snoep / snoep ( de/het (m) | znw | g.m.v. )
1洋菓子; キャンディー [westers snoep]
2お菓子 [Japans snoep]
Zie ook: snoepgoed
Kruisverwijzing
snoep
| lemma | meaning |
|---|---|
| amami-甘み | zoete lekkernij (zoals cake, snoep of dessert) |
| amatō-甘党 | een snoeper; iem. die van snoepen houdt; zoetekauw; iem. die geen alcohol drinkt |
| ame-飴 | van aardappel- of rijstzetmeel gemaakte zoete snoep; lolly; (eventueel ook drop) |
| amedama-飴玉 | druppelvormige snoepjes; toffees; drop |
| amegashi-飴菓子 | (zoete) snoepjes (gemaakt van moutstroop) |
| ameuri-飴売り | een snoepverkoper |
| ameuriya-飴売り屋 | een snoepwinkeltje |
| amezaiku-飴細工 | van ame (snoep) gemaakte figuren (zoals poppetjes, dieren, en bloemen) |
| aruheitō-有平糖 | decoratief (vaak kleurrijk) snoepgoed gemaakt van suiker en zetmeelsiroop (ook vaak als zuurstok of lolly) |
| bonbon-ボンボン | suiker- of chocoladesnoepje (met vulling) |
| chaka-茶菓 | thee en cake [lekkers; snoep] |
| chanoko-茶の子 | versnapering; cake; snoepjes (oorspronkelijk voor bij de thee) |
| chauke-茶請け | iets lekkers (een klein hapje; cake; snoepje) bij de thee voor gast |
| chitoseame-千歳飴 | een rood-witte snoepstok verkocht op festivals voor kinderen |
| dagashi-駄菓子 | goedkoop gebak [snoep] |
| doroppu-ドロップ | zuurtje; snoepje |
| gyūhi-求肥 | een vorm van wagashi, traditioneel Japans snoepgoed (een zachtere variant van mochi, ook gemaakt van kleefrijst) |
| hanagusuri-鼻薬 | snoep dat men geeft aan een kind om het te troosten [rustig te krijgen] |
| hikkonuku-引っこ抜く | aantrekken; overhalen; (van de concurrentie) weglokken; wegkopen; afpakken; afsnoepen; wegkapen; headhunten |
| kaigui-買い食い | snoepjes [lekkers] kopen en meteen opeten |
| kanmi-甘味 | zoete lekkernij (zoals cake, snoep of dessert) |
| kanokomochi-鹿の子餅 | Japans snoepgoed, mochi (rijstcake) met zoete rode bonenpasta |
| karumera-カルメラ | toffee snoepje |
| kashi-菓子 | snoep; snoepgoed; zoetigheid |
| kyandī-キャンディー | snoep; snoepgoed |
| meika-名菓 | beroemd [uitmuntend] snoepgoed |
| mezamashi-目覚し | snoepgoed voor kinderen als ze wakker worden (b.v. na een middag dutje) |
| migitō-右党 | een snoeper; iem. die van snoepen houdt; iem. die geen alcohol drinkt |
| morigashi-盛り菓子 | een stapeltje [bakje] met snoep(jes) |
| mushigashi-蒸し菓子 | Japanse gestoomde confiserie (snoepgoed, cake, e.d.) |
| ochanoko-お茶の子 | iets lekkers (cake, snoep, e.d.) bij de thee |
| okashi- お菓子 | snoep; snoepgoed; zoetigheid |
| okoshi-粔籹 | traditioneel Japans snoepgoed dat wordt gemaakt gemaakt van gestoomde rijst, gestold met moutzetmeel, suiker, pinda's, e.a. |
| okoshigome-粔籹米 | traditioneel Japans snoepgoed dat wordt gemaakt gemaakt van gestoomde rijst, gestold met moutzetmeel, suiker, pinda's, e.a. |
| pepāminto-ペパーミント | pepermunt (snoepje( |
| rakugan-落雁 | traditioneel Japans snoepgoed (gemaakt van kleefrijstmeel, graanmeel, suiker en zoete siroop) |
| ryōtō-両刀 | het houden van zowel alcohol als snoep |
| ryōtōzukai-両刀遣い | het houden van zowel alcohol als snoep; iemand die zowel van sake houdt als van zoetigheid |
| saka-茶菓 | thee en cake [lekkers; snoep] |
| suīto-スイート | zoet; snoepje |
| taihaku-太白 | afkorting van taihakuame; snoepgoed gemaakt van witte suiker |
| utō-右党 | een snoeper; iem. die van snoepen houdt; zoetekauw; iem. die geen alcohol drinkt |
| waingumi-ワイングミ | winegum (snoepje) |