Kruisverwijzing
geluk
lemma | meaning |
---|---|
aiai-藹藹 | harmonieus; vredig; vreedzaam; gelukkig |
akubi-悪日 | een ongeluksdag; een kwade [slechte] dag; een dag met slechte voortekenen |
akuhō-悪報 | (boeddh.) straf [ongeluk; pech] als gevolg van slechte daden |
akuji-悪事 | een tegenvaller; tegenslag; ongeluk(je) |
akujin-悪神 | kwade [ongeluk brengende] goden |
akunichi-悪日 | een ongeluksdag; een kwade [slechte] dag; een dag met slechte voortekenen |
akushidento-アクシデント | ongeluk |
akutaimatsuri-悪態祭 | het festival waar de tempelbezoekers elkaar grove verwensingen toeroepen, en de winnaar van het woordengevecht geluk in de toekomst voorspeld wordt |
akuun-悪運 | pech; geen geluk |
akuun-悪運 | het geluk van de duivel hebben; er goed vanaf [mee weg] komen; zwijnen |
ankensatsu-暗剣殺 | één van de richtingen [kompas-punten] in de Chinese astrologie; een noodlottige [ongeluk brengende] richting |
anrakkī-アンラッキー | onfortuinlijk; ongelukkig |
aoitori-青い鳥 | ook gebruikt in de betekenis van: geluk (dat men niet bemerkt ook al is het dichtbij) |
ataridoshi-当たり年 | een goed [gelukkig] jaar |
atarihazure-当たり外れ | een kwestie van geluk; onvoorspelbaar; lukraak; met wisselend resultaat |
atariya-当たり屋 | iemand die succesvol is; iemand die veel geluk heeft (b.v. bij gokken) |
atariya-当たり屋 | iemand die zich opzettelijk een ongeluk laat overkomen (om schadegeld te claimen) |
aware-哀れ | Ah; Oh; (als tussenwerpsel: een woordje dat uitdrukking geeft aan diepe gevoelens van bewondering [vreugde; geluk; verdriet]; |
awayokuba-あわよくば | indien mogelijk; als de omstandigheden het toelaten; als ik geluk heb |
ayamatte-誤って | per ongeluk; per abuis; bij vergissing |
benten-弁天 | Benten (= Benzaiten), godin van muziek, welsprekendheid en kunst (meestal afgebeeld met een luit; 1 van de 7 geluksgoden uit de Japanse mythologie) |
benzaiten-弁財天 | Benzaiten, godin van muziek, welsprekendheid en kunst (meestal afgebeeld met een luit), 1 van de 7 geluksgoden uit de Japanse mythologie |
betsujō-別条 | tegenslag; tegenvaller; ongeluk(je) |
bigināzu・rakku-ビギナーズ・ラック | meer geluk dan wijsheid |
bishamonten-毘沙門天 | Bishamonten (Vaishravana), god van rijkdom en overwinning, (afgebeeld in harnas,met schatkamer), 1 van de 7 geluksgoden uit de Japanse mythologie |
buunchōkyū-武運長久 | oorlogsgeluk; (hoop op) voortdurende overwinningen |
daikichi-大吉 | veel geluk [mazzel; voorspoed] |
daikokuten-大黒天 | Daikokuten (Mahākāla), god van rijkdom en handel (meestal afgebeeld met een houten hamer), 1 van de 7 geluksgoden uit de Japanse mythologie |
daikyō-大凶 | grote pech [tegenslag; tegenspoed]; veel ongeluk |
dainan-大難 | grote ramp; ernstig ongeluk; calamiteit |
ebisu-恵比須 | Ebisu, god van visserij, scheepvaart en handel (meestal afgebeeld met hengel en vis), 1 van de 7 geluksgoden uit de Japanse mythologie |
ehō-恵方 | gunstige [geluksbrengende] richting (vroeger de richting van waaruit de nieuwjaarsgoden kwamen) |
ehōmaki-恵方巻 | een hele (ongesneden) sushi-rol (wordt gegeten als geluksbrenger tijdens het Setsubun festival) |
engimono-縁起物 | gelukssymbool; geluksbrenger; talisman |
fuito-ふいと | plotseling; onverwacht; toevallig; per ongeluk |
fukitsu-不吉 | ongeluk; pech; slecht voorteken |
fukō-不幸 | ongeluk; ellende; tegenslag; pech; ongelukkigheid |
fuku-福 | geluk; voorspoed; rijkdom; welvaart |
