scheiden / schei-den ( ww )
1分離する [uit elkaar halen]
plastic afval scheiden
プラスチックごみを分離する
プラスチックごみを分離する
2別居する; 離婚する [uit elkaar gaan]
Zie ook: separeren
Kruisverwijzing
scheiden
| lemma | meaning |
|---|---|
| akubun-悪文 | een slechte (schrijf)stijl (dit woord wordt vaak gebruikt als uiting van bescheidenheid over een eigen brief, e.d.) |
| baraetī-バラエティー | verscheidenheid; variëteit; afwisseling |
| batsuichi-バツイチ | Iemand die 1 keer gescheiden is |
| benjiru-弁じる | onderscheiden |
| biryoku-微力 | (een bescheiden term voor) de eigen [mijn] bekwaamheden [kracht] |
| bōhyō-妄評 | (bescheiden woord voor de eigen kritiek op anderen) mijn kritiek |
| bunbufuki-文武不岐 | literaire en militaire kunsten [de pen en het zwaard] volgen hetzelfde pad [zijn geen gescheiden paden] |
| bunkatsusuru-分割する | verdelen; splitsen; scheiden |
| bunpitsusuru-分泌する | afscheiden; uitscheiden |
| chiji-千千 | velen; duizenden; verscheidenen |
| dabun-駄文 | (een term die ook wordt gebruikt als bescheiden aanduiding voor) mijn (eigen) schrijfwerk |
| demodori-出戻り | gescheiden vrouw (die weer bij haar ouders woont) |
| enryobukai-遠慮深い | zeer ingetogen [bescheiden; terughoudend] |
| enryosuru-遠慮する | terughoudend [bescheiden; tactvol] zijn |
| eshajōri-会者定離 | (boeddh.) alle ontmoetingen eindigen in een afscheid; die elkaar ontmoeten, zijn voorbestemd om weer te scheiden |
| fukinshin-不謹慎 | indiscretie; onvoorzichtigheid; onbescheidenheid; onbezonnenheid |
| furuiotosu-篩い落とす | zeven; filteren; ontdoen (van); afscheiden |
| gukei-愚兄 | (bescheiden term voor je eigen) oudere broer |
| gūkyo-寓居 | (bescheiden term voor je eigen) woonplaats |
| gusaku-愚作 | (bescheiden term voor) mijn werk |
| gusaku-愚策 | (bescheiden taalgebruik) mijn slechte plan [tactiek] |
| gusetsu-愚説 | (naar) mijn bescheiden mening |
| gusō-愚僧 | (bescheiden woord van een monnik [priester] voor zichzelf) ik |
| haifuki-灰吹き | een bamboebuis waarin as en sigarettenpeuken gescheiden worden (door blazen) |
| haishutsusuru-排出する | uitstoten; afscheiden; ontladen |
| hanarebanare-離れ離れ | apart; gescheiden; uit elkaar; verspreid |
| hanareru-離れる | gescheiden worden [weg zijn] (van) |
| hanbetsu-判別 | onderscheiding; het onderscheiden |
| hanburu-ハンブル | bescheiden; nederig; gedwee |
| hashitanai-はしたない | onbeleefd; onbescheiden; ongepast; schaamteloos; lomp; onelegant; vulgair |
| hedateru-隔てる | scheiden; verdelen |
| heitan-平淡 | eenvoud; bescheidenheid; lichtvaardigheid |
| herikudaru-謙る | bescheiden [nederig] zijn |
| hikihanasu-引き離す | wegtrekken; uit elkaar halen; scheiden |
| hōshutsu-放出 | het afstoten; afscheiden; uitstoten; lozen |
| hōshutsusuru-放出する | afstoten; afscheiden; uitstoten; lozen |
| ichiitaisui-一衣帯水 | smalle zeestraat [zee-engte] tussen twee landen; (twee landen) gescheiden door een smalle strook water |
| ikiwakare-生き別れ | levenslang gescheiden zijn |
| interu-インテル | interlinie (bij boekdrukkerij, metalen plaatje om regels te scheiden) |
