rust / rust ( de (m/v) | znw | g.m.v. )
1平穏; 平安; 安らぎ [kalmte]
2休み; 休息; 休養 [ontspanning]
3静けさ; 静寂 [stilte]
4休止; インターバル [pauze]
5ハーフタイム [rust halverwege een sportwedstrijd]
Kruisverwijzing
rust
| lemma | meaning |
|---|---|
| abaredasu-暴れ出す | onrustig [wild] (beginnen te) worden; beginnen tekeer te gaan |
| akasu-証す | nachtbraken; de nacht doorbrengen zonder te slapen [rusten] |
| akeban-明け番 | een vrije dag [rustdag] (na een dag- of nachtdienst); het einde van een dag- of nachtdienst |
| akijikan-空き時間 | vrije tijd; rustperiode; adempauze |
| akuarangu-アクアラング | aqualong (duikersuitrusting) |
| amagu-雨具 | regenuitrusting; watervaste uitrusting (bv. paraplu, regenjas, laarzen, etc.) |
| amanjiru-甘んじる | tevreden zijn met; genoegen nemen met; berusten in |
| amanzuru-甘んずる | tevreden zijn met; genoegen nemen met; berusten in |
| amibune-網船 | vissersboot [vissersschip] uitgerust met vangnetten |
| an-安 | (in kanji combinaties) makkelijk; rustig; kalm; redelijk |
| andante-アンダンテ | andante (muziekterm: rustig) |
| ando-安堵 | opluchting; geruststelling; respijt |
| andosuru-安堵する | opgelucht [gerustgesteld] zijn; opgelucht ademhalen |
| anjinryūmei-安心立命 | gemoedsrust; berusting; spirituele vrede en verlichting |
| anjiru-案じる | zich zorgen maken (over); ongerust [angstig] zijn |
| anjo-晏如 | kalmte; rust |
| anmin-安眠 | goede [rustige; diepe] slaap |
| annon-安穏 | in rust [vrede] zijn |
| ansei-安静 | rust; kalmte |
| anshin-安心 | kalmte; gemoedsrust; vredigheid |
| anshinkan-安心感 | gemoedsrust; veilig gevoel; gevoel van veiligheid |
| anshinritsumei-安心立命 | gemoedsrust; berusting; spirituele vrede en verlichting |
| ansoku-安息 | rust |
| ansokubi-安息日 | sabbat (Joods-Christelijke rustdag) |
| ansokunichi-安息日 | sabbat (Joods-Christelijke rustdag) |
| anza-安座 | in rust [tevreden; ontspannen] zijn |
| anzuru-按ずる | zich zorgen maken; ongerust [angstig] zijn |
| anzuru-案ずる | zich zorgen maken; bezorgd [ongerust] zijn |
| an'i-安慰 | een geruststelling en troost |
| an'isuru-安慰する | iem. geruststellen en troosten |
| an'on-安穏 | vredigheid; rust; kalmte |
| aseru-焦る | gehaast [haastig; ongeduldig; rusteloos] zijn |
| atarichirasu-当たり散らす | (de eigen frustratie; woede) op anderen afreageren |
| awatadashii-慌ただしい | gehaast; gejaagd; rusteloos; druk |
| bōgu-防具 | (bij kendo) beschermende uitrusting (helm, borstbeschermer, handschoenen, riem) |
| buji-無事 | veiligheid; zekerheid; rust |
| buki-武器 | wapen(s); wapenrusting |
| busō-武装 | bewapening; wapenuitrusting |
| bussō-物騒 | onveilig [onrustig; onheilspellend; dreigend] zijn |
| chakusō-着装 | installatie; uitrusting; inrichting; montage; het dragen (van een gordel, e.d.) |
| chinchō-珍重 | (zen-boeddhisme) afscheidswoord gebruikt door monniken, zoals: tot ziens, welterusten, blijf gezond en wel, e.d |