fukurokuju-福禄寿 | Fukurokuju, god van geluk, rijkdom en een lang leven (vaak afgebeeld met een lang hoofd), 1 van de 7 geluksgoden uit de Japanse mythologie |
fusagari-塞がり | slechte [ongelukbrengende} richting |
fushiawase-不幸せ | ongeluk; ellende; tegenslag; pech; ongelukkigheid |
fuun-不運 | tegenslag; pech; tegenspoed; ongeluk |
gakidō-餓鬼道 | Het rijk van de hongerige geesten (een van de ongelukkige rijken van wedergeboorte in de boeddhistische cyclus van bestaan) |
gashi-賀詞 | felicitatie(s); felicitatie kaart [brief; bericht]; gelukwens; nieuwjaarswens |
genba-現場 | plaats waar iets is gebeurd (b.v. een misdrijf of ongeluk) |
genbahozon-現場保存 | het beschermen [bewaren; intact houden] van de plaats van een misdrijf of ongeluk |
genbakenshō-現場検証 | (politie)onderzoek ter plaatse (van een misdrijf of ongeluk) |
genbashūhen-現場周辺 | directe omgeving van de plaats van een misdrijf of ongeluk |
genjō-現場 | plaats waar iets is gebeurd (b.v. een misdrijf of ongeluk) |
gonan-御難 | ongeluk; ramp(spoed); calamiteit |
goshintō-御神灯 | lantaarn als geluksbrenger opgehangen bij huizen van artiesten, geisha's e.d. |
guddo・rakku-グッド・ラック | veel geluk [succes] |
hairu-ハイル | geluk; voorspoed; zegen |
hakarazumo-図らずも | onverwacht; toevallig; per ongeluk |
hakumei-薄命 | tegenslag; tegenspoed; ongeluk; droevig lot |
hashinakumo-端無くも | onverwacht; toevallig; per ongeluk |
hatsukaebisu-二十日戎 | Hatsuka Ebisu, een festival op 20 oktober (soms op 20 januari) ter ere van Ebisu, één van de 7 Geluksgoden van Japan |
henji-変事 | ongeluk; noodgeval; onverwachte gebeurtenis |
hinami-日並み | een goede [gunstige] dag; dag die geluk brengt |
hiun-非運 | pech; tegenslag; ongeluk |
hiyoku-比翼 | een mythische vogelpaar uit het Oude China met ieder één vleugel en één oog; ook gebruikt als metafoor voor een gelukkig liefdespaar |
hiyokunotori-比翼の鳥 | een mythische vogelpaar uit het Oude China met ieder één vleugel en één oog; ook gebruikt als metafoor voor een gelukkig liefdespaar |
hōjū-放獣 | het vangen van een dier (b.v. een beer) en elders (in een natuurgebied) uitzetten; het per ongeluk vangen van een dier en weer vrijlaten; bijvangst |
horidashimono-掘り出し物 | een gelukkige vondst; mazzel; toevalstreffer |
hoshimawari-星回り | een van de sterren aan de hand waarvan (via het geboortejaar) het lot [geluk] van iemand wordt bepaald |
hotei-布袋 | Hotei, god van overvloed en goede gezondheid (afgebeeld met dikke buik en zak op zijn rug), 1 van de 7 geluksgoden uit de Japanse mythologie |
hyotto-ひょっと | mogelijk; misschien; toevallig; onbedoeld; per ongeluk |
ikiyōyō-意気揚揚 | dolgelukkig [triomfantelijk; trots; opgetogen] zijn |
imon-慰問 | bezoek (uit medeleven) aan een ongelukkig persoon of iemand die het moeilijk heeft |
imonsuru-慰問する | (uit medeleven) een ongelukkig persoon of iemand die het moeilijk heeft bezoeken |
isamiashi-勇み足 | bij sumo(worstelen) een tegenstander naar de rand van de ring brengen maar dan per ongeluk zelf uit de ring stappen |
ishitsu-遺失 | verlies; vergetelheid; het verliezen; vergeten; (per ongeluk) achterlaten (b.v. een paraplu in de bioscoop) |
iyasaka-弥栄 | voorspoed; geluk |
iyasaka-弥栄 | (gelukwens:) veel geluk; hoera; het ga je goed |
jiko-事故 | (verkeers)ongeluk |
jinkusu-ジンクス | vloek; ongeluksbode |
ju-寿 | felicitaties; gelukwensen; kado ter felicitatie |
