Kruisverwijzing
leven
| lemma | meaning |
|---|---|
| agaku-足掻く | het vechten om zijn bestaan; hard werken om te overleven |
| aigo-愛語 | (boeddh.) vriendelijke woorden (één van de 4 methoden die bodhisattvas gebruiken om levende wezens te leiden naar de Weg van de Boeddha) |
| aikyō-愛敬 | sympathie; medeleven; affectie; vriendelijkheid |
| aitō-哀悼 | medeleven; condoléance(s); rouwbeklag |
| anjū-安住 | in vrede leven |
| anjū-安住 | tevreden zijn met je leven |
| ankokumen-暗黒面 | donkere [duistere; lelijke] kant [schaduwkant] van de samenleving, het leven, etc. |
| aori-煽り | het bumperkleven (te dicht rijden achter) |
| aoru-煽る | bumperkleven (dicht achter iemand rijden) |
| arahitogami-現人神 | keizer; levende god |
| ariarito-ありありと | duidelijk; helder; levendig |
| atatakami-温かみ | warmte; vriendelijkheid; medeleven |
| atsui-厚い | vriendelijk; hartelijk; zorgzaam; meelevend |
| ayumu-歩む | doormaken; ervaren; (het levenspad) belopen [begaan; volgen]; verrichten (studie, e.d.) |
| azayaka-鮮やか | helderheid; levendigheid; pracht |
| baitaritī-バイタリティー | vitaliteit; levenskracht |
| bakushi-爆死 | het omkomen [sterven; om het leven komen] door een explosie of een bom |
| bakushisuru-爆死する | omkomen [sterven; om het leven komen] door een explosie of een bom |
| banbutsu-万物 | alles tussen hemel en aarde (alle levende wezens en dingen in de schepping) |
| bangaku-晩学 | studie laat in je leven; studie [opleiding] (beginnen) op oudere [hoge] leeftijd |
| bannen-晩年 | laatste jaren (van een mensenleven); levensavond; oude dag; ouderdom |
| banzai-万歳 | gejuich (met handen in de lucht); hoera; gefeliciteerd; lang zal ze leven |
| banzai-万歳 | welvaart ; voorspoed; een lang leven |
| beien-米塩 | rijst en zout (essentieel voor het leven) |
| bibiddo-ビビッド | levendig |
| busshi-仏子 | alle levende wezens |
| buyūden-武勇伝 | levensverhaal van een held; ridderverhaal; (ironisch) heldenepos van kroegloper |
| chōi-弔意 | rouwbeklag; condoleantie; blijk van medeleven [deelneming] |
| chōji-弔辞 | condoleancebericht; woorden van medeleven |
| chōmonsuru-弔問する | condoleren; medeleven betuigen |
| chōsei-長生 | lang leven; lange levensduur |
| chōshi-弔詞 | condoleancebericht; woorden van medeleven |
| chūu-中有 | (Tibetaans boeddhisme) bardo (fase tussen leven, dood en wedergeboorte |
| daidō-大道 | het juiste levenspad; goede levenswandel |
| desu・matchi-デス・マッチ | een strijd op leven en dood |
| doggu・iyā-ドッグ・イヤー | (Eng.: dog's year) een levensjaar van een hond (ca. gelijk aan 7 mensjaren), geeft aan de snelheid van veranderingen in de informatiemaatschappij |
| dōjō-同情 | sympathie; medeleven |
| dōkan-動感 | levendigheid; beweeglijkheid |
| dokkyo-独居 | een leven in afzondering [eenzaamheid] |
| dokkyosuru-独居する | alleen [in afzondering] leven |
| dokushin-独身 | celibaat; vrijgezellenleven; ongetrouwd zijn |
| dōrakumono-道楽者 | een levensgenieter; losbandig persoon; losbol; vrijbuiter |
| dōsei-同棲 | het samenleven [samenwonen] |
| eshaku-会釈 | begrip; meeleven; voorkomendheid |
| fado-ファド | fado (Portugees levenslied) |
| fubon-不犯 | strikte naleving van het voorschrift dat boeddhistische monniken kuis moeten leven |
| fuchakusuru-付着する | vastplakken; kleven; aanhechten; bijvoegen |
| fukkatsusuru-復活する | herleven; opstaan (uit de dood); herstellen (in de oude staat) |
| fukurokuju-福禄寿 | Fukurokuju, god van geluk, rijkdom en een lang leven (vaak afgebeeld met een lang hoofd), 1 van de 7 geluksgoden uit de Japanse mythologie |
| funinjō-不人情 | onvriendelijkheid; gebrek aan medeleven; harteloosheid |
| furikō-不履行 | verzuim; onvermogen; het niet naleven [nakomen] (van) |
| furōfushi-不老不死 | het eeuwige leven; onsterfelijkheid |
| fusessei-不摂生 | verwaarlozing van de gezondheid; ongezond leven |
| fushi-不死 | onsterfelijkheid; het eeuwige leven |
| fusuburu-燻る | (fig.) smeulen; sluimeren; aanmodderen; een onopvallend [obscuur] leven leiden (zonder doelen te bereiken) |
| fuyajō-不夜城 | uitgaanswijk (waar het 's nachts verlicht en levendig is en niet donker wordt) |
| fuyō-扶養 | steun; financiële ondersteuning; (levens)onderhoud |
| gakkōgyōji-学校行事 | schoolevenement; school manifestatie |
| gakkōseikatsu-学校生活 | het (dagelijks) leven op school |
| gakugeikai-学芸会 | schoolevenement waarbij kinderen van de lagere school en van (de eerste jaren van) de middelbare school hun muziek- en theaterkunsten vertonen |
