葉 ha
1 een blad (van een plant, boom, of bloem)
葉が茂る。
Er komen veel bladeren; Er groeit een dik gebladerte.
Er komen veel bladeren; Er groeit een dik gebladerte.
Spreekwoord(en)/gezegde(s)
葉を欠いて根を断つ。
Als je de bladeren wegsnoeit, tast je ook de wortels aan.
Als je de bladeren wegsnoeit, tast je ook de wortels aan.