echtgenote / echt-ge-no-te ( de (v) | znw | echtgenotes )
1妻; 夫人; 女房 [vrouw]
2配偶者 [man of vrouw]
Zie ook: echtgenoot
Zie ook: echtpaar
Kruisverwijzing
echtgenote
lemma | meaning |
---|---|
aisai-愛妻 | de liefde [toewijding] (van een man) voor zijn echtgenote; zeer gesteld zijn op zijn echtgenote |
aisai-愛妻 | geliefde echtgenote |
aisaibentō-愛妻弁当 | de lunchbox klaargemaakt door een lieve vrouw [echtgenote] |
akusai-悪妻 | een slechte echtgenote; een kenau [helleveeg] |
aniyome-兄嫁 | schoonzus; vrouw [echtgenote] van oudere broer |
betā・hāfu-ベター・ハーフ | (betere) wederhelft; echtgenote; (vrouwelijke) partner; eega |
bō-房 | (afk. voor) echtgenote; vrouw |
bonsai-梵妻 | vrouw [echtgenote] van een boeddhistisch priester |
bōsai-亡妻 | overleden echtgenote [vrouw] |
chakushitsu-嫡室 | wettige echtgenote |
gaijintsuma-外人妻 | buitenlandse echtgenote |
gakufu-岳父 | vader van de echtgenote; schoonvader (van de man) |
gu-具 | echtgenoot; echtgenote; partner; medespeler; tegenspeler |
gusai-愚妻 | (nederig t.o.v. de toehoorder) mijn echtgenote |
haigūsha-配偶者 | echtgenoot (m); echtgenote (v) |
hitteki-匹敵 | metgezel; echtgenoot; echtgenote |
honsai-本妻 | (iemands) wettige echtgenote |
kajin-家人 | iem. die binnenshuis blijft (met name de echtgenote en de hulp); familielid |
kakaa-嚊 | echtgenote; (eigen) vrouw (vaak pejoratief) |
kekkonaite-結婚相手 | huwelijkspartner; echtgenoot [echtgenote] |
kenpujin-賢夫人 | een wijze [slimme] vrouw [echtgenote] |
kyōsai-恐妻 | onderdanigheid van een man aan zijn bazige [genadeloze) vrouw [echtgenote] |
kyōsaibentō-恐妻弁当 | (semi-humoristisch) de lunchbox (al dan niet met vergif) klaargemaakt door een bazige [genadeloze) vrouw [echtgenote] |
madamu-マダム | vrouw (des huizes); echtgenote; getrouwde vrouw |
naijo-内助 | hulp of ondersteuning van binnenuit (via een eigen organisatie of bedrijf; vaak ook van de echtgenote die thuis meewerkt) |
nyōbō-女房 | echtgenote; mijn [iemands] vrouw |
okami-御上 | vrouw [echtgenote] van een ander |
okugata-奥方 | (erend) de vrouw [echtgenote] van iemand hoog in rang binnen de hofadel, krijgsadel, e.d. |
pātonā-パートナー | (huwelijks)partner; echtgenoot (m); echtgenote (v) |
reikei-令閨 | (beleefd) uw vrouw [echtgenote] |
rōsai-老妻 | je (eigen) oude echtgenote [vrouw] |
ryōfu-両夫 | twee echtgenoten |
ryōsai-良妻 | een goede echtgenote |
seishitsu-正室 | wettige echtgenote (van een edelman) |
senpu-先婦 | ex-vrouw; ex-echtgenote; voormalige echtgenote |
sewanyōbō-世話女房 | een goede [zorgzame; toegewijde] echtgenote |
shinjin-新人 | nieuwe echtgenote |
shitsu-室 | echtgenote van een hooggeplaatst persoon |
teifu-貞婦 | een deugdzame vrouw [echtgenote] |
tsuma-妻 | (arch.) liefkozende naam bij een echtpaar: mijn lief; schat; wederhelft; echtgenoot [echtgenote] |
tsuma-妻 | vrouw; echtgenote |
tsumagoi-妻恋 | de liefde voor de echtgenoot [echtgenote; partner] |
waifu-ワイフ | echtgenote; vrouw |
wakazuma-若妻 | jonge vrouw [echtgenote] |
yome-嫁 | bruid; echtgenote |
yomeiribune-嫁入り舟 | boot(je) om een bruid (pasgetrouwde echtgenote) te vervoeren (naar het huis van de echtgenoot) |
zenpu-前婦 | ex-vrouw; ex-echtgenote; voormalige echtgenote |