trekken / trek-ken ( ww )
1引っ張る [met kracht meeslepen]
een kar trekken
荷車を引っ張る
荷車を引っ張る
2引く [lokken; tekenen]
de aandacht trekken
注意を引く
注意を引く
een lijn trekken
線を引く
線を引く
3抜く [uithalen]
een tand trekken
歯を抜く
歯を抜く
een spijker uittrekken
釘を抜く
釘を抜く
4付いて行ける; 耐える [volhouden; ertegen kunnen]
Trek je het nog?
付いて行けますか。
付いて行けますか。
Ik trek het niet meer.
もう耐えられない。
もう耐えられない。
5受け取る [(regelmatig) ontvangen]
een salaris trekken
給料を受け取る
給料を受け取る
6蒸らす [aftreksel maken]
Het verschilt per thee hoe lang je het laat trekken.
蒸らし時間は紅茶によって異なります。
蒸らし時間は紅茶によって異なります。
7吸う [inhaleren]
aan een sigaret trekken
タバコを吸う
タバコを吸う
8往復する [heen-en-weer gaan]
Ik heb met zwemmen 20 baantjes getrokken.
泳いで20往復した。
泳いで20往復した。
Kruisverwijzing
trekken
lemma | meaning |
---|---|
aikyō-愛敬 | het afprijzen; het geven van een extraatje door een winkelier om klanten of bezoekers te trekken |
atojisari-後退り | het terugtreden; terugtrekken; terugkrabbelen; een stap terug doen; achteruitgaan |
atozusari-後退り | het terugtreden; terugtrekken; terugkrabbelen; een stap terug doen; achteruitgaan |
atozusarisuru-後退りする | terugkrabbelen; terugtrekken; terugdeinzen |
atsuraeru-誂える | een opdracht geven [verstrekken]; een bestelling plaatsen |
ban'eikeiba-輓曳競馬 | soort van Japanse paardenraces (waarbij trekpaarden zware sleeën zandhellingen optrekken) |
ban'eikyōsō-輓曳競走 | soort van Japanse paardenraces (waarbij trekpaarden zware sleeën zandhellingen optrekken) |
basshi-抜歯 | tand [kies] extractie; het trekken van een tand of kies |
bedowin-ベドウィン | bedoeïen (rondtrekkende nomade een de woestijn) |
chūzai-駐在 | (afk. voor) politiepost met woonvertrekken (vaak buiten de stadsgrenzen, lokaal of op het platteland) |
chūzaisho-駐在所 | politiepost met woonvertrekken (vaak buiten de stadsgrenzen, lokaal of op het platteland) |
deha-出端 | uitweg; kans [gelegenheid] om te vertrekken [eruit te komen] |
deokureru-出遅れる | laat vertrekken; laat ergens aan beginnen; een late start maken |
deru-出る | op pad gaan; vertrekken |
dōnatsugenshō-ドーナツ現象 | het wegtrekken [verhuizen] van bewoners uit het centrum van een stad (naar buitenwijken) |
doresu・appu-ドレス・アップ | (Eng.: dress up) mooie kleren aantrekken |
dorō-ドロー | het trekken; slepen |
eisen-曳船 | het slepen [vlot trekken] van een schip |
ekohiiki-依怙贔屓 | partijdigheid; het iemand voortrekken; vooroordeel; vooringenomenheid |
ekohiikisuru-依怙贔屓する | partijdig zijn; bevooroordeeld zijn; iemand voortrekken |
fāmu・bankingu-ファーム・バンキング | een systeem van bedrijven en banken om online financiële diensten en bedrijfsinformatie te verstrekken |
furasshubarubu-フラッシュバルブ | hendel voor doortrekken [doorspoelen] van toilet |
furimukeru-振り向ける | (geld) uittrekken [bestemmen] voor |
gaichū-外注 | outsourcing; uitbesteding; het van buiten het bedrijf betrekken |
hai-はい | hé! (een uitroep om de aandacht van iem. te trekken of iem. te waarschuwen) |
haikingu-ハイキング | trekken; trektochten [lange wandelingen] maken |
haiku-ハイク | trekken; trektochten [lange wandelingen] maken |
haku-履く | (schoenen, kousen, broek, e.d.) aandoen; aantrekken; dragen |
