Kruisverwijzing
voorbij
| lemma | meaning |
|---|---|
| etsu-閲 | het verstrijken [voorbijgaan] van de tijd |
| fukiarasu-吹き荒らす | voorbij stormen; verwoesten; kapot waaien |
| hakanai-儚い | vluchtig; kortstondig; vergankelijk; van voorbijgaande aard; tijdelijk |
| hakku-白駒 | voortgang van tijd; (voorbijgaande) tijd |
| hanami-花見 | (lett. bloemen kijken) Japanse traditie om in de lente gezamenlijk de (voorbijgaande) schoonheid van de kersen- en pruimenbloesems te gaan bewonderen |
| hikeru-引ける | sluiten; voorbij [uit; afgelopen] zijn |
| ien-以遠 | (nog) verder; voorbij |
| ikichigai-行き違い | het elkaar voorbij lopen [passeren] (zonder ontmoeting; contact) |
| ikigake-行きがけ | onderweg; en route; op weg; in het voorbijgaan |
| ikishina-行きしな | onderweg; en route; op weg; in het voorbijgaan |
| iku-行く | passeren; voorbijgaan |
| inu-往ぬ | verstrijken [voorbijgaan] van de tijd |
| kako-過去 | het verleden; de voorbije tijd |
| kari-仮 | tijdelijk [vluchtig; van voorbijgaande aard] zijn |
| kasumeru-掠める | rakelings [snel] langs [voorbij] gaan; bijna aanraken |
| keika-経過 | het voorbijgaan (van tijd) |
| keikasuru-経過する | (van tijd) voorbijgaan; passeren |
| keinen-経年 | het verstrijken [voorbijgaan] van jaren; verloop der jaren |
| kemisuru-閲する | voorbijgaan [verstrijken] (van de tijd) |
| kenmon-検問 | politie ondervraging [inspectie] van voorbijgangers op straat, bij een tijdelijke wegversperring e.d. |
| kōjin-行人 | voorbijganger; voetganger; reiziger |
| kumoyuki-雲行き | bewegen [voorbijtrekken; overdrijven; naderbijkomen] van wolken |
| kyo-去 | (in kanji combinaties) het weggaan; voorbijgaan; wegnemen |
| miotosu-見落とす | over het hoofd zien; voorbijzien; uit het oog verliezen |
| mokusatsu-黙殺 | het negeren; voorbijgaan aan; (ergens) niet op letten; vermijden |
| murashigure-村時雨 | (voorbijtrekkende) hevige herfstregen (van korte duur) |
| nagare-流れ | (fig.) stroom; loop; gang; passage; het voorbijgaan |
| nogasu-逃す | missen; voorbij laten gaan |
| ōbā-オーバー | over; boven; voorbij |
| ōbāran-オーバーラン | uitlopen (b.v. van een vergadering); onder de voet lopen); voorbijlopen; (bij honkbal) te ver doorlopen bij een honk |
| oikosu-追い越す | voorbijgaan; inhalen |
| ōnen-往年 | eens; voorheen; vroeger; voorbije jaren |
| ottsuku-追っつく | inhalen; passeren; voorbijgaan |
| pasu-パス | passen; je beurt voorbij laten gaan (bij kaartspel, b.v.) |
| ryōgasuru-凌駕する | overtreffen; voorbijstreven |
| saru-去る | voorbijgaan; overgaan |
| sugi-過ぎ | voorbij; te; te veel; over(matig) |
| sugiru-過ぎる | passeren; voorbijgaan |
| sugiyuku-過ぎ行く | voorbijgaan; passeren; verstrijken |
| sugureru-優れる | overtreffen; voorbijstreven; beter zijn (dan); uitblinken |
| sumu-済む | aflopen; eindigen; voorbij zijn; voltooid zijn |
| tachiyuku-立ち行く | voorbijgaan; verstrijken |
| taimu・appu-タイム・アップ | de tijd is om; de tijd is voorbij |
| tatsu-経つ | verstrijken; voorbijgaan (van de tijd) |
| toorisugari-通りすがり | voorbijgaand; passerend; iem. die [iets dat] voorbij komt |
| toorisugiru-通り過ぎる | langsgaan,; voorbijgaan; passeren |
| tooru-通る | passeren; voorbijgaan; gaan (langs; door) |
| tsūkōnin-通行人 | voorbijganger; passant |
| uchisugiru-打ち過ぎる | voorbijgaan (van tijd) |
| ukiyo-浮き世 | deze vergankelijke wereld (waarin wij leven); het vergankelijke [voorbijgaande; mondaine] leven |
| un'enkagan-雲煙過眼 | vluchtige [snel voorbijgaande] dingen [gedachten] (zoals wolken en rook) |
| watari-渡り | doorgang; overtocht; voorbijgang |
| yarisugosu-遣り過ごす | voorbij laten gaan |
| yogiru-過る | voorbijgaan; passeren; voorbijkomen |
| yukichigai-行き違い | het elkaar voorbij lopen [passeren] (zonder ontmoeting; contact) |
| yukishina-行きしな | onderweg; en route; op weg; in het voorbijgaan |
| yukizuri-行きずり | voorbijgaand; terloops |
| yukuharu-行く春 | het einde van de lente; de voorbijgaande lente |
| yukutoshi-行く年 | het oude jaar; het voorbijgaande jaar |