klap
1平手打ち; 一撃; 打撃 [slag]
2拍手 [applaus]
3物同士がぶつかる音; ピシャリとたたく音; バタンと閉める音 [geluid van een klap]
Kruisverwijzing
klap
lemma | meaning |
---|---|
ate-当て | het slaan; een klap; slag; stomp |
burō-ブロー | slag; klap |
dageki-打撃 | klap (fig.) |
dageki-打撃 | (harde) klap; slag; stoot |
donto-どんと | krachtig; met een klap [dreun] |
furattā-フラッター | geklapper; gefladder |
gachigachi-がちがち | (onomatopee) klapperend (van tanden); |
gaishūisshoku-鎧袖一触 | de vijand gemakkelijk verslaan (lett. de vijand verslaan met één klap van een armstuk van een harnas); (fig.) winnen met één hand op de rug |
gokutsubushi-穀潰し | nietsnut; klaploper; luiwammes |
gorotsuki-ごろつき | uitvreter; parasiet; klaploper; vandaal; crimineel; schurk; afperser |
goshippu-ゴシップ | (ge)roddel; kletspraat; achterklap |
gūzuberī-グーズベリー | kruisbes; klapbes |
hakidasu-吐き出す | spuien (kritiek, etc.); uitstromen; verspreiden; verklappen; onthullen |
hatahata-はたはた | (geluid van) geklapper [geflapper] (in de wind) |
hinageshi-雛罌粟 | de grote [gewone] klaproos (Papaver rhoeas) |
hirahira-ひらひら | (onomatopee) fladderend; dwarrelend; klapperend; flikkerend |
hitouchi-一打ち | één klap [haal; streek; slag] |
hitto-ヒット | slaan; slag; klap; dreun |
hokidasu-吐き出す | spuien (kritiek, etc.); uitstromen; verspreiden; verklappen; onthullen |
ichiyaku-一躍 | met één sprong; in één keer; in één klap |
iimorasu-言い漏らす | zich verspreken; een geheim verraden [verklappen] |
ikkakusenkin-一攫千金 | in één klap rijk worden; in één keer enorme winst behalen |
ikkyoni-一挙に | in één slag [klap]; in één keer; alles tegelijk |
ikkyoryōtoku-一挙両得 | twee vliegen in één klap |
issekinichō-一石二鳥 | (spreekwoord) twee vliegen in één klap slaan |
kageguchi-陰口 | kwaadsprekerij; boosaardige roddel [laster]; achterklap; geroddel achter iemand's rug |
keshi-芥子 | papaver; klaproos |
kē・ō-ケー・オー | ko; knock-out (bij boksen, klap die iem. buiten gevecht stelt) |
kishoku-寄食 | het klaplopen; parasiteren |
kishokusha-寄食者 | klaploper; profiteur |
kishokusuru- 寄食する | klaplopen; parasiteren |
kokoyashi-ココ椰子 | kokospalm; klapperboom (Cocos nucifera) |
kyōda-強打 | harde slag [klap]; stomp |
mōda-猛打 | harde klap [slag] (b.v. bij honkbal) |
morasu-漏らす | lekken (fig.); verraden; een geheim verklappen; onthullen |
narasu-鳴らす | laten klinken (rinkelen; bellen; fluiten; klappen; rammelen, etc.) |
netabare-ネタバレ | spoiler; bederver; informatie die (een deel van) de plot van een film of boek verklapt |
nokkuauto-ノックアウト | knock-out (bij boksen, klap die iem. buiten gevecht stelt) |
ooatari-大当たり | de grote prijs winnen; veel succes hebben; een klapper maken; een grote hit scoren |
orikomipēji-折り込みページ | uitklappagina; uitvouwpagina |
pachipachi-ぱちぱち | (hard) geklap |
patapata-ぱたぱた | (geluid van) gekletter (regen); getrippel (voeten); geklapper (doek, etc.); geflapper (vleugels) |
pokanto-ぽかんと | met een krak [klap; bons] (geluid) |
pokarito-ぽかりと | klap; mep |
pokatto-ぽかっと | klap; mep |
popī-ポピー | klaproos |
sunekajiri-脛齧り | (lett. bijten in het onderbeen) het klaplopen; parasiteren; profiteren (van iem.); teren op |
sunekajiri-脛齧り | klaploper; iemand die profiteert van een ander |
suppari-すっぱり | volledig; grondig; totaal; in één klap |
surappusukēto-スラップスケート | klapschaats |
sutorōku-ストローク | slag; klap; zet; haal |
tebyōshi-手拍子 | de maat slaan met een hand; op de maat met de handen klappen |
tejime-手締め | traditioneel handgeklap [applaus} |
torimaki-取り巻き | aanhanger; (slaafse) volgeling; klaploper |
utsu-打つ | slaan; kloppen; klappen; stoten |
yaniwani-矢庭に | plotseling, abrupt; opeens; plotsklaps |