Kruisverwijzing
sneeuw
lemma | meaning |
---|---|
awayuki-淡雪 | lichte sneeuwval |
burizādo-ブリザード | sneeuwstorm |
dorai・aisu-ドライ・アイス | (Eng. dry ice) droogijs; koolzuursneeuw (vaste vorm van CO2, koolstofdioxide) |
fubuki-吹雪 | sneeuwstorm; sneeuwjacht |
fubuku-吹雪く | stormen (met sneeuwval) |
fukidamari-吹き溜まり | dwarrelende sneeuw [bladeren]; sneeuwjacht |
fukiyose-吹き寄せ | een vlaag (sneeuw, regen, stof, etc,) |
fumikatameru-踏み固める | aanstampen; vaststampen; plat stampen (aarde, sneeuw, e.d.) |
furikomerareru-降り籠められる | binnen moeten blijven omdat het regent [sneeuwt] |
furikomeru-降り籠める | regenen [sneeuwen] waardoor mensen binnen blijven |
furikomu-降り込む | naar binnen regenen [sneeuwen]; inregenen |
furishikiru-降り頻る | stortregenen; hard [voortdurend] regenen [sneeuwen] |
furitsuzuku-降り続く | voortdurend [onophoudelijk] regenen [sneeuwen] |
furu-降る | vallen (van regen, sneeuw, etc.) |
fūsetsu-風雪 | wind en sneeuw; sneeuwstorm |
fuyushōgun-冬将軍 | de (strenge) winter; Russische winter (een term die verwijst naar het mislukken van de invasie van Napoleon in Rusland door hevige kou en sneeuw) |
ginrei-銀嶺 | een besneeuwde bergtop (die zilverwit glanst) |
gōsetsu-豪雪 | zware sneeuwval |
hadareyuki-斑雪 | plekken waar sneeuw (nog) is blijven liggen |
haisetsu-排雪 | sneeuwruimen; het verwijderen van gevallen sneeuw |
hanafubuki-花吹雪 | bloemblaadjes die door de wind (geblazen) dwarrelen in de lucht (als sneeuw) |
hatsuyuki-初雪 | de eerste sneeuw (van het seizoen); eerste sneeuwval |
josetsu-除雪 | het sneeuwruimen |
junpaku-純白 | zuiver wit; sneeuwwit |
kanjiki-樏 | sneeuwschoenen (van hout en touw) |
kasa-笠 | hoofddeksel (voor bescherming tegen sneeuw, regen, sterk zonlicht, e.d.) |
kazabana-風花 | (in de wind) warrelende sneeuwvlokken |
koburi-小降り | lichte regenval [sneeuwval] |
konayuki-粉雪 | poedersneeuw |
kōsetsu-降雪 | sneeuwval |
kōsui-降水 | neerslag (regen, sneeuw, etc.) |
koyuki-小雪 | lichte sneeuwval |
koyuki-粉雪 | poedersneeuw |
kurasuto-クラスト | korst (steen, ijs, bevroren sneeuw, etc.) |
mannen'yuki-万年雪 | eeuwige sneeuw; sneeuw (boven de sneeuwgrens) die niet smelt, maar altijd blijft liggen |
marīnsunō-マリーンスノー | zeesneeuw (bezinksel in de diepzee bestaande uit organisch materiaal) |
mizore-霙 | natte sneeuw |
nadare-雪崩 | (sneeuw)lawine |
neyuki-根雪 | sneeuwdek; laag sneeuw die (lang) blijft liggen |
ooyuki-大雪 | zware sneeuwval |
osagari-お下がり | term gebruikt voor de regen of sneeuw die valt tijdens de eerste drie dagen van het nieuwe jaar |
raichō-雷鳥 | lagopus; sneeuwhoen (fazantachtige vogel) |
rasseru-ラッセル | Russell sneeuwruimer (machine) |
sakurafubuki-桜吹雪 | kersebloesem die door de wind (geblazen) dwarrelen in de lucht (als sneeuw) |
sangoju-珊瑚樹 | sneeuwbal (de heester Viburnum odoratissimum) |
sasameyuki-細雪 | lichte sneeuwval; kleine sneeuwvlokjes |
sekisetsu-積雪 | sneeuwdek; laag sneeuw; gevallen sneeuw |
sekkei-雪景 | sneeuwlandschap |
sekkei-雪渓 | sneeuwvallei; besneeuwde vallei; vallei waar zelfs in de zomer sneeuw ligt |
