| agaru-上がる | nerveus [zenuwachtig] worden |
| bibiru-びびる | bang [angstig; nerveus; geïntimideerd] zijn |
| binbōyusuri-貧乏揺すり | het (tijdens het zitten) zenuwachtig [nerveus] trillen [bibberen; bewegen] met de benen |
| dogimagi-どぎまぎ | opgewonden; boos; nerveus |
| dogimagisuru-どぎまぎする | opgewonden raken; boos zijn; nerveus worden; de tegenwoordigheid van geest verliezen |
| harahara-はらはら | (onomatopee) nerveus; zenuwachtig; gespannen |
| harikiru-張り切る | (tot het uiterste) gespannen zijn; nerveus [opgewonden] zijn |
| hiyahiya-冷や冷や | nerveus; bang; angstig |
| iraira-いらいら | (onomatopee) nerveus; geïrriteerd |
| iraira-苛苛 | (onomatopee) zenuwachtig; ongeduldig; geïrriteerd; geërgerd; gespannen; nerveus |
| kinchōsuru-緊張する | gespannen [nerveus] worden; zich opwinden |
| kizewashii-気忙しい | woelig; onrustig; rusteloos; nerveus |
| nābasu-ナーバス | zenuwachtig; nerveus |
| okkanabikkuri-おっかなびっくり | angstig; nerveus; zenuwachtig; schuchter; schuw; timide |
| piripiri-ぴりぴり | (onomatopee) nerveus; zenuwachtig; gespannen |
| sowasowa-そわそわ | onrustig; nerveus; opgewonden |
| wakuwaku-わくわく | (onomatopee) nerveus [opgewonden] (over); trillend |