Kruisverwijzing
luid
| lemma | meaning |
|---|---|
| adanami-徒波 | (het geluid van) onstuimige golven |
| afureko-アフレコ | het indubben (van geluid bij film) |
| afutā・rekōdingu-アフター・レコーディング | indubben (van geluid bij film) |
| agaki-足掻き | het ondeugend en luidruchtig zijn (van een kind) |
| ahaha-あはは | haha (geluid van vrolijk gelach) |
| aizuchi-相槌 | instemmende geluiden [gebaren]; tussenwerpsels (om te laten merken dat je luistert en om het gesprek op gang te houden) |
| akōsutikku・saundo-アコースティック・サウンド | akoestisch geluid |
| ashioto-足音 | het geluid van voetstappen |
| baa-ばあ | (onomatopee) troostend geluid (voor een kind) |
| bakuon-爆音 | zoemend [brullend] geluid; motorgeluid |
| bakuon-爆音 | geluid van een explosie |
| bakushō-爆笑 | schaterlach; lachsalvo; luidruchtig gelach |
| biin-びいん | kletterend geluid; tjink; ploink |
| bion-鼻音 | nasaal geluid; nasale klank; een nasaal |
| biribiri-びりびり | geluid van scheurend papier |
| bishibishi-びしびし | (onomatopee) het geluid van klappen [slaan; snuiven] |
| bōon-防音 | geluidsisolatie |
| bōongarasu-防音ガラス | geluidswerend [geluiddicht] glas |
| bōongōzō-防音構造 | geluiddichte [geluidswerende] constructie |
| bōonheki-防音壁 | geluidswal |
| bōonsei-防音性 | geluiddichtheid |
| bōonsetsubi-防音設備 | geluidsisolatie |
| bōonshitsu-防音室 | geluiddichte kamer |
| bōonsōchi-防音装置 | geluid isolerend [geluiddichtend] apparaat |
| bōontairu-防音タイル | akoestische [geluidswerende] tegel |
| boryūmu-ボリューム | volume (geluidssterkte) |
| burabura-ぶらぶら | (geluid van) heen- en-weer slingeren; bungelen; slenteren |
| byūbyū-びゅうびゅう | (geluid van) loeiende wind, e.d. |
| chiisai-小さい | laag (stem, geluid, etc.) |
| chiisana-小さな | laag (stem, geluid, etc.) |
| dabingu-ダビング | het indubben [bijmixen] van geluid in een film; nasynchronisatie |
| dasu-出す | maken (van geluid, vuur) |
| demotēpu-デモテープ | demobandje (geluids- of videoband voor reclame- en marketingdoeleinden) |
| deshiberu-デシベル | decibel (eenheid van geluidsintensiteit) |
| donchansawagi-どんちゃん騒ぎ | wild [luidruchtig; losbandig] vermaak; orgie |
| dondon-どんどん | geroffel; getrommel (geluid) |
| dōon-同音 | hetzelfde geluid; dezelfde klank; homofonie |
| dosudosu-ドスドス | (onomatopee) stampend geluid (b.v. van een heimachine of van de zware voetstappen van een zwaarlijvig persoon of dier) |
| doyadoya-どやどや | geluid van vele voetstappen [van een menigte mensen] (onomatopee) |
| fēdoauto-フェードアウト | (beeld) het vervagen [uitvloeien]; (geluid) het wegsterven |
| forutishimo-フォルティシモ | fortissimo; zeer luid (muziekterm) |
| fuminarasu-踏み鳴らす | stampen (met de voeten); luidruchtig lopen |
| furattā-フラッター | flutter (toonvervorming bij geluidsopname) |
| futtsuri-ふっつり | het (geluid van het) breken van een draad, snaar, etc. |
| gabugabu-がぶがぶ | (onomatopee) het geluid van slikken; (op)slokkend; snel [veel] drinkend |
| gakugaku-諤諤 | brutaal; luidruchtig |
| gangan-がんがん | dreunend [galmend; bulderend; bonzend] geluid [lawaai] |
| gatagata-がたがた | ratelend [krakend; rammelend] (geluid) |
| gayagaya-がやがや | (onomatopee) luidruchtig; rumoerig; geroezemoes; geklets; gelach |
