baan / baan ( de (m/v) | znw | banen )
1仕事; 業務 [werk; betrekking]
2道; 道路 [pad; weg]
3走路; トラック; コース [sport]
4 (テニス) コート [(tennis)baan]
5車線 [rijbaan; rijstrook]
6線路 [spoorbaan]
7軌道 [baan van planeten en satellieten]
8 (ス ケート) リンク [(schaats)baan]
9 (布地の) 幅; 横幅 [baan [strook] van een stof]
10滑走路 [landingsbaan]
11ボーリングのレーン [bowlingbaan]
12弾道 [baan van een kogel, projectiel, e.d.]
Kruisverwijzing
baan
| lemma | meaning |
|---|---|
| afuro・kyūban・jazu-アフロ・キューバン・ジャズ | Afro-Cubaanse jazz |
| aisubān-アイスバーン | bevroren oppervlak [skibaan; weg] |
| aisu・rinku-アイス・リンク | (overdekte) ijsbaan |
| an・tsū・kā-アン・ツー・カー | all-weather wegdek [oppervlak]; (kunststof) baan die bestand is tegen alle weersinvloeden |
| aotagai-青田買い | studenten een baan aanbieden al voordat zij afgestudeerd zijn |
| arubaitā-アルバイター | iemand met een bijbaan(tje); parttimer |
| arubaito-アルバイト | bijbaan(tje); parttime baan |
| ashiato-足跡 | traject; baan; pad |
| autokōsu-アウトコース | buitenbaan (sport) |
| autosaido-アウトサイド | (sport) buiten de baan; buitenspel |
| baba-馬場 | paardenrenbaan |
| baito-バイト | bijbaan(tje); parttime baan |
| bakkusutoretchi-バックストレッチ | het gedeelte van een ovale renbaan aan de andere kant van de tribune (parallel aan de homestretch) |
| basu・rēn-バス・レーン | busstrook; busbaan |
| busho-部署 | (iemands) baan; betrekking; afdeling; post |
| chakunin-着任 | het aanvaarden van [intreden bij] een (nieuwe) functie [post; baan; positie] |
| chūzai-駐在 | het in het buitenland gestationeerd zijn; baan [verblijf] in het buitenland |
| dāto・kōsu-ダート・コース | (paardenrennen of motor races) onverharde baan |
| datsusara-脱サラ | het zich bevrijden uit de tredmolen van een kantoorbaan, en voor zichzelf beginnen om leuk en zinvol werk te gaan doen |
| dentetsu-電鉄 | elektrische spoorweg [spoorbaan] |
| doggu・reggu-ドッグ・レッグ | (Engelse golfterm) dogleg, een golfbaan in de vorm van een hondenpoot |
| ēji・shūtā-エージ・シューター | een age-shooter, een golfspeler die op een 18-holes golfbaan een puntenaantal scoort dat gelijk of lager is dan zijn [haar] leeftijd |
| epuron-エプロン | (golfbaan) smalle strook met (hoger) gras rondom de green |
| feawē-フェアウェー | (golf) deel van de baan tussen de tee en de green |
| fukugyō-副業 | nevenfunctie; nevenberoep; bijbaan |
| funin-赴任 | start van een nieuwe baan; het voor het eerst naar het werk gaan |
| funinsuru-赴任する | beginnen met een nieuwe baan; voor het eerst naar het werk gaan |
| furītā-フリーター | freeter, Japanse uitdrukking voor mensen (meestal jongeren) die geen vaste baan hebben maar (wisselende) parttime baantjes |
| gakureki-学歴 | academische loopbaan [carrière]; academische achtergrond [kwalificaties; scholing] |
| gekishoku-激職 | zwaar werk; belastend werk; een drukke baan |
| ginban-銀盤 | een (overdekte) ijsbaan |
| gogatsubyō-五月病 | voorjaarsmoeheid; depressie in mei (m.n. na een nieuwe baan of opleiding, die in april is gestart) |
| gurasu・kōto-グラス・コート | grasbaan (tennis) |
| gurīn-グリーン | grasveld; golfbaan |
| gurīn・fī-グリーン・フィー | kosten voor het gebruik van een golfbaan |
| hanareru-離れる | afstand doen van zijn baan [positie] |
| hatarakiguchi-働き口 | baan(tje); betrekking; werkkring; positie |
| hataraku-働く | werken; een baan hebben; zwoegen; ploeteren |
| hazādo-ハザード | (golfsport) natuurlijke hindernis op de baan (zoals een bunker of vijver) |
| hiseiki-非正規 | (afk. voor) losse baantjes; tijdelijk [onregelmatig] werk |
| hiseikikoyō-非正規雇用 | losse baantjes; tijdelijk [onregelmatig] werk |
