preek / preek ( de (m/v) | znw | preken )
1説法; 説教
Zie ook: predicatie
Zie ook: sermoen
Zie ook: zedenpreek
Kruisverwijzing
preek
| lemma | meaning |
|---|---|
| anesan-姉さん | zus(ter); mevrouw; juffrouw (een woord waarmee men beleefd een vrouw aanspreekt) |
| bō-坊 | aanspreektitel van een jongen |
| bungen-文言 | (in China) schrijftaal t.o. spreektaal |
| bunin-夫人 | (beleefde aanspreektitel) mevrouw |
| chōeki-懲役 | (onbeleefd taalgebruik) aanspreektitel van gedetineerden |
| chōmon-聴聞 | het luisteren naar (een lezing, toespraak, preek, etc.) |
| dan-壇 | podium; spreekgestoelte; verhoging; tribune |
| dangi-談義 | verhandeling; preek; prediking |
| denka-殿下 | (aanspreektitel) (Uwe; Hare; Zijne) Majesteit |
| dōdan-登壇 | het podium opstappen; het spreekgestoelte beklimmen; achter de kansel gaan staan |
| donkō-鈍行 | (spreektaal) stoptrein; lokale (langzame) trein |
| endan-演壇 | rostrum; spreekgestoelte; podium |
| erokyūshon-エロキューション | spreekkunst; welsprekendheid; voordrachtskunst; redekunst |
| fujin-夫人 | (beleefde aanspreektitel) mevrouw |
| gaida-咳唾 | de woorden die een meerdere spreekt |
| goetsudōshū-呉越同舟 | vijanden die in het hetzelfde schuitje zitten; (spreekwoord:) het zijn vrienden als Herodes en Pilatus |
| goki-語気 | spreektoon |
| gongodōdan-言語道断 | onbeschrijflijk; onuitspreekbaar; niet in woorden uit te drukken |
| hanashigoe-話し声 | spreekstem; sprekende stem |
| hanashikata-話し方 | manier van praten [spreken]; spreektrant |
| hōdan-法談 | boeddhistische preek [verhandeling; dialoog] |
| hōgo-法語 | boeddhistische preek |
| hōwa-法話 | religieuze verhandeling; preek |
| iikata-言い方 | spreekwijze; zegswijze; manier van praten |
| issekinichō-一石二鳥 | (spreekwoord) twee vliegen in één klap slaan |
| iwazumogana-言わずもがな | het spreekt vanzelf [hoeft niet gezegd te worden] |
| jijōnomajiwari-爾汝の交わり | goed bekend [bevriend] met elkaar zijn (zodat men elkaar met jij en jouw aanspreekt); familiair omgaan met elkaar |
| jūnintoiro-十人十色 | (spreekwoord) zoveel hoofden zoveel zinnen; smaken verschillen; over smaak valt niet te twisten |
| kakugen-格言 | spreekwoord; gezegde; spreuk; aforisme |
| kamisama-神様 | (erende aanspreekvorm van een) god |
| kanban-看板 | woordvoerder; aanspreekpunt; boegbeeld (fig.) |
| kāten・rekuchā-カーテン・レクチャー | bedsermoen; gordijnpreek (terechtwijzing van een vrouw aan haar man in de slaapkamer) |
| kenkei-賢兄 | beleefde aanspreekvorm gebruikt door mannen voor hun leeftijdsgenoten, in brieven, e.d.) beste broer |
| kōbō-弘法 | Kobodaishi, aanspreektitel voor Kukai (stichter van het Shingon Boeddhisme en beroemd om zijn calligrafeerkunst) |
| kōbōdaishi-弘法大師 | Kobodaishi, aanspreektitel voor Kukai (stichter van het Shingon Boeddhisme en beroemd om zijn calligrafeerkunst) |
| kōdan-講壇 | spreekgestoelte; spreekstoel; katheder |
| kōdan-降壇 | het podium afstappen; het spreekgestoelte verlaten |
| kogen-古諺 | een oud spreekwoord [gezegde] |
| kōgo-口語 | spreektaal; gesproken taal |
| kogo-古語 | oud gezegde; spreekwoord; spreuk |
| kōgotai-口語体 | informele schrijfstijl (geschreven als spreektaal) |
| kōki-口気 | spreekstijl; stemvolume |
| kotowaza-諺 | spreekwoord; gezegde |
| kuchidome-口止め | spreekverbod |
| kuchifusagi-口塞ぎ | spreekverbod |
| kuchigatame-口固め | spreekverbod |
| kuchikazu-口数 | aantal woorden (dat iemand spreekt) |
| kun-君 | de heer; meneer (aanspreektitel, achtervoegsel achter persoonsnamen) |
| kyakka-却下 | (spreektaal) afgekeurd! |