| chinkon-鎮魂 | zielenrust (van een gestorvene) |
| chinto-ちんと | kalm; rustig |
| chokochoko-ちょこちょこ | onrustig |
| daunshifuto-ダウンシフト | een stapje terugdoen; het rustiger aan gaan doen |
| dōgu-道具 | gereedschap; gerei; uitrusting; benodigdheden; apparatuur |
| dōjiru-動じる | van streek [geschokt; ongerust; geagiteerd; in de war; uit zijn doen] zijn |
| dokkinhō-独禁法 | antitrustwet; mededingingsrecht; anti-monopoliewet |
| dokusenkinshihō-独占禁止法 | antitrustwet; mededingingsrecht; anti-monopoliewet |
| dōyō-動揺 | onrust; opschudding; tumult |
| dōzuru-動ずる | van streek [geschokt; ongerust; geagiteerd; in de war; uit zijn doen] zijn |
| fikushon-フィクション | fictie; fictionele [niet op feiten berustende] literatuur; roman |
| fuan-不安 | onzekerheid; ongerustheid; bezorgdheid; vrees |
| fumin-不眠 | slapeloosheid; slechte nachtrust |
| funagu-船具 | scheepsuitrusting |
| fuon-不穏 | dreiging; onrust; turbulentie; beroering |
| fuonbunshi-不穏分子 | onruststoker; herrieschopper; opstandeling; dissident |
| furasutorēshon-フラストレーション | frustratie |
| futekusareru-不貞腐れる | koppig [nukkig; chagrijnig] worden; gefrustreerd raken |
| futeru-不貞る | koppig [nukkig; chagrijnig] worden; gefrustreerd raken |
| gasunuki-ガス抜き | (fig.) het stoom afblazen; afkoelen; (frustraties, e.d.) ventileren |
| gekidō-激動 | heftige schok; turbulentie; onrust; beroering |
| gia-ギア | uitrusting; gereedschap |
| giku-疑懼 | bezorgdheid; ongerustheid; vrees |
| giya-ギヤ | uitrusting; gereedschap |
| gu-具 | gereedschap; werktuig; hulpmiddel; uitrusting |
| gu-具 | telwoord voor uitrustingen; gebruiksvoorwerpen, meubels, e.d. |
| hāfutaimu-ハーフタイム | rust; pauze (tussen de eerste en de tweede helft van een wedstrijd) |
| hanagusuri-鼻薬 | snoep dat men geeft aan een kind om het te troosten [rustig te krijgen] |
| hantorasutohō-反トラスト法 | antitrustwet |
| haran-波瀾 | commotie; onrust;; problemen; ruzie |
| heian-平安 | vrede; kalmte; rust |
| heichara-平ちゃら | kalm; rustig; bedaard |
| heiga-平臥 | het liggen [rusten] |
| heikaku-兵革 | wapens; wapenrusting |
| heikinoheiza-平気の平左 | kalm [rustig; nonchalant; onbezorgd] zijn |
| heion-平穏 | kalmte; rust; sereniteit |
| heitan-平坦 | rustig [vredig; sereen; kalm] zijn |
| hiruyasumi-昼休み | lunchpauze; middagpauze; middagrust |
| hisoyaka-密やか | rustig; kalm |
| hitoanshin-一安心 | gevoel van opluchting; gemoedsrust |
| hitoyasumi-一休み | een pauze; rusttijd |
| hōchi-放置 | achterlating; het achterlaten; overlaten; loslaten; laten rusten |
| hodokeru-解ける | zich ontspannen; tot rust komen; je opgelucht voelen |
| hōnen-放念 | geruststelling; het iemand geruststellen; iets van je afzetten |
| honeyasume-骨休め | (na werken) rust; pauze |
| hōshin-放心 | gemoedsrust |
| hottoku-放っとく | met rust laten; laten zoals het is; negeren; verwaarlozen |
| ījisukan-イージス艦 | Aegis kruiser (marineschip uitgerust met het Aegis-systeem) |