| gion-擬音 | geluidseffect |
| gōgō-囂囂 | donderend [rommelend; brullend; gierend] geluid |
| gōkyū-号泣 | luide klaagzang; geweeklaag; gejammer |
| gōon-号音 | geluidssignaal; geluidssein (via een tempelbel, luidklok, grote trommel, trompet, etc.) |
| gōon-轟音 | brullend [donderend] geluid |
| gorogoro-ごろごろ | (onomatopee) gerommel; gedonder; geluid van iets dat hard naar beneden rolt |
| gotsugotsu-ごつごつ | (onomatopee) geluid van hoesten [bonken] |
| gōzen-轟然 | een daverend [donderend] geluid (zoals van een explosie of een langs denderende truck of trein) |
| gubigubi-ぐびぐび | (onomatopee) klokkend geluid; met grote slokken (alcoholische dranken) drinken |
| gyokuon-玉音 | een mooi stemgeluid |
| gyūgyū-ぎゅうぎゅう | (onomatopee) krakend [piepend] geluid |
| haifai-ハイファイ | (high fidelity) hifi (geluidsinstallatie) |
| hanatsu-放つ | een licht [glans; geur; geluid] afgeven |
| haretsuon-破裂音 | een harde knal; (geluid van) een explosie |
| hariharinabe-はりはり鍋 | Japanse stoofschotel met (mizuna) groente en vlees (oorspronkelijk walvisvlees) (harihari is een onomatopee voor het geluid van kauwen) |
| hatahata-はたはた | (geluid van) geklapper [geflapper] (in de wind) |
| hibiki-響き | geluid; klank |
| hibiki-響き | resonantie; vibratie; akoestiek; kwaliteit van een geluid |
| hibiku-響く | (van verre) weerklinken; weergalmen; echoën; ver reiken (geluid) |
| hirou-拾う | oppikken (geluid, etc.); iemand oppikken [ophalen] |
| hitahita-ひたひた | (onomatopee) een kabbelend geluid (als van golven) |
| hitogoe-人声 | (het geluid van) de (menselijke) stem |
| hōgin-放吟 | het luid [hardop] zingen [reciteren] |
| hōginsuru-放吟する | luid [hardop] zingen [reciteren] |
| hon-ホン | foon (eenheid die de luidheid van geluid uitdrukt) |
| ikoraizā-イコライザー | (voorversterker voor geluidsweergave) equalizer; toonregelaar |
| iyāmafu-イヤーマフ | oorbeschermer (geluidisolerend) |
| jakuon-弱音 | zacht [zwak] geluid |
| jirijiri-じりじり | geknetter; gesis; sissend [knetterend] geluid |
| kabura-鏑 | (afk. voor) een pijl met een fluitje aan de pijlpunt, dat geluid maakt als de pijl wordt afgeschoten; werd gebruikt door samoerai in het feodale Japan |
| kaburaya-鏑矢 | een pijl waar aan de punt een fluitje is bevestigd (dat geluid maakt als de pijl wordt afgeschoten; werd gebruikt door samoerai in het feodale Japan) |
| kaion-快音 | een specifiek [herkenbaar] geluid (zoals van een honkbakslag of een brullende motor) |
| kakikesu-掻き消す | uitvegen; uitwissen; overstemmen (geluid) |
| kakuseiki-拡声器 | megafoon; luidspreker |
| kamabisushii-囂しい | luid; luidruchtig; rumoerig; lawaaiig |
| kanakana-かなかな | avondcicade (naar het geluid dat die maakt) |
| kanetataki-鉦叩き | een soort krekel (Ornebius kanetataki, zo genoemd omdat het geluid ervan lijkt op het tikken op een metalen bel) |
| karigane-雁が音 | roep [geluid] van een wilde gans |
| kasakasa-かさかさ | (onomatopee) ritselend (geluid) |
| kashigamashii-囂しい | luidruchtig; lawaaiig |
| kashimashii-囂しい | luidruchtig; lawaaiig |
| kawaita-乾いた | schril; scherp (geluid, e.d.) |
| kawaoto-川音 | het geruis [gekabbel] van een rivier; geluid van stromend (rivier) water |
