ai-愛 | vriendelijkheid; hoffelijkheid; liefdadigheid; onbaatzuchtigheid |
aita-愛他 | altruïsme; onbaatzuchtigheid |
aitashugi-愛他主義 | altruïsme; onbaatzuchtigheid |
akurobatto-アクロバット | acrobaat; acrobatiek |
dokushin-独身 | celibaat; vrijgezellenleven; ongetrouwd zijn |
hiekisuru-裨益する | ten goede komen; baat hebben; voordeel halen; profiteren |
hitorigurashi-一人暮らし | alleen leven [wonen; een kluizenaarsbestaan; vrijgezellen bestaan; celibaat |
hitorimi-独り身 | het ongetrouwd zijn; alleen wonen; celibaat |
kenshinteki-献身的 | toegewijd; onbaatzuchtig |
kin'yoku-禁欲 | onthouding; ascese; celibaat |
mama-ママ | de vrouwelijke eigenaar [uitbaatster; gastvrouw] van een bar |
messhi-滅私 | onbaatzuchtigheid; altruïsme |
muga-無我 | zelfopoffering; onbaatzuchtigheid; onzelfzuchtigheid; altruïsme |
mushi-無私 | onbaatzuchtigheid; onzelfzuchtigheid |
taai-他愛 | altruïsme; onbaatzuchtigheid |