| iroiro-色々 | verscheidenheid |
| ironna-色んな | verschillende; allerlei; verscheidene |
| itazura-悪戯 | tijdverdrijf; pleziertje; amusement; hobby (dit zegt men bescheiden over zijn eigen daden) |
| jukunenrikon-熟年離婚 | scheiden op latere leeftijd (m.n. na pensionering) |
| jūryokusenkō-重力選鉱 | zwaartekrachtscheiding (een industriële methode om twee componenten te scheiden) |
| kafu-寡夫 | gescheiden (niet hertrouwde) man |
| kafu-寡婦 | gescheiden (niet hertrouwde) vrouw |
| kagiwakeru-嗅ぎ分ける | verschillende geuren onderscheiden (door ruiken) |
| kakkoku-各国 | verscheidene landen |
| kakuchi-各地 | sommige [verscheidene; diverse] gebieden [plaatsen] |
| kanzume-缶詰め | (in) afzondering; afgescheiden [afgesloten; apart] gehouden zijn [worden] |
| kawagoshi-川越し | door een rivier gescheiden zijn; de andere kant van de rivier |
| kazu-数 | enige; sommige; verscheidene |
| kenba-犬馬 | (bescheiden term om naar zichzelf te verwijzen) ik; (uw) dienaar |
| kenjō-謙譲 | nederigheid; bescheidenheid |
| kenkyo-謙虚 | bescheidenheid; nederigheid |
| kenson-謙遜 | bescheidenheid; ingetogenheid |
| ken'yoku-謙抑 | bescheidenheid; nederigheid |
| kikiwakeru-聞き分ける | goed kunnen horen; geluiden goed kunnen onderscheiden |
| kin-謹 | respectvol; bescheiden |
| kirihanasu-切り放す | (in gedachten) scheiden [uit elkaar houden]; als twee aparte dingen beschouwen |
| kyōetsu-恐悦 | (bescheiden) genot; genoegen |
| kyōken-恭謙 | nederigheid; bescheidenheid; eerbiedigheid (naar anderen toe) |
| machimachi-区区 | verscheidenheid |
| magireru-紛れる | moeilijk te onderscheiden zijn; verwarring veroorzaken |
| matsugaku-末学 | (bescheiden zelf-aanduiding van een) wetenschapper [geleerde] |
| mikiru-見切る | duidelijk [goed] (kunnen) zien [opmerken; onderscheiden] |
| mitomeru-認める | zien; waarnemen; onderscheiden; herkennen; (be)merken; vaststellen |
| miwake-見分け | het onderscheiden [onderscheid maken; uit elkaar houden] |
| miwakeru-見分ける | onderscheiden; onderscheid maken; uit elkaar houden |
| mōhyō-妄評 | (bescheiden woord voor de eigen kritiek op anderen) mijn kritiek |
| monjayaki-もんじゃ焼き | hartige pannenkoek met een verscheidenheid aan ingrediënten (groente, vis, vlees, e.d.) |
| moriawase-盛り合わせ | een verscheidenheid aan gerechten |
| moridakusan-盛り沢山 | verscheidenheid; groot aantal |
| mōshiwake-申し訳 | onbeduidend; klein; bescheiden; niet noemenswaard |
| nanakusa-七草 | zeven soorten; verscheidenheid; allerlei |
| nanikato-何彼と | alles en nog wat; het een en ander; verscheidene |
| ōjuhōshō-黄綬褒章 | Medaille met het gele lint, Japanse nationale onderscheiding (voor mensen die zich hebben onderscheiden in landbouw, handel, industrie, e.d.) |
| okumaru-奥まる | bescheiden [verlegen] zijn |
| okuyukashii-奥ゆかしい | mooi; gracieus; elegant; smaakvol; verfijnd; bescheiden; teruggetrokken |
| rikonsuru-離婚する | (echt)scheiden |
| rishū-離愁 | pijn [verdriet] van het afscheid(nemen) [scheiden] |
| rui-類 | soort; ras; verscheidenheid |
