gelegenheid2 / ge-le-gen-heid ( de (v) | znw )
1機会 [(mogelijkheid; kans; omstandigheid)]
Kruisverwijzing
gelegenheid
| lemma | meaning |
|---|---|
| akachōchin-赤提灯 | goedkope eet- en drinkgelegenheid (vaak herkenbaar aan een rode lantaarn als uithangbord) |
| baai-場合 | gelegenheid; zaak; (voor) het geval (dat); ingeval; als; indien |
| betsugi-別儀 | een andere zaak [aangelegenheid] |
| chansu-チャンス | kans; gelegenheid |
| chinchō-珍重 | gunstige gelegenheid; vreugdevolle gebeurtenis; iets veelbelovends |
| deha-出端 | uitweg; kans [gelegenheid] om te vertrekken [eruit te komen] |
| en-縁 | kans; gelegenheid |
| fukanzenshūgyō-不完全就業 | onderbezetting; niet voldoende werkgelegenheid |
| gogatsuningyō-五月人形 | een (samoerai) pop die wordt uitgestald in mei ter gelegenheid van het kinderfestival van jongens |
| happyōkai-発表会 | een school concert [recital]; een gelegenheid waarbij een reeks uitvoeringen of bevindingen openbaar wordt gemaakt |
| hare-晴れ | gala (kostuum); een prachtig uitziende verschijning (bij een formele gelegenheid) |
| haresugata-晴れ姿 | het verschijnen tijdens een bijzondere [formele] gelegenheid |
| hima-隙 | kans; gelegenheid |
| jigi-時宜 | geschikt moment; juiste [passende] gelegenheid |
| jiki-時機 | (goede) gelegenheid; kans; goede [geschikte] tijd (om iets te doen) |
| jikō-事項 | zaak; aangelegenheid; kwestie; item; categorie |
| jikoku-時刻 | goed tijdstip; gelegenheid; kans |
| jukusu-熟す | rijpen (fig.); goed ontwikkeld zijn [worden] (b.v. gedachte, plan, gelegenheid, vaardigheid) |
| jukusuru-熟する | rijpen (fig.); goed ontwikkeld zijn [worden] (b.v. gedachte, plan, gelegenheid, vaardigheid) |
| kanzenkoyō-完全雇用 | volledige werkgelegenheid [tewerkstelling] |
| keiki-契機 | gelegenheid; kans |
| ki-機 | kans; gelegenheid |
| kikai-機会 | gelegenheid; kans |
| kikkake-切っ掛け | signaal [teken; aanwijzing; gelegenheid] om iets te beginnen; oorzaak; motief |
| kimedokoro-決め所 | het belangrijkste [cruciale] punt, het punt dat de doorslag kan geven; de perfecte gelegenheid [kans] |
| kōbin-幸便 | een uitgelezen kans; goede gelegenheid [mogelijkheid] |
| kōji-公事 | publieke zaak; overheidsaangelegenheid |
| kokozotobakarini-ここぞとばかりに | de kans benutten [aangrijpen]; van de gelegenheid gebruik maken |
| kokumu-国務 | staatsaangelegenheid; staatszaken |
| kōnenreishakoyōanteihō-高年齢者雇用安定法 | Wet stabilisering werkgelegenheid voor oudere werknemers (Eng,: Elderly Persons Employment Stabilization Law) |
| konji-今次 | deze keer; ditmaal; bij deze gelegenheid |
| konji-恨事 | een betreurenswaardige aangelegenheid [zaak]; wrok; spijt; berouw |
| konosai-此の際 | op dit moment; bij deze gelegenheid; in deze omstandigheden |
| koyō-雇用 | werkgelegenheid; dienstverband |
| kuji-公事 | (arch.) publieke [politieke] ceremonie [aangelegenheid] |
| kyūmu-急務 | dringende [urgente] zaak [kwestie; aangelegenheid] |
| maai-間合い | gelegenheid; kans; het juiste moment |
| misedokoro-見せ所 | plek [gelegenheid] waar je laat zien wat je kunt |
| nagashiba-流し場 | douchehoek of wasgelegenheid (zoals in Japan voorafgaand aan het baden) |
| naiyō-内用 | privé [particuliere; interne] zaken [aangelegenheid] |
| okurebase-後れ馳せ | (fig.) te laat zijn; de kans [gelegenheid] missen |
| ōō-往往 | vaak; af en toe; bij gelegenheid |
| ōpuningu-オープニング | kans; gelegenheid |
| orifushi-折節 | (op) dat moment; (bij) die gelegenheid |
| pākingu-パーキング | het parkeren; parkeergelegenheid |
| saitanchō-歳旦帳 | saitan-chō, een gedichtenbundel uitgegeven ter gelegenheid van de saitan-biraki bijeenkomst |
| se-瀬 | kans; gelegenheid |
| seimu-政務 | overheidsaangelegenheid; regeringszaken |
| seki-席 | plaats [plek] waar een ontmoeting [gebeurtenis; gelegenheid] zal plaatsvinden; kamer; zaal |
| sentō-銭湯 | openbare badgelegenheid; badhuis |
| shidokoro-為所 | geschikt moment [goede gelegenheid] om (iets) te doen |
| shiji-私事 | een persoonlijke [privé] zaak; persoonlijke aangelegenheid |
| shioai-潮合い | kans; mogelijkheid; goede [gunstige] gelegenheid |
| shiodoki-潮時 | het juiste moment; een goede gelegenheid; kans |
| shokuten-食店 | (term uit de Meiji periode) eethuis; eetgelegenheid; restaurant |
| shōmu-商務 | (commerciële) zaken; handelsaangelegenheid |
| shosa-所作 | gedrag; hoe zich te gedragen (bij een bepaalde gelegenheid) |
| shūgyō-就業 | werk; werkgelegenheid; het aan het werk gaan |
| shūshinkoyō-終身雇用 | vaste aanstelling; levenslange werkgelegenheid [tewerkstelling] |
| shūshokuguchi-就職口 | werkplek; werkgelegenheid; vacature |
| shūshokuhyōgaki-就職氷河期 | perode van slechte werkgelegenheid |
| shūshokunan-就職難 | moeilijk werk kunnen vinden (door een tekort aan werkgelegenheid) |
| shūshokuritsu-就職率 | werkgelegenheidsgraad; werkgelegenheidspercentage |
| sobireru-そびれる | (als achtervoegsel bij een werkwoord) een kans [gelegenheid] missen; er niet in slagen om |
| sonotsudo-その都度 | bij elke gelegenheid; telkens weer; elke keer |
| supuringubōdo-スプリングボード | gelegenheid; kans; springplank (fig.) |
| tī・pī・ō-ティー・ピー・オー | passende kleding voor de tijd, plaats en gelegenheid |
| tsugō-都合 | omstandigheid; situatie; gelegenheid |
| tsuideni-序でに | terloops; bij gelegenheid; terwijl; tegelijk; tegelijkertijd; en passant |
| watakushigoto-私事 | privé zaak [aangelegenheid] |
| yōji-用事 | zaak; zaken; aangelegenheid; werk; bezigheid |
| yōken-用件 | zaak; kwestie; aangelegenheid; dingen die gedaan moeten worden |
| zenkai-前回 | de vorige keer; de vorige gelegenheid |