引っこ抜く hikkonuku
1 rukken; uitrukken; met kracht uittrekken; met kracht uitplukken ; met kracht eruit trekken
菜園でとても大きな蕪を引っこ抜いた。
Ik trok een hele grote radijs uit in de moestuin.
Ik trok een hele grote radijs uit in de moestuin.
白髪を引っこ抜く。
Ik pluk grijze haren uit.
Ik pluk grijze haren uit.
2 aantrekken; overhalen; (van de concurrentie) weglokken; wegkopen; afpakken; afsnoepen; wegkapen; headhunten
優秀な人材をライバル会社から引っこ抜いてきた。
Ik haalde een getalenteerde werkkracht weg bij een concurrent.
Ik haalde een getalenteerde werkkracht weg bij een concurrent.