| ikinuki-息抜き | pauze; rust; adempauze; ontspanning |
| ikinukisuru-息抜きする | (uit)rusten; pauzeren; ontspannen |
| ikitsugi-息継ぎ | een korte rustpauze; adempauze |
| ikoi-憩い | rust; ontspanning |
| iradatashii-苛立たしい | irritant; frustrerend; vervelend |
| itchōisshi-一張一弛 | het laten werken, dan laten rusten; de boog kan niet altijd gespannen zijn |
| iyashi-癒やし | therapie; genezing; heling; rustgeving; kalmering |
| jakumetsu-寂滅 | (boeddh.) de spirituele toestand van geestelijke rust en uitblussing van alle wereldse verlangens |
| jidandafumu-地団駄踏む | uit woede [frustratie] hard op de grond stampen |
| jikkuri-じっくり | voorzichtig; zorgvuldig; netjes; rustig; langzaam |
| jiteki-自適 | zorgeloos leven; een rustig leventje leiden |
| jitto-じっと | rustig; kalm; geduldig |
| jō-定 | (boeddh.) spirituele concentratie op één object; rust en contemplatie |
| jūden-充電 | (fig.) (mentale, spirituele) oplading (door een rusttijd in te lassen) |
| jutakunin-受託人 | gevolmachtigde; bewindvoerder; trustee |
| jutakusha-受託者 | gevolmachtigde; bewindvoerder; trustee |
| kango-閑語 | rustig [kalm] gesprek |
| kanjiru-観じる | berusten (in); (iets) opgeven |
| kanjitsugetsu-閑日月 | innerlijke rust; ontspannen zijn |
| kanjo-緩徐 | langzaam; kalm [rustig]; adagio (muziek) |
| kanju-甘受 | berusting; het zich neerleggen bij; accepteren |
| kanka-干戈 | wapens; wapenuitrusting (m.n. speer en schild) |
| kansan-閑散 | een stille, rustige sfeer |
| kansei-閑静 | stilte; rust; kalmte; vredigheid |
| kanwa-閑話 | rustig (informeel) gesprek; zacht gepraat |
| kanzuru-観ずる | berusten (in); (iets) opgeven |
| kashitsukeshintaku-貸付信託 | geldtrust (beheert het geld bij een trustbank) |
| kenen-縣念 | bezorgdheid; ongerustheid; vrees; zorg |
| kessoku-結束 | het dragen [aandoen; aantrekken; aangespen] van kleding en wapenrusting |
| ke・sera・sera-ケ・セラ・セラ | wat zal zijn, zal zijn (d.w.z. berust in je lot; neem het leven zoals het komt) |
| kigurō-気苦労 | mentale uitputting (door zorg(en), angst, ongerustheid, etc.) |
| kigyōgōdō-企業合同 | een trust |
| kikoku-鬼哭 | (arch.) het gejammer en geweeklaag van een rusteloze geest of dode ziel |
| kitto-キット | set; uitrusting; pakket; bouwdoos; bouwpakket; (gereedschaps)kist |
| kizewashii-気忙しい | woelig; onrustig; rusteloos; nerveus |
| kizuyoi-気強い | geruststellend; bemoedigend |
| kokorobosoi-心細い | onzekerheid; bevreesdheid; ongerustheid |
| kokorojōbu-心丈夫 | gevoel van veiligheid [zekerheid; gerustheid] |
| kokoromotonai-心許ない | angstig; bezorgd; ongerust; niet op zijn gemak |
| kokorougoku-心動く | in verwarring raken; onrustig worden |
| kōri-行李 | (mil.) legereenheid die munitie, voedsel, uitrusting etc. vervoert |
| kyorokyoro-きょろきょろ | rusteloos; onwennig |
| kyozen-居然 | stil [rustig; vredig] zijn; zonder te bewegen; zonder iets te doen |