| hokōshatengoku-歩行者天国 | (lett. voetgangersparadijs) voetgangerszone; voetgangersgebied (ook een rijbaan die (tijdelijk) wordt gesloten voor autoverkeer) |
| hōmusutoretchi-ホームストレッチ | het laatste gedeelte van een ovale renbaan voor de finish (parallel aan de backstretch) |
| hosu-干す | (iemand) iets afnemen [ontnemen]; afpakken (van een baan, rol, etc) |
| ībun・pā-イーブン・パー | (Eng.: even par) (golfterm), score waarbij het aantal slagen gelijk is aan de rating voor die baan |
| in-イン | de tweede negen holes (van een golfbaan) |
| in-イン | de binnenbaan (bij schaatsen, etc.) |
| inkōsu-インコース | binnenbaan; binnenste baan |
| jetto・kōsutā-ジェット・コースター | achtbaan |
| jobu-ジョブ | werk; taak; baan(tje); klus |
| jōkin-常勤 | fulltime [voltijds] dienstverband [baan] |
| jōnin-常任 | vaste positie [betrekking; baan] |
| kagyō-稼業 | beroep; (loop)baan; bedrijf |
| kai-魁 | het vooruit lopen op anderen; initiatiefneming; baanbrekend werk |
| kairo-回路 | stroomcircuit; stroombaan (elektriciteit) |
| kakkiteki-画期的 | baanbrekend; revolutionair; ongekend; van grote betekenis |
| kasegi-稼ぎ | werk; beroep; baan |
| kēburukā-ケーブルカー | kabelspoorweg; funiculaire; kabelbaan |
| keirin-競輪 | Keirin (discipline in het baanwielrennen) |
| kengyō-兼業 | bijbaan; nevenactiviteit(en) |
| kidō-軌道 | baan; orbit (van een hemellichaam); traject |
| kidōshūsei-軌道修正 | koerscorrectie; baancorrectie (ruimtevaart) |
| kitchin・dorinkā-キッチン・ドリンカー | keukendrinker; thuisdrinker (een huisvrouw, die geen baan heeft en verslaafd is aan alcohol) |
| kōkakuhō-高角砲 | krombaangeschut; luchtafweergeschut |
| kōkakushageki- 高角射撃 | krombaanvuur (wapens) |
| konga-コンガ | langwerpige trommel (gebruikt in Cubaanse volksmuziek) |
| konga-コンガ | Cubaanse volksdans |
| koshikake-腰掛け | tijdelijke baan |
| kōsu-コース | (sport) baan |
| kōsutā-コースター | achtbaan |
| kōten-公転 | omwenteling; baan; rotatie (van een hemellichaam om een ander hemellichaam) |
| kōto-コート | rechtbank; hof; (tennis)baan |
| kuiage-食い上げ | je baan verliezen; geen inkomsten meer hebben; niet meer in je levensonderhoud kunnen voorzien |
| kuihagureru-食い逸れる | zijn baan [inkomsten] verliezen |
| kuragae-鞍替え | verandering van baan [positie; houding]; omschakeling |
| kurē・kōto-クレー・コート | gravelbaan (tennis) |
| kurosuōbā-クロスオーバー | kruising; oversteekplaats;, overstap; dwarslijn; baanwisseling |
| kurosu・bankā-クロス・バンカー | (golf) lang uitgerekte bunker die zich dwars over de breedte van de baan uitstrekt |
| kusawake-草分け | pionier; baanbreker; voorloper; kolonist |
| kuwaire-鍬入れ | baanbrekende handeling (oorspronkelijk de eerste keer in het nieuwe jaar dat de boeren een spade in de grond staken) |
| kyūban・hīru-キューバン・ヒール | Cubaanse hak (hak met schuinlopende achterkant van een schoen of laars) |
| kyūjin-求人 | rekrutering; werving (voor een baan); vacature; het zoeken naar personeel |
| kyūshoku-求職 | het zoeken naar werk [een baan]; werkzoekend zijn |
| manbo-マンボ | mambo (Cubaanse dans en muziekvorm) |
| maundo-マウンド | (op golfbaan) heuvel |
| meiyoshoku-名誉職 | erefunctie; erebaan |
| michi-道 | weg; straat, baan; laan; route |
| michisuji-道筋 | route; baan; koers |
| mushoku-無職 | werkeloos [zonder werk] zijn; geen baan [beroep] hebben |
| ōbāran-オーバーラン | het doorschieten van een vliegtuig op een landingsbaan |
| ōru・wezā-オール・ウエザー | een (atletiek- of race) baan van een materiaal dat geschikt is voor alle weersomstandigheden |
| ōru・wezā・torakku-オール・ウエザー・トラック | een (atletiek- of race) baan van een materiaal dat geschikt is voor alle weersomstandigheden |
| padokku-パドック | omheinde weide voor paarden (bij een paardenstal of renbaan) |