hameru-嵌める | aantrekken; inzetten; plaatsen |
haoru-羽織る | aantrekken; aandoen; (aan)kleden |
harakiri-腹切り | rituele zelfdoding (van de krijgselite) in Japan (te voltrekken door met een kort zwaard de buik open te snijden, ook wel seppuku genoemd) |
harau-払う | (een plek, gebouw e.d.) verlaten; vertrekken [wegtrekken] (uit) |
haritsumeru-張り詰める | gespannen [zenuwachtig] zijn; uitrekken; inspannen |
haru-張る | uitrekken; (uit)spreiden; uitsteken (arm, etc.) |
haru-張る | strak trekken; afzetten (met touwen) |
hatchakukan-発着艦 | arriverende en vertrekkende marineschepen (in een zeegebied) |
hayagatensuru-早合点する | voorbarige conclusies trekken; te snel een oordeel vormen |
hikidasu-引き出す | (ergens iets) uit halen [nemen; trekken]; naar buiten brengen [trekken] |
hikigiwa-引き際 | het (juiste) moment om ontslag te nemen [zich terug te trekken; op te houden] |
hikihanasu-引き離す | wegtrekken; uit elkaar halen; scheiden |
hikikomori-引き籠もり | mensen die zich uit de maatschappij terugtrekken [in sociaal isolement leven) |
hikikomori-引き籠もり | het zich uit de maatschappij terugtrekken [in sociaal isolement leven) |
hikinaosu-引き直す | (een lijn) opnieuw trekken; herzien; weer veranderen |
hikinaosu-引き直す | verhuizen; verder trekken |
hikinobasu-引き伸ばす | uittrekken; verlengen; uitbreiden |
hikinuku-引き抜く | (iets ergens) uittrekken [uithalen] |
hikishimeru-引き締める | strakker maken; insnoeren; aantrekken (riem, touw, teugels, etc.) |
hikitsukeru-引き付ける | fascineren; boeien; aantrekken; bekoren |
hikkonuku-引っこ抜く | rukken; uitrukken; met kracht uittrekken; met kracht uitplukken ; met kracht eruit trekken |
hikkonuku-引っこ抜く | aantrekken; overhalen; (van de concurrentie) weglokken; wegkopen; afpakken; afsnoepen; wegkapen; headhunten |
hiku-引く | trekken (aan); slepen; leiden (een paard, e.d.) |
hiku-引く | trekken (streep; kaart; lot; kabels) |
hiku-引く | trekken (fig.: aandacht, etc.) |
hikuhiku-ひくひく | krampachtig; stuiptrekkend |
hipparu-引っ張る | trekken |
hitoyose-人寄せ | het publiek trekken; publiekstrekker; attractie |
hōkō-彷徨 | het (rond)zwerven; rondtrekken; dolen; dwalen |
hōkōsuru-彷徨する | (rond)zwerven; rondtrekken; dolen; dwalen |
hora-ほら | (uitroep om iemands aandacht te trekken) hé; hallo |
iai-居合い | iai, in een soepele beweging het zwaard trekken, de tegenstander neermaaien, en daarna het zwaard terug in de schede doen |
iaijutsu-居合術 | de iai-krijgskunst, het in een soepele beweging het zwaard trekken, de tegenstander neermaaien, en daarna het zwaard terug in de schede doen |
ibiridasu-いびり出す | (iem.) dwingen te vertrekken; naar buiten werken; wegpesten |
ietsuki-家付き | een eigen huis hebben; aan een huis verbonden zijn; bij een huis behorend; bij een familie intrekken |
iku-行く | gaan; vertrekken |
intaisuru-引退する | terugtreden; met pensioen gaan; zich terugtrekken uit het openbare leven |
inu-往ぬ | vertrekken; weggaan |
irishio-入り潮 | eb; laagtij; laagwater; terugtrekkend tij [water] |
izaisoku-居催促 | weigering om te vertrekken [weg te gaan] (tot men zijn zin [betaling] heeft gekregen |
