spelen / spe-len ( ww )
1遊ぶ [plezier maken; zich amuseren]
2いじる; 弄ぶ; おもちゃにする [spelen (met iets)]
3競技 (試合; ゲーム) をする [een wedstrijd (spel) spelen]
4スポーツをする [sporten]
voetballen; voetbal spelen
サッカ—をする
サッカ—をする
5演じる; 上演する; 公演する [toneel spelen; optreden]
6演奏する; 楽器を弾く [musiceren; een muziekinstrument bespelen]
Kruisverwijzing
spelen
| lemma | meaning |
|---|---|
| abirinpikku-アビリンピック | Paralympics (Olympische Spelen voor sporters met een handicap) |
| an'i-安位 | (term van Zeami) de hoge graad van perfectie die een acteur van het Nō-theater kan bereiken, waardoor hij ontspannen zijn rol kan spelen |
| asobu-遊ぶ | spelen; zich amuseren; plezier hebben |
| atamadashi-頭出し | het startpunt bepalen voor het afspelen van audio-, film- of video-opnamen |
| atekomi-当て込み | in het theater het publiek bespelen in de hoop applaus te krijgen |
| atozeme-後攻め | (honkbalterm) eerst als veldploeg spelen en als tweede slagploeg |
| bōnheddo-ボーンヘッド | het tactisch slecht [dom] spelen (honkbal) |
| damakasu-騙かす | bedriegen; vals spelen |
| damasu-騙す | bedriegen; oplichten; vals spelen; misleiden |
| damī-ダミー | de blinde (bij kaartspelen) |
| dokusōsuru-独奏する | solo spelen |
| doroppu-ドロップ | (bij golf) een bal (die in een vijver was gevallen) op een plek aan de kant laten vallen om van daaruit verder te spelen |
| enjiru-演じる | een rol spelen; acteren; optreden; zich vreemd gedragen |
| enzuru-演ずる | een rol spelen; acteren; optreden; zich vreemd gedragen |
| fīrudingu-フィールディング | (honkbal) het veldspelen (= verdedigen, i.t.t. aanvallen = de slagbeurt) |
| fureru-触れる | vermelden; verwijzen naar; zinspelen op |
| ganrōsuru-玩弄する | spelen [dollen] met; plagen; spotten; voor de gek houden |
| gorin-五輪 | Olympische 5 ringen; Olympische spelen |
| gorintaikai-五輪大会 | Olympische spelen |
| gurūpu・saunzu-グループ・サウンズ | groep muzikanten met elektrische instrumenten die lichte muziek spelen (populair in de 40er jaren) |
| hagoita-羽子板 | gedecoreerde houten peddels (die traditioneel werden gebruikt om hanetsuki, een soort badminton, te spelen) |
| hiasobi-火遊び | het spelen met vuur (lett. en fig.) |
| hikizome-弾き初め | een instrument voor de eerste keer bespelen na aankoop ervan |
| hiku-弾く | spelen (op een snaarinstrument of toetsinstrument); een muziekinstrument bespelen |
| hinekurimawasu-捻くり回す | friemelen; peuteren; prutsen; knoeien (aan); morrelen (aan); spelen (met) |
| homo・rūdensu-ホモ・ルーデンス | homo ludens (lett. de spelende mens) |
| honomekasu-仄めかす | zinspelen op; laten doorschemeren; een toespeling maken; een hint geven |
| iioyobu-言い及ぶ | verwijzen naar; refereren aan; zinspelen op; vermelden |
| ikaru-怒る | boos [kwaad; woedend] worden; in woede uitbarsten; opspelen; (iem.) uitschelden |
| ishi-頤使 | het de baas spelen; iemand onder controle houden |
| ishisuru-頤使する | de baas spelen; iemand onder controle [onder de duim] houden |
| itosabaki-糸捌き | het bespelen van een snaarinstrument |
| jareru-戯れる | speels zijn; spelen; huppelen; kwispelen (hond) |
| kajiru-齧る | het tokkelen; een snaarinstrument bespelen |
| kakigorin-夏季五輪 | Olympische Zomerspelen |
| kakiorinpikku-夏季オリンピック | Olympische Zomerspelen |
| kakomu-囲む | (Go, Shogi, Mahjong, e.d.) spelen |
| katsuyakusuru-活躍する | bezig zijn met; actief zijn [een actieve rol spelen] in |
