Kruisverwijzing
reizen
lemma | meaning |
---|---|
azumakudari-東下り | historische term voor het vanuit Kyoto naar de oostelijke provincies (en Edo) reizen |
baijō-陪乗 | het instappen [samenreizen] (in auto, boot, e.d., met iemand die hoger in rang is) |
basshō-跋渉 | het rondzwerven; rondreizen |
bikuni-比丘尼 | (Kamakura- en Muromachi-periode) rondreizende vrouwelijke entertainer (die optrad verkleed als non); prostituee |
binsen-便船 | (reizen met) de (eerste) beschikbare boot |
daimyōryokō-大名旅行 | een luxueuze [dure] reis maken; reizen in weelde |
dōdō-同道 | reis(tocht) in gezelschap van anderen; het samen reizen |
gaiyū-外遊 | het reizen naar het buitenland; buitenlandse reis |
hitoritabi-一人旅 | het single [solo] reizen; alleen reis |
jipangu-ジパング | Zipangu, de naam waarmee naar Japan wordt verwezen in Marco Polo's Reizen (het Engelse woord Japan is daarvan afgeleid) |
jōsha-乗車 | met de auto [bus, trein, taxi e.d.] gaan [reizen] |
jūdansuru-縦断する | door het hele land [gebied] gaan [lopen; reizen] |
kaikoku-回国 | wandelen [reizen] door het land |
kayou-通う | heen- en weer gaan [reizen]; pendelen; forenzen |
kiryo-羈旅 | reis; het reizen |
kiryo-羈旅 | een term in Japanse gedichten (wake, haiku) die verwijst naar de gevoelens van reizen |
komusō-虚無僧 | rondreizende en bedelende Zen priester van de Fuke sekte |
kyakusō-客僧 | reizende [gast] priester [monnik] |
michiyuki-道行き | reis; het reizen |
murashibai-村芝居 | rondreizend (dorps)toneelgezelschap |
murashibai-村芝居 | rondreizend dorpstheater |
mushashugyō-武者修行 | naar andere delen van het land reizen om bijzondere vaardigheden te leren (b.v. in de muziek of de krijgskunst) |
noriawaseru-乗り合わせる | (toevallig) met iemand samen reizen [in dezelfde auto, trein, boot, etc.) |
ryokō-旅行 | het reizen; reis; trip |
ryokōdairigyōsha-旅行代理業者 | reisagent; verkoper van reizen |
ryokōsuru-旅行する | reizen |
ryoshū-旅愁 | weemoedigheid [melancholie] tijdens het reizen |
sairyō-宰領 | het organiseren [verzorgen; begeleiden] van groepsreizen; reisleider; gids |
sankō-山行 | door de bergen gaan [reizen] |
shuppatsusuru-出発する | vertrekken; op weg gaan; weggaan (uit); afreizen |
tabihōshi-旅法師 | reizende boeddhistische priester |
tabimawari-旅回り | rondreis; het rondreizen |
tabisō-旅僧 | reizende [rondtrekkende] priester |
tabiyatsure-旅窶れ | het verreisd [moe van het reizen] zijn |
tōha-踏破 | het reizen te voet |
tsūkinsuru-通勤する | naar het werk gaan [reizen]; forenzen; pendelen |
yūrekisuru-遊歴する | (rond)reizen; rondtrekken; een trip maken |