主客しゅかく shukaku
1 de gastheer en zijn gast(en)
2 hoofdzaak en bijzaak; subject en object (filosofie)

Spreekwoord(en)/gezegde(s)
主客転倒
de rollen omdraaien; het paard achter de wagen spannen; de hoofdzaken niet van de bijzaken kunnen onderscheiden