Kruisverwijzing
rustig
| lemma | meaning |
|---|---|
| abaredasu-暴れ出す | onrustig [wild] (beginnen te) worden; beginnen tekeer te gaan |
| an-安 | (in kanji combinaties) makkelijk; rustig; kalm; redelijk |
| andante-アンダンテ | andante (muziekterm: rustig) |
| anmin-安眠 | goede [rustige; diepe] slaap |
| bussō-物騒 | onveilig [onrustig; onheilspellend; dreigend] zijn |
| chinto-ちんと | kalm; rustig |
| chokochoko-ちょこちょこ | onrustig |
| daunshifuto-ダウンシフト | een stapje terugdoen; het rustiger aan gaan doen |
| hanagusuri-鼻薬 | snoep dat men geeft aan een kind om het te troosten [rustig te krijgen] |
| heichara-平ちゃら | kalm; rustig; bedaard |
| heikinoheiza-平気の平左 | kalm [rustig; nonchalant; onbezorgd] zijn |
| heitan-平坦 | rustig [vredig; sereen; kalm] zijn |
| hisoyaka-密やか | rustig; kalm |
| jikkuri-じっくり | voorzichtig; zorgvuldig; netjes; rustig; langzaam |
| jiteki-自適 | zorgeloos leven; een rustig leventje leiden |
| jitto-じっと | rustig; kalm; geduldig |
| kango-閑語 | rustig [kalm] gesprek |
| kanjo-緩徐 | langzaam; kalm [rustig]; adagio (muziek) |
| kansan-閑散 | een stille, rustige sfeer |
| kanwa-閑話 | rustig (informeel) gesprek; zacht gepraat |
| kizewashii-気忙しい | woelig; onrustig; rusteloos; nerveus |
| kokorougoku-心動く | in verwarring raken; onrustig worden |
| kyozen-居然 | stil [rustig; vredig] zijn; zonder te bewegen; zonder iets te doen |
| madoka-円か | rond zijn; rustig [op zijn gemak] zijn |
| maroyaka-円やか | zacht [mild; rustig; rond; afgerond] zijn |
| monoyawaraka-物柔らか | mildheid; zachtheid; vriendelijkheid; rustig voorkomen |
| neriaruku-練り歩く | langzaam [rustig] lopen |
| neru-練る | langzaam in een rij marcheren; paraderen; langzaam [rustig] lopen |
| nobiyaka-伸びやか | comfortabel; rustig; ontspannen |
| nodoka-長閑 | rustig; vredig; kalm |
| nodoka-長閑 | kalm [rustig] weer |
| nodoka-長閑 | rustig; gerust; onbezorgd; onbekommerd |
| nodoyaka-長閑やか | rustig; kalm; mild; vredig; ontspannen |
| nonbiri-のんびり | op zijn gemak; ontspannen; rustig; relaxed; zorgeloos |
| nonbirisuru-のんびりする | zich op zijn gemak voelen; rustig aan doen; zich ontspannen |
| norakura-のらくら | (onomatopee) langzaam en ontspannen; lekker rustig; nietsdoend |
| ochitsuita-落着いた | rustig; kalm; zelfverzekerd; beheerst |
| osamaru-治まる | rustig [vredig; kalm; ontspannen] worden; kalmeren; (fig.) uitdoven; (fig.) overwaaien; onder controle komen |
| otonashii-大人しい | rustig; stil; gehoorzaam; volgzaam; braaf; beleefd; fatsoenlijk |
| ottori-おっとり | zacht; kalm; rustig; onverstoorbaar |
| reiseichinchaku-冷静沈着 | rustig en beheerst zijn |
| resuto・hausu-レスト・ハウス | (rustig) pension; logement; pleisterplaats |
| rinsen-林泉 | een rustige plek om je te kunnen afzonderen; toevluchtsoord |
| sairento-サイレント | stil; geluidloos; rustig |
| seichō-静聴 | het rustig [aandachtig] luisteren |
| seikansuru-静観する | rustig afwachten [toekijken] |
| sewashinai-せわしない | onrustig; rusteloos; druk |
| shinmiri-しんみり | rustig; kalm; ernstig; serieus |
| shiretto-しれっと | kalm; rustig; nonchalant |
| shittori-しっとり | rustig; kalm; vredig; zacht |
| shizukani-静かに | rustig; kalm; stil |
| shōkō-小康 | (fig.) een korte adempauze; stabiele [rustige] periode (in de wereld) |
| shuturumu・unto・dorangu-シュトゥルム・ウント・ドラング | (psychologie) sturm-und-drang (onrustig overgangstijdperk in adolescentie) |
| soraosoroshii-空恐ろしい | onbestemd [vaag] onrustig [angstig] |
| sowasowa-そわそわ | onrustig; nerveus; opgewonden |
| sōzen-騒然 | (騒然と, bw.) in rep en roer; onrustig |
| sōzen-騒然 | (騒然たる, bnw.) lawaaiig; luidruchtig; onrustig |
| tairaka-平らか | vreedzaam; vredig; rustig |
| takayōji-高楊枝 | het uitgebreid (rustig; op het gemak) gebruiken van een tandenstoker na de maaltijd |
| tantan-淡淡 | rustig bewegend [stromend] (water) |
| ukiashidatsu-浮き足立つ | klaar staan om te vluchten [weg te rennen]; onrustig worden; wankelen |
| ukine-浮き寝 | slecht [onrustig] slapen |
| unasareru-魘される | een nachtmerrie hebben; geluiden maken terwijl je slaapt; onrustig slapen |
| uraura-うらうら | (onomatopee) zacht en warm; mild zonnig; rustig stralend |
| waki-和気 | een vredige [rustige] stemming [gemoedstoestand] |
| waki-和気 | een rustig [prettig] klimaat |
| yasuge(na)-安げ(な) | (lit.) iets dat er vreedzaam [rustig] uitziet; vredig; rustig |
| yasugenashi-安げ無し | niet vredig; rusteloos; onrustig |
| yasui-安い | kalm; rustig |
| yasui-安寝 | (lit.) een rustige [vredige] slaap; vast in slaap zijn |
| yasuraka-安らか | vredig; kalm; rustig; sereen |
| yasushi-安し | vredig; rustig; sereen |
| yūchō-悠長 | rustig [langzaam; weloverwogen; gemoedelijk] zijn |
| yukkuri-ゆっくり | (onomatopee) langzaam (aan); rustig; op zijn gemak |
| yuruyuru-緩緩 | langzaam (aan); rustig; losjes |
| yūsui-幽邃 | afgelegen [sereen; rustig; diep] zijn |
| yūyō-悠揚 | sereen [kalm; beheerst; rustig] zijn |
| yūyūjiteki-悠悠自適 | een rustig, teruggetrokken leven leiden; eervolle rust na een welbesteed leven |
| zawatsuku-ざわつく | (onomatopee) luidruchtig [lawaaierig; onrustig] zijn; ritselen (van bladeren); rillen |
| zawazawa-ざわざわ | (onomatopee) luidruchtig; lawaaierig; onrustig; geritsel (van bladeren); rillerig |