izu-出づ | op pad gaan; vertrekken |
jikokenji-自己顕示 | het de aandacht trekken; aandacht op zichzelf vestigen; proberen op te vallen |
jikyo-辞去 | het vertrekken; weggaan; afscheid nemen |
jikyosuru-辞去する | vertrekken; weggaan; afscheid nemen |
jishoku-辞色 | iemands taalgebruik en uiterlijke verschijning [gelaatstrekken; gelaatsuitdrukking] |
jisuru-辞する | vertrekken; weggaan; afscheid nemen |
kaishūsuru-回収する | intrekken; terugtrekken; inzamelen; recyclen; opnemen (van geld) |
kanbanmusume-看板娘 | aantrekkelijke (jonge) vrouw die voor een winkel staat om klanten te trekken |
kao-顔 | gelaatstrekken; gezichtsuitdrukking |
kaodachi-顔立ち | gezicht; gelaatstrekken; uiterlijk; uiterlijke kenmerken |
kaokatachi-顔形 | uiterlijk; gezichtskenmerken; gelaatstrekken; gelaatsuitdrukking |
kaotsuki-顔つき | gelaatstrekken; gezicht; gezichtsuitdrukking; uiterlijk |
karameru-絡める | verwikkelen; verbinden; betrekken; vermengen; in verband brengen met |
karaseki-乾咳 | het kuchen om aandacht te trekken |
kenchikusuru-建築する | bouwen; optrekken |
kensetsusuru-建設する | bouwen; vervaardigen; opzetten; optrekken; oprichten |
ken'in-牽引 | tractie; het trekken; slepen |
kessoku-結束 | het dragen [aandoen; aantrekken; aangespen] van kleding en wapenrusting |
kigae-着替え | het omkleden; andere kleren aantrekken |
kigaeru-着替える | zich omkleden; andere kleren aantrekken |
kikazaru-着飾る | zich mooi aankleden; zich opdoffen [uitdossen]; mooie [sjieke] kleren aantrekken |
kikitogameru-聞き咎める | terechtwijzen; berispen; aanmerkingen hebben (op); in twijfel trekken (wat iemand zegt) |
kimekomu-決め込む | veronderstellen; zonder meer aannemen; overtuigd zijn van; voorbarige conclusies trekken |
kiru-着る | aantrekken [dragen] (van kleding, vanaf de schouders) |
kiryō-器量 | iemands uiterlijk [gelaatstrekken] |
kitsuke-着付け | het correct aantrekken en dragen van een kimono |
kizuku-築く | bouwen; oprichten; optrekken; opzetten; aanleggen; in elkaar zetten |
komeru-込める | (zich) concentreren op; betrekken (bij); invoegen; bijvoegen; bijtellen; meetellen |
konzetsusuru-根絶する | uitroeien; ontwortelen; met wortel en al uittrekken; verdelgen |
koshirae-拵え | (toneel) zich aankleden; kostuum aantrekken; make-up aanbrengen, e.d. |
kōtaisuru-後退する | zich terugtrekken; teruggaan; rechtsomkeer maken |
kubihiki-首引き | een traditioneel Japans nek-trek spel, (een soort touwtrekken, waarbij twee mensen tegenover elkaar op de grond zitten met een touw rond hun nek) |
kubippiki-首っ引き | een traditioneel Japans nek-trek spel, (een soort touwtrekken, waarbij twee mensen tegenover elkaar op de grond zitten met een touw rond hun nek) |
kumoyuki-雲行き | bewegen [voorbijtrekken; overdrijven; naderbijkomen] van wolken |
kuri-庫裏 | de woonvertrekken van (boeddhistische) monniken in een tempel |
kuriyoseru-繰り寄せる | naar je toe trekken; binnenhalen |
kutsunugi-靴脱ぎ | pplek (in huis) om je schoenen uit te trekken (en neer te zetten) |
kyakuyose-客寄せ | attractie [actie] om klanten [publiek] te trekken |
matou-纏う | dragen; aanhebben; aantrekken; ingepakt zijn; gehuld zijn (in) |