| kyū-休 | (in kanji combinaties) rust; ontspanning |
| kyūkanbi-休刊日 | dag waarop geen kranten verschijnen; rustdag voor kranten-uitgevers |
| kyūkanbi-休肝日 | alcoholvrije dag; dag van alcohol onthouding (lett. rustdag voor de lever) |
| kyūkei-休憩 | pauze; rust; interval; onderbreking |
| kyūkeijo-休憩所 | rustplaats; parkeerplaats (langs de snelweg) |
| kyūkeisuru-休憩する | pauzeren; (even) rusten |
| kyūmin-休眠 | ruststadium; slaaptoestand |
| kyūshi-休止 | rust; pauze; onderbreking |
| kyūsoku-休息 | rust; ontspanning; recreatie |
| kyūsokujo-休息所 | rustplaats; parkeerplaats (langs de snelweg) |
| kyūsu-休す | rusten; uitrusten |
| kyūsuru-休する | rusten; uitrusten |
| kyūyō-休養 | rust; ontspanning; herstel(periode) |
| kyūyōsuru-休養する | uitrusten; ontspannen; herstellen |
| madoka-円か | rond zijn; rustig [op zijn gemak] zijn |
| makuai-幕間 | pauze; onderbreking; rust |
| maroyaka-円やか | zacht [mild; rustig; rond; afgerond] zijn |
| modaeru-悶える | gekweld [angstig; ongerust] zijn [worden] |
| modokashii-もどかしい | irriterend; frustrerend |
| mojimoji-もじもじ | (onomatopee) terughoudend; aarzelend; friemelend; rusteloos |
| monoshizuka-物静か | rust; kalmte; sereniteit |
| monoyawaraka-物柔らか | mildheid; zachtheid; vriendelijkheid; rustig voorkomen |
| nanatsudōgu-七つ道具 | de zeven attributen; gereedschap; uitrusting; werktuigen |
| nashonaru・torasuto-ナショナル・トラスト | (National Trust for Places of Historic Interest or Natural Beauty) Britse organisatie voor monumentenzorg en landschapsbeheer |
| nayamashii-悩ましい | zorgelijk; verontrustend; moeilijk; lastig; netelig; angstig; pijnlijk |
| nemuri-眠り | rust; inactiviteit |
| nemuru-眠る | de ogen dichtdoen; rusten; stil [inactief; niet levendig] zijn |
| neriaruku-練り歩く | langzaam [rustig] lopen |
| neru-寝る | naar bed gaan; gaan slapen [rusten] |
| neru-練る | langzaam in een rij marcheren; paraderen; langzaam [rustig] lopen |
| nobiyaka-伸びやか | comfortabel; rustig; ontspannen |
| nobushi-野武士 | (in de middeleeuwen) boeren die (in groepen) verslagen samoerai aanvielen en zich hun uitrustingen, etc. toeëigenden |
| nodoka-長閑 | rustig; vredig; kalm |
| nodoka-長閑 | kalm [rustig] weer |
| nodoka-長閑 | rustig; gerust; onbezorgd; onbekommerd |
| nodoyaka-長閑やか | rustig; kalm; mild; vredig; ontspannen |
| nonbiri-のんびり | op zijn gemak; ontspannen; rustig; relaxed; zorgeloos |
| nonbirisuru-のんびりする | zich op zijn gemak voelen; rustig aan doen; zich ontspannen |
| nonfikushon-ノンフィクション | non-fictie (op feiten berustende literatuur) |
| norakura-のらくら | (onomatopee) langzaam en ontspannen; lekker rustig; nietsdoend |
| nōran-悩乱 | angst; ongerustheid; angstig [van streek] zijn |
| ochitsuita-落着いた | rustig; kalm; zelfverzekerd; beheerst |
| ochitsuku-落ち着く | bedaren; tot rust komen; stabiliseren |
| odayaka-穏やか | rust; vreedzaamheid; vredigheid |