| ken-喧 | (in kanji combinaties) luidruchtig; lawaaierig; lawaaiig rumoerig |
| ketatamashii-けたたましい | luidruchtig; lawaaiig; snerpend |
| kikitsukeru-聞きつける | horen; (geluid; woorden) opvangen |
| kikiwakeru-聞き分ける | goed kunnen horen; geluiden goed kunnen onderscheiden |
| kiteki-汽笛 | het geluid van een stoomfluit |
| koe-声 | dierengeluid (van een vogel, insect, e.d.) |
| kōei-高詠 | het hardop [luid] zingen |
| kokusuru-哭する | bewenen; luid klagen; jammeren |
| korokoro-ころころ | (onomatopee) rollend; klaterend (geluid) |
| kosuru-鼓する | een muziekinstrument bespelen; luiden; bellen |
| kotsukotsu-こつこつ | (geluid van) kloppen; tikken |
| kōwa-高話 | (met) luide stem |
| kowane-声音 | stemgeluid; toon; timbre |
| kyōjaku-強弱 | hard [luid] en zacht; beklemtoning |
| kyōon-跫音 | het geluid van voetstappen |
| mafurā-マフラー | geluiddemper; knaldemper; knalpot (voor de uitlaat van een voertuig) |
| mahha-マッハ | mach (verhouding tussen stromingssnelheid (b.v. bij het vliegen) en de snelheid van het geluid; vernoemd naar Ernst Mach) |
| maigo-迷子 | een bepaalde variant van begeleidende kabuki muziek [geluidseffecten] |
| masatsuon-摩擦音 | een fricatief (medeklinker met wrijvend of sissend geluid, zoals f, s, ch) |
| matsukaze-松風 | (het geluid van) de wind die waait door de dennenbomen |
| megafon-メガフォン | megafoon; luidspreker |
| megahon-メガホン | megafoon; luidspreker |
| meidō-鳴動 | gerommel; rommelend geluid; gedreun |
| mikisā-ミキサー | mixer (groente- of fruitmixer; cementmixer; geluidsmixer) |
| mimizunaku-蚯蚓鳴く | het geluid van de regenwormen (in de (regenachtige) herfstnacht; wordt gebruikt als uitdrukking voor eenzaamheid) |
| mogaribue-虎落笛 | het fluitende geluid van een winterse wind die door een bamboe hek waait |
| monooto-物音 | een geluid; klank |
| muon-無音 | geluidloosheid |
| nagasu-流す | stromen; golven (geluid; elektriciteit) |
| nakigoe-鳴き声 | dierengeluiden (geblaf, gehinnik, gekwaak, gefluit, gemiauw, etc.) |
| naku-鳴く | (het geluid maken van dieren) piepen; zingen; tjilpen; huilen; krijsen |
| namimakura-波枕 | het geluid van de golven bij nacht (als je in bed ligt) |
| nanoru-名乗る | namen geven aan vogels en insecten naar het geluid dat ze maken |
| nari-鳴り | het klinken; de klank; het gerinkel; geluid; resonantie |
| naru-鳴る | klinken; luiden; bellen; rinkelen; slaan (van een klok bv.) |
| naruko-鳴子 | een ratel (van bamboestokjes op een houten plank, en door eraan te trekken komt er geluid uit), wordt gebruikt om vogels weg te jagen van de velden |
| ne-音 | (in kanji combinaties) geluid; toon; klank |
| nemimi-寝耳 | geluiden die je hoort terwijl je slaapt |
| nobutoi-野太い | (van een stem) luid; hard; schor |
| noizu-ノイズ | (hard) geluid; lawaai; ruis |
| ōdio-オーディオ | audio; geluid |
| on-音 | geluid; klank |
| onkyō-音響 | geluid; echo; weerklank; weergalm; resonantie; akoestiek |
| onpa-音波 | geluidsgolf |
| onryō-音量 | (geluid)volume |
| onsei-音声 | stem(geluid); audio |
| oogoe-大声 | een luide [harde] stem |
| oowaraisuru-大笑いする | schaterlachen; luid [bulderend] lachen; brullen van het lachen |
| oto-音 | geluid; klank; lawaai |