| sabetsukasuru-差別化する | differentiëren; onderscheiden; onderscheid maken |
| sanzuru-参ずる | (bescheiden woord voor) gaan; komen; bezoeken |
| sasayaka-細やか | pover; eenvoudig; bescheiden |
| sashihikaeru-差し控える | zich matigen; terughoudend [bescheiden] zijn; zich inhouden |
| seibetsu-生別 | bij leven gescheiden; apart [gescheiden] leven; niet meer samenwonen met iemand |
| senpenbanka-千変万化 | voortdurend veranderend; eindeloze verscheidenheid |
| sensabanbetsu-千差万別 | enorme verscheidenheid; groot assortiment |
| seppitsu-拙筆 | (in bescheidenheid over) het eigen handschrift |
| shibetsu-死別 | door de dood gescheiden; iemand verliezen door de dood |
| shikiru-仕切る | afscheiden; splitsen; verdelen |
| shinajina-品品 | een verscheidenheid; allerlei soorten |
| shinbi-審美 | gevoel voor schoonheid; esthetisch gevoel voor het onderscheiden van schoonheid |
| shinshutsusuru-浸出する | doorsijpelen; afscheiden; uitscheiden; filtreren; percoleren |
| shiorashii-しおらしい | bewonderenswaardig; aardig; lief; bescheiden |
| shisso-質素 | eenvoud; soberheid; matigheid; bescheidenheid |
| shōsei-小成 | klein beetje succes; kleine prestatie; bescheiden resultaat |
| shōsei-小生 | (formeel, bescheiden, mannelijk taalgebruik) ik |
| shōsha-小社 | ons bedrijf; wij (bescheiden wijze om tegen een ander over je eigen bedrijf te spreken) |
| sokō-粗肴 | een bescheiden [nederige] term voor gerechten die men een ander aanbiedt |
| suigyo-水魚 | water en vis(sen) (ook als symbool van iets dat moeilijk van elkaar te scheiden is) |
| tashinamu-嗜む | voorzichtig [bescheiden] zijn |
| tayō-多様 | verscheidenheid |
| tayōsei-多様性 | diversiteit; verscheidenheid |
| tōkai-韜晦 | verberging; het verborgen houden; verzwijgen; bescheidenheid |
| tokuhitsu-禿筆 | (bescheiden term voor) het eigen schrijfwerk |
| tokushutsu-特出 | uitmuntendheid; onderscheidende kwaliteit(en) |
| toridori-取り取り | verscheidene; allerlei; diverse |
| toriwakeru-取り分ける | delen; verdelen; scheiden |
| tsubone-局 | (arch.) een aparte kamer, afgescheiden van andere kamers (in een paleis, landhuis, tempel, e.d.) |
| tsutsumashii-慎ましい | bescheiden; gereserveerd; terughoudend |
| tsutsumashiyaka-慎ましやか | bescheiden; gereserveerd; terughoudend |
| tsutsushimi-慎み | voorzichtigheid; bescheidenheid; terughoudendheid |
| tsuzumayaka-約やか | bescheiden |
| uchiwa-内輪 | bescheidenheid; gematigdheid; soberheid; kleine hoeveelheid |
| wakachigaki-分かち書き | het scheiden van (Japanse) woorden door spaties |
| wakareru-別れる | afscheid nemen; uit elkaar gaan; scheiden |
| wake-分け | (in samenstellingen) verdelen; indelen; scheiden; sorteren |
| yachigusa-八千草 | veel [verscheidene] planten [kruiden] |
| yasume-安め | nederigheid; bescheidenheid |
| zubanukeru-ずば抜ける | de beste zijn; opvallen; zichzelf onderscheiden; (met kop en schouders) uitsteken boven; uittorenen boven |
| zunukeru-図抜ける | de beste zijn; opvallen; zichzelf onderscheiden; (met kop en schouders) uitsteken boven; uittorenen boven |