Kruisverwijzing
steken
lemma | meaning |
---|---|
batchiri-ばっちり | perfect; uitstekend; precies goed; voldoende; genoeg |
batsugun-抜群 | weergaloos [uitstekend; subliem; ongeëvenaard] zijn |
chikuchiku-ちくちく | prikkelend; stekend |
chimayou-血迷う | de controle over zichzelf verliezen; in razernij ontsteken; door het lint gaan; gek worden |
dasu-出す | eruit halen; tevoorschijn halen; buitenzetten; uitsteken (van lichaamsdeel); uitlaten |
debaru-出張る | uitsteken; naar buiten steken; uitpuilen |
dengakuzashi-田楽刺し | het vastprikken; aan een spies steken |
deppa-出っ歯 | vooruitstekende (boven)tanden |
desugiru-出過ぎる | te veel uitsteken; te ver uitsteken; te sterk zijn (b.v. van thee) |
egui-蘞い | ruw; scherp; stekend; bitter |
eidatsu-穎脱 | het uitblinken; excelleren; uitsteken boven (iemand) |
fukunbon-付訓本 | uitgave van een Chinese tekst om via leestekens het als een Japanse tekst te lezen |
gansekiinkoku-岩石陰刻 | rotstekening |
gekitsū-激痛 | intense [scherpe; stekende] pijn |
gomakasu-ごまかす | (geld) verduisteren [in eigen zak steken] |
hamidasu-食み出す | (ergens) uitsteken, (ergens) uitpuilen; tevoorschijn komen |
hanatsu-放つ | vuur aansteken; brandstichten |
hanpukukigō-反復記号 | herhalingsteken (in de muziek) |
haridasu-張り出す | (vooruit) uitsteken |
haritsuke-磔 | executie door een veroordeelde aan een paal vast te binden en met speren te steken |
haru-張る | uitrekken; (uit)spreiden; uitsteken (arm, etc.) |
hiken-比肩 | het gelijkwaardig [vergelijkbaar] zijn (met); gunstig afsteken (bij); op één lijn staan (met) |
hikensuru-比肩する | gelijkwaardig [vergelijkbaar] zijn (met); gunstig afsteken (bij); op één lijn staan (met) |
hirihiri-ひりひり | prikkelend [stekend; brandend] gevoel (van pijn) |
hiyakasu-冷やかす | plagen; de draak steken met; voor de gek houden |
hookaburi-頬被り | het je kop in het zand steken [doen alsof je iets niet weet] |
hookaburisuru-頬被りする | je kop in het zand steken; doen alsof je iets niet weet |
hyōshiki-標識 | verkeersbord; verkeersteken; markering; baken |
ii-良い | goed; prima; uitstekend; geschikt |
in'yōfu-引用符 | aanhalingsteken(s) |
jinjin-じんじん | tintelend [pijnlijk; verdoofd; stekend] gevoel |
jōtō-上等 | hoge [uitstekende] kwaliteit; excellentie |
kairo-開炉 | (in Zen tempels, op de eerste dag van de 10de maand van de maankalender) het aansteken van de vuurhaard [open haard] |
kasei-歌聖 | vooraanstaande [uitstekende; beroemde] dichter; meesterdichter |
kasen-歌仙 | uitstekende uitmuntende] dichter; meesterdichter (van klassiek Japanse poëzie) |
katen-加点 | toevoeging van leestekens voor Japanse lezingen van Chinese (kanbun) teksten |
kawagoshi-川越し | de rivier oversteken |
kirikorosu-切り殺す | (iem.) doodsteken; neersabelen; doden met een zwaard of mes |
kiritsukeru-切りつける | steken [slaan] met een wapen (mes, zwaard, e.d.) |
kiritsukeru-切り付ける | iemand steken [snijden; verwonden] (met een mes, zwaard, e.d.) |
kiwadatsu-際立つ | opvallen; er bovenuit steken; opvallend zijn |
kokoronikui-心憎い | bewonderenswaardig; prachtig; uitstekend; perfect |
kuōtēshon・māku-クオーテーション・マーク | aanhalingsteken(s) |
kurusu-クルス | kruis; kruisteken |
kuten-句点 | punt (leesteken) |
kyandoru・sābisu-キャンドル・サービス | het aansteken van kaarsen door de bruid en de bruidegom bij een huwelijksreceptie |
maru-丸 | (Japanse) punt (leesteken) |
meihin-名品 | beroemd voorwerp; uitstekend artikel; meesterstuk |
moetsuku-燃え付く | in de brand vliegen; ontsteken; ontbranden; vuur [vlam] vatten |
motageru-擡げる | (het hoofd) opheffen; optillen; oprichten; de kop opsteken; doen ontstaan |
nejikomu-捩じ込む | iets ergens induwen [insteken] |
ōdā-オーダー | ordeteken; onderscheidingsteken |
ōdansuru-横断する | oversteken; kruisen |
odoriji-踊り字 | herhaalsymbool; herhalingsteken (voor kanji of kana) |
oniba-鬼歯 | vooruitstekende (hoek)tand |
oshikomu-押し込む | inproppen; insteken; instoppen; binnenduwen; opsluiten |
pikkingu-ピッキング | het opensteken [forceren] van een slot |
piriodo-ピリオド | punt (leesteken) |
