Kruisverwijzing
BOG
| lemma | meaning |
|---|---|
| gankubi-雁首 | (zoals de vorm van de nek van een wilde gans) de hals [kop] van een Japanse pijp; gebogen buis [pijp]; zwanenhals (van een buis) |
| hanamagari-鼻曲がり | een gebogen [kromme] neus |
| hizumu-歪む | vervormd [verbogen; misvormd; gebarsten] zijn |
| kagijōyasuri-鉤状やすり | een gebogen groefvijl |
| katahiji-肩肘 | schouders en ellebogen |
| katsuyōgo-活用語 | een vervoegd [verbogen] woord |
| keotosu-蹴落とす | met ellenbogenwerk hogerop komen; carrière maken ten koste van anderen |
| kikkutsu-詰屈 | krom [gebogen] zijn |
| kukkyoku-屈曲 | gebogen [krom] zijn; buiging; bocht |
| kussō-屈葬 | het iemand begraven in gehurkte [gebogen; zittende] houding |
| kyokutō-曲刀 | gebogen beitel |
| madorosu・paipu-マドロス・パイプ | matrozenpijp, een (tabaks)pijp met een grote kop en gebogen steel (werd vaak door zeelui gebruikt) |
| maekagami-前屈み | het met afhangende schouders [een ronde rug] lopen; gebukt [gebogen] lopen |
| magaru-曲がる | krom [gebogen] zijn; kronkelen; een bocht maken |
| magatta-曲がった | krom; gebogen; bochtig; zigzag |
| meganebashi-眼鏡橋 | een brug met twee bogen |
| nagekubi-投げ首 | (met gebogen hoofd) niet weten wat te doen |
| nejireru-捩れる | verdraaid [verbogen; kromgetrokken] zijn [worden] |
| oshiau-押し合う | (elkaar) duwen; dringen; ellebogen (met de ellebogen werken) |
| rīfā-リーファー | gebogen groefvijl |
| shōgyōfudōsan-商業不動産 | commercieel vastgoed; bedrijf onroerend goed (BOG) |
| tobogan-トボガン | tobogan (Canadees-Indiaanse slee) |
| yojireru-捩れる | verdraaid [verbogen; kromgetrokken] zijn [worden] |
| yotsude-四つ手 | (afk. voor) een vierarmig visnet (een net hangend aan vier gebogen bamboestokken) |
| yotsudeami-四つ手網 | een vierarmig visnet (een net hangend aan vier gebogen bamboestokken) |
| yugamu-歪む | kromtrekken; vervormd zijn; buigen; verbogen zijn |