| odoriba-踊り場 | (fig.) rustpauze (na het bereiken van een hoogtepunt) |
| okunoin-奥の院 | Oku-no-in, begraafplaats op Koyasan; laatste rustplaats van Kukai (de grondlegger van het Shingon boeddhisme) |
| ooare-大荒れ | wanorde; onrust; pandemonium |
| osagari-お下がり | verplaatsing (vanuit een stad) naar een rustieke [landelijke] omgeving [locatie] |
| osamaru-治まる | rustig [vredig; kalm; ontspannen] worden; kalmeren; (fig.) uitdoven; (fig.) overwaaien; onder controle komen |
| otonashii-大人しい | rustig; stil; gehoorzaam; volgzaam; braaf; beleefd; fatsoenlijk |
| ottori-おっとり | zacht; kalm; rustig; onverstoorbaar |
| oyasumi-お休み | (beleefd) rustpunt; schoolpauze; werkpauze; werkonderbreking |
| oyasumi-お休み | (afk. voor) welterusten; goedenacht |
| oyasuminasai-お休みなさい | welterusten; goedenacht |
| rakune-楽寝 | verkwikkende rust of slaap |
| reisei-冷静 | kalmte; rust; bedaardheid; evenwichtigheid |
| reiseichinchaku-冷静沈着 | rustig en beheerst zijn |
| resuto'eria-レストエリア | rustplaats [parkeerplaats] langs de snelweg |
| resuto・hausu-レスト・ハウス | (rustig) pension; logement; pleisterplaats |
| rinsen-林泉 | een rustige plek om je te kunnen afzonderen; toevluchtsoord |
| sadameru-定める | tot rust laten komen; kalmeren; stabiliseren; gesetteld raken |
| sadameru-定める | pacificeren; vrede stichten; rust en vrede herstellen |
| sairento-サイレント | stil; geluidloos; rustig |
| seibi-整備 | voorbereiding; uitrusting; onderhoud; service |
| seibisuru-整備する | voorbereiden; klaar maken; uitrusten; voorzien van; onderhouden |
| seichō-静聴 | het rustig [aandachtig] luisteren |
| seihitsu-静謐 | rust en kalmte |
| seikan-静観 | het kalm afwachten; berusting |
| seikansuru-静観する | rustig afwachten [toekijken] |
| sekkachi-せっかち | haastig; ongeduldig; rusteloos |
| setsubi-設備 | uitrusting; voorzieningen; fasciliteiten; materieel |
| setsubisuru-設備する | uitrusten; outilleren; leveren; voorzien (van) |
| sewashinai-せわしない | onrustig; rusteloos; druk |
| sha-捨 | (boeddh.) spirituele kalmte [rust], zonder te worden beïnvloed door lijden of vreugde |
| shakaifuan-社会不安 | sociale ]maatschappelijke] onrust |
| shinmiri-しんみり | rustig; kalm; ernstig; serieus |
| shinpai-心配 | bezorgdheid; ongerustheid; angst; vrees |
| shinpaisuru-心配する | zich zorgen maken; ongerust zijn |
| shinrinyoku-森林浴 | (lett. bos baden) tot rust komen [relaxen] in het bos |
| shinsō-新装 | verbouwing; herinrichting; renovatie; nieuwe opstelling [uitrusting; aankleding] |
| shintakuginkō-信託銀行 | trust bank (die cliënten in staat stelt transacties met elkaar te verrichten door middel van contracten die trusts genoemd worden) |
| shintakukanjō-信託勘定 | trust rekening; trust boekhouding |
| shiretto-しれっと | kalm; rustig; nonchalant |
| shitaku-支度 | tuigage; uitrusting |
| shittori-しっとり | rustig; kalm; vredig; zacht |
| shizuka-静か | rust; stilte |
| shizukani-静かに | rustig; kalm; stil |