| kyatchi・sērusu-キャッチ・セールス | agressieve verkoopmethode (waarbij men mensen op straat aanspreekt om hen iets te verkopen) |
| kyōdan-教壇 | podium of spreekgestoelte (in een klaslokaal) |
| makishimu-マキシム | gezegde; uitdrukking; spreekwoord |
| mizarukikazaruiwazaru-見猿聞か猿言わ猿 | (spreekwoord) Horen, zien en zwijgen. |
| naishin-内診 | spreekuur; (dokter) consult |
| naishinsuru-内診する | spreekuur houden (dokter) |
| nanakorobiyaoki-七転び八起き | (spreekwoord) met vallen en opstaan (leren); al doende leert men (lett. 7 keer vallen, 8 keer opstaan) |
| neesan-姉さん | een woord waarmee een geisha een meer ervaren geisha boven zich aanspreekt |
| neesan-姉さん | (een woord waarmee men aanspreekt) een serveerster in een restaurant of hotel |
| neesan-姉さん | (een woord waarmee men beleefd een oudere zus aanspreekt:) zus(ter) |
| neesan-姉さん | (een woord waarmee men een jonge vrouw aanspreekt:) juffrouw |
| neeya-姉や | (aanspreekvorm voor) kinderoppas; dienstmeisje |
| ni-に | (meestal in combinatie met wa of mo achter aanspreektitels, geeft respect aan voor de toegesprokene) |
| obasan-小母さん | (aanspreektitel voor vrouw van middelbare leeftijd) mevrouw |
| ochimusha-落ち武者 | (spreektaal) student, kandidaat, of sollicitant die heeft gefaald in zijn [haar] ondernemingen |
| okaasan-お母さん | moeder (beleefd, ook aanspreektitel) |
| okami-御上 | (aanspreektitel voor) de eigenares [bazin; gastvrouw] van een traditioneel eethuis, theehuis, hotel, e.d. |
| okami-御上 | aanspreektitel voor iemand van adel |
| okamisan-お上さん | (aanspreektitel voor) de eigenares [bazin; gastvrouw] van een traditioneel eethuis, theehuis, hotel, e.d. |
| otōsan-お父さん | vader (beleefd; ook aanspreektitel) |
| rigen-俚言 | spreektaal; omgangstaal; dialect |
| ryūchō-流暢 | spreekvaardigheid |
| sekkyō-説教 | preek; prediking |
| sekkyōdan-説教壇 | kansel; preekstoel |
| sensei-先生 | (aanspreektitel voor) een leraar; docent; professor; arts |
| sensei-先生 | (tot febr. 2024 gevangenis jargon, aanspreektitel voor) cipier; gevangenbewaarder |
| seppō-説法 | preek; leerrede; prediking |
| serifumawashi-台詞回し | spreektrant; wijze van voordragen |
| shibirehime-痺れ姫 | (Kabuki) rol waarbij de acteur lange tijd beweegt noch spreekt in de rol van een prinses |
| shitsumujikan-執務時間 | werktijd; kantooruren; spreekuren |
| shōshi-小子 | aanspreektitel van een leraar voor zijn leerling |
| shoshi-諸姉 | een groot aantal vrouwen; (ook gebruikt als aanspreektitel of pers. vnw.) dames (u; jullie) |
| shoshi-諸子 | (aanspreektitel tegen een groep) u; jullie |
| shūji-修辞 | spreekwijze; retorisch middel; stijlfiguur |
| shupurehikōru-シュプレヒコール | spreekkoor |
| somoji-其文字 | jij (aanspreekvorm gebruikt door hofdames) |
| sonkei-尊兄 | (respectvol gebruikt als aanspreektitel voor de tweede persoon tussen mannen met een gelijke status) u |
| sontaku-尊宅 | (respectvolle aanspreektitel voor een ander) u |
| toiuto-と言うと | als het gaat om; wanneer met spreekt van; als je het hebt over; als je ... zegt, bedoel je ... |
| tono-殿 | aanspreektitel voor iemands (leen)heer, meester of echtgenoot |
| yobikata-呼び方 | aanspreekvorm |
| yobisute-呼び捨て | alleen de naam (zonder aanspreektitel) |
| zau-座右 | (beleefde aanspreektitel in brieven, e.d.) u |
| zayū-座右 | (beleefde aanspreektitel in brieven, e.d.) u |
| zettō-舌頭 | spraak; taal; spreekwijze |
| zokugara-続柄 | (spreektaal) familierelatie; familiebetrekking; verwantschap |
| zokugen-俗言 | alledaagse taal [uitdrukking]; spreektaal |
| zokugen-俗諺 | spreekwoord; populair gezegde |
| zokugo-俗語 | spreektaal; populair jargon |