dōjōsha-同乗者 | inzittende; passagier; medereiziger |
dōkōsha-同行者 | medereiziger; metgezel; reisgenoot |
ekisha-駅舎 | (vroeger) de halteplaats voor postkoetsen, paarden, koeriers en reizigers (diende tevens als herberg) |
funabito-船人 | passagier op een schip; reiziger die per boot reist |
herumesu-ヘルメス | Hermes (figuur uit de Griekse Mythologie: zoon van Zeus, god van handel, reizigers en dieven) |
kakushi-客思 | gemoedstoestand van een reiziger (op weg naar een bestemming) |
kōjin-行人 | voorbijganger; voetganger; reiziger |
kyaku-客 | reiziger; passagier |
mobirēji-モビレージ | eenvoudige campings voor reizigers met de auto |
rōnin-浪人 | (in de oudheid) wereldreiziger; iemand die rondreiste zonder een direct einddoel |
ryojin-旅人 | reiziger; toerist |
ryokaku-旅客 | reiziger; passagier |
ryokōsha-旅行者 | reiziger |
ryoshuku-旅宿 | herberg voor reizigers; pleisterplaats |
tabibito-旅人 | reiziger; toerist; nomade; zwerver |
tabigarasu-旅烏 | zwerver; landloper; bereisd persoon; rondtrekkende reiziger |
tabinin-旅人 | reiziger; nomade; zwerver |
toraberā-トラベラー | reiziger |
ukimi-浮き身 | gezelschapsdame voor handelsreizigers (tijdens hun verblijf) |
wākingu・horidē-ワーキング・ホリデー | werkvakantie; vakantiereis met werkvergunning (waarbij reizigers mogen werken in het land dat ze bezoeken) |
yūkaku-遊客 | toerist; toeschouwer; reiziger |