| shōkō-小康 | (fig.) een korte adempauze; stabiele [rustige] periode (in de wereld) |
| shōkyūshi-小休止 | korte vakantie [onderbreking; rustpauze; rustperiode] |
| shōsoku-消息 | beweging en rust; komen en gaan; eb en vloed |
| shōyō-従容 | rust; ontspanning; onbezorgdheid |
| shunōkeru-シュノーケル | snorkel (duikuitrusting) |
| shūshifu-終止符 | (muziek) rustpunt; rustteken |
| shuturumu・unto・dorangu-シュトゥルム・ウント・ドラング | (psychologie) sturm-und-drang (onrustig overgangstijdperk in adolescentie) |
| sōbi-装備 | uitrusting; het uitrusten |
| sōgu-装具 | uitrusting (wapenrusting; medische uitrusting; klimuitrusting e.d.) |
| soku-息 | (in kanji combinaties) adem; ademen; leven; rusten; rente |
| sonawaru-備わる | voorzien zijn (van); uitgerust [ingericht] zijn (met) |
| soraosoroshii-空恐ろしい | onbestemd [vaag] onrustig [angstig] |
| sowasowa-そわそわ | onrustig; nerveus; opgewonden |
| sōzen-騒然 | (騒然たる, bnw.) lawaaiig; luidruchtig; onrustig |
| sōzen-騒然 | (騒然と, bw.) in rep en roer; onrustig |
| sueosoroshii-末恐ろしい | verontrustend; onheilspellend; angstig |
| sukyūba-スキューバ | duikuitrusting (self-contained underwater breathing apparatus) |
| sukyūba・daibingu-スキューバ・ダイビング | duiken met scuba-uitrusting |
| tainei-太寧 | algehele vrede [rust; kalmte] |
| tairaka-平らか | vreedzaam; vredig; rustig |
| tajitanan-多事多難 | onrust; beroering; zware [moeilijke] tijden; problemen |
| takayōji-高楊枝 | het uitgebreid (rustig; op het gemak) gebruiken van een tandenstoker na de maaltijd |
| tantan-淡淡 | rustig bewegend [stromend] (water) |
| tateba-立て場 | (Edo periode) een stopplaats [rustplaats] voor reizigers met paardenkoetsen en riksja's |
| temakura-手枕 | je arm als kussen gebruiken; met je hoofd op je arm rusten |
| tōan-偸安 | een moment rust nemen |
| toburau-弔う | een herdenkingsdienst houden; bidden voor de zielenrust van een overledene |
| tokubetsukyōshitsu-特別教室 | speciaal uitgeruste klaslokalen (voor vakken als muziek, handvaardigheid, huishoudkunde, e.a., ook gebruikt als audio-visuele ruimte) |
| tomurau-弔う | een herdenkingsdienst houden; bidden voor de zielenrust van een overledene |
| tonchaku-頓着 | zorg; bezorgdheid; ongerustheid |
| tonjaku-頓着 | zorg; bezorgdheid; ongerustheid |
| tonza-頓挫 | gefrustreerd worden (van plannen) |
| tonzasuru-頓挫する | plotseling tot stilstand komen; gefrustreerd worden (van plannen); niet doorgaan |
| torasuto-トラスト | (bedrijven) trust; kartel |
| toritsuke-取り付け | installatie; uitrusting; montage |
| tsubakurame-燕 | zwaluw; boerenzwaluw (Hirundo rustica) |
| tsubame-燕 | zwaluw; boerenzwaluw (Hirundo rustica) |
| ukabareru-浮かばれる | de eeuwige rust vinden (van een overledene); rusten in vrede |
| ukiashidatsu-浮き足立つ | klaar staan om te vluchten [weg te rennen]; onrustig worden; wankelen |
| ukine-浮き寝 | slecht [onrustig] slapen |