| gōku-業苦 | (boeddh.) lijden in dit leven als gevolg van slechte daden in een vorig leven |
| gokudō-極道 | slechtheid; verdorvenheid; zondigheid; kwade levensweg; het slechte pad |
| gose-後世 | het hiernamaals; het leven na de dood |
| goshō-後生 | hiernamaals; het leven na de dood |
| hakumei-薄命 | kort leven; korte levensduur |
| hakushin-迫真 | realistisch [levensecht] zijn |
| hando・tsū・mausu-ハンド・トゥ・マウス | (een leven) van dag tot dag; van de ene dag op de andere |
| hankagai-繁華街 | (drukke) winkelstraat; drukke [levendige] wijk (met winkels, restaurants, bedrijven, etc.) |
| hatarakizakari-働き盛り | op het hoogtepunt van zijn carrière [leven] zijn; (iem.'s) meest productieve jaren |
| hatten-発展 | de ontwikkeling in de relatie (tussen man en vrouw); een losbandig leven leiden; een actief sex leven hebben |
| heijitsu-平日 | (boeddh.) dagelijks leven zonder wisselvalligheden |
| heikinjumyō-平均寿命 | gemiddelde levensduur; levensverwachting |
| heikinyomei-平均余命 | levensverwachting |
| heison-併存 | coëxistentie; het naast elkaar bestaan [samenleven] |
| hijō-非情 | levenloze [niet levende; zielloze] dingen |
| hikikomori-引き籠もり | mensen die zich uit de maatschappij terugtrekken [in sociaal isolement leven) |
| hikikomori-引き籠もり | het zich uit de maatschappij terugtrekken [in sociaal isolement leven) |
| hikken-筆硯 | een term die voornamelijk in brieven wordt gebruikt en verwijst naar het leven van een bepaalde schrijver |
| hissei-畢生 | het hele leven |
| hissei-筆勢 | levendige [krachtige] penseelvoering; levendig [krachtig] handschrift |
| hissei-筆勢 | levendige [krachtige] schrijfstijl [beschrijving] |
| hitoriaruki-独り歩き | je eigen leven leiden; op eigen benen staan |
| hitoribotchi-独りぼっち | alleenlevend [solitair] zijn; het rijk alleen hebben; |
| hitorigurashi-一人暮らし | alleen leven [wonen; een kluizenaarsbestaan; vrijgezellen bestaan; celibaat |
| hitozure-人擦れ | wereldwijsheid; levenswijsheid; levenservaring |
| hōfutsu-彷彿 | (levendige) herinnering |
| hōmu・dorama-ホーム・ドラマ | soap-serie; tv-drama over gezinsleven |
| hōrōheki-放浪癖 | neiging [instelling] tot zwerven (als levenswijze) |
| hoshoku-捕食 | predatie; het van roof leven (dieren) |
| i-慰 | (in kanji combinaties) troost; bemoediging; zorg; medeleven |
| ichidai-一代 | levensduur |
| ichigo-一期 | een (mensen)leven |
| ichigoichie-一期一会 | ieder moment; eenmalig; één keer in je leven (en nooit weer) |
| ichijisanpin-一次産品 | primaire producten [goederen] (die voorzien in de eerste levensbehoefte van de consument) |
| ichimei-一命 | een leven; het (mensen)leven; iemands leven |
| ichimei-一命 | eerste (levens)taak; opdracht; aanstelling |
| ikasu-生かす | laten (her)leven; levend [in leven] houden; nieuw leven inblazen |
| ikeru-生ける | leven; een leven leiden |
| ikeuo-生け魚 | levende vissen (bestemd voor consumptie, in een aquarium of tank in een restaurant) |
| ikichi-生き血 | levensbloed; levensvocht |
| ikie-生き餌 | levend aas (bij het vissen) |
| ikigai-生き甲斐 | doel [zin] van het leven; bestaansgrond; raison d'être |
| ikigao-生き顔 | het gezicht van een levende (mens) |
| ikihaji-生き恥 | de schaamte die men tijdens zijn leven moet verduren; leven [voortbestaan] in schaamte [schande; oneer] |
| ikiiki-生き生き | levendig; energiek |
| ikiikishita-生き生きした | levendig; energiek; actief |
| ikikaeru-生き返る | weer bijkomen (na bewusteloosheid); weer tot leven komen |
| ikimi-生き身 | levend lichaam |
| ikimono-生き物 | levend wezen |
| ikinagaraeru-生き長らえる | lang (blijven) leven |
| ikinobiru-生き延びる | lang(er) leven; overleven |
| ikinokoru-生き残る | lang(er) leven; overleven |
| ikinone-息の根 | het leven; ademen; levenskracht |
| ikinuku-生き抜く | overleven; (ellende) doorstaan |
| ikioi-勢い | vitaliteit; levenskracht; levensmoed |
| ikiru-生きる | leven; (blijven) bestaan |
| ikiryō-生き霊 | een levende (lichaamsloze) geest die zijn eigen lichaam heeft verlaten om wraak te nemen op iemand; een wraakzuchtige geest |
| ikiuma-生き馬 | een levend paard |
| ikiume-生き埋め | levend begraven |
| ikiwakare-生き別れ | levenslang gescheiden zijn |
| ikizama-生き様 | levenshouding; manier van leven; hoe men zijn leven leeft |
| ikizukuri-生き作り | (lett. levend klaargemaakt) sashimi gesneden van een levende vis (een controversiële methode) |
| ikō-遺構 | overgebleven funderingen van een historisch bouwwerk (waarin de lay-out van het gebouw nog herkenbaar is) |