jurōjin-寿老人 | Jurōjin, god van een lang leven (vaak afgebeeld met lange baard en staf), 1 van de 7 geluksgoden uit de Japanse mythologie |
kafuku-禍福 | geluk en ongeluk; voor- en tegenspoed; goed en kwaad; wel en wee |
kahō-果報 | geluk; voorspoed |
kasō-家相 | de (gunstige of ongunstige) ligging, windrichting, plattegrond, etc. van een huis (in verband gebracht met geluk of pech) |
kega-怪我 | ongeval; ongeluk; fout |
keiji-慶事 | een gelukkige gebeurtenis (huwelijk, geboorte, e.d.); een viering; feest |
kichijitsu-吉日 | geluksdag |
kichinichi-吉日 | een geluksdag; een goede dag; een dag met goede voortekenen |
kikkyō-吉凶 | geluk of ongeluk; het (nood)lot |
kinga-謹賀 | beste wensen; gelukwensen |
kingashinnen-謹賀新年 | beste wensen voor het nieuwe jaar; Gelukkig Nieuwjaar (schrijftaal) |
kinkinzen-欣欣然 | erg blij [gelukkig; vrolijk] zijn; er blij uitzien |
kin'un-金運 | economische voorspoed; geluk [succes] met geld |
kishokumanmen-喜色満面 | stralen van geluk; er stralend [gelukkig] uitzien |
kōfuku-幸福 | geluk |
koikaze-恋風 | (lett. liefdeswind) een woord dat wordt gebruikt om uit te drukken een ongelukkige liefde (liefde die bekoeld wordt door de wind) |
kotobuki-寿 | gelukwensen; felicitaties; beste wensen |
kōtsūjiko-交通事故 | verkeersongeluk |
kōun-幸運 | geluk; succes; mazzel |
kyōga-恭賀 | respectvolle gelukwens |
kyōgashinnen-恭賀新年 | Gelukkig Nieuwjaar (groet op nieuwjaarskaart) |
kyūseki-休戚 | vreugde en verdriet; geluk en ongeluk |
maeyaku-前厄 | (psychologie) het jaar voorafgaand aan de kritieke leeftijd [periode]; het jaar voor het ongeluksjaar |
magagoto-禍言 | onheilspellende [ongeluk brengende] woorden |
magure-紛れ | geluk; mazzel; toevalstreffer |
magureatari-紛れ当たり | een toevalstreffer [gelukstreffer] |
manekineko-招き猫 | gelukskatje (beeldje van een kat die met een bewegende voorpoot klanten binnen wenkt (li-poot) of voorspoed en rijkdom binnenhaalt (re-poot)) |
marumi-丸み | blij [gelukkig; vredig; tevreden] zijn |
mawariawase-回り合わせ | toeval; lot; geluk; lotswisseling; lotsverandering |
medetashimedetashi-めでたしめでたし | happy end; goede afloop; 'en ze leefden nog lang en gelukkig' |
meguriawase-巡り合わせ | toeval; lot; geluk; lotswisseling; lotsverandering |
meifuku-冥福 | hemelse zaligheid; geluk in het hiernamaals |
mekkemono-目っけ物 | veel geluk; mazzel |
misanga-ミサンガ | een geluksarmbandje (van geknoopt koord) |
moribana-盛り花 | (bakje) zout bij een ingang als geluksbrenger |
morijio-盛り塩 | een hoopje zout bij de voordeur (van restaurants, etc.) als gelukaanbrenger |
morishio-盛り塩 | (bakje) zout bij een ingang als geluksbrenger |
muchiuchi-鞭打ち | (afk. voor) whiplash; zweepslag (t.g.v. een auto-ongeluk e.d.) |
muchiuchishō-鞭打ち症 | whiplash; zweepslag (t.g.v. een auto-ongeluk e.d.) |
nan-難 | ongeluk; ongeval |
omedetai-おめでたい | vreugdevol; verheugend; heugelijk; gelukkig |
omikuji-御神籤 | (bij tempel getrokken) geluksbriefje |
oriashiku-折悪しく | helaas; ongelegen; slecht uitkomend; op een ongelukkig moment; jammer genoeg |
oriyoku-折好く | gelukkig; gelukkigerwijs |
pororito-ぽろりと | per ongeluk [onbedoeld] (iets onthullen, laten vallen, b.v. een geheim) |
rōdōsaigai-労働災害 | arbeidsongeval; ongeluk op [tijdens] het werk |
roku-禄 | geschenk [geluk] uit de hemel |
saika-災禍 | (natuur)ramp; catastrofe; calamiteit; onheil; ongeluk |
sainan-災難 | ramp; ellende; onheil; ongeluk |
saiwai-幸い | geluk; vreugde; blijheid |