seppaku-雪白 | sneeuwwit; wit als sneeuw; hagelwit; spierwit |
setsugetsuka-雪月花 | de maan, sneeuw, en bloemen (de schoonheid van alle seizoenen) |
setsujōsupōtsu-雪上スポーツ | sneeuwsport(en) (skiën, snowboarden, etc.) |
setsumō-雪盲 | sneeuwblindheid |
setsurei-雪嶺 | besneeuwde bergtop |
setsuzan-雪山 | een besneeuwde berg |
shinsetsu-新雪 | verse [nieuwe] sneeuw |
shiroimono-白い物 | sneeuw |
shūchūgōsetsu-集中豪雪 | lokale [plaatselijke] zware sneeuwval |
shundei-春泥 | modder door gesmolten sneeuw in de lente |
sōsetsu-霜雪 | vorst en sneeuw |
sunō-スノー | sneeuw |
sunōmōbiru-スノーモービル | sneeuwscooter |
taiya・chēn-タイヤ・チェーン | sneeuwketting |
tsukiyukihana-月雪花 | maan, sneeuw, en bloemen (schoonheid in alle seizoenen) |
tsumagake-爪掛け | een hoesje over het uiteinde van geta (houten sandalen), om de tenen te beschermen tegen regen en sneeuw |
tsumagake-爪掛け | sneeuwschoen van stro |
watayuki-綿雪 | pluizige sneeuwvlokken |
yuki-雪 | sneeuw |
yukibara-雪腹 | (door kou tijdens sneeuwval) lumbago; spit |
yukidaruma-雪達磨 | sneeuwman; sneeuwpop |
yukidarumashiki-雪達磨式 | sneeuwbaleffect |
yukidoke-雪解け | dooi; het smelten van de sneeuw |
yukigakoi-雪囲い | sneeuwdak; overkapping [omheining] vanwege sneeuw |
yukigakoi-雪囲い | strodek voor planten of bomen als bescherming voor sneeuw |
yukigumo-雪雲 | sneeuwwolk |
yukikaki-雪搔き | het sneeuwruimen |
yukima-雪間 | tussenpoos [pauze] in de sneeuwval |
yukima-雪間 | sneeuwvrij gedeelte op de grond |
yukima-雪間 | terwijl het sneeuwt; tijdens de sneeuwval |
yukime-雪眼 | sneeuwblindheid |
yukimegane-雪眼鏡 | sneeuwbril |
yukimi-雪見 | het kijken naar de sneeuw; het genieten van een besneeuwd landschap |
yukimochi-雪持ち | met sneeuw bedekte bladeren [takken] van bomen |
yukimochi-雪持ち | dwarsbalk [net; gaas] ter voorkoming van plotselinge val van sneeuw van daken |
yukimoyoi-雪催い | dreigende [verwachte] sneeuwval |
yukinadare-雪雪崩 | (sneeuw)lawine |
yukinohate-雪の果て | sneeuw die aan het einde van de winter valt; sneeuw die is blijven liggen |
yukiokoshi-雪起こし | onweer voorafgaand aan een sneeuwstorm |
yukionna-雪女 | Yuki Onna [sneeuwvrouw] (figuur in de Japanse mythologie gekleed in een witte kimono) |
yukiore-雪折れ | het (door)breken [doorzakken] (van iets) onder het gewicht van een pak sneeuw |
yukioresuru-雪折れする | (door)breken [doorzakken] (van iets) onder het gewicht van een pak sneeuw |
yukioroshi-雪下ろし | het verwijderen van sneeuw van daken |
yukioroshi-雪下ろし | sneeuwwind; een wind die sneeuw meevoert uit de bergen |
yukishiro-雪代 | gesmolten sneeuw; smeltwater |
yukiusagi-雪兎 | sneeuwhaas (Lepus timidus, heeft 's winters een witte vacht) |
yukiyake-雪焼け | zonnebrand in de sneeuw (door weerkaatsing van zonlicht op sneeuw of ijs) |
yukiyama-雪山 | een besneeuwde berg |
yukiyama-雪山 | een berg [hoop] sneeuw |
yūsetsu-融雪 | dooi; smeltende sneeuw; gesmolten sneeuw |
zakuzaku-ざくざく | (onomatopee) krakend geluid (zoals bij lopen op ijzige sneeuw) |
zansetsu-残雪 | overgebleven sneeuw; sneeuw die lang is blijven liggen |
zuwaigani-ずわい蟹 | sneeuw- of koninginnenkrab |