| pachipachi-ぱちぱち | geknetter; knappend geluid |
| pachipachi-ぱちぱち | geklik (het repeterende geluid van achter elkaar foto schieten) |
| panpan-ぱんぱん | (onomatopee) pang pang; geluid van geknal [schoten; vuurwerk, etc.) |
| parapara-ぱらぱら | (onomatopee) in kleine hoeveelheden (druppels, e.d.) naar beneden vallend (het geluid daarbij): gedruppel; gekletter |
| patapata-ぱたぱた | (geluid van) gekletter (regen); getrippel (voeten); geklapper (doek, etc.); geflapper (vleugels) |
| piripiri-ぴりぴり | (onomatopee) scheurend (geluid) |
| piripiri-ぴりぴり | (onomatopee) fluitend (geluid) |
| pochapocha-ぽちゃぽちゃ | (onomatopee) het geluid van opspattend water |
| pokanto-ぽかんと | met een krak [klap; bons] (geluid) |
| pokkuri-ぽっくり | het geluid van de hoeven van een paard dat stapvoets loopt |
| pororito-ぽろりと | (onomatopee) geluid van het vallen van een druppel [traan] |
| pororito-ぽろりと | (onomatopee) geluid van iets dat uit de handen glijdt |
| potarito-ぽたりと | (onomatopee) (geluid van) gedruppel; druppelend; druipend |
| pōtto-ぽうっと | scherp [schril] geluid |
| pūpū-ブーブー | (onomatopee) knor-knor (geluid van een varken) |
| pyūpyū-ぴゅうぴゅう | (onomatopee) scherp [schril] [hoog] fluitend geluid van wind of projectielen |
| ranchikisawagi-乱痴気騒ぎ | wild [luidruchtig; losbandig] vermaak; orgie |
| raudosupīkā-ラウドスピーカー | luidspreker |
| reppaku-裂帛 | (het geluid van) scheuren of knippen van een stuk stof |
| reppaku-裂帛 | een luide [schrille] kreet [schreeuw] |
| rēzā・disuku-レーザー・ディスク | laserdisk; Cd-video (een analoge optische schijf voor het bewaren van beeld en geluid) |
| rin-鈴 | bel; belgeluid |
| rinto-凛と | (geluid) resonerend; weerklinkend; helder |
| rokuon-録音 | geluidsopname |
| rokuonsuru-録音する | opnemen (geluid) |
| ryūryō-嚠喨 | welluidendheid |
| sairen-サイレン | sirene (geluidssignaal) |
| sairensā-サイレンサー | geluiddemper; geluidsdemper |
| sairento-サイレント | stil; geluidloos; rustig |
| saundo-サウンド | geluid |
| saundoāto-サウンドアート | geluidskunst |
| saundo・chekku-サウンド・チェック | geluidstest |
| saundo・efekuto-サウンド・エフェクト | geluidseffecten |
| saundo・kādo-サウンド・カード | geluidskaart |
| saundo・supekutorogurafu-サウンド・スペクトログラフ | geluidsspectrograaf |
| saundo・torakku-サウンド・トラック | soundtrack; geluidsspoor; filmmuziek |
| sawagu-騒ぐ | stampij [drukte] maken (om iets); luid protesteren |
| sayasaya-さやさや | (onomatopee) zacht geruis; een ruisend geluid |
| seion-声音 | stemgeluid |
| seion-清音 | helder geluid |
| sendenkā-宣伝カー | reclamewagen; luidsprekerwagen |
| shā-シャー | het (geluid van) blazen; sissen (b.v. van een kat) |
| shaonheki-遮音壁 | geluidsscherm; geluidswal |
| shibui-渋い | scherp; hard (geluid) |
| shinifie-シニフィエ | (taalkunde) vorm; teken; geluid (signified) |
| shinrei-振鈴 | het geluid [het luiden] van een bel [klok] |
| shisutemu・konpōnento-システム・コンポーネント | een stereo set [stereotoren] (bestaande uit afspeelapparatuur, versterker en luidspreker) |
| shōfū-松風 | (het geluid van) de wind die waait door de dennenbomen |
| shoki-所記 | (taalkunde) vorm; teken; geluid (signified) |
| shōon-消音 | geluiddemping |
| shōonki-消音器 | geluiddemper; geluidsdemper |