piripiri-ぴりぴり | (onomatopee) prikkelend; stekend; brandend; scherp |
pitchi-ピッチ | regelmatige afstand [verhouding] van omwentelingen [perforaties; steken van een tandwiel, etc.] |
ran-爛 | (in kanji combinaties) rotten; ontsteken; etteren; glinsteren; fonkelen |
ryōkō-良好 | goed [toereikend; voldoende; optimaal; uitstekend] zijn |
saizuchiatama-才槌頭 | een op een hamer lijkend hoofd (voorhoofd en achterhoofd steken uit) |
sashichigaeru-刺し違える | elkaar steken (met een zwaard, mes, e.d.) |
sashidasu-差し出す | voor zich uithouden; (zijn handen) uitsteken |
sashideru-差し出る | opdringerig zijn; zijn neus ergens in steken (fig.); zich ergens mee bemoeien |
sashideru-差し出る | uitsteken; overhangen |
sashikorosu-刺し殺す | doodsteken |
sasu-刺す | steken; prikken; bijten (mug) |
sasu-差す | insteken (sleutel); opsteken (paraplu); uitsteken; omhoog steken (arm) |
sasu-注す | (arch.) aansteken (vuur); branden |
seimei-盛名 | goede [uitstekende] reputatie [naam] |
shisatsusuru-刺殺する | (iem.) doodsteken |
shitanui-下縫い | het los [tijdelijk] aan elkaar naaien; rijgsteken |
shūku-秀句 | een uitstekend gedicht; prachtige haiku |
shūshifu-終止符 | punt (leesteken) |
soppa-反っ歯 | vooruitstekende (boven)tanden |
sugoude-凄腕 | expertise; virtuositeit; uitstekende techniek |
suitsukeru-吸い付ける | zuigen; trekken; aantrekken (magneet); aansteken (sigaret) |
sukuinage-掬い投げ | (sumo) worp door een arm onder de oksel van de tegenstander te steken (een van de worptechnieken zonder de band van de tegenstander vast te pakken) |
sukuranburukōsaten-スクランブル交差点 | schuine oversteekplaatsen; kruispunt waar voetgangers gelijktijdig in alle richtingen kunnen oversteken |
supēsu-スペース | spatie (leesteken) |
takitsukeru-焚き付ける | aansteken; in brand steken; een vuurtje (op)stoken |
tenpon-点本 | uitgave van een Chinese tekst om via leestekens het als een Japanse tekst te lezen |
tobideru-飛び出る | (er) uitsteken; uitpuilen; uitspringen |
tobinukeru-飛び抜ける | de beste zijn; boven iedereen uitsteken (fig.); uitmunten |
togetogeshii-刺刺しい | scherp; prikkend; stekend; vinnig; netelig; stekelig |
tokkotsu-突兀 | het verheven zijn; uitsteken boven |
tōnyū-投入 | het (iets ergens) indoen; insteken; ingooien; inbrengen |
toorinukeru-通り抜ける | door iets (bijvoorbeeld een tunnel) heengaan; doorsteken (een kortere weg nemen) |
tosshutsu-突出 | uitsteeksel; uitstekend deel |
tosshutsusuru-突出する | uitsteken; uitpuilen |
tosshutsusuru-突出する | ergens bovenuit steken (fig.); opvallend (goed; beter) zijn |
totsujōno-凸状の | uitstekend; uitstulpend |
tsukeru-点ける | aandoen; inschakelen; aansteken |
tsuki-突き | (schermen) uitval; steek; (kendō) stekende aanval naar de keel |
tsukikorosu-突き殺す | doodsteken |
tsukisasu-突き刺す | (lett.) steken; prikken; doorboren |
tsukisasu-突き刺す | (fig.) steken; prikken; priemen |
tsukkomu-突っ込む | insteken; induwen; inproppen; instampen; (niet netjes) inpakken |
tsukkomu-突っ込む | je neus ergens insteken; zich bemoeien met |
uchiageru-打ち上げる | lanceren; afsteken van vuurwerk |
ukeguchi-受け口 | iemand met een (naar voren) uitstekende onderkaak |
ukiagaru-浮き上がる | opvallen; afsteken tegen |
ukidasu-浮き出す | opvallen; afsteken tegen (b.v. een achtergrond) |
ukideru-浮き出る | uitsteken; afsteken; opvallen |
utsusu-移す | aansteken; infecteren |
wataru-渡る | oversteken |
yamagoe-山越え | de oversteek [het oversteken] van een berg |
yamanari-山形 | de vorm van een berg; een chevron (een omgekeerde V als onderscheidingsteken, b.v. op de mouw van een officier) |
yogiru-過る | oversteken; doortrekken; (door)kruisen |
yoi-良い | goed; prima; uitstekend; geschikt |
yokogiru-横切る | kruisen; oversteken; overvaren |
zubanukeru-ずば抜ける | de beste zijn; opvallen; zichzelf onderscheiden; (met kop en schouders) uitsteken boven; uittorenen boven |
zukī・zukiri・zukin-ずきっ・ずきり・ずきん | (onomatopee) scherpe [heftige; stekende; kloppende] pijn |
zunukeru-図抜ける | de beste zijn; opvallen; zichzelf onderscheiden; (met kop en schouders) uitsteken boven; uittorenen boven |