| paionia-パイオニア | pionier; baanbreker; wegbereider |
| pitto-ピット | gat achter een bowlingbaan waar de omgevallen kegels in vallen |
| raguranjuten-ラグランジュ点 | lagrangepunt (een specifieke vorm van baanresonantie) |
| rappu-ラップ | een (baan)ronde (sport) |
| rēn-レーン | rijstrook; baan (auto, bus, etc.; ook bij sport: zwemmen, kegelen, etc.) |
| rēruwē-レールウェー | spoor; spoorweg; spoorlijn; spoorbaan |
| rinku-リンク | (rol)schaatsbaan |
| rōnin-浪人 | een werkloze; iemand zonder baan |
| rōpuuē-ロープウエー | kabelbaan |
| rōrā・kōsutā-ローラー・コースター | achtbaan |
| sābisu・kōto-サービス・コート | servicevak (gedeelte van de baan waar men moet serveren bij tennis, badminton, etc.) |
| saidobijinesu-サイドビジネス | bijbaan; nevenactiviteit |
| saidowāku-サイドワーク | bijbaan; nevenfunctie |
| sākitto-サーキット | (race)baan; circuit |
| sengyō-専業 | voltijdbaan; hoofdberoep; gespecialiseerd beroep |
| senjū-専従 | volledige [voltijds] baan; iem. die fulltime werkt |
| senkakusha-先覚者 | pionier; baanbreker; voortrekker; ziener |
| senkusha-先駆者 | pionier; baanbreker; wegbereider |
| sennin-専任 | voltijd aanstelling; voltijdbaan |
| senro-線路 | spoorweg; spoorbaan |
| shasen-車線 | rijstrook; rijbaan |
| shasenhenkō-車線変更 | wisseling van rijbaan [rijstrook] |
| shatoru・rūpu-シャトル・ループ | een shuttle achtbaan |
| shigoto-仕事 | werk; baan; beroep; taak; bezigheid |
| shikujiru-しくじる | een positie [baan, etc.] verliezen (door eigen fout, nalatigheid, e.d.) |
| shitsugyō-失業 | werkeloosheid; zonder werk zitten; zijn baan verliezen |
| shoku-職 | werk; baan; beroep |
| shokumei-職名 | de naam [titel] van de functie [baan] |
| shokushu-職種 | werkclassificatie; beroeps-categorie; soort baan |
| shōto・hōru-ショート・ホール | par-drie baan (golf) |
| shūshoku-就職 | het vinden van werk [een baan] |
| shūshokukatsudō-就職活動 | het zoeken naar een baan |
| shūshokushiken-就職試験 | een test [examen] om te kunnen beoordelen of een kandidaat geschikt is voor baan |
| shūshokusuru-就職する | werk [een baan] vinden |
| sokuseki-足跡 | traject; baan; pad |
| sokusen-側線 | zijlijn (van sportveld of atletiekbaan) |
| sōro-走路 | (sport) baan; parcours; piste |
| suberidai-滑り台 | glijbaan |
| sukētojō-スケート場 | schaatsbaan; ijsbaan |
| sukētorinku-スケートリンク | (overdekte) ijsbaan |
| supoiruzu・shisutemu-スポイルズ・システム | vriendjespolitiek; het uitdelen van baantjes aan partijgenoten |
| tāfu・kōsu-ターフ・コース | grasbaan; renbaan bedekt met gras |
| teishoku-定職 | vaste baan; vaste aanstelling |
| tekiyaku-適役 | een geschikte rol [functie; baan] |
| tenkin-転勤 | overplaatsing (van baan) |
| tenshin-転身 | verandering van baan [positie; functie; carrière] |
| tenshoku-転職 | carrièreswitch; verandering van beroep [(loop)baan] |
| tetsu-鉄 | spoorbaan; spoorweg |
| tetsudō-鉄道 | spoorweg; spoorbaan; spoorlijn |
| tetsuro-鉄路 | spoorweg; spoorbaan; spoorlijn |
| tsutomeguchi-勤め口 | baan; positie; functie |
| umadashi-馬出し | een rechte paardenrenbaan |
| wōtā・shūto-ウォーター・シュート | waterglijbaan |
| wōtā・shūto-ウォーター・シュート | waterglijbaan |
| yaba-矢場 | boogschietbaan |
| yaba-矢場 | (Edo periode) een bordeel verborgen achter een boogschietbaan |
| yūgigu-遊戯具 | speeltoestel (zoals glijbaan, etc., b.v. in speeltuinen) |
| yūshoku-有職 | een baan [werk] hebben; een beroep uitoefenen |
| yūtai-勇退 | zich terugtrekken; vrijwillig zijn baan opzeggen; een stap terug doen; vrijwillige pensioenering |
| yūtaisuru-勇退する | zich terugtrekken; vrijwillig zijn baan opzeggen; een stap terug doen; vrijwillig met pensioen gaan |
| zenshoku-前職 | vorige baan [beroep] |