lichaam / li-chaam ( het (o) | znw | lichamen )
1体; 身体; 肉体; 体躯 [mens, dier]
het menselijk lichaam
人体
人体
dood lichaam; lijk
死体; 死骸; 遺体
死体; 死骸; 遺体
hemellichaam
天体
天体
2物体; 立体 [scheikunde; wiskunde]
3組織 [bestuurlijke eenheid]
Zie ook: lijf
Kruisverwijzing
lichaam
| lemma | meaning |
|---|---|
| āmu-アーム | arm (lichaamsdeel) |
| bashin-馬身 | paardenlijf; het lichaam van een paard |
| bero-べろ | (dialect voor) tong (lichaamsdeel) |
| bodī-ボディー | lichaam; romp; centrale deel; kern; voorwerp; object |
| bodīsūtsu-ボディースーツ | bodysuit (kledingstuk dat nauw om het lichaam sluit); damesondergoed dat uit 1 stuk bestaat |
| bodī・burō-ボディー・ブロー | slag [stoot] op het lichaam |
| bodī・chekku-ボディー・チェック | (in sport) een forse duw tegen het lichaam van een tegenstander |
| bodī・rangēji-ボディー・ランゲージ | lichaamstaal |
| bui-部位 | (de positie van) een deel [stuk] ten opzichte van het geheel; lichaamsdeel |
| burokku・sain-ブロック・サイン | (honkbal) een aanwijzing geven door naar een deel van het lichaam te wijzen |
| buttai-仏体 | Boeddha's fysieke lichaam |
| buttai-仏体 | Boeddha's universele lichaam; boeddhabeeld |
| chishio-血潮 | bloed dat uit het lichaam vloeit |
| daboku-打撲 | blauwe plek op het lichaam (door stoten) |
| daidōmyaku-大動脈 | aorta; lichaamsslagader |
| danseitai-弾性体 | elastisch lichaam |
| dasu-出す | eruit halen; tevoorschijn halen; buitenzetten; uitsteken (van lichaamsdeel); uitlaten |
| dōtai-胴体 | romp (van een lichaam, boot vliegtuig, etc.) |
| dozaemon-土左衛門 | lichaam [lijk] van iemand die is verdronken (vernoemd naar sumoworstelaar Narusegawa Dozaemon (Edo periode) die een bleek, dik gezwollen lichaam had) |
| ekusasaizu-エクササイズ | oefenen; oefening; lichaamsbeweging; training |
| esutetikku-エステティック | volledige (lichaams)schoonheidsbehandelingen |
| esutetishan-エステティシャン | schoonheidsspecialist(e) voor het hele lichaam |
| gōtai-剛体 | (natuurkunde) een star [onvervormbaar] lichaam |
| gyokutai-玉体 | het lichaam van de keizer |
| hadami-肌身 | lichaam |
| hakkōbyō-発酵病 | zymotische ziekte [waarbij een organisme of virus in het lichaam als een ferment optreedt] |
| hanshin-半身 | de helft van het lichaam (boven- of onderkant; linker- of rechterkant) |
| hare-腫れ | zwelling (van het lichaam) |
| haro-ハロ | halo (lichtende kring om een hemellichaam) |
| harō-ハロー | halo (lichtende kring om een hemellichaam) |
| hattōshin-八頭身 | (van een vrouw) mooi, welgevormd [goed geproportioneerd] lichaam (acht keer zo lang als het hoofd) |
| heddo-ヘッド | hoofd (lichaamsdeel) |
| himantai-肥満体 | een corpulente [gezette; stevige] lichaamsbouw |
| honemi-骨身 | botten en vlees; het hele lichaam |
| hoshi-星 | ster (hemellichaam) |
| ikimi-生き身 | levend lichaam |
| ikiryō-生き霊 | een levende (lichaamsloze) geest die zijn eigen lichaam heeft verlaten om wraak te nemen op iemand; een wraakzuchtige geest |
| itai-異体 | ander [niet-identiek] lichaam |
| itai-遺体 | lijk; dode; dood lichaam; stoffelijk overschot |
| ittai-一体 | één lichaam [standbeeld] |
