Kruisverwijzing
luis
lemma | meaning |
---|---|
aburamushi-油虫 | bladluis |
aichō-愛聴 | het graag ergens naar luisteren |
aichōsuru-愛聴する | graag luisteren (naar) |
aizuchi-相槌 | instemmende geluiden [gebaren]; tussenwerpsels (om te laten merken dat je luistert en om het gesprek op gang te houden) |
anone-あのね | (tussenwerpsel, aan het begin van een zin) kijk; nou; trouwens; ik zal je eens wat vertellen; wacht even; luister; let op |
arimaki-蟻巻 | bladluis |
bajitōfū-馬耳東風 | onverschilligheid; het niet willen luisteren |
chōmon-聴聞 | het luisteren naar (een lezing, toespraak, preek, etc.) |
chōshi-聴視 | luisteren en kijken; horen en zien |
chōshuritsu-聴取率 | cijfer dat de luisterdichtheid van, en waardering voor radioprogramma's aangeeft |
dorubako-ドル箱 | geldkist; kluis; goudmijn (fig.) |
gōka-豪華 | pracht; praal; luister; luxe |
gōruden・awā-ゴールデン・アワー | primetime (tijd met de grootste luister- of kijkdichtheid van radio of tv) |
gōruden・taimu-ゴールデン・タイム | (lett. gouden tijd) primetime (zendtijd met de grootste kijk -en luisterdichtheid op tv of radio) |
hamushi-羽虫 | vogelluis (Menoponidae) |
heiga-平臥 | het ziek zijn; bedlegerig zijn; aan bed gekluisterd zijn |
hiaringu-ヒアリング | het luisteren; luistervaardigheid |
hichō-秘聴 | het afluisteren [aftappen] (van een telefoon) |
hisohisobanashi-ひそひそ話 | gefluister; fluisterend praten |
hiyaringu-ヒヤリング | het luisteren; luistervaardigheid |
hototogisu-杜鵑草 | paddenlelie; armeluisorchidee (Tricyrtis hirta) |
howata-穂綿 | het pluis van de grote lisdodde plant (Typha latifolia), wordt ook als katoen gebruikt |
jushinryō-受信料 | kijk- en luistergeld; (tv en radio) abonnementsgeld |
kaigaramushi-貝殻虫 | schildluis (Hemiptera) |
kashikinko-貸金庫 | safeloket; kluis(je) |
keba-毛羽 | dons; pluis |
kejirami-毛虱 | schaamluis; platluis (Pthirus pubis) |
kikibeta-聞き下手 | een slechte luisteraar |
kikidasu-聞き出す | beginnen te luisteren |
kikihoreru-聞き惚れる | in vervoering gebracht worden (door muziek); met overgave luisteren |
kikiireru-聞き入れる | goed luisteren naar; (iemand's advies) volgen; toestemmen; toegeven |
kikiiru-聞き入る | aandachtig [in vervoering] luisteren naar; opgaan in |
kikijōzu-聞き上手 | een goede luisteraar |
kikikaesu-聞き返す | iets opnieuw beluisteren |
kikikata-聞き方 | manier van luisteren [vragen] |
kikikomi-聞き込み | het verkrijgen van informatie door te luisteren [vragen] |
kikimimi-聞き耳 | het aandachtig luisteren |
kikioboe-聞き覚え | het leren door luisteren |
kikioboeru-聞き覚える | iets leren door luisteren (een taal b.v.) |
kikite-聞き手 | toehoorder; luisteraar |
kikitori-聞き取り | luistervaardigheid in [auditief begrip van] een vreemde taal |
kikitori-聞き取り | het luisteren naar anderen; het opdoen van informatie [kennis] door luisteren |
kikiwake-聞き分け | het goed luisteren; redelijkheid; volgzaamheid |
kikiwakeru-聞き分ける | goed kunnen [willen] luisteren; redelijk [volgzaam] zijn |
kikiyaku-聞き役 | (de rol van) luisteraar |
kiku-聞く | horen; luisteren |
kinko-金庫 | kluis; safe |
kinkoyaburi-金庫破り | het kraken van een brandkast [kluis] |
kogoe-小声 | zachte stem; gefluister |
kosokoso-こそこそ | (onomatopee) stiekem; fluisterend; steels |
mimikosuri-耳擦り | gefluister |
mimikosurisuru-耳擦りする | fluisteren |
mimiuchi-耳打ち | fluistering; het (iem.) iets in het oor fluisteren |
mimiuchisuru-耳打ちする | (iem.) iets in het oor fluisteren |
minakuchi-水口 | inlaatsluis voor rijstvelden |
naa-なあ | (in het begin van de zin) kijk [luister] (eens); zeg, ...; hoor eens even; tja... |
nagarazoku-ながら族 | mensen (leeringen; studenten) die de gewoonte hebben tijdens het studeren te luisteren naar muziek, radio enz. |
nigiwasu-賑わす | opluisteren; verlevendigen; verrijken; populair maken |
noboriryū-昇り竜 | witte kluiszwam (de paddestoel Helvella crispa) |
ōraru・apurōchi-オーラル・アプローチ | talenstudie d.m.v. conversatie, luistertoetsen, e.d. |
puraimu・taimu-プライム・タイム | primetime (zendtijd met de grootste luister- of kijkdichtheid) |
raichōsuru-来聴する | bijwonen; aanwezig zijn; komen luisteren naar |
ryūjo-柳絮 | wilgenpluis(jes) |
sanran-燦爛 | schitterend [glansrijk; luisterrijk; helder schijnend] zijn |
sanzen-燦然 | briljantie; luister; schittering |
sasamegoto-私語 | gefluister |
seichō-清聴 | het aandachtig beluisteren; respectvolle aandacht |
seichō-静聴 | het rustig [aandachtig] luisteren |
seisai-精彩 | pracht; praal; luister |
shichō-視聴 | het beluisteren en bekijken (film, video, e.d.) |
shichō-試聴 | het beluisteren van muziek (b.v. cd's) voor het te kopen |
shigo-私語 | gefluister |
shirami-虱 | luis |
suimon-水門 | sluis; sluisdeur |
tachigiki-立ち聞き | het afluisteren; toevallig horen [opvangen] |
tachigikisuru-立ち聞きする | afluisteren |
tōchō-盗聴 | het elektronisch afluisteren; aftappen; telefoontap |
tōchōki-盗聴器 | afluisterapparaat |
uketamawaru-承る | luisteren (naar); horen; vernemen |
watage-綿毛 | dons; pluis |
watamushi-綿虫 | wolluis |
yani-やに | Zeg...?; ..., zeg! (is een uitdrukking die alleen wordt gebruikt indien de spreker de luisteraar iets vertelt wat hij/zij nog niet wist en is dialect |
yukimushi-雪虫 | wolluis |