情 jō
1 gevoel(ens); sentiment; emotie; compassie; medeleven
情がある
een warm hart hebben
een warm hart hebben
情がない
harteloos [ongevoelig] zijn
harteloos [ongevoelig] zijn
情が深い
goedhartig [warmhartig] zijn
goedhartig [warmhartig] zijn
情に厚い
meelevend [barmhartig] zijn
meelevend [barmhartig] zijn
情にほだされる
medelijden hebben (met); ontroerd [geraakt] worden (door)
medelijden hebben (met); ontroerd [geraakt] worden (door)
2 passie; liefde; lust
夫婦の情
liefde tussen man en vrouw
liefde tussen man en vrouw
親の情
ouderliefde
ouderliefde
3 omstandigheden; toestand; situatie
事情
omstandigheden; situatie
omstandigheden; situatie
4 koppigheid
強情
koppigheid
koppigheid