| imon-慰問 | bezoek (uit medeleven) aan een ongelukkig persoon of iemand die het moeilijk heeft |
| imonsuru-慰問する | (uit medeleven) een ongelukkig persoon of iemand die het moeilijk heeft bezoeken |
| ingō-院号 | erenaam van een keizer (tijdens het leven of postuum gegeven) |
| inkyo-隠居 | pensionering; het met pensioen gaan; het leiden van een stil [teruggetrokken] leven |
| innā・raifu-インナー・ライフ | gemoedsleven; gevoelsleven; zieleleven |
| inochi-命 | het leven |
| inochi-命 | levensduur |
| inochigake-命がけ | gevaar voor eigen leven; het leven wagen [riskeren] |
| inochikaragara-命からがら | alsof haar [zijn] leven ervan afhangt |
| insei-隠棲 | een teruggetrokken leven; een leven in afzondering |
| intaisuru-引退する | terugtreden; met pensioen gaan; zich terugtrekken uit het openbare leven |
| intaku-隠宅 | toevluchtsoord; retraite; verblijf van iemand die zich heeft teruggetrokken uit het maatschappelijk leven |
| iru-居る | (levende wezens) zijn; bestaan |
| isamu-勇む | opgewekt [vrolijk; levendig; in een goed humeur] zijn |
| isei-遺制 | uit vroeger tijden bewaard gebleven systeem; verouderde gewoonten |
| ishoku-衣食 | levensonderhoud; middelen van bestaan |
| isoisosuru-いそいそする | vrolijk [levendig] zijn; ergens blij [vol verwachting] naar uitkijken |
| issei-一世 | mensenleven; een leven lang |
| isseichidai-一世一代 | één keer in je leven; uniek; eenmalig |
| isshō-一生 | een leven; hele leven; levensduur; een bestaan |
| isshōgai-一生涯 | levenslang; een leven lang; je hele leven |
| isshokenmei-一所懸命 | in de middeleeuwen de plaats die samoerai kregen als thuishaven om te leven en te werken |
| itsurakuseikatsu-逸楽生活 | levensstijl waarbij men vooral op zoek is naar vermaak en plezier |
| jijun-耳順 | het zestigste levensjaar |
| jikatsu-自活 | zelfstandig levensonderhoud; het voorzien in eigen levensonderhoud |
| jinkōseimei-人工生命 | kunstmatig leven (computersimulatie) |
| jinmei-人命 | het (menselijk) leven |
| jinsei-人生 | een mensenleven; het leven (van iemand) |
| jinseikan-人生観 | levensvisie; levensopvatting |
| jiritsu-而立 | (leeftijd) 30 jaar; 30ste levensjaar |
| jisei-時勢 | levensomstandigheden |
| jisseikatsu-実生活 | realiteit; dagelijkse werkelijkheid; (in) het echte leven |
| jisshakai-実社会 | de echte [werkelijke] maatschappij [wereld]; het echte [werkelijke] leven |
| jiteki-自適 | zorgeloos leven; een rustig leventje leiden |
| jitsuzon-実存 | het bestaan [leven; zijn]; existentie |
| jō-情 | gevoel(ens); sentiment; emotie; compassie; medeleven |
| jomei-助命 | het sparen van iemand's leven; genade; clementie; gratie verlening |
| jōmyō-定命 | (boeddh.) lot, lotsbestemming; (voorbestemde) levensduur |
| jōmyō-常命 | levensduur (van een mensenleven) |
| ju-寿 | een lang leven |
| jumoku-樹木 | (levende) boom |
| jumyō-寿命 | levensduur |
| junshusuru-遵守する | naleven; gehoorzamen; zich houden aan; eerbiedigen |
| jurōjin-寿老人 | Jurōjin, god van een lang leven (vaak afgebeeld met lange baard en staf), 1 van de 7 geluksgoden uit de Japanse mythologie |
| jūtai-重態 | kritieke [levensbedreigende] toestand (letsel, ziekte, e.d.) |
| juzō-寿像 | standbeeld (van een persoon, gemaakt tijdens zijn leven) |
| kachiku-家畜 | vee; levende have (koeien, paarden, varkens, schapen, etc.) |
| kadode-門出 | een nieuw leven beginnen |
| kagiri-限り | het einde (van het leven) |
| kaigoken-介護犬 | assistentiehond; ADL-hond (om mensen met een handicap te helpen met Activiteiten van het Dagelijks Leven) |
| kaikatsu-快活 | vrolijk [levendig] zijn |
| kakei-火刑 | dood door verbranding (op de brandstapel); (levend) verbrand worden (als straf) |
| kakki-活気 | levendigheid; vitaliteit; energie; activiteit |
| kamayude-釜茹で | (arch,; straf) levend gekookt worden in een ketel [pot] |
| kankai-勧戒 | (boeddh.) aanmoediging [vermaning] om de voorschriften van Boeddha na te leven |
| kankonsōsai-冠婚葬祭 | belangrijke ceremoniële gelegenheden in het leven (zoals bruiloften, begrafenissen en andere rituelen) |
| kansō-観相 | Japanse gedicht over menselijke (sociale) omstandigheden en het leven |
| kappatsu-活発 | levendig [actief] zijn |
| karei-遐齢 | een lang leven; lange levensduur; hoge leeftijd |
| kasha-火車 | (boeddh.) vuurwagen (vervoert dode mensen die tijdens hun leven slechte daden hebben begaan naar de hel) |
| kassatsu-活殺 | leven en [of] dood; laten leven of doden; in leven houden of laten sterven |
| kassha-活写 | een levendige beschrijving |