| shōrai-松籟 | het geluid van de wind die waait door pijnbomen |
| shōrai-松籟 | het geluid van een kokende theeketel |
| sōon-騒音 | lawaai; herrie; wanklank; geluidsoverlast |
| sōonkōgai-騒音公害 | geluidsoverlast |
| sorane-空音 | geluid dat men meent te horen maar er niet echt is; vermeend dierengeluid |
| sōzen-騒然 | (騒然たる, bnw.) lawaaiig; luidruchtig; onrustig |
| sukōkā-スコーカー | luidsprekersysteem voor middentonen |
| supīkā-スピーカー | luidspreker; speaker |
| suriban-擦り半 | alarmbel bij brand(gevaar) in de buurt, die zonder ophouden wordt geluid |
| suribanshō-擦り半鐘 | alarmbel bij brand(gevaar) in de buurt, die zonder ophouden wordt geluid |
| tachikaze-太刀風 | het zoevende geluid [geruis] van een zwaardslag; de wind veroorzaakt door een zwaardslag |
| taisei-大声 | een luide [harde] stem |
| taishō-大笑 | luid gelach; schaterlach |
| takabanashi-高話 | (met) luide stem |
| takaibiki-高鼾 | luid gesnurk |
| takaraka-高らか | luid |
| takawarai-高笑い | een luide lach; lachsalvo; gehinnik |
| tenrai-天籟 | het geluid van de natuur [van de wind} |
| tonaeru-唱える | (luid) roepen; schreeuwen |
| toone-遠音 | een ver geluid; geluid in de verte |
| tsutsuoto-筒音 | geluid van een geweerschot |
| ubugoe-産声 | eerste geluid [kreet] van een pasgeboren baby |
| uēbu-ウエーブ | golf (elektriciteit, geluid, radio, etc.) |
| ūfā-ウーファー | woofer (luidsprekersysteem voor lage tonen) |
| ufufu-うふふ | hihi (geluid van gegrinnik) |
| unasareru-魘される | een nachtmerrie hebben; geluiden maken terwijl je slaapt; onrustig slapen |
| urusai-煩い | lawaaierig; luidruchtig |
| usei-雨声 | het geluid van regen |
| waiwai-わいわい | (onomatopee) lawaai(eri)g; luidruchtig |
| wan-ワン | woef (het geluid van blaffen van een hond) |
| waregane-割れ鐘 | (metafoor voor) een luide, schorre stem |
| warusawagisuru-悪騒ぎする | druk [luidruchtig] feestvieren, zonder rekening te houden met de overlast voor anderen |
| yaji-野次 | boegeroep; hoongelach; gejoel; luide kritiek |
| yakamashii-喧しい | luidruchtig; lawaaierig; rumoerig |
| yamanari-山鳴り | het rommelend geluid van een berg [vulkaan] |
| yanari-家鳴り | het (geluid van) gerommel [gekraak] (van een huis b.v. door het krimpen van houten bouwmaterialen door temperatuurverschillen) |
| yan'ya-やんや | toejuichingen (zoiets als: Ned. bravo!; (Eng. wow); luid applaus |
| zaazaa-ざあざあ | (geluid van) harde regen [hard stromend water] |
| zakuzaku-ざくざく | (onomatopee) krakend geluid (zoals bij lopen op ijzige sneeuw) |
| zatsuon-雑音 | geruis; geluid; ruis (van harttonen, frequenties, e.d.) |
| zawameku-ざわめく | (onomatopee) luidruchtig [lawaaierig] zijn; commotie veroorzaken; ritselen (van bladeren) |
| zawatsuku-ざわつく | (onomatopee) luidruchtig [lawaaierig; onrustig] zijn; ritselen (van bladeren); rillen |
| zawazawa-ざわざわ | (onomatopee) luidruchtig; lawaaierig; onrustig; geritsel (van bladeren); rillerig |
| zawazawasuru-ざわざわする | (onomatopee) luidruchtig [lawaaierig] zijn; commotie veroorzaken; ritselen (van bladeren); rillen; bibberen |
| zāzā-ざーざー | (onomatopee) (het geluid van) gekletter van harde regen |
| zōfuku-増幅 | versterking (elektriciteit, geluid) |