medatsu-目立つ | opvallen; in het oog vallen; de aandacht trekken |
meguru-巡る | omgeven; omringen; om (iets) heen trekken |
meguru-巡る | rondtrekken; bezoeken; her en der rondlopen |
mehana-目鼻 | ogen en neus; gelaatstrekken |
mehanadachi-目鼻立ち | gelaatstrekken |
mime-見目 | uiterlijk; voorkomen; gezicht; gelaatstrekken |
mitogameru-見咎める | betwijfelen; in twijfel trekken; iets aan te merken hebben |
monomonoshii-物物しい | opvallend; opzichtig; de aandacht trekkend; pretentieus |
murashigure-村時雨 | (voorbijtrekkende) hevige herfstregen (van korte duur) |
mushiru-毟る | plukken; (af)trekken; scheuren |
nagarearuku-流れ歩く | ronddwalen; rondzwerven; rondtrekken |
nagaremono-流れ者 | rondtrekkende arbeider; gastarbeider |
naruko-鳴子 | een ratel (van bamboestokjes op een houten plank, en door eraan te trekken komt er geluid uit), wordt gebruikt om vogels weg te jagen van de velden |
natsudori-夏鳥 | zomervogels; trekvogels die in de zomer komen nestelen [zich voortplanten], en in de herfst wegtrekken naar warmere streken om te overwinteren |
ninsō-人相 | gelaatstrekken; gezichtsuitdrukking; fysionomie |
nobasu-伸ばす | langer maken; (uit)rekken; uitstrekken; laten groeien (van haar) |
noberu-延べる | (uit)strekken; (uit)spreiden; openvouwen |
nobiru-伸びる | groeien; langer worden; zich uitstrekken |
nobori-上り | perron waar de treinen naar de stad vertrekken; een weg richting de stad |
noridasu-乗り出す | uitvaren (schip); vertrekken; op weg [pad] gaan; van start gaan |
nukeagaru-抜け上がる | terugtrekken van de haarlijn; kaal worden vanaf het voorhoofd |
nukeru-抜ける | verlaten; opgeven; terugtrekken; ontvluchten |
nukidasu-抜き出す | ergens iets uittrekken; eruit halen |
ohon-おほん | ahum (uitroep om aandacht te trekken) |
okizari-置き去り | het vertrekken van een echtgenoot die zijn vrouw verlaat |
omodachi-面立ち | gezicht; gelaatstrekken; uiterlijk; uiterlijke kenmerken |
onkochishin-温故知新 | lessen trekken uit het verleden; nieuwe ideeën krijgen door de geschiedenis te bestuderen |
ooyoso-大凡 | basis; grondslag; (bij) benadering; in grote trekken; in het algemeen; ruwweg |
oriru-下りる | opgeven; (zich) terugtrekken; stoppen (met); vallen (fig.) |
rikyōsuru-離京する | vertrekken uit de hoofdstad [Kyoto; Tokio]; de hoofdstad verlaten |
ritaia-リタイア | met pensioen gaan; zich terugtrekken |
sanrō-参籠 | het zich terugtrekken in een tempel of schrijn (om zich te wijden aan gebed en contemplatie) |
sansen-参戦 | deelname aan een oorlog; het ten strijde gaan [trekken] |
sansensuru-参戦する | ten strijde trekken; deelnemen aan een oorlog |
saru-去る | vertrekken; (ver) weggaan |
seizen-西漸 | westwaartse beweging; het naar het westen gaan [trekken] |
senka-船架 | scheepshelling; dok; lier om kleine boten op het land te trekken |
seppuku-切腹 | rituele zelfdoding (van de krijgselite) in Japan (te voltrekken door met een kort zwaard de buik open te snijden, ook wel harakiri genoemd) |
shinpatsusuru-進発する | starten; vertrekken; op weg gaan; opmarcheren |
shobiku-しょびく | meesleuren; met geweld meetrekken |
