akutō-悪投 | een buitengewoon slechte [afzwaaiende] worp van een (verre) veldspeler bij honkbal |
buri-振り | een zwaai; slinger(beweging) |
chōbi-掉尾 | (lett.) met de staart zwaaien |
furiageru-振り上げる | omhoog [boven je hoofd] tillen [zwaaien; slaan] |
furikaburu-振り被る | omhooghouden; (boven je hoofd) zwaaien (met) |
furikazasu-振り翳す | rondzwaaien (met een voorwerp, wapen, e.d.) |
furimawasu-振りす | hanteren; zwaaien (met) |
furu-振る | zwaaien; schudden |
hāfu・suingu-ハーフ・スイング | (honkbal, golf) halve zwaai |
harau-払う | (met een zwaard, stok e.d.) heen en weer zwaaien |
hatafuri-旗振り | vlaggenzwaaier; starter (bij sport) |
hatafuri-旗振り | het vlaggenzwaaien |
hatafuriyaku-旗振り役 | vlaggenzwaaier; starter (bij sport) |
isshin-一新 | totale verandering; ommekeer; ommezwaai; vernieuwing; restauratie |
katasukashi-肩透かし | (techniek in sumo worstelen) onder-schouderzwaai naar beneden |
miokuru-見送る | iemand uitgeleide doen [uitzwaaien; wegbrengen] |
okuribi-送り火 | ceremonieel vuur [fakkels] om de zielen van de overledenen bij hun vertrek uit te zwaaien |
okuru-送る | (iem.) uitgeleide doen [uitzwaaien] |
roshutsukyō-露出狂 | exhibitionist; potloodventer; vaandelzwaaier |
sekishokutō-赤色灯 | rood zwaailicht (op voertuigen van politie, ambulance, e.d.) |
shubungu-シュブング | schwung; zwaai; draai; zwenking; ski-beweging |
sōgei-送迎 | het verwelkomen en uitzwaaien [afscheid nemen) (van mensen) |
suingu-スイング | zwaai; slinger |
tebata-手旗 | vlaggetje; kleine vlaggetje om mee te zwaaien |
tōbi-掉尾 | (lett.) met de staart zwaaien |
yurasu-揺らす | (iets) heen-en-weer schommelen [zwaaien; slingeren] |
yurayura-ゆらゆら | (onomatopee) schommelend; slingerend; zwaaiend; wankelend |
yuriugokasu-揺り動かす | schudden; wiebelen; zwaaien |
yusayusa-ゆさゆさ | (onomatopee) schommelend; zwaaiend; wankelend |