ophangen / op-han-gen ( ww )
1ける (懸ける; 架ける; 賭ける) ; つる
je jas ophangen
コートを掛ける
een tekening aan de muur ophangen
絵を掛ける
een gordijn ophangen
カーテンを吊す
2 [telefoon]
de telefoon ophangen
電話を切る
3絞首こうしゅする [iemand ophangen]