| katsugyo-活魚 | levende vis |
| katsuro-活路 | levensonderhoud; middelen van bestaan |
| kazokuseido-家族制度 | toonbeeld [normen] voor het familieleven |
| keikai-軽快 | licht [lichtvoetig, kwiek; levendig; veerkrachtig; dartel; vrolijk] zijn |
| keiki-景気 | levendigheid; energie; enthousiasme |
| kenkō-軒昂 | vrolijkheid; opgewektheid; levendigheid |
| ketsuro-血路 | manier om moeilijkheden te overwinnen [om te overleven] |
| ke・sera・sera-ケ・セラ・セラ | wat zal zijn, zal zijn (d.w.z. berust in je lot; neem het leven zoals het komt) |
| kibataraki-気働き | tact; meelevendheid; (snel van) begrip; inzicht |
| kihaku-気迫 | levenskracht; vitaliteit; geestelijke energie; moed; durf |
| kikusuru-掬する | iemand begrijpen; zich inleven; meeleven; empathie tonen |
| kikyo-起居 | iemands houding en gedrag [handelingen]; iemands bewegingen [staan of zitten]; iemands dagelijkse leven |
| kitsuke-気付け | doen opleven; bij (bewustzijn) brengen |
| kōchaku-膠着 | het vastkleven; vastplakken; samenkleven; aankoeken |
| kōhansei-後半生 | tweede helft [laatste deel] van iemand's leven |
| kokorogurushii-心苦しい | meelevend; medelijdend; pijnlijk; spijtig |
| kokudo-国土 | (boeddh.) het aardse leven |
| konjō-今生 | dit (huidige) leven |
| konoyo-此の世 | deze (huidige) wereld; de wereld van de levenden |
| korosu-殺す | (iem.) vermoorden; doden; om het leven brengen |
| kōsei-更生 | rehabilitatie; (levens)verbetering; restauratie; hergebruik |
| kotobuki-寿 | lang leven; lange levensduur; hoge ouderdom |
| kotsuage-骨上げ | de ceremonie waarbij de familieleden na de crematie gezamenlijk uit de as van de overledene de overgebleven botjes zoeken en in een urn doen |
| kotsuhiroi-骨拾い | de ceremonie waarbij de familieleden na de crematie gezamenlijk uit de as van de overledene de overgebleven botjes zoeken en in een urn doen |
| kuchishinogi-口凌ぎ | leven van dag tot dag |
| kuchisugi-口過ぎ | levensonderhoud; middelen van bestaan |
| kugai-苦界 | het moeilijke leven van een prostituee |
| kuiage-食い上げ | je baan verliezen; geen inkomsten meer hebben; niet meer in je levensonderhoud kunnen voorzien |
| kuimono-食い物 | voedsel; levensmiddelen |
| kuitaosu-食い倒す | je consumptie (eten en drinken) niet betalen; op iemand ander's kosten leven |
| kuitsumeru-食い詰める | niet meer kunnen overleven; niet meer kunnen voorzien in je levensonderhoud; tot armoede vervallen |
| kuitsunagu-食い繋ぐ | (zo lang mogelijk) overleven; zo weinig mogelijk eten [uitgeven]; zo lang mogelijk het hoofd boven water houden |
| kuoritī・obu・raifu-クオリティー・オブ・ライフ | kwaliteit van leven |
| kurashi-暮らし | het leven; bestaan; levensomstandigheden |
| kurashi-暮らし | levensonderhoud |
| kurasu-暮らす | wonen; leven; zijn leven [dagen] doorbrengen (met) |
| kurau-食らう | leven; bestaan; aan de kost komen |
| kusuburu-燻る | zich afzonderen; teruggetrokken leven |
| kyōgū-境遇 | levensomstandigheden; persoonlijke omstandigheden [situatie] |
| kyōzon-共存 | co-existentie; het vreedzaam naast elkaar bestaan [leven] |
| kyūmei-救命 | redding; het redden van iemand in nood [van een mensenleven] |
| matsugo-末期 | doodsbed; doodsuur; levenseinde |
| matsuro-末路 | laatste (levens)dagen; het einde; (nood)lot |
| mazamaza-まざまざ | duidelijk [levendig] voor je (zien) |
| me-目 | ervaring; belevenis |
| meisū-命数 | levensduur ( het aantal dagen in iemands leven) |
| messō-滅相 | (één van de vier fasen in het boeddhisme) de vorm [verschijning) van wanneer karma uitgeput is en het leven eindigt |
| mimai-見舞い | het iemand beterschap [sterkte] wensen; het uiten van bezorgdheid [medeleven] (per kaart, brief, pakje, etc.) |
| mimau-見舞う | het iemand beterschap [sterkte] wensen; het uiten van bezorgdheid [medeleven] (per kaart, brief, pakje, etc.) |
| mindo-民度 | culturele [economische; maatschappelijke] standaard (van een volk); levensstandaard |
| mioyoseru-身を寄せる | onder andermans dak leven; afhankelijk zijn [worden] van iemand; hulp [bescherming] zoeken |
| mitchaku-密着 | het kleven; vastplakken |
| miyakoochi-都落ち | op het platteland gaan leven; buiten gaan wonen |
| mizushōbai-水商売 | onzekere [risicovolle] handel [zaken]; het werken in het uitgaansleven |
| mobo-モボ | Japanse man die na de 1e Wereldoorlog de westerse mode en levensstijl volgde |
| mochinaosu-持ち直す | herstellen; verbeteren; doen herleven [opbloeien] |
| modan・boi-モダン・ボイ | Japanse man die na de 1e Wereldoorlog de westerse mode en levensstijl volgde |
