング | sociaal hacken; het op grote schaal beïnvloeden van het gedrag en standpunten van mensen (zonder dat ze het door hebben) (Engels: social hacking) |
| soshiki-組織 | formatie; structuur; samenstelling |
| soshikisuru-組織する | organiseren; vormen; samenstellen |
| sugoku-すごく | ontzettend; enorm; immens |
| sukuramu-スクラム | een dicht opeengepakte menigte; een menselijke keten bij een demonstratie |
| surī・dī-スリー・ディー | 3D (driedimensionaal) |
| surī・dimenshon-スリー・ディメンション | drie dimensies; 3D |
| suzunari-鈴生り | tros (b.v. van vruchten); opeenhoping; massa; (over)vol met mensen; volgepropt zijn |
| taidan-対談 | dialoog; tweespraak; samenspraak; onderhoud; conversatie |
| taijin-対人 | persoonlijk; interpersoonlijk; tegenover andere mensen |
| taijin-対人 | betreffende [betrekking hebbend op] mensen |
| taikei-隊形 | formatie; samenstelling; (militaire) eenheid |
| taimu・kapuseru-タイム・カプセル | tijdcapsule (een capsule gevuld met informatie, bedoeld om mensen in de toekomst te helpen een beeld te krijgen van een bepaalde tijdsperiode) |
| taizei-大勢 | een menigte [grote groep] (mensen) |
| takuramu-企む | plannen; beramen; (een plan) bedenken; samenspannen; samenzweren |
| tameshigiri-試し斬り | het testen van de scherpte van een zwaard (op mensen of dieren) |
| tamurosuru-屯する | samenkomen; samenscholen; samentroepen |
| tanin-他人 | de ander(en); andere mensen; buitenstaander |
| taninzu-多人数 | een groot aantal mensen; een menigte |
| tari-人 | mens; persoon |
| tasha-他者 | anderen; andere mensen; andere personen |
| tazei-多勢 | groot aantal (mensen); numerieke overmacht |
| teiza-鼎座 | drie mensen die in een driehoek zitten |
| tekunosutoresu-テクノストレス | technostress (de negatieve invloed die het gebruik van computers heeft op de mens) |
| tengu-天狗 | een kobold met een lange neus (Japans fabeldier, half mens, half vogel) |
| tenjin-天人 | de hemel en mensheid |
| tenkei-点景 | (in een landschapschilderij) een bijschildering [toevoeging] van mensen of dieren |
| tennin-天人 | de hemel en mensheid |
| teodori-手踊り | een dans waarbij een aantal mensen tegelijk dezelfde bewegingen maken |
| tojinshi-都人士 | stadsbewoner; stadsmens |
| tokekomu-溶け込む | samensmelten; oplossen (in) |
| tokuhitsu-特筆 | noemenswaardig; vermeldenswaardig |
| tokumeiryūdōtekihanzaigurūpu-匿名流動的犯罪グループ | een anonieme (van samenstelling wisselende) groep misdadigers |
| tokuryuū-匿流 | een anonieme (van samenstelling wisselende) groep misdadigers |
| toraianguru・rabu-トライアングル・ラブ | driehoeksverhouding; een liefdesaffaire (liefdesrelatie) tussen drie mensen |
| ubasuteyama-姥捨山 | een legende over het achterlaten van oude mensen (om te sterven) op de berg Obasute |
| ubasuteyama-姥捨山 | een afdeling [functie] waar oudere mensen die niet meer van nut zijn, naar worden overgeplaatst |
| ugatsu-穿つ | tot de kern van een zaal doordringen; de essentie van dingen begrijpen; menselijke emoties haarfijn aanvoelen |
| ui-初 | (in samenstellingen) begin; eerste |
| ujō-有情 | menselijkheid; medeleven |
| unka-雲霞 | een grote menigte; horde; zwerm (mensen) |
| unza-運座 | bijeenkomst waarbij mensen samen haiku gedichten schrijven over een bepaald onderwerp |
| wakaishu-若い衆 | jongere; jonge mensen; de jeugd |
| wakamuki-若向き | bestemd voor [gericht op] jonge mensen |
| wakashu-若衆 | jongere; jonge man; jonge mensen |
| wake-分け | (in samenstellingen) verdelen; indelen; scheiden; sorteren |
| wakō-倭冦 | (oude scheldnaam in Korea en China voor) Japan; mensen uit Japan |
| wakōdōjin-和光同塵 | (boeddh.) de Boeddha en Bodhisattva versluieren hun wijsheid om op toegankelijke wijze de lijdende mensheid te kunnen redden |
| waruasobi-悪遊び | gemene streek; schelmenstreek; slechte [kwade] geneugten [pleziertjes] |
| yabanjin-野蛮人 | barbaar; wildeman; onbeschaafd mens; een barbaars [primitief] volk |
| yakara-族 | familie; clan; groep mensen |
| yakubyōgami-疫病神 | Yakubyōgami, een boze god die mensen ziek maakt en rampen veroorzaakt; god van de pest |
| yatsu-奴 | vent; heerschap; mens |
| yojigen-四次元 | vierde dimensie |
| yokkai-欲界 | (boeddh.) het rijk van de begeerte [lust] (m.n. de mensenwereld tussen hemel en aarde) |
| yokukai-欲界 | (boeddh.) het rijk van de begeerte [lust] (m.n. de mensenwereld tussen hemel en aarde) |
| yosegaki-寄せ書き | tekst door meerdere mensen samen geschreven (ieder een paar regels); tekening door meerdere mensen samen gemaakt |
| yosei-余生 | de laatste jaren (van een mensenleven) |
| yōsetsusuru-溶接する | (iets aan elkaar) lassen; samensmeden |
| yotsu-四つ | denigrerende term voor mensen uit de laagste sociale klasse |
| yōyū-溶融 | fusie; samensmelting |
| yūgō-融合 | fusie; samenvoeging; samensmelting |
| yūgōsuru-融合する | fuseren; samenvoegen; samensmelten |
| yūkai-融解 | fusie; versmelting; samensmelting |
| yumanite-ユマニテ | mensheid |
| yumanite-ユマニテ | menselijkheid |
| yūrankyaku-遊覧客 | toerist(en); dagjesmens(en) |
| zansei-残生 | de laatste jaren (in een mensenleven) |
| zattō-雑踏 | drukte; menigte; mensenmassa; verkeersopstopping |
| zenchishiki-善知識 | (boeddh.) iem. die de Boeddhistische leer uitlegt en mensen leidt naar de juiste (Boeddhistische) weg |
| zendama-善玉 | een goed mens; goede persoon |
| zendō-善道 | (boeddh.) een goede wereld, d.w.z. van goden of van mensen (door goede daden in dit leven kan men na de dood in zo'n goede wereld worden herboren) |
| zenjin-前人 | voorganger; mensen uit vroegere tijden; voorouders |
| zennin-善人 | een rechtschapen [deugdzaam; eerlijk] mens |
| zenshu-善趣 | (Boeddh) een goede wereld, d.w.z. van de goden of van de mensen (door goede daden te doen in dit leven kan men na de dood in zo'n goede wereld worden |
| zen'in-全員 | alle mensen [leden]; de hele bemanning; al het personeel |
| zō-造 | (in kanji combinaties) maken; bouwen; samenstellen |
| zokujin-俗人 | een leek; seculier persoon; gewone mensen; het gewone volk |
| zundō-寸胴 | cilindervorm; (menselijke figuur) zonder taille; (kleding) zonder mouwen |