| jinshin-人身 | menselijk lichaam |
| jintai-人体 | het menselijk lichaam |
| jintaimokei-人体模型 | anatomisch model van het menselijk lichaam |
| jitai-自体 | zelf; zichzelf; het eigen lichaam |
| jiten-自転 | omwenteling; aswenteling; rotatie (van een hemellichaam om de eigen as) |
| jōhanshin-上半身 | bovenlichaam; romp |
| jotai-女体 | vrouwenlichaam; het lichaam van een vrouw |
| jūnantaisō-柔軟体操 | rek- en strekoefeningen om het lichaam soepel te maken, meestal als warming-up voor een sport |
| kahanshin-下半身 | onderlichaam |
| kamigakari-神懸かり | goddelijke verschijning [bezetenheid]; goddelijke geest in het lichaam van een persoon |
| kansetsu-環節 | segment van het lichaam van een ringworm of geleedpotige |
| kanzō-肝臓 | de lever (lichaamsorgaan) |
| kappuku-恰幅 | postuur; lichaamsbouw |
| karada-体 | lichaam |
| karadatsuki-体付き | lichaamsbouw |
| karyōbinga-迦陵頻伽 | (in het (Boeddhisme) Kalaviṅka, onsterfelijk wezen met een menselijk hoofd en het lichaam van een vogel |
| katami-片身 | één kant [de helft] van een lichaam (b.v. van een vis) |
| katawa-片端 | (iemand met) een lichaamsgebrek |
| keigai-形骸 | lichaam |
| kentai-献体 | lichaamsdonatie; terbeschikkingstelling van het lichaam na de dood (voor medisch onderzoek) |
| ken'on-検温 | lichaamstemperatuur meting |
| ketsuniku-血肉 | vlees en bloed; het lichaam |
| kidō-軌道 | baan; orbit (van een hemellichaam); traject |
| kikan-気管 | tracheae (ademhalingsorgaan van insecten, bestaande uit buisvormige structuren door het hele lichaam) |
| kimyō-帰命 | (Sanskriet: namas) (buigen voor) aanbidding [verering] van Boeddha; je lichaam en ziel toevertrouwen aan Boeddha |
| kinkotsu-筋骨 | spieren en beenderen [botten; skelet]; lichaamsbouw |
| kirin-騏驎 | mythisch dier in het oude China (met lichaam van een hert, staart van een koe, en hoeven van een paard) |
| kokei-固形 | vaste stof [vorm]; vast lichaam |
| kōkō-膏肓 | een plek diep in (het binnenste deel) van het (menselijk) lichaam |
| kōkō-膏肓 | ongeneeslijk zijn (onbehandelbaar omdat het te diep in het lichaam zit) |
| kōmō-膏肓 | een plek diep in (het binnenste deel) van het (menselijk) lichaam |
| kōmō-膏肓 | ongeneeslijk zijn (onbehandelbaar omdat het te diep in het lichaam zit) |
| konashi-熟し | (lichaams)houding; tred; manier van bewegen |
| kōnetsu-高熱 | hoge koorts [lichaamstemperatuur] |
| koppō-骨法 | skelet (van een lichaam) |
| kōshin-後身 | reïncarnatie; herboren lichaam; nieuw lichaam na hergeboorte |
| koshitsuki-腰つき | (lichaams)houding; manier van bewegen [lopen] |
| kōtai-抗体 | antilichaam; antistof; afweerstof |
| kōten-公転 | omwenteling; baan; rotatie (van een hemellichaam om een ander hemellichaam) |
| kōzui-香水 | (boeddh.) water vermengd met wierook (voor reiniging van tempel, altaar, of lichaam); geurend water geofferd aan Boeddha |
| kyotai-巨体 | een enorm groot lichaam |
| manshin-満身 | het hele lichaam |
| mezu-馬頭 | (boeddh.) demoon (beeld) met het hoofd van een paard en het lichaam van een mens |