| moenokori-燃え残り | verkoold stuk hout; as; verbrandingsresten; sintels; overgebleven stompje van een kaars |
| mononomigotoni-物の見事に | duidelijk; vanzelfsprekend; levendig |
| monowakari-物分り | begrip; medeleven; sympathie |
| morainaki-貰い泣き | (uit sympathie) met iemand mee huilen; tranen van medeleven |
| moritateru-守り立てる | doen herleven; laten opbloeien; nieuw leven inblazen |
| mudameshi-無駄飯 | een lui leventje; leven zonder te werken |
| muki-無期 | (afk. voor) levenslange gevangenisstraf |
| mukichōeki-無期懲役 | levenslange gevangenisstraf |
| mukiteki-無機的 | levenloos; geesteloos; futloos; saai |
| museibutsu-無生物 | levenloos object [wezen]; levenloze [dode; anorganische] materie |
| mushin-無心 | levenloos zijn |
| nagaraeru-長らえる | lang leven; een lang leven hebben |
| nagekikurasu-嘆き暮らす | leven [dagen doorbrengen] in rouw en verdriet |
| nagori-名残 | rest(en); overblijfsel(en); nasleep; wat over [achter] gebleven is; tastbare herinnering |
| nai-無い | niet leven; dood zijn |
| nakikurasu-泣き暮らす | zijn dagen huilend slijten; huilend de tijd [je leven] doorbrengen |
| namanamashii-生生しい | vers; ruw; onvolwassen; levendig |
| namawakuchin-生ワクチン | levend vaccin; levende entstof |
| namida-涙 | (menselijke) gevoelens (zoals medeleven en verdriet) |
| nasakebukai-情け深い | meelevend; sympathiek; welwillend; goedhartig |
| nashonaru・minimamu-ナショナル・ミニマム | nationale minimum levenstandaard |
| nebaru-粘る | plakken; kleven; plakkerig zijn; kleverig zijn |
| nechinechi-ねちねち | (onomatopee) plakkerig; klevend |
| nemuru-眠る | de ogen dichtdoen; rusten; stil [inactief; niet levendig] zijn |
| nenrin-年輪 | levenservaring |
| neoki-寝起き | het dagelijkse bestaan [leven] |
| nichijōseikatsu-日常生活 | het dagelijkse leven |
| nigiwashii-賑わしい | levendig; druk; florerend |
| nigiwasu-賑わす | opluisteren; verlevendigen; verrijken; populair maken |
| nigiyaka-賑やか | levendig; vrolijk; druk |
| nijūseikatsu-二重生活 | dubbelleven |
| nimaigai-二枚貝 | tweekleppigen; bivalvia (een klasse van in water levende weekdieren) |
| ningai-人界 | (boeddh.) (een van de tien rijken) de wereld waarin mensen leven; de menselijke wereld |
| ningenkokuhō-人間国宝 | levend nationale kunstschat (titel gegeven aan kunstenaars of traditionele ambachtslieden met een zeer hoge technische bekwaamheid) |
| ninjōbon-人情本 | (Japans literaar genre uit het begin van de 19de eeuw)) sociale roman die het liefdes- en familieleven van de burgers van Edo beschrijft |
| nokonno-残んの | overgebleven; resterend |
| nokorimono-残り物 | rest; resten; restjes; wat er is overgebleven |
| nottoru-則る | nakomen; naleven; eerbiedigen; respecteren; navolgen; corresponderen; overeenkomen; overeenstemmen; stroken met; zich conformeren aan |
| ochappii-おちゃっぴい | een kletskous; een spraakzaam [levendig] meisje |
| ogoru-奢る | in luxe leven; een luxueus leven leiden |
| okimiyage-置き土産 | afscheidscadeau; aandenken; iets dat is achtergebleven; nawerking |
| onjō-温情 | warme gevoelens; medeleven; genade; welwillendheid |
| oooku-大奥 | binnenruimte in (Edo-)kasteel waar vrouw en concubines van de Shogun verbleven |
| ōshigoto-大仕事 | grote werkzaamheid; enorme ondernemingsactiviteit; levenswerk |
| otaku-お宅 | (erend) uw echtgenoot [levenspartner] |
| paripari-ぱりぱり | (onomatopee) knapperig; krokant; knisperend; ritselend; scheurend; fonkelnieuw [strak gesteven] (van kleding); levendig; energiek |
| pinpin-ぴんぴん | (onomatopee) levendig; bruisend; energiek; krachtig; springerig |
| puraibashī-プライバシー | privacy; privésfeer; persoonlijke levenssfeer |
| raifurain-ライフライン | levenslijn (in de hand) |
| raifurain-ライフライン | reddingslijn; scheidslijn tussen leven en dood; verbindingslijn |
| raifusutairu-ライフスタイル | levensstijl; manier van leven |
| raifuwāku-ライフワーク | levenswerk |
| raise-来世 | (lett.: de komende wereld) het hiernamaals; het leven na de dood |
| rakujin-楽人 | een zorgeloos persoon; iemand die een zorgeloos leventje leidt |
| rantaisei-卵胎生 | ovoviviparie; eierlevendbarendheid |
| rekisū-暦数 | levenslot; lotsbestemming |
| rikai-理解 | sympathie; medeleven |
| rikufū-陸封 | het fenomeen dat zoutwatervissen door topografische veranderingen opgesloten worden in geheel door land omgeven water, en in zoet water verder leven |
| rojō-路上 | op weg (naar een bestemming, levensdoel, e.d.) |
| romei-露命 | het vergankelijke leven |
| sabaibaru-サバイバル | overleven; voortbestaan |
