Kruisverwijzing
tegel
| lemma | meaning |
|---|---|
| abuhachitorazu-虻蜂取らず | tussen de wal en het schip vallen [geraken]; noch het een nog het ander (twee dingen tegelijkertijd proberen te doen, maar in geen van beide slagen) |
| amadai-甘鯛 | tegelvis (Branchiostegus spp) |
| awasete-合わせて | bovendien; daarbij; tegelijkertijd |
| bōontairu-防音タイル | akoestische [geluidswerende] tegel |
| buruku・mēru- バルク・メール | bulkmail (vele mailberichten tegelijk verstuurd naar verschillende mailboxen) |
| daburupurei-ダブルプレー | (honkbal) dubbelspel (twee honklopers tegelijk uitgeschakeld) |
| daburu・panchi-ダブル・パンチ | (boksen) dubbele slag (met twee vuisten tegelijk) |
| daburu・suchīru-ダブル・スチール | dubbele gestolen honk (bij honkbal, de situatie waarbij twee honklopers in één slagbeurt tegelijkertijd een honk stelen) |
| daburu・sukūru-ダブル・スクール | studeren op twee scholen tegelijk |
| dancha-磚茶 | (Chinese) steenthee; tegelthee (tot tegeltjes geperste thee) |
| dōchaku-同着 | het op hetzelfde moment aankomen; tegelijk arriveren, |
| dōjini-同時に | tegelijkertijd; gelijktijdig; tegelijk |
| dorifuto-ドリフト | verschijnsel waarbij deeltjes door een externe kracht in een willekeurige beweging worden gebracht (b.v. elektrische geleiding, warmtegeleiding, etc.) |
| dorufin・kikku-ドルフィン・キック | dolfijntrap (zwembeweging met beide voeten tegelijk in een trappende beweging in het water, bij vlinderslag en rugslag) |
| gaburi-がぶり | (onomatopee) met grote happen eten; met grote slokken drinken; alles tegelijk doorslikken [naar binnen werken] |
| gettsū-ゲッツー | (honkbal) dubbelspel (twee honklopers tegelijk uitgeschakeld) |
| hakuraku-剥落 | loslating (van tegels, dakpannen, e.d.) |
| haru-張る | (tegels, pleister, lak, etc.) aanbrengen |
| heichi-併置 | juxtapositie; nevenschikking; het naast elkaar [tegelijk] plaatsvinden |
| heidoku-併読 | het twee (of meer) boeken, kranten, of tijdschriften tegelijk lezen |
| heisetsu-併設 | juxtapositie; nevenschikking; het naast elkaar [tegelijk] plaatsvinden |
| ichidokini-一時に | tegelijkertijd; in een keer |
| ichidoni-一度に | alles tegelijk; in één keer; tegelijkertijd |
| ikkyo-一挙 | alles tegelijk [in één keer] doen |
| ikkyoni-一挙に | in één slag [klap]; in één keer; alles tegelijk |
| ishidatami-石畳 | stenen bestrating; stoeptegels; tuintegels |
| jippahitokarage-十把一絡げ | alles bij elkaar genomen; alles tegelijk; samenvattend geheel; generalisering |
| jūtō-重盗 | dubbele gestolen honk (bij honkbal, de situatie waarbij twee honklopers in één slagbeurt tegelijkertijd een honk stelen) |
| kasanaru-重なる | tegelijkertijd gebeuren; elkaar overlappen |
| katagata-旁 | af en toe; tegelijkertijd; voordien; voordat; en |
| katsu-且つ | tegelijkertijd; bovendien |
| ken-兼 | (in kanji combinaties) en; daarbij; daarnaast; tegelijkertijd |
| kengaku-兼学 | het tegelijkertijd bestuderen van de leer van verschillende scholen of sekten |
| kenkō-兼行 | het meerdere dingen tegelijkertijd doen |
| kenmu-兼務 | het twee functies tegelijkertijd bekleden; twee taken [opdrachten] tegelijk uitvoeren |
| kennin-兼任 | het tegelijkertijd dienen; twee posten tegelijk bekleden |
| kodashi-小出し | een beetje; kleine hoeveelheid (tegelijk) |
| maruchipurukōkoku-マルチプル広告 | multi-advertising (adverteren voor meerdere vestigingen tegelijk) |
| nadegiri-撫で切り | het verslaan [vernietigen] van vele tegenstanders tegelijk |
| nagara-ながら | (gevoegd achter een zn. of bijw.) alles; allen; allebei (tegelijk); geheel; totaal; compleet |
| nakiwarai-泣き笑い | huilen en lachen tegelijk; lachen terwijl je huilt; glimlach door de tranen heen |
| namidakin-涙金 | smartegeld; vergoeding [compensatie]; een kleine som geld gegeven uit medelijden [als troost] (b.v. na een breuk in een relatie) |
| netsudendō-熱伝導 | warmtegeleiding; thermische geleiding |
| okkabuseru-押っ被せる | iets direct [tegelijk] doen; overlappende handelingen uitvoeren |
| onigawara-鬼瓦 | een daktegel met een demonen-masker erop |
| oshikakeru-押しかける | (van mensen) te hoop lopen; toestromen; met z'n allen tegelijk naar binnen gaan |
| ryōtō-両刀 | (afk. voor) het met twee zwaarden tegelijk vechten |
| ryōtōzukai-両刀遣い | met twee zwaarden tegelijk kunnen vechten; iemand die met twee zwaarden tegelijk vecht |
| saimarukyasuto-サイマルキャスト | simulcasten (afk. van simultaneous broadcast; een uitzending tegelijk over meerdere media uitzenden) |
| sanjūsatsu-三重殺 | (honkbal) triple play (drie honklopers tegelijk uitgegooid) |
| sekiban-石盤 | leisteen (tegel) |
| shibi-鴟尾 | decoratieve tegel in de vorm van een vissenstaart (op beide uiteinden van de nokbalk van oude paleizen en tempels in Japan en China) |
| shikatabanashi-仕方話 | gesticulatie; het praten en tegelijk gebaren maken; spreken met veel lichaamstaal |
| surēto-スレート | leisteen (tegel) |
| tairu-タイル | tegel |
| teodori-手踊り | een dans waarbij een aantal mensen tegelijk dezelfde bewegingen maken |
| tetsuide-手序で | tegelijkertijd; ... terwijl je toch bezig bent |
| toripuru・purē-トリプル・プレー | (honkbal) triple play (drie honklopers tegelijk uitgegooid) |
| tsu-つ | (herhaling bij parallelle acties; klassiek literair, in Modern Japans wordt tari gebruikt) en; heen en weer; over en weer; tegelijkertijd |
| tsuideni-序でに | terloops; bij gelegenheid; terwijl; tegelijk; tegelijkertijd; en passant |
| tsukkomu-突っ込む | alles tezamen nemen (zonder onderscheid te maken); alles tegelijk in aanmerking nemen; overal rekening mee houden |
| wansutoppu・shoppingu-ワンストップ・ショッピング | koopgedrag waarbij consumenten tegelijkertijd boodschappen en andere diensten doen op één locatie |
| wasshoi-わっしょい | (tussenwerpsel; uitroep) hup, hup!; allemaal tegelijk! (trekken; tillen); (scheepvaart) anker op! |
| yakudoku-訳読 | mondelinge vertaling; lezen en vertalen tegelijk |
| yakudokusuru-訳読する | mondeling vertalen; lezen en vertalen tegelijk |