| unasareru-魘される | een nachtmerrie hebben; geluiden maken terwijl je slaapt; onrustig slapen |
| urameshii-恨めしい | verwijtend; hatelijk; bitter; frustrerend |
| uraura-うらうら | (onomatopee) zacht en warm; mild zonnig; rustig stralend |
| uree-憂え | angst; bezorgdheid; ongerustheid |
| urei-憂い | angst; bezorgdheid; ongerustheid |
| uwatsuku-浮つく | wispelturig [lichtzinnig; rusteloos] zijn [worden] |
| waki-和気 | een rustig [prettig] klimaat |
| waki-和気 | een vredige [rustige] stemming [gemoedstoestand] |
| warubireru-悪びれる | (dit w.w. wordt gebruikt in ontkennende zinnen) te verlegen zijn; zich klein [minderwaardig] voelen; rusteloos [zenuwachtig] zijn |
| wazurai-患い | bezorgdheid; ongerustheid; spanning |
| wazurawasu-煩わす | verontrusten |
| yashu-野趣 | rustieke [landelijke] schoonheid |
| yasuge(na)-安げ(な) | (lit.) iets dat er vreedzaam [rustig] uitziet; vredig; rustig |
| yasugenashi-安げ無し | niet vredig; rusteloos; onrustig |
| yasui-安い | kalm; rustig |
| yasui-安寝 | (lit.) een rustige [vredige] slaap; vast in slaap zijn |
| yasukeku-安けく | (arch.; lit.) vrede; rust; kalmte |
| yasumu-休む | pauzeren; rusten; uitrusten |
| yasunjiru-安んじる | gerust [veilig; op zijn gemak; vredig] zijn; tevreden zijn; geruststellen |
| yasunzuru-安んずる | gerust [veilig; op zijn gemak; vredig] zijn |
| yasunzuru-安んずる | geruststellen; iem. op zijn gemak stellen |
| yasuragi-安らぎ | (gemoeds)rust; kalmte; vredigheid; sereniteit |
| yasuragu-安らぐ | gemoedsrust hebben; zich op zijn gemak voelen; gerust [zonder zorgen] zijn |
| yasurai-休らい | (lit.) het uitrusten; rust; ontspanning; pauze |
| yasuraka-安らか | vredig; kalm; rustig; sereen |
| yasuraka-安らか | onbezorgd; gerust; zonder zorgen |
| yasurau-休らう | rusten; uitrusten |
| yasushi-安し | vredig; rustig; sereen |
| yokkyūfuman-欲求不満 | frustratie |
| yūchō-悠長 | rustig [langzaam; weloverwogen; gemoedelijk] zijn |
| yūkan-憂患 | angst; bezorgdheid; ongerustheid |
| yukkuri-ゆっくり | (onomatopee) langzaam (aan); rustig; op zijn gemak |
| yunittogatatōshishintaku-ユニット型投資信託 | unit investment trust, Amerikaans beleggingsfonds dat op de beurs wordt verhandeld en een vaste effectenportefeuille heeft met een vaste levensduur |
| yuruyuru-緩緩 | langzaam (aan); rustig; losjes |
| yūsui-幽邃 | afgelegen [sereen; rustig; diep] zijn |
| yūsuru-有する | hebben; bezitten; uitgerust zijn met |
| yūyō-悠揚 | sereen [kalm; beheerst; rustig] zijn |
| yūyūjiteki-悠悠自適 | een rustig, teruggetrokken leven leiden; eervolle rust na een welbesteed leven |
| zawatsuku-ざわつく | (onomatopee) luidruchtig [lawaaierig; onrustig] zijn; ritselen (van bladeren); rillen |
| zawazawa-ざわざわ | (onomatopee) luidruchtig; lawaaierig; onrustig; geritsel (van bladeren); rillerig |
| zenjō-禅定 | het zich concentreren op iets via mentale rust |
| zettaiansei-絶対安静 | volledige bedrust; absolute rust en stilte |