| saigo-最期 | levenseinde; iemands laatste moment (voor de dood) |
| sansetto-サンセット | levensavond; de laatste levensjaren; de oude dag |
| santoku-三徳 | de drie deugden van Boeddha (het redden van de levende wezens, het afsnijden van wereldse verlangens, en wijsheid) |
| sassuru-察する | meeleven; te doen hebben (met) |
| satoyama-里山 | bergen en bossen nabij een bevolkt gebied (waarbij de bewoners in hun levensbehoeften daarvan afhankelijk zijn) |
| sei-棲 | (in kanji combinaties) leven; wonen |
| sei-生 | het leven |
| seibetsu-生別 | bij leven gescheiden; apart [gescheiden] leven; niet meer samenwonen met iemand |
| seibutsu-生物 | levend wezen; organisme |
| seibutsu-静物 | stilleven |
| seibutsuga-静物画 | stilleven (schilderij) |
| seichō-成長 | (van levende wezens) groei; ontwikkeling |
| seiiku-成育 | levensontwikkeling; groei [ontwikkeling] (vanaf de geboorte) |
| seikan-生還 | het overleven; het er heelhuids afbrengen |
| seikatanden-臍下丹田 | het midden [centrum] van het lichaam, vlak onder de navel (gezien als de bron van spirituele levenskracht in Oosterse filosofie) |
| seikatsu-生殺 | laten leven of doden; in leven houden of laten sterven |
| seikatsu-生活 | het (dagelijks) leven; bestaan |
| seikatsuhogohō-生活保護法 | Wet op de openbare bijstand (ter garantie van een minimumlevensstandaard) |
| seikatsukūkan-生活空間 | leefruimte; levensruimte |
| seikatsukyū-生活給 | loon berekend op basis van de kosten van levensonderhoud van de werknemer (rekening houdend met leeftijd, dienstjaren en gezinssituatie) |
| seikatsushūkanbyō-生活習慣病 | levensstijl gerelateerde ziekte |
| seikatsusuijun-生活水準 | levensstandaard |
| seikatsusuru-生活する | leven; een leven leiden |
| seikei-生計 | levensonderhoud |
| seikeihi-生計費 | kosten van levensonderhoud |
| seikeihishisū-生計費指数 | kosten voor het levensonderhoud index |
| seiki-生気 | levenskracht; vitaliteit |
| seikōudoku-晴耕雨読 | op het land werken als de zon schijnt en thuis een boek lezen als het regent (verwijst naar het stille [geïsoleerde] leven op het platteland) |
| seimei-生命 | het leven; het bestaan |
| seimei-生命 | werkzame leven; carrière |
| seimeihoken-生命保険 | levensverzekering |
| seimeihokengaisha-生命保険会社 | levensverzekeringsmaatschappij |
| seimeisen-生命線 | levenslijn (in de hand) |
| seimeisen-生命線 | scheidslijn tussen leven en dood; zaak van leven of dood |
| seisai-精彩 | levendigheid; vrolijkheid |
| seisatsuyodatsu-生殺与奪 | de volledige controle hebben (over leven of dood) |
| seisei-生生 | krachtige [levendige] groei [ontwikkeling] |
| seiseikatsu-性生活 | seksleven |
| seishi-生死 | leven en [of] dood |
| seishinseikatsu-精神生活 | spiritueel [geestelijk] leven |
| seishō-清祥 | tekst in een brief om de andere persoon te feliciteren met zijn [haar] gezond en gelukkig leven |
| seishoku-生色 | gezonde [levendige] gelaatskleur |
| seisoku-棲息 | het leven; bewonen (van dieren) |
| seisoku-生息 | het leven; bewonen; bevolken (van mensen) |
| seisokusuru-生息する | bewonen; bevolken; leven [wonen] in |
| seitai-生体 | levend wezen; organisme |
| seitai-生態 | (van mensen of dieren) ecologie; leefomstandigheden; levensomstandigheden |
| seitaiishoku-生体移植 | transplantatie van een levende donor |
| seizon-生存 | het leven; bestaan; overleving |
| seizonken-生存権 | het recht op leven |
| seizonnōryoku-生存能力 | levensvatbaarheid |
| seizonsha-生存者 | overlevende |
| sekando・raifu-セカンド・ライフ | een tweede leven (met name na pensionering) |
| senchimentarizumu-センチメンタリズム | sentimentalisme; sentimentele levenshouding |
| senretsu-鮮烈 | levendig [opmerkelijk; opvallend; treffend] zijn |
| sessei-摂生 | gezond leven |
| sesshu-摂取 | (boeddhisme) redding [verlossing; bevrijding] van levende wezens |
| setsurumento-セツルメント | vestigingswerk in wijken; sociaal werk om de levensomstandigheden in arme buurten te verbeteren |
| sezoku-世俗 | wereldse zaken; het gewone leven; gewoonten en gebruiken |
| shaba-娑婆 | (boeddh.) het aardse leven; de wereld van de stervelingen |
| shakō-社交 | sociaal leven; sociale omgang [betrekkingen] |
| shayōzoku-社用族 | werknemers die genieten van een hoge levensstandaard op kosten van de baas (via hoge onkostennota's) |
| shibiru・minimamu-シビル・ミニマム | civiel minimum (minimum levensstandaard voor burgers in steden) |
| shibutsu-死物 | een (dood; levenloos) voorwerp [ding]; een nutteloos voorwerp [ding] |
| shichi-死地 | (levens)gevaarlijke plek [situatie]; de klauwen van de dood; op de rand van de afgrond |
