gezel / ge-zel ( de (m) | znw | gezellen )
1仲間; 相方; 相手 [kameraad; partner]
2同行者 [reisgenoot]
Zie ook: metgezel
Kruisverwijzing
gezel
lemma | meaning |
---|---|
aikata-相方 | partner; metgezel |
aite-相手 | partner; metgezel; begeleider |
ansanburu-アンサンブル | gezelschap; groep |
atto・hōmu-アットホーム | huiselijk; gezellig |
bacherā-バチェラー | vrijgezel |
chongā-チョンガー | vrijgezel |
dantai-団体 | groep; gezelschap; team |
dōdō-同道 | reis(tocht) in gezelschap van anderen; het samen reizen |
dōkōsha-同行者 | medereiziger; metgezel; reisgenoot |
dokushin-独身 | celibaat; vrijgezellenleven; ongetrouwd zijn |
dokushinsha-独身者 | vrijgezel (m); vrijgezellin (v) |
dōzei-同勢 | gezelschap; groep mensen |
esukōto-エスコート | gezelschapsdame |
ginkō-吟行 | om een gedicht te schrijven naar een mooie, historische plaats gaan (al dan niet in gezelschap) voor inspiratie |
gōdōkonpa-合同コンパ | gezellige bijeenkomst van alleenstaande jonge mensen (m.n. om een (huwelijks)partner te vinden) |
gōkon-合コン | gezellige bijeenkomst van alleenstaande jonge mensen (m.n. om een (huwelijks)partner te vinden) |
han-班 | groep; team; gezelschap |
handai-飯台 | eettafel (voor gezelschap) |
hitorigurashi-一人暮らし | alleen leven [wonen; een kluizenaarsbestaan; vrijgezellen bestaan; celibaat |
hitorimi-独り身 | vrijgezel [vrijgezellin]; ongetrouwde [alleenwonende] persoon |
hitorimono-独り者 | iem. die alleen is; een vrijgezel; ongetrouwde vrouw; een oude vrijster |
hitteki-匹敵 | metgezel; echtgenoot; echtgenote |
hōbai-朋輩 | kameraad; metgezel; collega |
hyakumonogatari-百物語 | 100 spookverhalen (gezelschapspel uit de Edo periode, van de 100 kaarsen doofde men er 1 na elk verhaal, na de laatste zou er een monster verschijnen) |
ichiza-一座 | de hele groep acteurs [artiesten] van een theatergezelschap |
ichiza-一座 | het hele gezelschap; alle aanwezigen; iedereen aanwezig |
kamaite-構い手 | verzorger; weldoener; helper; metgezel |
kanpanī-カンパニー | gezelschap |
kojinmari-こぢんまり | klein en knus [gezellig] |
konbo-コンボ | combo (klein muziekgezelschap) |
kondankai-懇談会 | een informele [gezellige] bijeenkomst |
kumi-組み | groep; klas; gezelschap |
michizure-道連れ | reisgenoot; reisgezel |
murashibai-村芝居 | rondreizend (dorps)toneelgezelschap |
nakama-仲間 | kameraad; vriend; metgezel; collega; partner |
pātonā-パートナー | vriend; metgezel; medeplichtige |
ren-連 | metgezel; gezelschap |
renchū-連中 | groep; (vrienden)kring; gezelschap; vereniging; kliek; (boeven)bende |
renchū-連中 | (toneel, theater) groep; gezelschap |
shadanhōjin-社団法人 | vereniging; genootschap; gezelschap; verbond; coöperatie |
shakōsei-社交性 | vriendelijkheid; gezelligheid |
shingurusu-シングルス | alleenstaanden; vrijgezellen |
shokun-諸君 | (term voor het beleefd aanspreken van een aantal mensen, vaak m.b.t. een geheel mannelijk gezelschap) geachte aanwezigen |
soeru-添える | ondersteunen; helpen; vergezellen |
tai-隊 | groep; team; gezelschap |
tanoshii-楽しい | gezellig; leuk; prettig; aangenaam |
tayūmoto-太夫元 | theaterdirecteur; productieleider; manager van een toneelgezelschap |
teai-手合い | man; vent; kerel; gezelschap; kring; kliek |
tenjō-添乗 | jet vergezellen; begeleiden; meerijden |
tomogara-輩 | kamaraden; kring; gezelschap; (boeven)bende |
tomonau-伴う | volgen; meegaan; vergezellen; meenemen |
tsuitemawaru-付いて回る | gevolgd [vergezeld; achtervolgd; geteisterd] worden |
tsukiau-付き合う | omgaan met; relatie hebben met; gezelschap houden |
tsukishitagau-付き従う | volgen; vergezellen |
tsureru-連れる | meenemen [meebrengen]; vergezeld worden door |
ukimi-浮き身 | gezelschapsdame voor handelsreizigers (tijdens hun verblijf) |
zagashira-座頭 | het hoofd [de leider] van een (toneel)gezelschap |
zatsuki-座付き | het (exclusief) werken voor een bepaald theater(gezelschap) (als auteur of acteur) |
zuikō-随行 | het begeleiden; vergezellen |
zuikōsuru-随行する | begeleiden; vergezellen |