shōmanshippu-ショーマンシップ | propagandistisch talent; gave voor het publiekstrekken |
shoppiku-しょっぴく | meesleuren; met geweld meetrekken |
shukushōsuru-縮小する | verminderen; korten; aftrekken |
shuppatsusuru-出発する | vertrekken; op weg gaan; weggaan (uit); afreizen |
shutsuba-出馬 | (te paard) eropuit gaan [vertrekken] (b.v. naar het slagveld) |
sō-相 | uiterlijk; voorkomen; verschijning; gelaatsuitdrukking; gelaatstrekken |
sōbō-僧坊 | woonvertrekken van priester in een boeddhistische tempel; (boeddhistische) priesterwoning |
suiban-推輓 | aanbeveling, aanprijzing (oorspronkelijke betekenis: een wagen vanaf de achterkant duwen, of vanaf de voorkant trekken) |
suitsukeru-吸い付ける | zuigen; trekken; aantrekken (magneet); aansteken (sigaret) |
suiyoseru-吸い寄せる | (aan)trekken |
sunatchi-スナッチ | (gewichtheffen) het trekken |
susaru-退る | terugtreden; terugdeinzen; terugschrikken; (zich) terugtrekken |
suwappukyōtei-スワップ協定 | een ruilovereenkomst, waarbij de centrale banken van landen hun valuta tijdelijk aan elkaar verstrekken (om de wisselkoers te stabiliseren) |
tabidatsu-旅立つ | op reis gaan; vertrekken |
tabisō-旅僧 | reizende [rondtrekkende] priester |
tachisaru-立ち去る | vertrekken; weggaan |
tadasu-正す | rechttrekken (houding, kraag, enz.); rectificeren; herstellen |
tai-退 | (in kanji combinaties) terugtrekken; aftreden; ontslag nemen; krimpen; beëindigen |
taijinsuru-退陣する | terugtreden; aftreden; terugtrekken |
taikyakusuru-退却する | zich terugtrekken; zich overgeven |
taiseki-退席 | vertrek; (zich) terugtrekken; opstaan (uit je stoel); weggaan |
tanrakusuru-短絡する | voorbarige conclusies trekken; te snel handelen [oordelen] |
tatekomoru-立て籠もる | (zich) terugtrekken (in een kamer) |
tatsu-立つ | vertrekken (van treinen, etc.) |
tazusawaru-携わる | verwikkelen; (erbij) betrekken; zich bezighouden met; meedoen |
toonoku-遠退く | zich terugtrekken; langzaam (in de verte) verdwijnen |
torikesu-取り消す | afzeggen; opzeggen; terugtrekken; terugroepen; opheffen |
torisageru-取り下げる | terugtrekken; afzeggen |
toriyameru-取り止める | annuleren; afzeggen; intrekken |
tsunahiki-綱引き | het touwtrekken |
tsurikomu-釣り込む | binnenhalen; ophalen; optillen; naar zich toe trekken |
unsui-雲水 | een rondtrekkende monnik; bedelmonnik |
utagau-疑う | wantrouwen; betwijfelen; in twijfel trekken |
watarimono-渡り者 | rondtrekkende arbeider; gastarbeider |
yakusuru-約する | (wiskunde) aftrekken |
yamadome-山止め | verbod om de bergen in te gaan [trekken] |
yobimodosu-呼び戻す | terugroepen; herroepen; intrekken |
yogiru-過る | oversteken; doortrekken; (door)kruisen |
yokotawaru-横たわる | zich uitstrekken (over) |
yosoou-装う | (zich) (aan)kleden; aantrekken; gekleed zijn (in) |
yūchisuru-誘致する | lokken; verleiden; aantrekken |
yugamu-歪む | kromtrekken; vervormd zijn; buigen; verbogen zijn |
yūrekisuru-遊歴する | (rond)reizen; rondtrekken; een trip maken |
yūtai-勇退 | zich terugtrekken; vrijwillig zijn baan opzeggen; een stap terug doen; vrijwillige pensioenering |
yūtaisuru-勇退する | zich terugtrekken; vrijwillig zijn baan opzeggen; een stap terug doen; vrijwillig met pensioen gaan |