| shichū-死中 | doodsgevaarlijke [levensgevaarlijke; hachelijke] situatie |
| shikatsu-死活 | leven en [of] dood; sterven of leven |
| shinguru・raifu-シングル・ライフ | alleen(staand) leven |
| shinibana-死に花 | postume eer; eer [erkenning] op het einde van het leven |
| shinimonogurui-死に物狂い | wanhopige vastberadenheid; met de moed der wanhoop; een strijd op leven en dood |
| shinketsu-心血 | (fig.) hartenbloed; levensvocht; hart en ziel |
| shisei-死生 | dood of leven; leven en dood |
| shiseikatsu-私生活 | privéleven |
| shisen-死線 | de grens tussen leven en dood |
| shishō-四生 | (boeddh.) de vier manieren van geboren worden (foetale geboorte (levendbarend); eiboorte (eierleggend), natte geboorte (uit vocht), en transformatie) |
| shishō-死生 | dood of leven; leven en dood |
| shishōbō-四攝法 | (boeddh.) de 4 methoden die de bodhisattvas gebruiken om levende wezens te leiden naar de Weg van de Boeddha |
| shishusuru-死守する | zich wanhopig verdedigen; verdedigen met je leven; verdedigen tot de laatste man |
| shitsugyō-失業 | zonder [verlies van] levensonderhoud [broodwinning, bestaan] |
| shiyōkigen-使用期限 | vervaldatum; houdbaarheidsdatum (niet voor levensmiddelen) |
| shōgai-生涯 | leven; levensloop; carrière |
| shōgai-生涯 | levensduur |
| shōgaigakushū-生涯学習 | levenslange training [oefening] (in technische vaardigheden, kunstvormen, e.d.) |
| shōgaikyōiku-生涯教育 | permanente educatie; levenslange leergang |
| shōgaisupōtsu-生涯スポーツ | levenslang sporten; sport die je altijd kan doen (ongeacht leeftijd) voor de gezondheid en recreatie |
| shokuhin-食品 | voedsel; voeding; levensmiddelen; voedingsmiddel |
| shokuryōhin-食料品 | levensmiddel; voedingsmiddel; proviand |
| shōmikigen-賞味期限 | houdbaarheidsdatum (voor levensmiddelen); uiterste consumptiedatum |
| shōnenba-正念場 | het moment van de waarheid; een keerpunt (in het leven); alles-of-niets [erop-of-eronder] situatie |
| shosei-処世 | (iemand's) levenswandel; levenshouding |
| shōshu-摂取 | (boeddhisme) redding [verlossing; bevrijding] van levende wezens |
| shotaiken-初体験 | de eerste ervaring [belevenis]; de eerste keer dat men iets doet |
| shujō-衆生 | (boeddh.) alle levende wezens |
| shukuaku-宿悪 | (boeddh.) slechte daden gepleegd in een vorig leven |
| shukugan-宿願 | (boeddh.) een wens [gelofte] uit een vorig leven |
| shukugō-宿業 | karma (het resultaat van goede en slechte daden in een vorig leven) |
| shukumei-宿命 | (levens)lot; noodlot; bestemming |
| shūsei-終生 | een leven lang; levenslang |
| shūsei-衆生 | alle levende wezens |
| shūshin-終身 | het hele leven; levenslang |
| shūshinkei-終身刑 | levenslange gevangenisstraf |
| shūshinkoyō-終身雇用 | vaste aanstelling; levenslange werkgelegenheid [tewerkstelling] |
| shūshinkoyōseido-終身雇用制度 | Japans systeem dat werknemers hun hele (werkzame) leven bij hetzelfde bedrijf werken |
| sō-壮 | de leeftijd vol kracht, energie en gezondheid; iemand van ca. 30 jaar; iemand in de bloei van zijn leven |
| soku-息 | (in kanji combinaties) adem; ademen; leven; rusten; rente |
| sonbō-存亡 | leven of dood; bestaan; bestemming; lot |
| sōnen-壮年 | de bloei van het leven; de beste jaren van het leven |
| sonohigurashi-其の日暮らし | een onzeker [sober] bestaan leiden; (financieel) de eindjes aan elkaar knopen; van dag tot dag leven; het leven nemen zoals het komt |
| sonzai-存在 | het bestaan; het leven; de aanwezigheid |
| sōsha-壮者 | een persoon in de bloei van zijn leven |
| suenoyo-末の世 | de laatste dagen (van het leven) |
| suitsuku-吸い付く | vastkleven; vastzuigen |
| sumai-住まい | het wonen; leven; bestaan |
| suraidingu・shisutemu-スライディング・システム | glijdende schaal systeem (methode die de lonen automatisch aanpast aan schommelingen in de index van kosten van levensonderhoud en consumptieprijzen) |
| suraidingu・sukēru-スライディング・スケール | glijdende schaal (methode die de lonen automatisch aanpast aan schommelingen in de index van de kosten van levensonderhoud, consumptieprijzen, etc) |
| suraidosei-スライド制 | glijdende schaal (methode die de lonen automatisch aanpast aan schommelingen in de index van de kosten van levensonderhoud, consumptieprijzen, etc) |
| taberu-食べる | leven (van); rondkomen (met) |
| taibyō-大病 | een ernstige [levensbedreigende] ziekte |
| taisei-大聖 | vooraanstande wijsgeer; verheven heilige (met een deugdzaam leven) |
| taisei-太清 | levenswandel; levenspad; levensweg; Tao |