| kinmedai-金目鯛 | rode beryx (vis, Beryx spelenden) |
| kōkō-後攻 | (honkbalterm) eerst als veldploeg spelen en als tweede slagploeg |
| konashi-熟し | het acteren [spelen] (van een rol) |
| kosuru-鼓する | een muziekinstrument bespelen; luiden; bellen |
| kubihiki-首引き | het voortdurend zinspelen (op) [verwijzen (naar); naslaan; opzoeken] |
| kubippiki-首っ引き | het voortdurend zinspelen (op) [verwijzen (naar); naslaan; opzoeken] |
| kuramono-暗者 | imitatie; namaak; vals(spelen) |
| kyōen-共演 | (film, toneelstuk, muziek) samenspelen; samen de hoofdrol delen |
| kyūji-球児 | honkbal spelende tiener [scholier] |
| maesetsu-前説 | het inspelen (voor een voorstelling) |
| mamagoto-飯事 | (kinderspel) vadertje en moedertje spelen; theepartijtje, e.d. houden met speelgoedservies |
| masaguru-弄る | friemelen; spelen [rommelen; knoeien] (met); sleutelen [prutsen] (aan) |
| mizuasobisuru-水遊びする | spartelen [spelen] in het water; pootjebaden |
| muenshakai-無縁社会 | een samenleving waarin persoonlijke relaties vrijwel geen rol spelen |
| netto・purē-ネット・プレー | (tennis) dichtbij het net spelen |
| nokeru-退ける | (achter een ww. in de -te vorm) lukken; kans zien (om); (iets moeilijks) klaarspelen |
| oshite-押し手 | de linkerhand bij het bespelen van snaarinstrumenten zoals luit, citer, e.d. |
| pararinpikku-パラリンピック | Paralympische Spelen |
| purē-プレー | spel; spelen |
| pure・orinpikku-プレ・オリンピック | de pre-Olympische Spelen (gehouden een jaar voor de echte OS) |
| pūru-プール | pot; gezamenlijke inzet (bij gokspelen) |
| san'yosuru-参与する | deelnemen aan; een actieve rol spelen in; betrokken zijn bij |
| sasu-指す | shogi (Japans schaken) spelen; een zet doen (bij shogi) |
| sensōgokko-戦争ごっこ | het soldaatje [oorlogje] spelen |
| sensōgokkosuru-戦争ごっこする | soldaatje [oorlogje] spelen |
| seseribashi-せせり箸 | eetstokjes die worden gebruikt om een beetje te spelen met eten [in het eten zitten te zoeken of prikken] (onjuist gebruik van eetstokjes) |
| shingurusu-シングルス | (tennis, badminton, etc.) enkelspelen |
| shitamotsure-舌縺れ | een spraakgebrek; lispelen; niet duidelijk kunnen spreken |
| shitatarazu-舌足らず | onduidelijke uitspraak door spraakgebrek; slissen; lispelen |
| shiteyaru-為て遣る | slagen (in); bewerkstelligen; klaarspelen; lukken; vóór zijn; anticiperen |
| shittsui-失墜 | verlies; neergang; val; het verliezen [verbeuren; verspelen] |
| shoken-初見 | muziek (voor het eerst) spelen direct van bladmuziek |
| sōsuru-奏する | (muziekinstrument) bespelen; (muziek) spelen; laten horen |
| suisō-吹奏 | het bespelen van een blaasinstrumenten |
| suru-する | doen; spelen; opvoeren; optreden; acteren; handelen |
| sutando・purē-スタンド・プレー | (theater) het op het publiek spelen |
| tachimawaru-立ち回る | kaartspelen; acteren |
| tateyaku-立て役 | het spelen van een hoofdrol |
| tawamureru-戯れる | spelen; stoeien, ravotten; dollen; grappen uithalen |
| teasobi-手遊び | spel; spelen; speelgoed |
| uchikata-打ち方 | manier van slaan (b.v. bij tennis); manier van spelen; spelregels |
| utsu-打つ | laten klinken; bespelen (muziekinstrument) |
| yasukikurai-安き位 | (term van Zeami) de hoge graad van perfectie die een acteur van het Nō-theater kan bereiken, waardoor hij ontspannen zijn rol kan spelen |
| zareru-戯れる | speels zijn; spelen; dollen; zich amuseren (met iets); grappen maken |