目(眼) me
1 oog
目を覚ます
wakker maken
wakker maken
目が覚める
wakker worden
wakker worden
お目にかかる
(nederige vorm voor) ontmoeten
(nederige vorm voor) ontmoeten
目を合わす
elkaar in de ogen kijken
elkaar in de ogen kijken
目を細める; 目を細くする
stralen van plezier [blijdschap] (lett. de ogen kleiner maken)
stralen van plezier [blijdschap] (lett. de ogen kleiner maken)
2 een blik; oogopslag
3 oog (fig.); opinie; gezichtspunt; inzicht
4 gezichtsvermogen; gezichtsveld
5 korrel; textuur (weefsel); (brei)steek
6 ervaring; belevenis
7 achtervoegsel voor de vorming van rangtelwoorden
8 tand (van een kam, zaag, etc.)
Spreekwoord(en)/gezegde(s)
目は口ほどに物を言う
Ogen spreken luider dan woorden. (lett. ogen kunnen net zo goed spreken als de mond)
Ogen spreken luider dan woorden. (lett. ogen kunnen net zo goed spreken als de mond)
目は心の鏡
De ogen zijn de spiegels van de ziel.
De ogen zijn de spiegels van de ziel.
Zie ook: アイ