| taiyōnensū-耐用年数 | levensduur (tijd dat iets mee kan, b.v. van machine, auto, e.d.) |
| takenokoseikatsu-筍生活 | het slechts in je levensonderhoud kunnen voorzien door steeds meer persoonlijke bezittingen te verkopen (gelijkend op het afpellen van een bamboescheu |
| tanazarashi-棚晒し | onoplosbaar gebleven vraagstuk [probleem] |
| tanmei-短命 | een kort leven; korte levensduur |
| tazuki-方便 | middelen van bestaan; levensonderhoud |
| tenju-天寿 | natuurlijke levensduur |
| tenmei-天命 | (levens)lot; bestemming |
| tenmei-天命 | levensduur; levensverwachting |
| tenshoku-天職 | roeping; levenswerk |
| tokka-徳化 | door een goed voorbeeld te geven (met oprechte deugdzaamheid), anderen onderwijzen en hun levenswijze te verbeteren |
| toriko-取り粉 | rijstmeel, dat (tegen het vastkleven) op het werkblad wordt gestrooid bij het maken van mochi (kleefrijstbolletjes) |
| tōshindai-等身大 | levensgrootte; ware grootte |
| toshoku-徒食 | lui [leeg] leven (zonder iets nuttigs te doen) |
| tōshū-踏襲 | het volgen; naleven (van traditionele voorbeelden of gewoonten) |
| tsukaikomu-使い込む | teveel uitgeven; op te grote voet leven |
| tsuminokoshi-積み残し | restant; achtergebleven bagage [vracht] |
| tsumitsukuri-罪作り | handelingen die in strijd zijn met de boeddhistische leer (zoals het doden of verwonden van levende wezens) |
| ujō-有情 | levende wezens |
| ujō-有情 | menselijkheid; medeleven |
| ukiyo-浮き世 | deze vergankelijke wereld (waarin wij leven); het vergankelijke [voorbijgaande; mondaine] leven |
| urakaidō-裏街道 | (fig.) zijweg; zijpad; een buitengewone levenswijze [levensstiijl] |
| uramichi-裏道 | slechte [oneerlijke] handelswijze [methode; levenswijze] |
| yakin-野禽 | wilde vogels; vogels die in het wild leven |
| yakō-夜行 | nachtleven; nachtelijk uitgaansleven |
| yaseude-瘦せ腕 | weinig levenskracht en vaardigheden hebben |
| yoasobi-夜遊び | het uitgaansleven; nachtleven |
| yokuryūseikatsu-抑留生活 | het leven in een interneringskamp |
| yomei-余命 | de laatste levensjaren; de rest van je leven |
| yononaka-世の中 | de wereld; het leven |
| yosei-余生 | de laatste jaren (van een mensenleven) |
| yōshō-要衝 | een (strategisch) belangrijke positie [plaats]; essentieel punt; zaak van levensbelang |
| yowatari-世渡り | het de kost verdienen; levensonderhoud |
| yoyo-代代 | (boeddh.) levenstijd [tijdperk; wereld] in het verleden, heden en toekomst |
| yūdō-有道 | (het volgen van) de juiste weg; deugdzaam levenspad |
| yūei-遊泳 | leven; levenshouding; gedrag; levensstijl; levensonderhoud |
| yumemi-夢見 | het dromen, het zien [beleven] van een droom |
| yunittogatatōshishintaku-ユニット型投資信託 | unit investment trust, Amerikaans beleggingsfonds dat op de beurs wordt verhandeld en een vaste effectenportefeuille heeft met een vaste levensduur |
| yūsei-幽棲 | afgezonderd leven (weg van de mondaine wereld) |
| yūyarō-遊冶郎 | een levensgenieter; losbandig persoon; losbol; vrijbuiter |
| yūyūjiteki-悠悠自適 | een rustig, teruggetrokken leven leiden; eervolle rust na een welbesteed leven |
| zanketsu-残欠 | restant; fragment; overgebleven deel |
| zanpan-残飯 | overgebleven voedsel; restjes; kliekjes |
| zanpen-残片 | overblijfsel; overgebleven stuk [fragment] |
| zansei-残生 | de laatste jaren (in een mensenleven) |
| zansetsu-残雪 | overgebleven sneeuw; sneeuw die lang is blijven liggen |
| zanteki-残敵 | de overgebleven vijand; het resterende vijandelijke leger |
| zantō-残党 | de overlevenden; overgeblevenen; achterblijvers |
| zashoku-座食 | leven in ledigheid; nietsdoen; eten zonder ervoor te werken |
| zendō-善道 | (boeddh.) een goede wereld, d.w.z. van goden of van mensen (door goede daden in dit leven kan men na de dood in zo'n goede wereld worden herboren) |
| zenhansei-前半生 | de eerste helft van iemand's leven |
| zense-前世 | een vorig leven [bestaan] |
| zenshin-前身 | (boeddh.) een eerdere incarnatie; iemands vorige leven |
| zenshō-前生 | een vorige leven [bestaan] |
| zenshu-善趣 | (Boeddh) een goede wereld, d.w.z. van de goden of van de mensen (door goede daden te doen in dit leven kan men na de dood in zo'n goede wereld worden |
| zetsumei-絶命 | het sterven; levenseinde |
| zokkai-俗界 | de seculiere maatschappij [samenleving]; de wereld van alledag; de wereld om ons heen; het leven van alledag |
| zokusai-俗才 | wereldwijsheid; levenservaring |
| zonjō-存生 | het leven; in leven zijn |
| zonmei-存命 | in leven zijn; bij leven |