| mi-身 | (menselijk) lichaam |
| migara-身柄 | (iemands) lichaam; persoon; identiteit |
| misugara-身すがら | niets (bij je) hebben [bezitten (behalve je lichaam) |
| mitake-身丈 | iemands lengte; lichaamslengte |
| miuchi-身内 | het gehele lichaam |
| miugoki-身動き | lichaamsbeweging; kleine beweging van het lichaam |
| mokuyoku-沐浴 | het baden; het lichaam en het haar wassen |
| momu-揉む | (het lichaam) hevig bewegen (in dans e.d.) |
| monukenokara-蛻の殻 | lijk; dood lichaam (waaruit de ziel verdwenen is) |
| morahadaonugu-諸肌を脱ぐ | beide schouders [het bovenlichaam] ontbloten (bij het dragen van een kimono) |
| muchiuchi-鞭打ち | deel van het lichaam van paarden waar de ruiter op slaat met zijn zweep |
| natsumake-夏負け | lichaamszwakte [ziek] door zomerhitte |
| natsuyase-夏瘦せ | gewichtsverlies (en daarmee verzwakking van de lichaamskracht) door zomerse hitte |
| netsu-熱 | koorts; verhoogde lichaamstemperatuur |
| niku-肉 | lichaam; sexueel verlangen; passie |
| nikutai-肉体 | het lichaam (het vlees); het fysiek |
| nikuzuki-肉付き | vlezig [vet] zijn; vlees aan het lichaam hebben |
| nue-鵺 | mythische vogel met het hoofd van een aap, het lichaam van een wasbeer, de staart van een slang, en de poten van een tijger |
| nyotai-女体 | vrouwenlichaam; het lichaam van een vrouw |
| parusā-パルサー | pulsar (een hemellichaam dat regelmatig pulsen van radiogolven en röntgenstralen uitzendt) |
| pieta-ピエタ | piëta (een voorstelling van Maria met het lichaam van de gestorven Jezus op haar schoot) |
| rashin-裸身 | een naakt lichaam |
| ratai-裸体 | naakt lichaam |
| reiniku-霊肉 | lichaam en ziel [geest] |
| rōku-老躯 | oud lichaam; oude botten |
| rōtai-老体 | oud lichaam; oude persoon |
| saikosomatikku-サイコソマティック | psychosomatisch (van lichaam en ziel samen) |
| se-背 | rug (van lichaam) |
| se-背 | lichaamslengte; hoogte |
| seikatanden-臍下丹田 | het midden [centrum] van het lichaam, vlak onder de navel (gezien als de bron van spirituele levenskracht in Oosterse filosofie) |
| seitai-聖体 | het (heilige) lichaam van Christus; Corpus Christi; hostie |
| seitai-聖体 | de persoon [het lichaam] van de keizer, de keizer in persoon |
| seitake-背丈 | statuur; gestalte; lichaamslengte |
| sekakkō-背格好 | (iemands) lichaamsbouw; grootte; gestalte; statuur |
| shachihoko-鯱 | Japanse mythologisch dier met het hoofd van een tijger en het lichaam van een karper |
| shiatsu-指圧 | shiatsu; acupressuur (een massagetherapie waarbij men met vingers en handpalmen druk uitoefent op bepaalde plekken van het lichaam) |
| shidai-四大 | het menselijk lichaam |
| shikatabanashi-仕方話 | gesticulatie; het praten en tegelijk gebaren maken; spreken met veel lichaamstaal |
| shinchō-身長 | lichaamslengte; gestalte; postuur |
| shinimi-死に身 | dood lichaam; lijk |
| shinkon-身魂 | ziel; lichaam en geest |
| shinkui-身口意 | (in Boeddhisme) een woord voor het menselijk handelen, n.l. doen, spreken en denken (lett. lichaam, mond en geest) |
| shintai-身体 | lichaam; gestel; fysiek |
