はな hana
1 neus; snuit; muil; slurf
立派な別荘をお持ちで、さぞ鼻が高いでしょう。
U zult wel trots zijn op zo\'n prachtig vakantiehuis.
鼻が高い
trots [fier] zijn op; een grote [lange] neus hebben
鼻で笑う
spottend [honend; ironisch] lachen
鼻であしらう
neerkijken op iemand; zijn neus ophalen voor iets [iemand]
鼻の下を伸ばす
dwepen met iemand; weg zijn van iemand