saiyaku-災厄 | ramp; ellende; onheil; ongeluk |
sakki-数奇 | ongeluk; tegenspoed; tegenslag; pech |
seishō-清祥 | tekst in een brief om de andere persoon te feliciteren met zijn [haar] gezond en gelukkig leven |
senshō-先勝 | (volgens de oude maankalender) de dagen die in de ochtend als geluksdagen worden aangemerkt, maar in de middag als ongeluksdagen |
serufukea-セルフケア | zelfzorg; voor je eigen gezondheid [geluk] zorgen |
shakkō-赤口 | (in de traditionele kalender) ongeluksdag; dag die ongeluk brengt behalve tussen de gunstige uren van 11 uur tot 13 uur |
shakku-赤口 | (in de traditionele kalender) ongeluksdag; dag die ongeluk brengt behalve tussen de gunstige uren van 11 uur tot 13 uur |
shiawase-幸せ | geluk |
shichfukujin-七福神 | de 7 geluksgoden uit de Japanse mythologie (Hotei, Jurōjin, Fukurokuju, Bishamonten, Benzaiten, Daikokuten, en Ebisu) |
shichifukujin-七福神 | de 7 geluksgoden (Daikokuten, Ebisu, Bishamonten, Benzaiten, Fukurokuju, Jurōjin en Hotei) |
shichinan-七難 | (boeddh.) 7 soorten rampen [ongeluk] |
shindai-身代 | geluk; rijkdom; voorspoed; bezit |
shishōjiko-死傷事故 | ongeluk met doden en gewonden |
shōchikubai-松竹梅 | den, bamboe en pruimenboom (in Japan symbolen van geluk, en gebruikt bij decoraties van feesten, e.d.) |
shōnan-小難 | kleine tegenslag [tegenvaller}; ongelukje |
shōun-勝運 | geluk (om te winnen) |
shōun-商運 | geluk [succes] in zaken [handel] |
shukuga-祝賀 | viering; festiviteit; gelukwens |
sōnan-遭難 | ramp; catastrofe; calamiteit; ongeluk |
sūki-数奇 | ongeluk; tegenspoed; tegenslag; pech |
taiyō-太陽 | bron van geluk [vreugde; hoop]; licht (fig.) |
tokimeku-ときめく | snel kloppen van het hart (van geluk, opwinding of vreugde) |
tomobiki-友引 | een dag (in de zesdaagse cyclus) waarop iemands geluk dat van zijn vrienden beïnvloedt (daarom gunstig voor bruiloften, maar niet voor begrafenissen) |
toshimawari-年回り | geluk behorend bij een bepaalde leeftijd (er wordt gezegd dat de ongeluksleeftijd bij mannen 42 is en bij vrouwen 33) |
uchidenokozuchi-打ち出の小槌 | magische [legendarische] gelukshamer |
uke-有卦 | periode van geluk [voorspoed] |
un-運 | lot; lotsbestemming; geluk |
undameshi-運試し | het beproeven van het geluk; je geluk beproeven |
unki-運気 | lot; lotsbestemming; geluk |
ureshinaki-嬉し泣き | het huilen van blijdschap [geluk]; tranen van vreugde [geluk] |
ureshinakisuru-嬉し泣きする | huilen van geluk [blijdschap; vreugde] |
wakiaiai-和気藹藹 | harmonieus; vredig; vreedzaam; gelukkig |
warukuchimatsuri-悪口祭 | het festival waar de tempelbezoekers elkaar grove verwensingen toeroepen, en de winnaar van het woordengevecht geluk in de toekomst voorspeld wordt |
wazawai-災い | ramp; ellende; onheil; ongeluk |
yakudoshi-厄年 | ongeluksjaar [leeftijd] (voor mannen 25, 42 en 61; voor vrouwen 19, 33 en 37) |
yakumae-厄前 | (psychologie) het jaar voorafgaand aan de kritieke leeftijd [periode]; het jaar voor het ongeluksjaar |
yakunan-厄難 | ramp; tragedie; onheil; tegenspoed; ongeluk |
yamashi-山師 | goudzoeker; avonturier; gelukzoeker; speculant; oplichter |
yarusenai-遣るせない | ongelukkig; machteloos; hulpeloos; somber |
yokei-余慶 | geluk dat nakomelingen ontvangen vanwege de goede daden van hun voorouders |
zannyū-竄入 | het per ongeluk [foutief] samenvoegen [mengen; door elkaar halen] |
zuiki-随喜 | diepe dankbaarheid; overweldigende vreugde; groot geluk |