| shintaigengo-身体言語 | lichaamstaal; gebarentaal |
| shintaihappu-身体髪膚 | het hele (menselijk) lichaam (kop tot teen; huid en haar) |
| shintaikakubu-身体各部 | lichaamsdeel |
| shirei-死冷 | lijkkoude; algor mortis (dalende lichaamstemperatuur na overlijden) |
| shisei-姿勢 | (lichaams)houding; postuur |
| shishū-死臭 | de stank [doordringende geur] van een lijk [dood lichaam] |
| shita-舌 | tong (lichaamsdeel) |
| shitai-姿態 | figuur; gestalte; lichaamshouding |
| shitai-死体 | dood lichaam; lijk; kadaver |
| shitamae-下前 | binnenste pand van een kledingstuk dat om het lichaam wordt gewikkeld (b.v. kimono) |
| shizentai-自然体 | natuurlijke [ontspannen] (lichaams)houding [pose] |
| shoboshobo-しょぼしょぼ | zwak (van lichaam of geest) |
| sōmi-総身 | (iemands) hele lichaam; het hele lijf; ten voeten uit |
| sōō-相応 | (boeddh.) de verbinding tussen [vereniging van] lichaam en geest |
| sorimi-反り身 | lichaamshouding met de borst vooruit |
| sōshin-瘦身 | een slank [dun] lichaam [figuur] |
| sōshin-総身 | het hele lichaam |
| suishitai-水死体 | lichaam [lijk] van iemand die is verdronken |
| sujibone-筋骨 | spieren en beenderen [botten; skelet]; lichaamsbouw |
| sutā-スター | ster (hemellichaam) |
| tai-体 | (in kanji combinaties) lichaam |
| tai-体 | (wiskunde) lichaam; veld |
| taichō-体調 | lichaamsconditie |
| taieki-体液 | lichaamsvocht; lichaamssap |
| taige-体解 | (boeddh.) totaal begrip [besef; bevatting] (door lichaam en geest verkregen) |
| taii-体位 | lichaamshouding |
| taijū-体重 | lichaamsgewicht |
| taikaku-体格 | lichaamsbouw; constitutie; fysiek gestel |
| taikei-体型 | lichaamstype; biotype |
| taikō-体腔 | (vloeistof-gevulde) lichaamsholte; coeloom |
| taimō-体毛 | lichaamshaar |
| tainai-体内 | binnen [in] het lichaam |
| taion-体温 | lichaamstemperatuur |
| taionkei-体温計 | thermometer; temperatuurmeter (lichaam) |
| tairyoku-体力 | lichaamskracht; fysieke kracht; uithoudingsvermogen |
| taisabaki-体捌き | (judo) draaiende beweging van het lichaam |
| taisei-体勢 | (lichaams)houding; stand; postuur |
| taishibōritsu-体脂肪率 | lichaamsvetpercentage |
| taishū-体臭 | lichaamsgeur |
| take-丈 | hoogte; lichaamslengte; gestalte |
| teitō-低頭 | diepe buiging van het hoofd en bovenlichaam (als begroeting) |
| tentai-天体 | hemellichaam |
| tōshin-頭身 | hoofd en lichaam |
| tōshin-頭身 | de verhouding tussen hoofdlengte en lichaamslengte |
| tōshō-凍傷 | bevriezing (van lichaamsdeel); beschadiging [verwonding] als gevolg van bevriezing |
| tsukuri-作り | uiterlijk; lichaamsbouw |
| ude-腕 | arm (lichaamsdeel) |
| undō-運動 | lichaamsbeweging; (conditie)training; oefening(en) |
| yukan-湯灌 | lijkwassing; het wassen van het lichaam van een overledene (voor de begrafenis) |
| zanshitai-惨死体 | het (verminkte) lichaam van iemand die op brute wijze is vermoord |
| zenshin-全身 | het hele lichaam; ten voeten uit |
| zenshinbiyōshi-全身美容師 | schoonheidsspecialist(e) voor het hele lichaam |
| zōki-臓器 | (inwendig) orgaan (in lichaam) |
| zūtai-図体 | (groot; dik; zwaar) lichaam [postuur] |